De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 3 augustus pagina 2

3 augustus 1902 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. en werd natuurlijk »op de meest vredelie vende wijze," Italië's invloed in Albani en op Creta versterkt. Nu moet, volgens de Tribuna, getoond worden, dat de kust van Tripoli* voor Ital.ëgeen verboden terrein is. «Italiëdringt niet vol ongeduld aan op veroveringen, en zelfs wanneer het (hetgeen niet het geval is) zulk een onge duld aan den dag legde, zou het nooit vergeten, dat elke beschaaf.ie natie voor het oogenblik slechts n plicht kent: den vrede niet te verstoren. Verder heeft geen land er zooveel belang bij als Italië, den status quo van het Turksche rijk voorloopig te handhaven. Het is hierbij niet zoo zeer te doen om het terugdringen van de eerzucht van anderen, als wel om onzan handel uiet te storen, die weder begint zich naar het O >sten te richten. Het zou daarom onverstandig zijn, juist nu het wantrouwen van Turkije op te wekken. Dus geen aanval van onze zijde, maar ook geen nederige toegefelijkheid ! Dit en niets anders hebben onze schepen ten doel met hun bezoek aan de MHdellandsche en de Adriatische Zee, aan die beide zeeën, op welke Italiëeen natuurlijk recht heeft, dat, roemrijk en onmiskenbaar, door eene eeuwenoude traditie is geheiligd." Wij betwijfelen zeer, of deze uitlatingen van de Tnbuni de Porte met groot en dankbaar vertrouwen zullen vervullen. Het Italiaansche blad spreekt over de zee, maar bedoelt klaarblijkelijk het land, en wel Tripolis en Albanië. Nu nog niet: o neen, voor hel oogenblik mag de vrede niet worden verstoord ; voorloopiy moet de status quo van het Turksche R'jk worden gehand haafd. Zelfs zal het Italiaansche eskader, na al dit vlagvertoon, een bezoek brengen aan C >nstantinopel om aan den Sultan de geschenken over te brengen van diens goeden vriend, Z M. den Koning van Italië. De Sultan zal die geschenken onge twijfeld met beleefden dank aannemen ... en er het zijne bij denken. En de vrienden van het Europeesch evenwicht zullen voortaan de evolutiën van den Italiaanschen acrobaat met meer dan gewone belangstelling volgen. Een boek van Kropotkin. KBOPOTK.IN: Landbouw en Industrie. Uit 't Engekch vertaald door J. STOFFEL. Voor eenige jaren geleden heeft prof. William Croofces in een geruchtmakende rede, uitge sproken in »The British association for the advancement o! Sjiecce," betoogd dat bij voortduur van de tegenwoordige verhouding tussehen graai productie en graanverbruik na 't jaar 931 onze aarde niet meer genoeg koren zal voort brengen. Menigeen ia totn de schrik cm 't hart ge slagen; h n^eisnood en ellende meenden ze reeds in de naiste toekomst te zien. Voor hen allereerst is troost te vinden in 't nieuwe boek van prins Peter Kropotkin, dat verscheen als no.26 Ier bekende Internationale Bibliotheek (uit gave S. L. van Looy te Amsterdam). In een drietal hoofdstukken, die men de agrarische zou kannen noemer, toont de schrijver overtuigend aan, dat onze rijke aarde baar vruchtbaarheid niet verloor, dat ze overvloedige oogsten blijft geven, ja nog ontzaglijk kan en zal toenemen in productievermogen bij een meer volmaakte bewerking en verzorging van dea bodem. Zóó komt Kropotkin ook in botsing met de bevolkingsleer van Malthus en tegenover diens theorie, dat de vermeerdering der levensbehoeften geen gelijken tred houdt met de vermserdering van het me-nschei aintal, steit hij zij a vast geloof aan de haast grenzelooze groeikracht. Tot staving van dat geloof wordt gewezen op de hoogstaande intensieve cultuur der kanaal eilanden Y;rs<y en Guernescy, op de rijke oogsten in 'D land van S ffjlare (0,sv-Vlaanderet), in de omstreken vau Parijs, in Na-fo'.k (VirgmiëU. S.) erz. enz Hierbij worde echter opgemerkt dat verreweg de meeste dier voor beelden zijn ontleend aan de z.g. petites cultures, aan warmoezerij, aan ooftteelt, aan sterk geforceerden fruit- en gro;ntenbouw, productie vormen welke ontegenzeggelijk: nog voor gioote uitbreid'ng vatbaar zijn, maar welker uitbreiding meer door beperkte verkoopgelegenheid dan wel door beperkte grosikracht wordt tegengehouden. Geheel iets anders is 't echter met de teelt van stapelproducten, in 't bijzonier van granen en de eukele voorbeelden, welke Kropotkin geeft van klimmende productie bij deze cultuur, zijn nog meerendeels verwachtingen zonder te steunen op uitkomsten in de p-actijk. Bij den graanbouw is nog wel degelijk, waar te nemen een sterker toename van 't verbruik dan van de product!", een afdoetd bewijs vcor de juistheii d'er stellingen van Malthus en van prcf, Crookes. Lindbouwen It.dustiie"is eigenlijk een uit breiding en nadere toelichting van een paar hoofdstukken uit een vroeger werk van K>opotkm, n.l. uit La co; q te du pain". Zoo vinden we nu ock liier terug de iuterissante beschouwing over de verplaatsing en over de decentralisatie van de nijverheid, hoe meer en meer ieder volk wordt zijn eigen voortbrengt r van nijverheidsproducten. Voorbij is de tijd dat speciale indus trieën werden opiehoopt in een enkel nijverheidsdistrict, dat Ly <n de halve wereld voorzag van zijde, Shdfi ld van staal, Manchester van katoer, de Zwitsersche Jura van horloges. Het internationaal kapitaal bouwde weverijen in Zuid-Rusland, hoogovens in Spanje, spinnerijen in ladië, het voorziet de meest afgelegen deelen der wen ld van de materialen om de oude leveranciers cp de e'gen markt te bevechten. Kropotkin constateert niet alleen deze feiten hij juicht, en bij jubelt er om, want zóó breekt z. i. op deii duur zelve zich af de wereldorde, die willtkturig de menscben verdeelt in voort brengers en verbruikers, ia werkgevers en werk nemers, in kapitalisten en proletariërs. Daartoe is dan vooraf noodi.; een iagrijperde wijiiging van geheel ons opvoeds'elsel. Weg moet (ei wie zou dien wensoh niet onder schrijven!) de africhting voor het tegenwoordig fabriekssysteem, dat van d<n werker alleen vordert gedurende gansch zijn leven te maken ,het zestiende deel van een speld". Een betere techni cLe opleidirg en daarnaast een volkomen wijziging niet van de productie maar vau het doel waarmee wij produceeren, zal mogelijk maken een vereeniging van hoofd- en handenarbtid. Dan zal", aldus Kropotkip, «vrije arbeid in nieuwe takken van kunst en wetcnschtp, vrijheid om te scheppen en een vrije ontwikkeling vaa al onze vermogens worden verzekerd." M»ar dit alleen is niet genoeg. De industrie moet worden, verbreid over het platteland, de fabriek moet worden gebracht bij dea akker om aan iederen man en aan iedere vrouw gelegen heid te geven voor arbeid in de open tucht. Het klein buisbedrijf zal dan in eer worden hersteld en samengaan met landbouw, het zal de fabriek vervangen en tevens degrondbewerking verhtffin. Zóó worden volgens den schrijver verkregea de waarborgen voor het geluk, dat niet gebouwd is op de ellende van anderen. Deze deels profetische beschouwing komt m? voor te zijn de zwakste piek in dit overigens zoo belangwekkend btt:og. Verschillende be drijven toe1], bovenal de in massa fabriccerende als b. v. de metaal- en de wet (industrie, de mijn- en de machinebouw zijn haast onuitvoer baar in het handwerk. Maar ook in andere vakkep, waar dat handwerk nog wel mogelijk is, brengt een ruiaier klein huisbedrijf nog geen maatscbapp;!ijk voordeel. Immers», 't is bekend, nergens zijn de werk plaatsen in den regf-1 zóó erbarmelijk ingericht, nergens js de contiö'e op de naleving der sociale wetten 'zóó moeilijk als juist dair. Men kan 'D kleedden in een ideaal gewaad, men kan op papier den bandwerker doen arbeiden een tijd lang ia zijn werkplaats en een tijdlang in de vrije natuur, de practijk van het leven heeft dat ideals klesd verscheurd en heeft geleerd dat in menig opzicht 't handwerk achter staat bij 't fabrieksysteem, dat nergens de vrouwen- en kinden xploitatie zoo stuitend is, dat in den regel de levenspositie van den fabrieksarbeider minder slecht is dan van den thuiswerker, dat bij een samenkoppeling van meerdere soorten arbeid in den regel het bedrijf achterlijk is. Kropotkin oordeelt niet aldus, naar zijn me ning is dat klein huisbedrijf niet zoo verwerpelijk, als 't maar op de dorpen blijft gevestigd en wordt beiefend in samenwerking met den land bouw. Enkele guns'ige voorbeelden geeft hij uit Frankrijk, als Villaine (lepart. Haute Marnf) waar 't mandenmaken ei Caolet (iepart. Maineet-Inire) waar het zakdoeken weven met gunstia gevolg geschied door wijnbouwers, als de lé^iin Lyonnaise waar zijdewevers tevens vruchtentelers zijn en welvaart heerscht. Doch tegenover die enkele gunstige voorbeelden zijn m nstens evenveel nngunatige te noemen, waar de opgesomde kwalen en misbru ken heertchea en waar 't ontbreken van eenig weerstandsver mogen den handwerker onmachtig maakt om een crisis te doorstaan. Zal er dan in deze richting niets kunnen ge. schieden ? Voorzeker wel. DJ agrarische toe standen vorderen ruime uitgifte van grond aan landbouwarbeiders. Bj het woning vraagstuk zal nader geregeld moeten worden de toevoeging van een stukjs grond aan het woonhuis van den werkman. En wanneer (*at toch maar een kwestie van tijd is) onze tcchuici er ing<slaagd zullen zijn om de electriciteit als beweegkracht goedkooper beschikbaar te stellen dan thans nog mogelijk is, dan zullen tal van industrieel) niet alleen naar hst p'atteland kunnen worden ver plaats1, maar ook wellicht in 10 werkplaatsen even goed gedreven kunnen worden als iné^ fabriek. Maar dat is nog lang niet geheel naar Kropofkirs bedoelen, die toch de werkplaats en den bouwakkcr verlargt op voet van algelieele ge lijkheid. En reeds dit is r.og toek >mstmu?iek. Dit overzicht van Landbouw en Industrie," waarin, ik heb getracht de rijke stof kortelijks weer te geven, kan gevoegdijk worden besloten met 't slotwoord van den vertaler die o.a. zegt : ??Ik kaïnatuurlijk niet alles onderschrijven wat Kropotkin beweert, maar de algemsene strekking van het betoog heeft mijn volle sympathie." 't Is een merkwaardig boek vol kerngezonde opnerkingen, dat leeren kan om de maatschap pelijke vragen nog weer eens van een anderen dan den conventioneelen kant te bekijken, dat gelezen en herlezen moet worden door ieder die het openbaar leven medeleeft. HEYXE. Miiiiiiiiimmi* Sociale, ouii]£i)onf ten platteiilaMe. Al valt iilet te Oktkeanen dat de m'sstanden op het gebied der volkshuisvesting zich in de groote cen'ra der berolkitg in haar pijnlijkaten vorm doen gevoelen en d-it tevens het aanbren gen vau verbeteringen daar op de ergste bezwareu stuit, zoo volgt daaruit iog allerminst dat tr in dit opzicht op hst platteland Biets te verbeteren valt of dat dit altijd zouder veel moeite zou kunnen geschieden. De prijs vaa den bodem imge bierbij geen beletsel zijn, om voor een betrekkelijk gtring bedrag een aau retVijke eiscben voldoende woning te verschtff :<, bij de dikwijls zeer geringe verdiensten der landbou wende arbeidersbevolking kunnen de kosten daarvan toch nog ze<r goed La'e draag kracht te boven gaau, terwijl ook de vaak on voldoende ontwikkeling van deii als beJrijfuitgesefenden womcghouw, de afwezigheid van ten algemeentn nutte werkzaam zijnd'; verceuigingen en de min gunstige u' ;iEc'etk- toe.Maud van tal van kleinere g?msenf.en even zooveel factoren zijn, waarmede rekening te houden valr. Vavidaar dat wellicht aan den bij de woningwet in uitricht gestelden, van rijkswege te veilgenen geldelijken steun in meerdere plattelandsge meenten niet mindere, zoo niet grootere behoefte zal bestaan dan ia de steden, al zal, gelijk be kend is, alleen daar liu'p verleend kunnen wor den, waar de gemeentebesturen zelven de hand at;i den ploeg hebbci geslagen. Uit den aard der zaak zuSL-n echter ten op zichte der op dit gebied te ontwikkelen werkzaïmbeid geheel andere voorwaarden gelden, dan voor stedelijkea woningbouw. Zoo is bijv. aan het bovengenoemde bezwaar van hel geringe inkomen der bevolking eenigszins te gernoet te konijn door de mogelijkheid te scheppei-, dit door zelfstandigen akkerbouw te vermeerderen, terwijl ook de anders niet zonder bezwaar zijnde verkrijging van den vrijen eigendom der woning op het platteland eigenaardige voordeelen biedt, daar de trek naar de steden er door worlt tegengegaan, waardoor dan tevens voorzien zal worden in het te-koit aan arbeids krachten voor den landbouw, dat zich in de laatste jaren bijna overal, zij het welLcht hier te lande minder sterk dan elder?, hetft doen gevoelen. Jn verband met het bovenstaande acht ik het niet ongewenscht eens de aandac' t te vestigen op een tea vorigen jare in Zweden verschenen rappirt, voo stellen b"helzende om het verkri'g:n van eigen woningen door de landbouwende be volking van staatswege te bevorderen. De daar ten p!attenlande bestaande min gunstige woniugtoestanden gepaard aau den weusch, om de emigra'ie te vermii.dtren en de voor den landbouw beschikbare kiachten op peil te houden, hebben den Rjksdag in 1899 aanleiding gegeven tot den Koning het verzoek te richten, een onderzoek te laten instellen naar de beste wijze, om hierin verbetering te brengen. De benoe ming eener regeeringscommissie was hijrvan het gevolg, welke haar bevindingen neergelegd heeft in een rappiH aan den Koning, uitgebracht in Juni 1901. Ejn der leden dezer commissie, de heer Sven Paling heef; daarop den hoofdmhoud, van dat rapport medegedeeld in een referaat, bewerkt voor het onlangs te DusselJorf gehou den internationale woningscongres, aaa welk geschrift de vo'gende bijjonderheden zijn ontleend. Uit het bovenstaande blijkt reeds-' dat de commiss'e slechts een bepsrkte opdracht ini. Men beoogde alleen te onderzoekeu op welke wijze het genoemde doel kon worden bevorderd, vandaar daf< alken sp'ake is va-i eigenlijke arb'iders ten plat ten lat de en dat slechts het na verloop van tijd in vollsn eigendom verkrijgen d.;r woning als einddoel in het oog gehouden is. De vorm echter, die hiertoe aanbevolen wordt, welke eene combinatie is van credLtverschaffing, fpaard»aag en levensverzekering komt mij zoo eigenaardig voor, dat het wellicht aanbeveling kau verdienen eens te overwegen, of ook hier van de daaraan ten grondslag lig gende denkbeelden geen gebruik ou kuuien worden gemaakt, al zal de toepassing vermoe delijk niet geheel dezelfde kunnen zijn. Het voors*el der Zweedsche commissie berust op het stelsel der direct vai staatswege te verItenen voorschotten, waar jij dus de betrokken arbeiders zelven voor aankoop van den grond en aanbouw der woning hebben te zorgen. D_'ze voorschotten worden voor de helft afgelost door middil van annuitfiter, terwijl van de weJerhelft alleen rente behoeft te worden b :taald. Is het amDrtisst.etijlp^ik afgeloop n en alzoo de schuld tot de helft verminderd, dan kan deze in zijn ge heel opgevorderd wordei», waarbij men uitgaat van de gedacLtc, dat in dat geval het onderpand voldoende zekerheid biedt, om 'a :gs den weg van het particul.ere creJiet in de voortflissing benoodigde gelden te voorzien, zoodat de S aat het vrijk. m nde kapitaal b.;ter kan gebruiken orn nieuwe aanvrag rs te helpen. De oorspronke lijke geldleener heeft dan echter inmiddels de helft der aangsgaae C' uld uit b* sparingen af gelost en alzoo zijne economische positie in niet geringe ma'e versterkt. Op zich zelf is dit zeker geen nieuwe gedachte. Bij coöperatieven woning bouw, wanneer men door betaling eener bepaalde huursom eveneen? in het bezit der woning kan geraken, is het zelfs nog cons qu?nter doorge voerd, alleen duurt het aaiortisatie-tijdperk dan gewoonlijk vrij lang en kunnen er moeilijkheden ontstaan, wanteer door overlijden of om andere redenen niet aan de bepalii gen van het coatract worlt voldaan. Bij het veileenen van voorschotten kan gemakkelijker te allen tijde worden nagegaan, welk deel djr schuld door middel der annuïteiten is afgelost, zoo'at er grootere zekerheid bestaat dat de gemaakte besparingen ook werkelijk aan den betrokken arb Jder ten goede komen, wanneer hij tu^schefltijds genoodzaakt is zich van zijne wonhog te ontdoen. Bij tussc 'entijds overlijden echter zu'lt-n er altijd moeilijkheden Oütstaan, en al bevat b,-d jeld rapport ook voorstellen om h eraan, door u tsondeiiugshepa'kgen op het geldende erfrecht ten gunste der overlevende (chtgenooten te gemoet te komrn, hierdoor worcünog niet voorkomen, dat het verlies van den kostwinner het dikwijls onmogelijk zal maker, aan de aangegane verplichtingen ten opzichte van rente en tfli-siiig ie vo'do;n. Vandaar dat de mogelijkheil wordt geop:;nd bij hetOLtracteeren dtr schuld tevens een levensverzekering te sluiten, waardoor die schuld voor de te amortiseeren Lelft bij den dood vaa den schulderjaar is afgelost. Dit is bereikbaar door de arnuiteit met slechts l pCr. te verhoogtn, waarbij het verschil in leeftijd vaa de verzekerden ver> ff ;nd wordt door een korter of langer amortisat ie tijd perk met dien verstalde nochtans, dat dit voor de ouleren niet wordt u tgebrtid, doch voor de j^ngtren worlt ingekrompen Als re^Rl toch wordt aar genomen, dat zoogei.aamde la. lelijke eigendoinojer, Hie ten deele uit akkerland bestaan, in 2/ jaren, daarentegen woningen :i 10 jiren moeten worden geamortiseerd, waartos een an nuïteit vac,. C j.C;.. resp. &]4 i C-. wordt vereischt bij een rente van 3 M j.Ct., welke ook voor de niet af te lossen helft der schuld wordt voldaau. Bij het sluiten eener levensverzekering bedraagt de antuiteit S'/2> rfsp. l l-'Ct., waarbij het ifl 'ssingitijdp; rk yoor iemand van derti^j irigen let f ijd op 15, resp. 24 jaar wordt verkort. Het veiliop der amjrtisatie ia het laatste geval is dan a's volgt : DO i T r-. 'O l CC t- -!, li-; co ?» -r c?ïc 'T :?? cc G-l i a -o a a -j -r '-4 ' ~- ~ 2 ^ 2 ? O3 m J£ i~ --. r? 1-^1 5 ' ^ l,:!; : .5 ^ .7 ^ ^ Hierbij dieut in het oog gehouden te worden, dat voor het bekomen van voorschotten bepaalde leeftijdsgrenzen zijn aangegeven, welke wellicht voor het sluiten eener levensverzekering nog eenigszüis rauwer zullen moeten worden gttrok ken. Althans waar in het rapport de leeftijd van 50 jaar als max'mum wordt gesteld, schijnt men voor de berekening der premie slechts op toetreding van hoogstens veertigjarigen te rekenen. lu het boven aangehaalde voorbeeld betaalt men dus een aniuiteit van 7 pCt. voor het te amortiseeren deel, benevens een rente van 3/4 pCt. voor de OLafgeloste schuld, te zamen dus n 's pCr. van het geheele voorschot, waarvoor de helft daarvan in 24 jaren wordt afgelost of bij vroeger overlijden van den schuldenaar, on middellijk na diens dood. Men rekent daarbij dat het voorschot hoogstens viervijfJe van de waarde van den bodem zal mogen bedragen, terwijl in den aanbouw eener woning voer eigen rekening moet worden voorzien. Dit, laats'e EU veronderstelt eclter bij de betrokkenen etn /.ekere kapitaalkracht, die ten onzent bij land arbeiders zelden aanwezig zal zijn, althans zeer zeker niet bij dat deel daarvan, dat voor onder steuning het eerst in aanmerking komf. Om leze reden alsmede omdat geldelijke ondersteu ning uit de openbare kas alleen aan vereenigiugen, vennootschappen of stichtingen kan worden verleend, zal de tu^schenko nst van zulk een lichaam vermoedelijk nooizakelijk blijken, d e uit eigen middelen in bet ontbre kende voorziet. Daardoor zal wel is waar het bedrag, der schuil en dus h<t voor rente en tfi)5sing daarvan te betalen bedrag stijgen, doch toch nimmer boven het genoemde percentage van de waarde van het geheele bezit. Neemt men nu in aanmerking dat de verdiensten der bewoners door de bewerking van bet bijbehoorende akkerland zullen word'n vermeerderd, zoodat; s'echts een deel hunner jiarlijksche be talingen als eigenlijke woninghuur kau worden aangemerkt, dan komt het mij voor dat. langs dezen weg wellicht de mogelijkheid wordt gescl'aper, om voor niet hoogere opoff -ringen, dan zij zich thans reeds moeten getroottsn, Liet alleen hunne huisvesting te verbeteren, doch ook hunnen economische u (o stand in het al gemeer. In ieder geval, waar te verwachten is dat na in werking treden der woringwet allerwege zich een krachtige actie zal openbaren om ver betering der wonicgtoestanden te-r Land te nemen, kan het zijn rut hebben daarbij ook eens met de in genoemd rapport ontwikkelde denkbeelden te rade te gaan. C. v. D. «HlHlHBiHIIinillllIllltlHlIllintHlllnMKHntl Mnzielbeoorileilinp, A. B. H. VEIUIEY. Magnificat. L?fzang van Miria, Minnenkoor. K. v. d. Meer & v. Roosmalen, Amsterdam. H F. A UTERMÖULEN. Hymne aan de Muze der Toren Op 17 Gadicht van Dr. J. J. Aghina Toonzetting voor Mannenkoor. G Alsbach & Co. Am sterdam. TH VAX WAMEL 't G uzenvendel op den Tauismarsch. Vierstemmig mannenkoor op een gedicht van F. L Hjmkes. K v. d. Meer & v. Roosmalen Amsterdam. F. R. FONTKIX TUINHOUT. Twee Liederen voor gemengd Koor a C ippella l Lente. 2 L°i telied. Woorden van Mr. J. N. van Hall. A. A. Noske, Middelburg. WILLEJI SJUP. Drei Sel «e. Eane Bjerenballade. (autographie). K )R KUILER. Logende voor piano en viool, op 18. A. A Noske, Middelburg. AE.VOLD DHU.SMA Drie voordrachtetukj-!8 voor viool en piano. (Xo. l Ver telling, No 2 Vaarwel, No. 3 Rjndo), G. Aiabach & GJ. Amsterdam. D. II. E/ERMA.N. Tarn-Margen voor piano. A A. Noske, Middelburg. GEOBGE MULLER Feestmarsch opgedragen aan den beer Joh. Z>\agman«. EijftaSeulB l Sehnsucht, Das Pdikweibchen, Een Herinnering (Ejn sproolj >, De gouden koets, Da arewacht, Aubade) voor piano. Da Algnmeene Muziekhandfcl v.h. Stumpff & KOI ing, Amsterdam. Hst »MagT,ifi-at", de lufzang van de II. Maria, van A. B. II Verhey heeft gediend als verolieht koor in deafdeeling van uitnemend heid bij den zangwadatrijd, welke gehouden is ter gelegenheid v.in bat twintijgirig bestaan der Liedertafdl «Oaderlinge 0;i'öEing". ll;t werk is bekroond in dtn pryskamp voor ver plichte koren, door da Liedertafel by die zelfde gelagenheid uitgeschreven. De tekst van het »Magrjifi;at" is van af de vroegste tyden, ontelbare malen gecomponeerd. Meestal zyn echter die compositiën slechts uitgevoerd in de kerk en hebben zrj dus hu T eigenlek terrein niet verlaten. Alleen het Magtiifiiat van Joh. Seb. Bach heeft zyn weg geponJen tot in de concertzaal en ttaat dus in dit opsic'nt gelijk met de missen van dienzeifden meester en die van Buethoven, Mozart, Schubert enz. Het Ma»nifiiat van Verhey neemt als kurstwerk ongeveer een plaats in naast de Psalm «Su per flumirja Bilylonis'' van Hiller en de met roem bekende koorwerken vae L F. Brandts B>y«»Deus nostra spes", »Deus est nostra lux, en »Pio j ire et libertate". Evenals daYi-, zyn ook hier voor de verschillende strophen ver schillende wijzen gevorder ; ook hier is voor afwisselirg gezorgd in stemming. Een afwisselirg overiger.s die hoofdzakelijk door ^en geest van de woorden gedicteerd wordt Na een piano-aanhef ontwikkelt zich het aanvargsmotief tot een groot fVte en zóó ook sluit de eerste pbrase af O.ider de lutere verzen trekt het >-Q iia resp<-x:t hurnilitatem ancillae suae" de aandacht door do schoone melodie in den eerEter, bas, in rustige zeskwartsbewegirg. Doch het geheele Magrifi:at is zeer nwirkungsvoü" gezet en mar.iierizar;gvereerigicgen die over vol doende klachten, vooral klankvolle tenoren, k urnen beschikken, zullen ereer medeinlfggen! Ov-ergroote moeilijkheden vitd ik niet dat er in voorkomen E<m enkelen k?er heeft de componist (nisschien met opzet?) de toon aarden van I'Vs en Dis groote terts aargewend, in plaats van E en E^, doch daar zullen de zargers wel f-poedig aan gewend zijn. De Hymr.e op. 17 van II. F. A. Uterrrüllen, getuigt van 's componisten routine in de behandelirg der manrer.stemaien. Het was zeker geen gemakkelijke taak voor den componist om het vers van dr. J. J. Aghina te compoEeercn, met zijn zes strophen en toch het geeft wel aanleidirg tot muzikale schil lering. Met goed gevolg heeft de componist hiervan gebruik gemaakt bij de woorden »In stormen en donder legt gy melotlyen", echter bij >het koeltje, dat zingt door de wiegende twygen" had ik tocb wat anders verwacht dan die eeriigbzins nuchtere accoorden in driekwartsmaat. En zoo zijn er meer plaateen waar de componi&t meer had kunnen maken van het gedicht. Waarom wordt voorts over het alge meen niet meer gebruik gemaakt van een steeds terugkeerend hoofdmotief ? Het is mijn overtuiging dat zulks in hooge mate strekken moet tot bevordering der eenheid fh een com positie en de componist kan buitendien op byzondere wy'ze de gelegenheid te baat nemen om zyn talent te toonen in het varieeren van zy'n motief. »'t Gauzenvendel op den thuismarsch" is een ballade voor maf n enkoor op een .gedicht vaa F. L. Hemkes. De compor.ist, Tü. van Wamel, heeft bier kernachtig klinkende accoorden gebruikt on zy'n muzikaal hart lucht te geven; msar schoone muzikale gedachten heb ik tot myn leedwezen in zy'n compositie niet kunnen vinden. D<J heer Fontein Tainhout heeft zich ditmaal vertegenwoordig! met twee liederen voor ge mengd koor a cappslla, OD gedichten van Mr J. N. van Hill, n.l. Lscteen L9ntelied. Deze koortj ;a zy i wel het beste van hetgeen mij tot nog toe van dezen componist'onder de oogen gekomen is. Er ligt een f/issche tint over de liederen, die aangenaam aandoet en ook in overeen stemming is mat den tekst. Ook de stemvoering is meestal zeor goed en in alle partyen practisch en melodieus. Wel heb ik een paar bemerkingen; b.v. op pag. 3 (zesde maat) vind ik demodu latie gewrongen 'en in de achtste maat zou ik de declamatie anders gawenscht hebben; ook is daar cis op de eerste en tweede kwart van den bas minder schoon. Is dan de zeeachtste maat in het eerste stuk wel gemotiveerd ? Ia de beweging in beide nummers niet wat druk en zy'n de tekstherhalingen aan 't slot van 't tweede nummer wel fraai ? E;hter deze vragen en aanmerkirgen verminderen toch niet de waarde van de straks genoemde gunstige eigenschappen. Thans ligt ook de vierde compositie voor my' van dr. Presber's Boerenballade »Drei Schüise". Ditmaal is het een gemengd koor a cappella van Willam Siep. Tot mijn leed wezen moet ik verklaren dat het gedicht totaal verkeerd is weergegeven; dat in de muzikale zetting velerlei en grove fouten voorkomen en dat de autographische reproductie zoo slecht is dar, ond i ks de met roodeirkt aangebrachte correctiën, het geheel nauwelijks leesbaar is. Tan slotte resten my nog enkele instru mentale werken te bespreken ; o. a. een L°gende voor piano en viool, opus 18 van Kor Kuiler. Ojk dit werk is, evenals alles wat Kuiler schryfl, irteressant van bewerking. Er zit een goede climax in en beide iiBtruaaenten z^jn voortreffjlyk behacdeld. Toch krijg ik den indruk, in tegenstelling met de andere werken van Kuiler die ik it j»ar besproken heb, dat zyne L»geude meer de vrucht is van veel kunnen dan van warm voelen. Men kan duidely'k bemerken dat hetgeen de Duitschera >G--staltungskraft" noemen, by' Kuiler in hooge mate aanwezig is; doch de ziel heb ik in dit werkje niet kunnen ontdekken. De drie voordraehtstu-hjfls voor viool en piano van Arnold Ddlsma, «Vertelling, Vaar wel en Rondo" zijn degelyk en solide bewerkt; daarby' hoogst eenvoudig. Voor instructieve doeleinden kunnen zy zeker met vrucht wor den aangewend; maar noch in melodisch, noch in rhythmisch opzicht (vooral het Rondo is daarin nog al zwak) vermogen zij veel belang stelling af te dwingen. De Tnrn-marsch voor piano van D. H. Ejerman ia een fl nke marsch en practisch zeer geschikt ; d. w z. men kan er goed op marcheeren. Ik geloof echter niet dat de heer Ezerman bedoeld heeft aan zijn werk een hoogeren kunstvorm te verbinden en daarom meen ik met het bovenstaande over zy'n werk te kunnen volstaan. D.tzelfde kan ook gelden van den marsch dien de heer G'orge Muller gecomponeerd heeft, brj het jubileum van den heer Z «tgojans, ten vorigen j are. Echter, het moet gezegd worden, de heer E-.erman is den vorm meer meester en weet ook zy'ne gedachten nobeler uit te drukken. Voorts liggen nog voor mij E.fii... Sauh ! componiert von George Muller. (Dat «componiert" naast dien franschen titel maakt een eigenaardigen indruk) ^Sahnsucht, Das Parkweibchen" en »Ean Harincering" (E^n sprookje, de gouden koets, (ie eerewacht, Aubade) van denzelfden componist. Het scbiJLt dat de heer Muller zyn tijd niet ongebruikt het ft gelaten. Dat meen ik niet alleen met het cog op httycen de heer Muller in het licht heeft gegeven, sinds myn laatste bespre king, maar ook op de wijze waarop h\j zulks gedaan heeft. Waren er in zijn vorige werkjes nog vele zonden tegen de muzikale orthographie aan te wy'zen, of onhandigheden die men gewoonlijk met den naam dilettantisme bestempelt ditmaal is zijn werk daarvan geheel vrij en zijn 's heeren Muller's muzikale gedachten volkomen correct neergeschreven. Die muzikale gedachten zelven bewegen zich inde sfeer »Unterhalturgsmusik' . (Welk hollandsch woord kan men hiervoor gebruiken ?) De heer Muller schy'nt echter, blykens de titels die hy aan zyn coxpositiën geeft, ook nietanderste be doelen ; dit OLthtft mg nu ook van de taak om mij er uitvoeriger mede bezig te houden. Aan het eind gekoaien van my'n ardkelen «?Muziekbeoordeelingen" (over eenige boek werken nog in een volgend opstel), kan ik riet nalaten rny'n groote voldoening uit te spreken over hetgeen OES dit jaar is in het licht gegeven. Het is waar, niet alles was even belacgrijk, maar toch heb ik werken te bespreken gehad de aandachtige lezer zal het reeds bespeurd hebben die verdienen in ons ge heele land en ver buiten de grei zen bekend te worden ; de waardeering zal zeker niet uitblijven. Ik zou onbiliu'k zyn, indien ik niet met een er.kel woord onzen ondernemenden nederlandschen uitgevers een compliment maakte, Vooraan den heer A A Noske te Middelburg, die niet zyne uitgaven, wederom het leanw»ndeel in beslag neemt, maar ook de firma's Algemeene Muziekhandel en G Alabacb & Co. te Amsterdam, en G II van Eek te 's Gravenhasje, om slechts de voornaamste te noemen. Zij allen zorgden voor een uitstekenden druk en een steeds aangenaam, dikwyls zelf» royaal uiterlijk. ANÏ. AVEEKAMP. Ia myn verslag over het Nymeegsche Muziekfeest schreef ik dat de heer W. Petri Diepacbrock's Hy.nme op het orgel begeleid heeft. Mij wordt medegedeeld dat zulks niet het geval is geweest en dat de heer W. de Vries, organist der Stevenskerk, dit nummer evenals de andere, gespeeld heeft. ANT. A. De Internationale te De Pro-Boervereeniging in Den Haag, zocht naar een middel om geld bijeen te verzamelen, en veel geld, om de Z Afrikaanders in de Concentratie Kampen te kunnen helpen. Zy rieed een beroep op de kunstenaars van alle naties, zy vroeg een kunstwerk van hun hand, om met deze giften eene reusachtige loterij te

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl