Historisch Archief 1877-1940
DE A M STEEDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1311
Een belangwekkende stryd.
»A.nti-revolutioDairon en Katholieken
xijn protfctio'istec; zoo hopen zij't geld
te vinder. E i mst gerust geweten
kinnen zij dit doen. WanneerEigelund
ijn graanrecbten vermeerdert om den
Boerenstrij t te bekostigen, dan kannen
wij Hollanders 'o z^ker doen om onzen
werkmin te verzekeren tegen ziekte en
ouderdom."
(Dr. Sfhaepman in zijn rede te Rome).
Terwijl hier te lande de redacteur van
Patrimonium, ds. Talma, een onder de
gegeven omstandigheden en met het oog op
de verhouding der christelijke arbeiders
beweging, niet on belangrijken, pennestrijd
voert met de redactie van DB Nederlander
over de vraag welke beteekenis er in
onzen modernen tijd nog moet worden
gehecht aan den bijbeltekst Gul. III : 22:
»Gij, dienstknechten, zijt in alles gehoor
zaam u wen heeren." (De Nederlander meent
dat hij, ook letterlijk, in eere kan worden
gehou len, terwijl ds. Talma hem wenscht
te verwijzen raar het museum van oud
heden), wordt er in het christelijke kamp
bij onze oostelijke naburen een strijd gevoerd
op politek terrein tu^schen de «dienst
knechten'' en »heeren"; een strijd, die in
zijn beteekenis niet onderschat mag worden.
De ftrijd, die ik bedoel, wordt gevoerd
tusachen de sterke duitsche katholieke
staatspartij, het »Centrum", en eenige
katholieke vakvereenigingan, en vindt zijn
oorzaak in het nieuwe toltarief ontwerp,
de belichaming van het dubbel overge
haalde protectionisme waarmee de duitsche
agrariërs zich willen ^beschermen" tegen
vreemden invoer, en aan de natie een
belasting willen opleggen te hunnen
voordeele.
Jjist nu wijl te vermoeden valt, dat wij
hier, onder een ministerie en een kamer
meerderheid die geneigl schijnen ook te
onzent de graanrechten in te voeren met
alles wat er om en aan hangt, voor dezelfde
kwestie zullen komen te staan, is het
interessant te aanschouwen, hoe dit dubbel
overgehaalde protectionisme een wil dreigt
te worden, j» reeds geworden is, die de
katholieke arbeiders scheidt van hun heeren,
splitsing brengt in een partij, voor wier
kracht en invloed het eendrachtig samen
zijn in n partij een levensvoorwaarde is.
De katholieke arbeiders van
ZuidDaitschland hebben zich in de laatste 5
of 6 jaren tamelijk sterk geworpen in de
vakbeweging. Z j waren daartoe trouwens
gedreven door de voortdurende actie der
sociaal-democratisch gezinde
vakvereenighgen, wier invl jeIsfoer vér in da kringen
der christelijke arbeiders was doorgedrongen.
Oai hen hieraan te onttrekken, werden
deze nieuwe christelijke vakvereeuigingen
(waarbij langzamerhand Protestanten en
Katholieken zich in .i verbond
vereenigden) door de politieke kopstukken
en de geestelijkheid geprotegeerd, en met
dezen steun van boven af namen die
christelijke vak vereen igingen snel in leden
tal toe; in eenige jaren klom dit van 30000
tot 87000; er wordt zelfs opgegeven een
aantal van 150 000, maar men. kan er
gerust 'n 00,000 aftrekken: spoorweg
beambten, rijks-geëmp'Oyeerden, postboden
enz., die wel in de statistiek voorkomen,
maar toch volstrekt niet tot het verband
van christelijke vakvereenigingen behooren.
Tot DU toe is dat alles goed gegaan.
Het ging zelfs nu en dan den partijleiders
en den geestelijken wel eens wat ai te
goed; want de slagvaardigsten onder die
vakvereenigingen begonnen den loonstrijd
tegen de christelijke patroons even hard
te voeren als de sociaaldemocratie, en de
klassestrijd scheen hier en daar in optima
forma te ontbranden. Zóó zelfs dat de
bisschop van Freiburg een campagne op
touw zette in den vorm van een zendbrief,
waarin hij de vakvereenigingen verzocht,
zich te ssau te voegen tot n algemeene
vereeniging, waarvan dan de
vakvereeniging een onderdeel zou uitmaken, en het
geheel zou staan onder, en in zijn hande
lingen onderworpen zijn aan, een centrale
leiding, waarin ook de geestelijkheid ver
tegenwoordigd (!) zou zijn. Zoo ongeveer
dus naar het model van den R K. Volks
bood in ons land. Maar de vakvereeni
gingen hebben daarvoor destijds bedankt.
Toen kwam het tarief ontwerp.
Voor het C-utrum een moeilijke zaak.
Want al steunt het voor een goed deel
op de stemming der arbeider», zijn onver
zettelijke getrouwen vindt het toch in de
boerenbevolking van Beieren, Baden, de
Rijnprovinciëu enz. En het heeft zich
vóór de verhoog'mj* der invoerrechten ver
klaard, en vele zijper meest invloedrijke
leden, jonkers en agrariërs, helpen duchtig
mee, om de tarieven nog belangrijk boven
het regeerings-ontwerp op te voeren.
Van den beginre af echter beeft dit
schrikkelijk hooge toharief den sterksten
tegenstand ondervonden van de zijde der
duitsche arbeiders klasse. En dat wel in
de eerste pkats van de georganiseerden.
Zter begrijpelijk! Want de verhoogde
invoerrechten op alle landbouwproducten
betsekenen: duurder levensmiddelen, en
indien zij worden doorgevoerd, zal daarmee
heel het resultaat van den strijd der vak
vereenigingen gedurende de laatste 10jaren
voor verhooging der loonen en verbetering
van den economischen toestand der arbei
ders, in eenmaal worden loeggevaagd, ten
voorJeele der grootgrondbezitters,
Ddar lag een oorzaak van strijd, wijl
zwaar verschil van belangen beslaat- Pa
sociaaldemocraten organiseeren over Heel
het land verzet tegen deze verhooging d,er
invoerrechten, en ook onder de katholieke
arbeiders in de zuid-duitsche steden neemt
dit verzet dag aan dag nog toe. Allerwege
namen de onafhankelijke vakvereenigingen
stelling tegenover het ontwerp ...
Wat moesten nu de katholieke en andere
christelijke organisaties doer ? Er bleef
maar ae keuze: of zich onder de vaan
van het Centrum blijven scharen, en mae
ijveren vóór het toUontwerp; of... zich
van het Centrum losscheuren, en openlijk
in den politieken strijd, bij de eerste de
bsste verkiezing voor den Rjksdag, naa?t
de vrijzinnigen, volkspartij en sociaal
democraten, tegen hun eigen partij te velde
trekken!
Het was een moeilijke keuze, en de
l meeste der christelijke vakvereenigingen
l hebben dan ook toegegeven, maar a
i hunner voormannen, en mes hem een
! sterke vakorganisatie, heeft stand gehouden
l tegen het ontwerp, en ziedaar de christelijke
l arbeiders steil en heftig strijdend tegen de
l kapitalisten-grondbezitters, die ia het cen
trum de leiding hebben!
j Ia 't begin dezer maand hielden de
j christelijke vakvereenigingen hun congres.
l Voorzitter was Brust, de voorzitter van
den christelijken mijnwerkersbond. De twee
andere voornaamste leiders waren: Giesbart,
i de leider van den tex iel-arbeiders.bond,
i en Wieber, de voorzitter van den
metaalj bewerkersbond. Er was reeds sints eenige
i maandeneen heftige polemiek voorafgegaan.
i Brust en Giesberts waren vóór het tol
tarief en werden daarbij gesteund door
de politieke en geestelijke kopstukken van
achter de schermen; Wieber had zich in
zijn blad heftig verweerd, en gedreigd de
katholieke arbeiders zoaden legen het
Centrum stemmen.
Dat werd gevaarlijk voor het Centrum
en eenige maanden geleien werd door het
hoofdbestuur de christelijke vakvereeni
gingen kennis gegeven dat deze een anderen
leider moest kieren, want met Wieber
kon men niet samenwerken. Da
metaalbewerkersbond weigerde echter, want...
hij was het niet Wieber eens!
Op het congres kwam het tot een heftig
conflict, waarvan de slotsom was dat de
metaalbewerkergbond van de christelijke
federatie werd geroyeerd, en besloten een
nieuwen metaalbewerkersbond op te richten.
Zoo is er dus een volslagen breuk!
Maar nu is het hiermee niet uit. Het
blijkt duidelijk, dat het het Centrum er
om te doen is, het koste wat het wil, de
katholieke arbeiders vóór het toltarief te
winnen. Daarvoor brengen ze desnoois
scheuring in de vakorganisaties!
Maar ze stooten hierbij wel wat ont
nuchterend op het gezond verstand der
katholieke werklieden. Van vele zijden
komen berichten van vergaderingen, die
zich vóór Wieber verklaren, en eiken dag
heffen de katholieke bladen treurmaren
aan over de verdeeldheid der arbeiders.
De katholieke arbeiders begrijpen zeer
goed, dat zij het zullen zijn, die van de
katholieke eenheid de dupe zullen worden;
dat hun toestand aanmerkelijk verzwaard
l zal worden, en de landjonkers n
boerengrond-bezitters er van zullen profueeren.
En in al sterker wordend getal komen
ze aan het Centrum, dat van twee wallen
moet eten, den dienst opzeggen.
Wat het nu worden wil, is no* niet te
zeggen. Het meest waarschijnlijk is, dat
de katholieke arbeiders, die tegen het tol
tarief zijn, het Cantrum in den steek laten.
EQ het is niet onmogelijk, dat deze strijd,
die in de Duitsche pers met groote be
langstelling wordt gevolgd, een wig zal
worden, die een deel der katho'ieke ar
beiders gaat scheiden van de katholieke
partij.
Dit verschijnsel zal zich overal voor
doen: waar het geestelijke, religieuze zaken
betreft, kan een bepaalde godsdienst rijken
en armen in geestdrift ontvlammen en
samenbrengen; maar in sociale acties, en
in den politieken strijd (en deze vloeien
onvermijdelijk iién) kaïop den duur
een strijd- tusschcn de twee klassen in de
maatschappij niet uitblijven.
Het toltarief is een kunstmatige levens
kracht voor d°grondbezitters en groot
handelaars; maar het komt ten laste van
| de arbeider?, die het minst in staat zijn
| het te dragen.
Zal het ook hier op gelijke wijs gaan?
Zijn de uitlating van Dr. Schaeprnan
te Rome, en de twist tusschen Talma en
Lohman over Col. III: 22, misschien reeds
een klein voorspel van den grooten strijd?
S.
IIMMIUUMHIIIIÜIIillMIIHIIimillllllllHUIMIHIIUIIIIIIIIUMNf
Eens
feertalie.
Oalangs is aan de Uuiversiteit van
Amsterdam de graad van doctor in de
' rechtswetenschap verkregen door den heer
1 L. F. A. M van Ogtrop aldaar, na ver
dediging van een academisch proefschrift,
i tot titel dragende: «Belegging van
spaari bankgelden". Een hiyig boekwerk, dat zich
l kenmerkt door volledigheid en grondigheid
( en waarin de te behandelen, verre van
gemakkelijke, stof werd bewerkt in een
helderen en aan trek k elij ken vorm.
' Ean arbeid, die tevens vaak het bewijs
levert eener, van scherpzinnigheid getui
gende, opvatting der waargenomen feiten.
G lijk o. a. _kan blijken uit de zér juiste
karakteriseering van den (mij van nabij
bekend geworden) hardnekkigen strijd, die
l gevoerd werd tegen de plannen der
Duiteche Regeering, strekkende tot het scheppen
eener Rijkepostepaarbank, ginds; plannen,
wier verwezenlijking tot dusver niet is ver
kregen, hoofdzakelijk tengevolge van (gelijk
? n r. Van O^trop, op bl. 108, terechtopmeikt)
den »^füeer van eiken zweem van centra
lisatie"; ea wel zóó voeg ik er aan toe
hoofdzakelijk van centralisatie, ten opzichte
van het vraagstuk, aan hetwelk
desschrijI vers studie is gewijd.
Dat de jeugdige auteur zijne, verre van
lichte, laak met bijzondere toewijding, met
groote liefde vervulde, óó's op grond van
eigen waarneming kan ik het ten volle
getuigen. En een ieder, die van de studie
des heeren Van ^trop nauwkeurig kennis
neemt, zal het or getwijfeld beamen
Jl*ds de inhouds-opgave toont aan, dat
er veel en velerlei stof door schrijver werd
bewerkt; en hij deed dit met talent.
Na in hoofdstuk I te hebben besproken
het ontstaan van het instituut: spaarbank,
geboren uit particulier initiatief, en na te
hebben gewezen op de dubbeie functie dier
instelling (\rolgens hem het verzamelen van
de spaargelden der mindere 1) klassen,
berevens het beleggen dier gelden, vanaf de
inlegging tut aan het oogenblik der terug
betaling) behandelt hij, in de volgende 3
hoofdstukken, een aantal lypen, behoorende
tot het drietal groepen, waarin hij de spaar
banken meent te moeten rangschikken. En
wel: grorp a, spaarbanken, met vrije be
legging, oud^r toezicht van den staat;
| groep b, spaarbanken, die geheel door
wettelijke bepalingen worden beheerseht;
en groep c, f p tarbanken, met vrije belegging,
l zonder eenig toezicht van den staat.
| O d -r groep a brengt d heer Van O^trop
de Iialiaausche. de Daitsche en de
Zwitsereche spaarbank; blijkens zijne inhouds
opgaaf door die aanduiding doelende op het
geheelespiarbai kw sera in gemelde landan.
O-ider groep 6 brengt hij (hier eveneens
de uitdrukking: spaarbank bezigende in
den. zooeven dx>r mij aangeduMen, zin)
de Fransche, bsnevens de BjJgische spaar
bank. ET in groep c neemt, hij (gtlijkerwijs
handelende) de Nederland=che spaarbank
op; derhalve, volgens de g* kozen termino
logie, het Nederlandsche spaarbankweze/i,
in zija ganschen omvang, uus, niet alleen
de z g. particuli re spaarbanken, maar ook
het, aan mijne leiding toevertrouwd insti
tuut: de Rijkspostspaarbank.
Dat, met het oog op doel en strekking
van des schrijvers arbeid, deze wijze van
iodeeliog der stof zér wel practisch te ver
dedigen is, geef ik gaarne toe. lutusschen,
moet ik mij de vrijheid veroorloven, hier
een tweetal opmerkingen te maken.
Ten eerste, is, mijns erachttns, de uit
drukking geheel, gebezigd bij de aanduiding
van groep b. niet juist; immers zij karak
teriseert het Fiansche fpaarbankwezen op
eene manier, niet meer ten volle overeen
stemmende met den werkelijken toestand.
Vooits is de karakteriseering des heerea
Van O^lrop, van groep c, alleen juist
(nelaas!, zóó voeg ik er bij), wat betreft de
z.g. particuliere spaarbanken, ten onzent;
maar (gelijk kan blijken uit de spaarbank
wetten, van 1880 en 1895, en trouwens den
schrijver volkomen bekend is) niet, wat
aangaat het Rjksinstituut, van dien aard
Intusschen, bedoslde, naar myn oordeel:
óf niet, óf niet geheel te verdedig'n hoofden
kunnen hem, die kennis neemt vaa de
onderdeelen elker dier afdeelingen,
onmogely'k op een dwaalspoor brengen.
Wat, omtrent den feitelijken toestand,
hier ea elders, in die onderdeelen gezegd
wordt, kenmerkt zich, in den regel, niet
alleen door juistheid ea volledigheid, maar
tevens ook door duidelijkheid.
Alleonderdeelen van des s c drijvers arbeid
(een arbeid, wa,artoe hij. niet slechts hier
te lande, maar ook in den vreemde, een
schat van gewichtige gegevens heeft weten
te verwerven), hier ter plaatse met een
critisch oog te gaan behandelen, zou mij
leiden buiten het kader van dit blad.
Bjvendien mis ik Olie gaarne vóór het
l aanvaarden eener vacantie reis wil voldoen
l aan de uitnoodiging der redactie) daartoe
l op dit" pogeablik den noodigen,
beschikbaren lijd.
' Ik zal mij derhalve (althans nu, tedéjer
l plaatse) b palen, tot het aanduiden en
beknop elijk bespreken der hó5idstrekking
l van mr. van Ogtrop's betoog.
l Ojk hij eiktnt ('.ie bladzijde 10). mét da
laat ik zeggen mannen der ou Ie
echo;)!, op dit gebied, dat hetgeen hij als
rste functie der spaarbanken bestempelt,
nl. liet verzamelen van spanrgdden, c. a., de
hoofdfunctie; bestaaode (zóó zegt hij) in :
»Je spaarzaamheid uitlokken, de gelden
ontvangen, bewaren en terugbetalen".
Maar, hij meent, mét de mannen der
nieuwe school, op dit terrein, dat-tot de
uitoefening der rste en hóófd-functie de
spaarbanken zich niet moeten, niet mogen,
bepalen; dat zij tevens Uie bladzijde 40)
dienen te trachten, »het, door spaarialagen
verzamelde, kapitaal ten goade te doen
komen aan die bevolkiiigs-klassen, uit
wier midden de inlagen zijn toegevlueid" ;
dat bij het beleggen dtr gelden in het
oog te houden valt ('.ie bladzij Ie 41), dat
de spaarbank, »3ïii krachtig midd,-l u, tot
oplossing van het maatschappelijk vraag
stuk" ; een, iii haren tegenwoordigen, kras
sen vorm gewis niet verdedigbaar, beweren,
waardoor, echter, de geachte schrijver ver
moedelijk slechts wil te kennen geven,
dat tot deze oplossing die bank in niet
geringe mate kan medewerken. 2)
De toestanden, op dit punt in Iialiëbe
staande, en met groote instemming beschre
ven door mannen, van naam, als o.a.: Emile
de Layeleye, in zijne: »L>ttres d'Lalie",
Luzatti in de »R^vue de ciédit et & ^
ration", jaargang 1890 Léon Say, in zijn
boeiend: »Dix jours dans la haute Italië",
LAopold MabilïaU; in zijn: «Laprévoya,nce
sociale en I'.alie", Eujièae Rostand, in zijn
rijk gedocumenteerd : »Une visite quelques
institutions, de pré/oyance en Italië", mr. F.
S. van Nierop, in zijne interessante studie :
»Europeeêch landbouwcrediel" (tijdschrift
»De Gids", jaargang 1885), die organisatie's
lachen mr. Van O^trop in hóóge mate toe ;
en vormen, ook naar zijne meening, een
verblijdend, gcherp contrast, melde toestan
den pp dat gebied aanwezig in Frankrijk,
bij uitnemendheid het land der beperking
van het beleggings-veld der
spaarbankgelden, van Staatswege. Frankrijk, ten
opzichte waarvan Paul L?roy B.-aulieu
(Economisle fran?ais, 26 Dec. 1885 en 2 Jan.
1880) o. a. zegt: »L 's Caisses d'épargne en
Fiance, sont devenues un instrument de
règne, une ressource de tréaorerie, un
expédient de prodigue pour Ie Tiêsor."
Dat eveneens ik, m menig opzicht,
hóógelijk ingenomen ben, met de toe
standen, op dit punt, in het echoone
Noord Italië, het kan o. a. blijken uit
onderscheidene geschriften, van mijne
hand, voor een deel in het proefschrift
aangehaald; zóó o. a., uit mijn artikel, op
genomen in het «Weekblad voor Provin
ciale-, Gimeente- ea Waterschaps
obligatie's" jaargang L891,
Nr.2L,getiteld:»Iialiaaneche modellen", en in verband staande
met de persoonlijke, hoogst gunstige, indruk
ken, welke, ten aanzien dezer aangelegen
heid, op eene reis in die heerlijke s'reken,
door mij werden verkregen.
Dat, dientengevolge, ook door mij worden
geprezen: de stappen, van gelijksoortigen
aard, welke (naast mér), met betrekking
tot het »crédit agricole", in B'lgiëzijn
gedaan,?he'geen in de hier besproken dis
sertatie te vinden,is, op bladzijden 332 en
333 kan het leeren.
Speciaal de motie, door mij voorgesteld,
als lid der commissie a. h., benoemd door
het «Nederlandsch Lindbouw-Comité",
welke fel bestreden motie 3) met groote
meerderheid werd aangenomen, in de alge
meene vergadering van dat comiié, dd. 17
Februari 1893. zij kan het ten stelligste
aactoonen. Djch, al wordt (en reeds
lang) een zoodanig standpunt door mij
ingenomen, al geloof ook ik, dat in het,
doar den heer Van O^irop als juist be
stempeld, gezegde van Paul Matrat: »La
Caisse d pargne doit... servir de pointde
départ, au lieu d'ê;reconsidéparlesint
resté', comme Ie but h' >al, dans Ja voiede
la prévoyacce," een gróote kern van waar
heid ligt, al ben ik, mét hem (blz. 14), van
meening, dat »vél meer, dan thans
gegeschiedt, nog door dd spaarbanken kau
verricht worden, op het ruime gebied der
volkswelvaart," tóah blijf ik oordeelen, dat
zoogenaamde particuliere spaarbanken, mits
geplaatst onder de (o. a. reeds ten j tre 1880
door mr. de Sivornin L ihman in de TWeede
K>«mer bepleitte) doelmatige speciale wetge
ving, en, derhalve van Siaatswege aan
(iiiet te klemmende, natuurlijk, maar toch
voldoende) regelen gebonden, om tal van
redenen, veel meer dan de
R'jkspostspaarbank geschikt z\jn, om ten deze met succes
op te treden. O. a, wijl ze veel beter, dan
een rijksinstelling, in staat zijn, rekening
te houden met plaatselijke omstandigheden.
Voorts ook, dat »casu q'io' die
Rijkeinstelling, benevens de private instituten,
wanneer zij door middel der spaargelden
optreden, ter voorziening in sociale be
hoeften, in sociale noodT-u, van anderen
aard, altijd met veel beleid, met groote
voorzichtigheid, zullen moeten te werk gaan.
Nooit zullen zij uit het oog mogen ver
liezen, dat hetgeen de mannen der oude
school, op dit gebied, beschouwden als het
eenige doel eener Spaarbank, het: «conserver
et rendre", zooal niet het eenige, dan toch
feoo/isidoel dier instellingen z.at dienen te
blijven.
Evenmin, dat die Spaarbanken, welke er
naar streven, om nog op andere dan de
gewone wijze sociaal uut te stichten, toch
allereerst zullen moeten trachten, een solied
beleggingsveld te behouden, en verder in
voldoende mate zullen dienen te handhaven:
eene wijze van belegging, welke haar in
staat stelt altijd en met behoorlijken ?f)oed,
aan de eischen tot terugbetaling te kunnen
voldoen.
Men hoede zich toch, ook hier, voor in
derdaad gevaarlijke overdrijving! Men.
zij toch zér voorzichtig; bijv., ten opzichte
van uitspraken, als de hiervóór door mij
geciteerde, te vinden in des heeren Van
Ogtrop's proefschrift, en volgens welke
men er naar streven moet, om het, door
gpaarinlagen verzamelde, kapitaal ten goede
te doen komen: aan die volksklassen (ik
vraig: welke'?), uit wier midden de inlagen
zijn toegevloeid. Ejn stelregel, die vooral
bij spaarbanken, welke (gelijk de onder
mijn beheer staande) een zér uitgebreid
operatie-terrein bezitten, zoo ontzaglijk
moeilijk met ook maar eenigszins voldoende
juistheid zoude in toepassing te brengen
zijn. E i wel, omdat de onder haar beheer
geraakte spaargelden uit een zóó guot
aantal, zér in karakter van elkatr afwij
kende, lagen der samenleving zijn toege
vloeid, dat de beleggings repartitie
onmolijk, met genoegzame correctheid, op genoeg
zaam billijke wijze,te verrichten zoude wezen.
Djch, aangenomen eens, dat eene dus
danige repartitie wél te bewerkstelligen
ware, dan zoude men toch nimmer mogen
vergeten, dat velen hun geld uitsluitend
aan de Spaarbank toevertrouwden, ten
einde het (vermeerderd met de rente), met
zekerheid, en met behoorlijken spoed, te
kunnen terug erlangen: da i, wanneer hun
dit roodig zal wezen, ter voorziening in
iiy?.n behoeften.
Lieden, wie ik zal niet zeggen: de
abjemeene sociale behoeften, dan wel die hun
n1, r maatschappelijke klusse, koud laten ,
maar wieii dan toch, loen zij hunne spaar
penningen aan de Baak toevertrouwden,
de voorziening m luit stbedoelde, in
andercr behoeften niet in het minst voor den
geest stond. Categoriëa van personen,
die wel altijd aanwezig zullen blijven ; en
met wier opvattingen men (op straffe van
aanzienlijke vermindering van den
spaarlusi) bij voortduring zal moeten rekening
houden.
Door mijne jarenlange ervaring en veel
zijdige waarnemiEg hiervan innig overtuigd,
geloof' ik dan ook niet, ddt de
profetieneergelegd in den aanhef van des heeren
Van O^trop's rste stelling luidende:
»Naar«jiate het plaatselijk vereenings leven der
».-nindere klassen zich ontwikkelt en uit
breidt, zullen de eigenlijk gezegde spaar
banken verdwijnen", zelfs in eene verre
toekomst zal worden verwezenlijkt.
Ook muist eene uitgebreide rij van
ppaarinstituten, van meer modernen aard, van
veel ruimer strekking, en wier ontstaan
(mits op soliede grondslagen) ook ik van
harte toejuich, zal, naar mijn stellig oordeel,
1) TVgen deze uitdrukking moet ik protest
aanteekenen. Niet alleen, wy'l ik haar, in
maatschappeiyken zin, stootend acht, maar óók
omdat zy ^liijk uit de bsroeps statistieken
veler spaarbanken ten duidelijkste kan bJy'ker)
in stry'd is met de werkelijkheid, en daardoor
tot onjuiste redeneeringen kan aanleiding ge?en
2; Il-eds lang geleien z\jn er pleidooi» n
gehouden, in soortgelijke richting. Zóó, b^jv.
door Alphonse E quiros, die in eene belang
wekkende studie, aan het spaarbankwszen go
wy'd (Recue des dtux ttwndes, Augustus 1844),
o.a. zeide: »Li Caisse d'épargne, pour atteindre
complètement son but, devra se transformer
daas l'avenir en une barqie d'escompte, pour
Ie petit commerce, 6t en une bar que de pjö;
aux ouviiTs."
3) Zy luidde: »Winneer er, met betrekking
tot het laadbouw-krediet, aan staatshnlp (op
deze of gene wyze te verleenen) behotfte
mocht blyken, dan is die hulp niet
verwerpelyk, maar integendeel aanbevelenswaardig
te aohter."
de gewone spaarbank, het huidige beperkt
karakter dragende, reden van bestaan
blijven behouden.
ARMAND SASSES.
A mst., 30 Juli 1902.
llllIIIIIUIMIHHIIIIIIlHIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIUIIIIHIIIIIIItlllMIIIIllllltllHItlIM
MuzittoorileeliDp.
FLOBIMOND v. DUYSB Het oude
Nederlandsche L;ed. Martinus Ny'hoff, 'B
Gravenhage en- de Nedeilmd-tche Boek
handel, Antwerpen.
8. BEONS. Da Muziek in haar W^zen.
Pi-oeve e au er N^derlandsche
Muziekaesthetiek. Da Erven H. v. Munster &
Zoon, Amsterdam,
M CHOP Leiddraad do3r R >hard Wagner's
Werken, bewerkt door WII.HELMINE VAN
WESTBHBBNE Afl l, Ttnnl ii sser, Afl 4,
die Meistersirger voj Nü'nberg, 21 druk.
L J. Veen, Ansterdam.
Mr. HENBI VIOTTA Helden der Toonkunst.
H. D. Tjeenk Willink, Haarlem.
R*eds in het vorige jiar mocht ik met
groote ingenomenheid wyzen op het inderdaad
belangrijke werk, dat door Florimond v. Duyse
onderromen werd, met zg'i uitgave van het
oude Nederlandsche Lied.
Toen was nog slechts de eerste all i vering
verschenen thans ligt reeds de tiende
voor m
Met klimmende belangstelling heb ik ken
nis gemaakt met de vervoJg-afhveringen.
Zeker heeft Van Dayse een niet te ver
smaden we,rwjjier gevonden in Kalff's >Het
L;ed in de Middeleeuwen". M»»r daar worden
alleen de taksten behandeld, zoodat het op
sporen van de muziek geheel de taak bleef
van den muzikalen bewerker. Wat nu de eerste
sfUvericg reeds beloofde, is in de daarop
volgende nog overtroffen,
V. Duyse is zjjn onderwerp volkomen mees
ter. HU weet dan eens uit de Souterliedekens,
een andermaal uit Frnytier's Eiclesiasticus en
iiiet minder uit ScbeurJeer's Devoal en
profij'eljjck boecxken by'een te garen wat hjj
noodig heeft. Maar ook Hoff aann von Fillersleben,
Willems, Snellaert, Lootens en Fejjs, de C
>usaemaker e. a , hebben voor hem r.iet te vergeefs
gewerkt. Vooral echter wat door zy'n vader, den
dichter Pi-ndens v. Dayse en hemzelf is opge
spoord, vindt hier een plaats
H ^t gaat niet aan om by al de door v. Duyie
vermelde liederen afzonderlijk stil te staan. Op
enkele wil ik tosh even de aandacht vestigen.
Het lied No 14: »Hit wasser ean coninc
zeer iyj van goet", door S .ellaert uit den
mond van het volk opgeteekend, vertoont de
melodie van het»Veni creator spiritus" in den
Yllen kerktoon. B .halve de aangehaalde woor
den, worden nog vier andere teksten voor deze
melodie opgegeven. Bij No. 17 daarentegen
>Die edele heer van Brnnenswye" telt men
zeven melodién op a tekst.
Hetgeen Van Duyie mededeelt over »Hat
daghet in den Oosten" is zeer volledig. Mis
schien is dit wel het meest geliefde en bekendste
onder al onze f>ud-Nederlandsche liederen.
N j. 29 «het waren twee koningskinderen goed"
en o'! »van vrouw van Lutsenborch" stellen de
verhouding in het licht van dez» liederen en
de duitsche gezangen van den zelfden inhoud.
Ook fin U men meUdieëi walkedoor bekende
componisten zyn aangewjnd in hunne
toonstukken. Z >o D. v. No. 112 »:sy'n oogskens
weenen" als sopraan in een vierstemmig lied
van Pa Verdelot (1520?1580 No. 117, »0
Venus bont" door Jjfqün de P ei, A^ricola
en Gaspar van Weörbeke zelfs in een mis,
bewerkt.
In tüwering No. 9 ontmoet men het lied
»Myn hert altijt heeft verlanghen"
voorkonutdj in het liederboek van Margaretha van
Oo3tenr\jk (1460?1530;,landvoogdes der Neder
landen. Dit lied is o.a. door Pierre de la Rue
en Bsnedictui Hdrtoghs (Ducis) vierstemmig
bewerkt en ook door Gascoing gebruikt als
motief voor een mi<.
TLt deze korte aanhalingen moge den lezer
blijken, hoe buitengewoon veel schoons en
belangrijks er in het werk vai v. Duyse ligt
opgesloten. De uitgave in sfliveiingen gaat
onverpoosd door; zij heeft een veel bster uiter
lijk dan de »Deutsche Liederhort" van
ErkBohme, welk werk voor Daitschland betoekent
hetgeen Van Djyje voor de Nederlanden
beloott te worden.
»De miz'ek in baar wezeL", van S. Brons is,
ondanks dat da schrijver er mede bedoelt een
proeve te leveren van een Naderlaidsche
muziek-aesthetiek, in zeer populairen styl ge
houden. De schrijver heeft met voordaoht den
Gausene-vorn gekozen voor zijn boek. Of h\j
ons nu daarmede inderdaad een werk over de
aesthetttk zal weten te bieden ? Op deze
vraag zal men eerst kunnen antwoorden als
het werk compleet is. Taans z\jn er eerst
twee van de zes tfl eritgen verschenen. Wel
wil ik nu reeds erkennen, dat de schryver
over velerlei zaken en toestanden een juist
oordeel velt en dat zyn wyze van schreven
vooral voor de groote schare van leeken onder
de kunstbaoefecaars, voor wie zyn werk ver
moedelijk wel in de eerste plaats bestemd is
zeer aantrekkelijk mag genoemd worden.
N et overal kan ik meegaan met des schrij
vers zienswyze. Indien bjj zegt: »de
middeneeuwsche kerkmuziek (en ten deele ook de
profane) berust in hoofdzaak op een kunstige
tonencombinatie, die tot het verstand spreekt
en het gevoel koud laat", dan geloof ik
dat een dergelijke uiting heel wat tegen
spraak zal uitlokken. Maar laat ik afwachten
wat ons de schrijver in sfl-vering 3 zal
mededeelen, daar by alsdan j mat gevorderd zal zy a
tot het door hem bedoelde genre van muziek.
Ojk de leiddraad van M. Gtiop, in da zeer
goede bewerking van Wilhelmina van
Westrieere, richt zich in hoofdzaak tot den
breeden kring van leeken: Wil men dus deze
gidsen, waarvan er hier twee voor mij liggen,
beoo d tlan met het oog op wat zy bedoelen
te geran, dan dient men zulks in het oog te
houden j anders zou men ze allicht ietwat
oppervlakkig kunnen noemen. Da uitstekende
»Êicfü.hrungen" in Wagner's werken van Albert
Heintz kunnen z'j dan ook niet overtrt ff.'
en alleen hunne grootere populariteit recht
vaardigt hun bestaansrecht, en wel speciaal
voor den kring van lezers, waarvoor ze zgn
bestem 1. Zeer terecht laten de bewerkers aan
de eigenlijke analyse voorafgaan een beknopte
geschiedenis van het ontstaan der werken en