De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 10 augustus pagina 2

10 augustus 1902 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M STEEDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1311 Een belangwekkende stryd. »A.nti-revolutioDairon en Katholieken xijn protfctio'istec; zoo hopen zij't geld te vinder. E i mst gerust geweten kinnen zij dit doen. WanneerEigelund ijn graanrecbten vermeerdert om den Boerenstrij t te bekostigen, dan kannen wij Hollanders 'o z^ker doen om onzen werkmin te verzekeren tegen ziekte en ouderdom." (Dr. Sfhaepman in zijn rede te Rome). Terwijl hier te lande de redacteur van Patrimonium, ds. Talma, een onder de gegeven omstandigheden en met het oog op de verhouding der christelijke arbeiders beweging, niet on belangrijken, pennestrijd voert met de redactie van DB Nederlander over de vraag welke beteekenis er in onzen modernen tijd nog moet worden gehecht aan den bijbeltekst Gul. III : 22: »Gij, dienstknechten, zijt in alles gehoor zaam u wen heeren." (De Nederlander meent dat hij, ook letterlijk, in eere kan worden gehou len, terwijl ds. Talma hem wenscht te verwijzen raar het museum van oud heden), wordt er in het christelijke kamp bij onze oostelijke naburen een strijd gevoerd op politek terrein tu^schen de «dienst knechten'' en »heeren"; een strijd, die in zijn beteekenis niet onderschat mag worden. De ftrijd, die ik bedoel, wordt gevoerd tusachen de sterke duitsche katholieke staatspartij, het »Centrum", en eenige katholieke vakvereenigingan, en vindt zijn oorzaak in het nieuwe toltarief ontwerp, de belichaming van het dubbel overge haalde protectionisme waarmee de duitsche agrariërs zich willen ^beschermen" tegen vreemden invoer, en aan de natie een belasting willen opleggen te hunnen voordeele. Jjist nu wijl te vermoeden valt, dat wij hier, onder een ministerie en een kamer meerderheid die geneigl schijnen ook te onzent de graanrechten in te voeren met alles wat er om en aan hangt, voor dezelfde kwestie zullen komen te staan, is het interessant te aanschouwen, hoe dit dubbel overgehaalde protectionisme een wil dreigt te worden, j» reeds geworden is, die de katholieke arbeiders scheidt van hun heeren, splitsing brengt in een partij, voor wier kracht en invloed het eendrachtig samen zijn in n partij een levensvoorwaarde is. De katholieke arbeiders van ZuidDaitschland hebben zich in de laatste 5 of 6 jaren tamelijk sterk geworpen in de vakbeweging. Z j waren daartoe trouwens gedreven door de voortdurende actie der sociaal-democratisch gezinde vakvereenighgen, wier invl jeIsfoer vér in da kringen der christelijke arbeiders was doorgedrongen. Oai hen hieraan te onttrekken, werden deze nieuwe christelijke vakvereeuigingen (waarbij langzamerhand Protestanten en Katholieken zich in .i verbond vereenigden) door de politieke kopstukken en de geestelijkheid geprotegeerd, en met dezen steun van boven af namen die christelijke vak vereen igingen snel in leden tal toe; in eenige jaren klom dit van 30000 tot 87000; er wordt zelfs opgegeven een aantal van 150 000, maar men. kan er gerust 'n 00,000 aftrekken: spoorweg beambten, rijks-geëmp'Oyeerden, postboden enz., die wel in de statistiek voorkomen, maar toch volstrekt niet tot het verband van christelijke vakvereenigingen behooren. Tot DU toe is dat alles goed gegaan. Het ging zelfs nu en dan den partijleiders en den geestelijken wel eens wat ai te goed; want de slagvaardigsten onder die vakvereenigingen begonnen den loonstrijd tegen de christelijke patroons even hard te voeren als de sociaaldemocratie, en de klassestrijd scheen hier en daar in optima forma te ontbranden. Zóó zelfs dat de bisschop van Freiburg een campagne op touw zette in den vorm van een zendbrief, waarin hij de vakvereenigingen verzocht, zich te ssau te voegen tot n algemeene vereeniging, waarvan dan de vakvereeniging een onderdeel zou uitmaken, en het geheel zou staan onder, en in zijn hande lingen onderworpen zijn aan, een centrale leiding, waarin ook de geestelijkheid ver tegenwoordigd (!) zou zijn. Zoo ongeveer dus naar het model van den R K. Volks bood in ons land. Maar de vakvereeni gingen hebben daarvoor destijds bedankt. Toen kwam het tarief ontwerp. Voor het C-utrum een moeilijke zaak. Want al steunt het voor een goed deel op de stemming der arbeider», zijn onver zettelijke getrouwen vindt het toch in de boerenbevolking van Beieren, Baden, de Rijnprovinciëu enz. En het heeft zich vóór de verhoog'mj* der invoerrechten ver klaard, en vele zijper meest invloedrijke leden, jonkers en agrariërs, helpen duchtig mee, om de tarieven nog belangrijk boven het regeerings-ontwerp op te voeren. Van den beginre af echter beeft dit schrikkelijk hooge toharief den sterksten tegenstand ondervonden van de zijde der duitsche arbeiders klasse. En dat wel in de eerste pkats van de georganiseerden. Zter begrijpelijk! Want de verhoogde invoerrechten op alle landbouwproducten betsekenen: duurder levensmiddelen, en indien zij worden doorgevoerd, zal daarmee heel het resultaat van den strijd der vak vereenigingen gedurende de laatste 10jaren voor verhooging der loonen en verbetering van den economischen toestand der arbei ders, in eenmaal worden loeggevaagd, ten voorJeele der grootgrondbezitters, Ddar lag een oorzaak van strijd, wijl zwaar verschil van belangen beslaat- Pa sociaaldemocraten organiseeren over Heel het land verzet tegen deze verhooging d,er invoerrechten, en ook onder de katholieke arbeiders in de zuid-duitsche steden neemt dit verzet dag aan dag nog toe. Allerwege namen de onafhankelijke vakvereenigingen stelling tegenover het ontwerp ... Wat moesten nu de katholieke en andere christelijke organisaties doer ? Er bleef maar ae keuze: of zich onder de vaan van het Centrum blijven scharen, en mae ijveren vóór het toUontwerp; of... zich van het Centrum losscheuren, en openlijk in den politieken strijd, bij de eerste de bsste verkiezing voor den Rjksdag, naa?t de vrijzinnigen, volkspartij en sociaal democraten, tegen hun eigen partij te velde trekken! Het was een moeilijke keuze, en de l meeste der christelijke vakvereenigingen l hebben dan ook toegegeven, maar a i hunner voormannen, en mes hem een ! sterke vakorganisatie, heeft stand gehouden l tegen het ontwerp, en ziedaar de christelijke l arbeiders steil en heftig strijdend tegen de l kapitalisten-grondbezitters, die ia het cen trum de leiding hebben! j Ia 't begin dezer maand hielden de j christelijke vakvereenigingen hun congres. l Voorzitter was Brust, de voorzitter van den christelijken mijnwerkersbond. De twee andere voornaamste leiders waren: Giesbart, i de leider van den tex iel-arbeiders.bond, i en Wieber, de voorzitter van den metaalj bewerkersbond. Er was reeds sints eenige i maandeneen heftige polemiek voorafgegaan. i Brust en Giesberts waren vóór het tol tarief en werden daarbij gesteund door de politieke en geestelijke kopstukken van achter de schermen; Wieber had zich in zijn blad heftig verweerd, en gedreigd de katholieke arbeiders zoaden legen het Centrum stemmen. Dat werd gevaarlijk voor het Centrum en eenige maanden geleien werd door het hoofdbestuur de christelijke vakvereeni gingen kennis gegeven dat deze een anderen leider moest kieren, want met Wieber kon men niet samenwerken. Da metaalbewerkersbond weigerde echter, want... hij was het niet Wieber eens! Op het congres kwam het tot een heftig conflict, waarvan de slotsom was dat de metaalbewerkergbond van de christelijke federatie werd geroyeerd, en besloten een nieuwen metaalbewerkersbond op te richten. Zoo is er dus een volslagen breuk! Maar nu is het hiermee niet uit. Het blijkt duidelijk, dat het het Centrum er om te doen is, het koste wat het wil, de katholieke arbeiders vóór het toltarief te winnen. Daarvoor brengen ze desnoois scheuring in de vakorganisaties! Maar ze stooten hierbij wel wat ont nuchterend op het gezond verstand der katholieke werklieden. Van vele zijden komen berichten van vergaderingen, die zich vóór Wieber verklaren, en eiken dag heffen de katholieke bladen treurmaren aan over de verdeeldheid der arbeiders. De katholieke arbeiders begrijpen zeer goed, dat zij het zullen zijn, die van de katholieke eenheid de dupe zullen worden; dat hun toestand aanmerkelijk verzwaard l zal worden, en de landjonkers n boerengrond-bezitters er van zullen profueeren. En in al sterker wordend getal komen ze aan het Centrum, dat van twee wallen moet eten, den dienst opzeggen. Wat het nu worden wil, is no* niet te zeggen. Het meest waarschijnlijk is, dat de katholieke arbeiders, die tegen het tol tarief zijn, het Cantrum in den steek laten. EQ het is niet onmogelijk, dat deze strijd, die in de Duitsche pers met groote be langstelling wordt gevolgd, een wig zal worden, die een deel der katho'ieke ar beiders gaat scheiden van de katholieke partij. Dit verschijnsel zal zich overal voor doen: waar het geestelijke, religieuze zaken betreft, kan een bepaalde godsdienst rijken en armen in geestdrift ontvlammen en samenbrengen; maar in sociale acties, en in den politieken strijd (en deze vloeien onvermijdelijk iién) kaïop den duur een strijd- tusschcn de twee klassen in de maatschappij niet uitblijven. Het toltarief is een kunstmatige levens kracht voor d°grondbezitters en groot handelaars; maar het komt ten laste van | de arbeider?, die het minst in staat zijn | het te dragen. Zal het ook hier op gelijke wijs gaan? Zijn de uitlating van Dr. Schaeprnan te Rome, en de twist tusschen Talma en Lohman over Col. III: 22, misschien reeds een klein voorspel van den grooten strijd? S. IIMMIUUMHIIIIÜIIillMIIHIIimillllllllHUIMIHIIUIIIIIIIIUMNf Eens feertalie. Oalangs is aan de Uuiversiteit van Amsterdam de graad van doctor in de ' rechtswetenschap verkregen door den heer 1 L. F. A. M van Ogtrop aldaar, na ver dediging van een academisch proefschrift, i tot titel dragende: «Belegging van spaari bankgelden". Een hiyig boekwerk, dat zich l kenmerkt door volledigheid en grondigheid ( en waarin de te behandelen, verre van gemakkelijke, stof werd bewerkt in een helderen en aan trek k elij ken vorm. ' Ean arbeid, die tevens vaak het bewijs levert eener, van scherpzinnigheid getui gende, opvatting der waargenomen feiten. G lijk o. a. _kan blijken uit de zér juiste karakteriseering van den (mij van nabij bekend geworden) hardnekkigen strijd, die l gevoerd werd tegen de plannen der Duiteche Regeering, strekkende tot het scheppen eener Rijkepostepaarbank, ginds; plannen, wier verwezenlijking tot dusver niet is ver kregen, hoofdzakelijk tengevolge van (gelijk ? n r. Van O^trop, op bl. 108, terechtopmeikt) den »^füeer van eiken zweem van centra lisatie"; ea wel zóó voeg ik er aan toe hoofdzakelijk van centralisatie, ten opzichte van het vraagstuk, aan hetwelk desschrijI vers studie is gewijd. Dat de jeugdige auteur zijne, verre van lichte, laak met bijzondere toewijding, met groote liefde vervulde, óó's op grond van eigen waarneming kan ik het ten volle getuigen. En een ieder, die van de studie des heeren Van ^trop nauwkeurig kennis neemt, zal het or getwijfeld beamen Jl*ds de inhouds-opgave toont aan, dat er veel en velerlei stof door schrijver werd bewerkt; en hij deed dit met talent. Na in hoofdstuk I te hebben besproken het ontstaan van het instituut: spaarbank, geboren uit particulier initiatief, en na te hebben gewezen op de dubbeie functie dier instelling (\rolgens hem het verzamelen van de spaargelden der mindere 1) klassen, berevens het beleggen dier gelden, vanaf de inlegging tut aan het oogenblik der terug betaling) behandelt hij, in de volgende 3 hoofdstukken, een aantal lypen, behoorende tot het drietal groepen, waarin hij de spaar banken meent te moeten rangschikken. En wel: grorp a, spaarbanken, met vrije be legging, oud^r toezicht van den staat; | groep b, spaarbanken, die geheel door wettelijke bepalingen worden beheerseht; en groep c, f p tarbanken, met vrije belegging, l zonder eenig toezicht van den staat. | O d -r groep a brengt d heer Van O^trop de Iialiaausche. de Daitsche en de Zwitsereche spaarbank; blijkens zijne inhouds opgaaf door die aanduiding doelende op het geheelespiarbai kw sera in gemelde landan. O-ider groep 6 brengt hij (hier eveneens de uitdrukking: spaarbank bezigende in den. zooeven dx>r mij aangeduMen, zin) de Fransche, bsnevens de BjJgische spaar bank. ET in groep c neemt, hij (gtlijkerwijs handelende) de Nederland=che spaarbank op; derhalve, volgens de g* kozen termino logie, het Nederlandsche spaarbankweze/i, in zija ganschen omvang, uus, niet alleen de z g. particuli re spaarbanken, maar ook het, aan mijne leiding toevertrouwd insti tuut: de Rijkspostspaarbank. Dat, met het oog op doel en strekking van des schrijvers arbeid, deze wijze van iodeeliog der stof zér wel practisch te ver dedigen is, geef ik gaarne toe. lutusschen, moet ik mij de vrijheid veroorloven, hier een tweetal opmerkingen te maken. Ten eerste, is, mijns erachttns, de uit drukking geheel, gebezigd bij de aanduiding van groep b. niet juist; immers zij karak teriseert het Fiansche fpaarbankwezen op eene manier, niet meer ten volle overeen stemmende met den werkelijken toestand. Vooits is de karakteriseering des heerea Van O^lrop, van groep c, alleen juist (nelaas!, zóó voeg ik er bij), wat betreft de z.g. particuliere spaarbanken, ten onzent; maar (gelijk kan blijken uit de spaarbank wetten, van 1880 en 1895, en trouwens den schrijver volkomen bekend is) niet, wat aangaat het Rjksinstituut, van dien aard Intusschen, bedoslde, naar myn oordeel: óf niet, óf niet geheel te verdedig'n hoofden kunnen hem, die kennis neemt vaa de onderdeelen elker dier afdeelingen, onmogely'k op een dwaalspoor brengen. Wat, omtrent den feitelijken toestand, hier ea elders, in die onderdeelen gezegd wordt, kenmerkt zich, in den regel, niet alleen door juistheid ea volledigheid, maar tevens ook door duidelijkheid. Alleonderdeelen van des s c drijvers arbeid (een arbeid, wa,artoe hij. niet slechts hier te lande, maar ook in den vreemde, een schat van gewichtige gegevens heeft weten te verwerven), hier ter plaatse met een critisch oog te gaan behandelen, zou mij leiden buiten het kader van dit blad. Bjvendien mis ik Olie gaarne vóór het l aanvaarden eener vacantie reis wil voldoen l aan de uitnoodiging der redactie) daartoe l op dit" pogeablik den noodigen, beschikbaren lijd. ' Ik zal mij derhalve (althans nu, tedéjer l plaatse) b palen, tot het aanduiden en beknop elijk bespreken der hó5idstrekking l van mr. van Ogtrop's betoog. l Ojk hij eiktnt ('.ie bladzijde 10). mét da laat ik zeggen mannen der ou Ie echo;)!, op dit gebied, dat hetgeen hij als rste functie der spaarbanken bestempelt, nl. liet verzamelen van spanrgdden, c. a., de hoofdfunctie; bestaaode (zóó zegt hij) in : »Je spaarzaamheid uitlokken, de gelden ontvangen, bewaren en terugbetalen". Maar, hij meent, mét de mannen der nieuwe school, op dit terrein, dat-tot de uitoefening der rste en hóófd-functie de spaarbanken zich niet moeten, niet mogen, bepalen; dat zij tevens Uie bladzijde 40) dienen te trachten, »het, door spaarialagen verzamelde, kapitaal ten goade te doen komen aan die bevolkiiigs-klassen, uit wier midden de inlagen zijn toegevlueid" ; dat bij het beleggen dtr gelden in het oog te houden valt ('.ie bladzij Ie 41), dat de spaarbank, »3ïii krachtig midd,-l u, tot oplossing van het maatschappelijk vraag stuk" ; een, iii haren tegenwoordigen, kras sen vorm gewis niet verdedigbaar, beweren, waardoor, echter, de geachte schrijver ver moedelijk slechts wil te kennen geven, dat tot deze oplossing die bank in niet geringe mate kan medewerken. 2) De toestanden, op dit punt in Iialiëbe staande, en met groote instemming beschre ven door mannen, van naam, als o.a.: Emile de Layeleye, in zijne: »L>ttres d'Lalie", Luzatti in de »R^vue de ciédit et & ^ ration", jaargang 1890 Léon Say, in zijn boeiend: »Dix jours dans la haute Italië", LAopold MabilïaU; in zijn: «Laprévoya,nce sociale en I'.alie", Eujièae Rostand, in zijn rijk gedocumenteerd : »Une visite quelques institutions, de pré/oyance en Italië", mr. F. S. van Nierop, in zijne interessante studie : »Europeeêch landbouwcrediel" (tijdschrift »De Gids", jaargang 1885), die organisatie's lachen mr. Van O^trop in hóóge mate toe ; en vormen, ook naar zijne meening, een verblijdend, gcherp contrast, melde toestan den pp dat gebied aanwezig in Frankrijk, bij uitnemendheid het land der beperking van het beleggings-veld der spaarbankgelden, van Staatswege. Frankrijk, ten opzichte waarvan Paul L?roy B.-aulieu (Economisle fran?ais, 26 Dec. 1885 en 2 Jan. 1880) o. a. zegt: »L 's Caisses d'épargne en Fiance, sont devenues un instrument de règne, une ressource de tréaorerie, un expédient de prodigue pour Ie Tiêsor." Dat eveneens ik, m menig opzicht, hóógelijk ingenomen ben, met de toe standen, op dit punt, in het echoone Noord Italië, het kan o. a. blijken uit onderscheidene geschriften, van mijne hand, voor een deel in het proefschrift aangehaald; zóó o. a., uit mijn artikel, op genomen in het «Weekblad voor Provin ciale-, Gimeente- ea Waterschaps obligatie's" jaargang L891, Nr.2L,getiteld:»Iialiaaneche modellen", en in verband staande met de persoonlijke, hoogst gunstige, indruk ken, welke, ten aanzien dezer aangelegen heid, op eene reis in die heerlijke s'reken, door mij werden verkregen. Dat, dientengevolge, ook door mij worden geprezen: de stappen, van gelijksoortigen aard, welke (naast mér), met betrekking tot het »crédit agricole", in B'lgiëzijn gedaan,?he'geen in de hier besproken dis sertatie te vinden,is, op bladzijden 332 en 333 kan het leeren. Speciaal de motie, door mij voorgesteld, als lid der commissie a. h., benoemd door het «Nederlandsch Lindbouw-Comité", welke fel bestreden motie 3) met groote meerderheid werd aangenomen, in de alge meene vergadering van dat comiié, dd. 17 Februari 1893. zij kan het ten stelligste aactoonen. Djch, al wordt (en reeds lang) een zoodanig standpunt door mij ingenomen, al geloof ook ik, dat in het, doar den heer Van O^irop als juist be stempeld, gezegde van Paul Matrat: »La Caisse d pargne doit... servir de pointde départ, au lieu d'ê;reconsidéparlesint resté', comme Ie but h' >al, dans Ja voiede la prévoyacce," een gróote kern van waar heid ligt, al ben ik, mét hem (blz. 14), van meening, dat »vél meer, dan thans gegeschiedt, nog door dd spaarbanken kau verricht worden, op het ruime gebied der volkswelvaart," tóah blijf ik oordeelen, dat zoogenaamde particuliere spaarbanken, mits geplaatst onder de (o. a. reeds ten j tre 1880 door mr. de Sivornin L ihman in de TWeede K>«mer bepleitte) doelmatige speciale wetge ving, en, derhalve van Siaatswege aan (iiiet te klemmende, natuurlijk, maar toch voldoende) regelen gebonden, om tal van redenen, veel meer dan de R'jkspostspaarbank geschikt z\jn, om ten deze met succes op te treden. O. a, wijl ze veel beter, dan een rijksinstelling, in staat zijn, rekening te houden met plaatselijke omstandigheden. Voorts ook, dat »casu q'io' die Rijkeinstelling, benevens de private instituten, wanneer zij door middel der spaargelden optreden, ter voorziening in sociale be hoeften, in sociale noodT-u, van anderen aard, altijd met veel beleid, met groote voorzichtigheid, zullen moeten te werk gaan. Nooit zullen zij uit het oog mogen ver liezen, dat hetgeen de mannen der oude school, op dit gebied, beschouwden als het eenige doel eener Spaarbank, het: «conserver et rendre", zooal niet het eenige, dan toch feoo/isidoel dier instellingen z.at dienen te blijven. Evenmin, dat die Spaarbanken, welke er naar streven, om nog op andere dan de gewone wijze sociaal uut te stichten, toch allereerst zullen moeten trachten, een solied beleggingsveld te behouden, en verder in voldoende mate zullen dienen te handhaven: eene wijze van belegging, welke haar in staat stelt altijd en met behoorlijken ?f)oed, aan de eischen tot terugbetaling te kunnen voldoen. Men hoede zich toch, ook hier, voor in derdaad gevaarlijke overdrijving! Men. zij toch zér voorzichtig; bijv., ten opzichte van uitspraken, als de hiervóór door mij geciteerde, te vinden in des heeren Van Ogtrop's proefschrift, en volgens welke men er naar streven moet, om het, door gpaarinlagen verzamelde, kapitaal ten goede te doen komen: aan die volksklassen (ik vraig: welke'?), uit wier midden de inlagen zijn toegevloeid. Ejn stelregel, die vooral bij spaarbanken, welke (gelijk de onder mijn beheer staande) een zér uitgebreid operatie-terrein bezitten, zoo ontzaglijk moeilijk met ook maar eenigszins voldoende juistheid zoude in toepassing te brengen zijn. E i wel, omdat de onder haar beheer geraakte spaargelden uit een zóó guot aantal, zér in karakter van elkatr afwij kende, lagen der samenleving zijn toege vloeid, dat de beleggings repartitie onmolijk, met genoegzame correctheid, op genoeg zaam billijke wijze,te verrichten zoude wezen. Djch, aangenomen eens, dat eene dus danige repartitie wél te bewerkstelligen ware, dan zoude men toch nimmer mogen vergeten, dat velen hun geld uitsluitend aan de Spaarbank toevertrouwden, ten einde het (vermeerderd met de rente), met zekerheid, en met behoorlijken spoed, te kunnen terug erlangen: da i, wanneer hun dit roodig zal wezen, ter voorziening in iiy?.n behoeften. Lieden, wie ik zal niet zeggen: de abjemeene sociale behoeften, dan wel die hun n1, r maatschappelijke klusse, koud laten , maar wieii dan toch, loen zij hunne spaar penningen aan de Baak toevertrouwden, de voorziening m luit stbedoelde, in andercr behoeften niet in het minst voor den geest stond. Categoriëa van personen, die wel altijd aanwezig zullen blijven ; en met wier opvattingen men (op straffe van aanzienlijke vermindering van den spaarlusi) bij voortduring zal moeten rekening houden. Door mijne jarenlange ervaring en veel zijdige waarnemiEg hiervan innig overtuigd, geloof' ik dan ook niet, ddt de profetieneergelegd in den aanhef van des heeren Van O^trop's rste stelling luidende: »Naar«jiate het plaatselijk vereenings leven der ».-nindere klassen zich ontwikkelt en uit breidt, zullen de eigenlijk gezegde spaar banken verdwijnen", zelfs in eene verre toekomst zal worden verwezenlijkt. Ook muist eene uitgebreide rij van ppaarinstituten, van meer modernen aard, van veel ruimer strekking, en wier ontstaan (mits op soliede grondslagen) ook ik van harte toejuich, zal, naar mijn stellig oordeel, 1) TVgen deze uitdrukking moet ik protest aanteekenen. Niet alleen, wy'l ik haar, in maatschappeiyken zin, stootend acht, maar óók omdat zy ^liijk uit de bsroeps statistieken veler spaarbanken ten duidelijkste kan bJy'ker) in stry'd is met de werkelijkheid, en daardoor tot onjuiste redeneeringen kan aanleiding ge?en 2; Il-eds lang geleien z\jn er pleidooi» n gehouden, in soortgelijke richting. Zóó, b^jv. door Alphonse E quiros, die in eene belang wekkende studie, aan het spaarbankwszen go wy'd (Recue des dtux ttwndes, Augustus 1844), o.a. zeide: »Li Caisse d'épargne, pour atteindre complètement son but, devra se transformer daas l'avenir en une barqie d'escompte, pour Ie petit commerce, 6t en une bar que de pjö; aux ouviiTs." 3) Zy luidde: »Winneer er, met betrekking tot het laadbouw-krediet, aan staatshnlp (op deze of gene wyze te verleenen) behotfte mocht blyken, dan is die hulp niet verwerpelyk, maar integendeel aanbevelenswaardig te aohter." de gewone spaarbank, het huidige beperkt karakter dragende, reden van bestaan blijven behouden. ARMAND SASSES. A mst., 30 Juli 1902. llllIIIIIUIMIHHIIIIIIlHIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIUIIIIHIIIIIIItlllMIIIIllllltllHItlIM MuzittoorileeliDp. FLOBIMOND v. DUYSB Het oude Nederlandsche L;ed. Martinus Ny'hoff, 'B Gravenhage en- de Nedeilmd-tche Boek handel, Antwerpen. 8. BEONS. Da Muziek in haar W^zen. Pi-oeve e au er N^derlandsche Muziekaesthetiek. Da Erven H. v. Munster & Zoon, Amsterdam, M CHOP Leiddraad do3r R >hard Wagner's Werken, bewerkt door WII.HELMINE VAN WESTBHBBNE Afl l, Ttnnl ii sser, Afl 4, die Meistersirger voj Nü'nberg, 21 druk. L J. Veen, Ansterdam. Mr. HENBI VIOTTA Helden der Toonkunst. H. D. Tjeenk Willink, Haarlem. R*eds in het vorige jiar mocht ik met groote ingenomenheid wyzen op het inderdaad belangrijke werk, dat door Florimond v. Duyse onderromen werd, met zg'i uitgave van het oude Nederlandsche Lied. Toen was nog slechts de eerste all i vering verschenen thans ligt reeds de tiende voor m Met klimmende belangstelling heb ik ken nis gemaakt met de vervoJg-afhveringen. Zeker heeft Van Dayse een niet te ver smaden we,rwjjier gevonden in Kalff's >Het L;ed in de Middeleeuwen". M»»r daar worden alleen de taksten behandeld, zoodat het op sporen van de muziek geheel de taak bleef van den muzikalen bewerker. Wat nu de eerste sfUvericg reeds beloofde, is in de daarop volgende nog overtroffen, V. Duyse is zjjn onderwerp volkomen mees ter. HU weet dan eens uit de Souterliedekens, een andermaal uit Frnytier's Eiclesiasticus en iiiet minder uit ScbeurJeer's Devoal en profij'eljjck boecxken by'een te garen wat hjj noodig heeft. Maar ook Hoff aann von Fillersleben, Willems, Snellaert, Lootens en Fejjs, de C >usaemaker e. a , hebben voor hem r.iet te vergeefs gewerkt. Vooral echter wat door zy'n vader, den dichter Pi-ndens v. Dayse en hemzelf is opge spoord, vindt hier een plaats H ^t gaat niet aan om by al de door v. Duyie vermelde liederen afzonderlijk stil te staan. Op enkele wil ik tosh even de aandacht vestigen. Het lied No 14: »Hit wasser ean coninc zeer iyj van goet", door S .ellaert uit den mond van het volk opgeteekend, vertoont de melodie van het»Veni creator spiritus" in den Yllen kerktoon. B .halve de aangehaalde woor den, worden nog vier andere teksten voor deze melodie opgegeven. Bij No. 17 daarentegen >Die edele heer van Brnnenswye" telt men zeven melodién op a tekst. Hetgeen Van Duyie mededeelt over »Hat daghet in den Oosten" is zeer volledig. Mis schien is dit wel het meest geliefde en bekendste onder al onze f>ud-Nederlandsche liederen. N j. 29 «het waren twee koningskinderen goed" en o'! »van vrouw van Lutsenborch" stellen de verhouding in het licht van dez» liederen en de duitsche gezangen van den zelfden inhoud. Ook fin U men meUdieëi walkedoor bekende componisten zyn aangewjnd in hunne toonstukken. Z >o D. v. No. 112 »:sy'n oogskens weenen" als sopraan in een vierstemmig lied van Pa Verdelot (1520?1580 No. 117, »0 Venus bont" door Jjfqün de P ei, A^ricola en Gaspar van Weörbeke zelfs in een mis, bewerkt. In tüwering No. 9 ontmoet men het lied »Myn hert altijt heeft verlanghen" voorkonutdj in het liederboek van Margaretha van Oo3tenr\jk (1460?1530;,landvoogdes der Neder landen. Dit lied is o.a. door Pierre de la Rue en Bsnedictui Hdrtoghs (Ducis) vierstemmig bewerkt en ook door Gascoing gebruikt als motief voor een mi<. TLt deze korte aanhalingen moge den lezer blijken, hoe buitengewoon veel schoons en belangrijks er in het werk vai v. Duyse ligt opgesloten. De uitgave in sfliveiingen gaat onverpoosd door; zij heeft een veel bster uiter lijk dan de »Deutsche Liederhort" van ErkBohme, welk werk voor Daitschland betoekent hetgeen Van Djyje voor de Nederlanden beloott te worden. »De miz'ek in baar wezeL", van S. Brons is, ondanks dat da schrijver er mede bedoelt een proeve te leveren van een Naderlaidsche muziek-aesthetiek, in zeer populairen styl ge houden. De schrijver heeft met voordaoht den Gausene-vorn gekozen voor zijn boek. Of h\j ons nu daarmede inderdaad een werk over de aesthetttk zal weten te bieden ? Op deze vraag zal men eerst kunnen antwoorden als het werk compleet is. Taans z\jn er eerst twee van de zes tfl eritgen verschenen. Wel wil ik nu reeds erkennen, dat de schryver over velerlei zaken en toestanden een juist oordeel velt en dat zyn wyze van schreven vooral voor de groote schare van leeken onder de kunstbaoefecaars, voor wie zyn werk ver moedelijk wel in de eerste plaats bestemd is zeer aantrekkelijk mag genoemd worden. N et overal kan ik meegaan met des schrij vers zienswyze. Indien bjj zegt: »de middeneeuwsche kerkmuziek (en ten deele ook de profane) berust in hoofdzaak op een kunstige tonencombinatie, die tot het verstand spreekt en het gevoel koud laat", dan geloof ik dat een dergelijke uiting heel wat tegen spraak zal uitlokken. Maar laat ik afwachten wat ons de schrijver in sfl-vering 3 zal mededeelen, daar by alsdan j mat gevorderd zal zy a tot het door hem bedoelde genre van muziek. Ojk de leiddraad van M. Gtiop, in da zeer goede bewerking van Wilhelmina van Westrieere, richt zich in hoofdzaak tot den breeden kring van leeken: Wil men dus deze gidsen, waarvan er hier twee voor mij liggen, beoo d tlan met het oog op wat zy bedoelen te geran, dan dient men zulks in het oog te houden j anders zou men ze allicht ietwat oppervlakkig kunnen noemen. Da uitstekende »Êicfü.hrungen" in Wagner's werken van Albert Heintz kunnen z'j dan ook niet overtrt ff.' en alleen hunne grootere populariteit recht vaardigt hun bestaansrecht, en wel speciaal voor den kring van lezers, waarvoor ze zgn bestem 1. Zeer terecht laten de bewerkers aan de eigenlijke analyse voorafgaan een beknopte geschiedenis van het ontstaan der werken en

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl