Historisch Archief 1877-1940
No. 1311
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
een beecbrgvicg van de stef, alsook de bronnen
waaruit de dichter-componibt het f c geput.
? Wawseer de heer Chop gaat moraliseren en
meent Wagner eens de les te moeten lezen,
tooals hy doet wanneer hij zegt >dat Wagner
(in Tannl aisei) in »yn muzikale schildering
de grens van bet «esthetische overschrijdt" dan
frioof ik voor den goeéea Wagner-vriend wel
het standpcnt te hebban duidelijk gemaakt,
waarop Cbop zieh plaatst in zyn beoordeeliig
v«n W*gt er's kunstwerk.
In de Meistersiogw vindt Chop blijkbaar
niets wat hem aanstoot geeft want »geen
vaa Wagner's andere toonscheppirgen is hem
in aoo hooge mate fympatbJBch'; onder de
burgers van Neurenberg voelt hy zich mensen
onder menschen.
Die grootere voorliefde van den schryver
voor de «Meisfereirger ' is wel oorzaak, dat
ook de leiddraad voor dat werk uitvoeriger en
degelijker is. IQ 48 muziekvoorbeelden worden
de hoofdmotieven uit het meesterwerk afge
drukt. De uitgever zorgde voor een duidslyken
druk van den tekst; de muziek met haar
eigenaardige boekdruk ypen maakt een minier
fraaien indruk. Ware het niet beter geweest
de notenvoorbeelden in den t ha^s. gehcu
keIjjken uitstekenden »Notenstich" in een apart
aanhangsel aan het bwkike toe te vo°g<n?
Dat zou by' het verwijzen naar vroegere voor
beelden het naslaan ook gemakkelijker maken.
Het groote ingenomenheid heb ik indeitjd
reeds het werk van mr. Hanri Viotta «Helden der
Toonkunst" aangekondigd. Het zal toch, dunkt
mjj> menig musicus opgevallen zjjn hoe moti'y'k
men er orze k»r «ij 01 geren en dilettanten toe
bewegen kan zich bezig te houden met de
etudia van een werk over muziekgeschiedenis.
Ia den regel vindt men die lectuur ietwat
droog. De wijze nu waarop Viotta zijn stof
behandeld heeft, zal, r«ar mijn overtuiging,
dit bezwaar geheel uit den weg ruimen. Viotta
groepeert zyn w«fk om de hoofdfiguren, de
heiden onzer muzikale kunst en vindt dan
gelegenheid over de dii minor*? met enkele
woorden nit te weiden. Andere schavers o»er
muziekgeschiedenis behandelen de feiten, de
gebeurtenissen op muzikaal gebied en knoopen
daaraan vast biographisehe bijzonderheden o»er
d« personen die daarop invloed uitgeoefend
hebben. Ik wil nu niet beweren dat de laatst
genoemde voorstel! ir gs w ij ze, uit een
wetenBcfcappeljjk oogpur t beschouwd, niet de voor
keur verdient, doch zeker is het dat Viotta's
manier zich over een \eal grootere populariteit
zal verheugen, daardoor zich een grooter aantal
lezers zal verwerven en diensvolgens ook veel
meer nut zal stichter. Groote standaardwerken
als van Kiesswetter, Ambros, Fétis, e. a., zouden
niet anders kunnen zyn aangelegd dan deze
auteurs hebben gedaan; maar Viotta's werk
richt zich tot een geheel anderen kring van
lezers en hun zal de bedoelde indeel.ng zeer
zeker welkom zjjn.
In dertig hoofdstukken en n eind-hoofdstuk
wordt ons de geschiedenis medegedeeld van de
voornaamste figuren onzer keest van af Orlando
di Lasso tot op onzen ty'd.
Viotta heeft op de hem eigene boeiende en
onderhoudende wyze over de «helden der toon
kunst" min of meer uitvoerige geschiedkundige
bijzonderheden medegedeeld. En of men nu
opslaat het hoofdstak dat s«n Haidel is gewy'd,
of 'Glnck, of dat handelt over Sshumann en
vooral over W ageer, steeds wordt men getrt ff m
door de juiste opmerkingsgave, den scherpen
blik en den fijn aesihbtischen zin van den
auteur. Wanneer ik na enkele opmerkingen
neerschrijf, die ik by het lezen maakte, dan
doe ik zulks, omdat daar misschien rekening
mede gebonden kan worden by het verschijnen
van een tweeden druk, die, ik ben er zeker
van, spoedig zal blijken noodig te zijn. Trou
wers bet zou my niet v«rwonder«rn, sis de
schrijver z»if reeds ten deele die opmerkingen
genaakt zal hebber, ca bet verecbynen van
*$n boek.
?Op pag. 12 wordt geschreven ov«r Qrlatdo
di Lasso >wat door de zorgen VAD Oommer,
Proske, Dahr, v. Msldighem e. a. in modern
notenschrift is verschenen, vormt ongeveer
«en achtste gedeelte van zyn wei ken." Hierby
had gevoegelijk vermeld kunnen worden dat
door de wereldflrma Breiikopf & Harte! thans
een complete uitgave van Orlando's werken
het licht ziet, onder redactia van drs. Fr X..
Haberl en Ad. Sandberger, waarvan thans
reeds 13 deelen zijn verschenen.
By Palestrir.a mis ik de resultaten van de
rasporingen door Haberl gemaakt, ten opzichte
van lijn geboortejaar (1528) en ook die, over
het concilie van Trente, waardoor de geschie
denis der Missa Popae Marctlii wel in een
eenigszirs ar.der licht geplaatst wordt.
Voort* heeft ons de uitgave van Gjudimel'g
psalmen door Heiry Expert geleerd dat de
compositiën van dien meester weinig gemeen
hebben met die van Palestrina, maar integen
deel een ietwat uuchtsren indruk maken.
yi1i<»MI»llimiilt»HllllmMllllHHIlHimU*UUIIII*lll"U»WM*HIHIHI«Ht
TMiiikfon
111 itfHHtiimii i iniiHfnniHi i
'N SLACHTOFFER.
Oorspronkelijke Sclitts
VJSN
F. DE SINCLAIR.
Hoe zou het toch komen, dat zooveel waarlijk
goede, eigenlijk ? bedoel ik goedige msEschen,
iets komieks habben en wel u«t onweerstaan
baar komische van iemani, die 't is, zonder
b«t te weten,
't Is n dir wreedheden van de natuur, die
toch al zoo wanig dott om haar geede reputatie
op te houden.
Willem Builirg was een zeer goedig en ook
waarlyk braaf mensen; z'n voorkomen, z'n
geheele opfreden bewees d»t trouwens. Het
BJ ijt me zoo, dat de meiischen etn hem lachen,
juist omdat ik getuige was, gedeeltelijk ten
minste, van een voorval, dat hem in de oogen
van 't publitk zoo'a ur belachely'üfiguur heeft
doen slaan.
Ik zal het vertallw, in de hoop, dat esn
gevoel van sympathie bij velec de atigiag tot
lachen zal bedwingen.
Het was 'n zeer gure morgea in November,
half ontdooide sneeuwvlokken vielen gelijk met
regen uit de grauwe luchf; de glazen ruitjes
van de lantaarns rinkelden door de windvlagen
en op de hoeken der straten woeien telkens
paraplu's buitenste binnen.
Op de smalle gracht liepen weinig menschen
en die er Kepen, zeUen allemaal kwaadaardige
gezichten, doken diep in den kraag van hun
overjas en momtulden met 'n rilling Fe vuil!"
ot Brri l koud!1'
Het artikel Sweelinrk had misschien iets
vollediger en uitvoeriger kunnen zijn, vcoral
in «anmeikirg genomen, dat het werk zich tot
Nederlar dsche lezers richt, die over dien hy'
uitstek Noord Nederlandschen meester wellicht
wat meer ingelicht zouden willen zy'n.
By' Bach wordt geen enkele zy'ner Cantates
met name genoemd; ook wordt noch over het
WeihtachsoratoriuBi, toch over de andere
PdSêionen dan de Mattlaus-passion uitgeweid.
Doch misschien zou de omvang van het werk
grooter zyn geworden dan men aanvankelijk
geraamd was, indien men aan deze zaken een
plaats verleend ware.
Na het uitvoerige en grondige Wanner- artikel
vindt men een Eindhoofdstuk. :< mag niet
nalaten een alinea daaruit te citeeren. Men
leest daar: »Na Wagner zy'n er tot heden geen
componisten geweest, die in den door ons
bedoelden zin tot de Halden der Toor.ktirst
gerekend kunnen worden. Wie hem gevolgd
lijn pp de door hem gebaande wegen, hebben
weinig succes gehad; wie zich tot het
componeeren van inatrumentaalmuzitk bepaald er,
habben tot heden niets verricht, dat hun voor
gangers niet even goed of beter gedaan hebben."
Ik mie hieiny n zin, die mij meer waard
zou zyn geweest dan de woorden slaande op
de volgelingen van W»gner of de latere
iostrumentaalmuziek-comporisten. Hadde de
heer Viotta geschreven: »Het is moeilijk on
den componisten die thans nog leven, of eerst
kortelings gestorven zy'n, hunne juiste plaats
aan te wy'zen in de muziekgeschiedenis, daar
de tijd alleen Itij machte is dienaangaande een
afdoerde uitspraak te doen", of iets dergelijks
dan had de sohryver meer rijn objectiviteit
gehandhaafd. Wel wordt l y Brahms en by
Richard Strauss gezinspeeld op den ly'd; doch
njy' dunkt dat in den aanhef zulks in de aller
eerste plaats had behooren te geschieden:
Onder de componisten van thans mis ik enkele
ramen die wel vermeld hadden mogen' o den.
Is het talent van Peter Banoit niet meer waaid
opgenoemd te worden zy' het dan ook i.ift
ond«r de Helden dan dat van R y;r?
Somener, d'Alb-rt, Weingartner hadden even
eens genoemd mogen sy'n.
Doch zooals ik reeds gezegd heb, wellicht
zy'n den auteur zelf reeds enkele der door mij
genoemde bemerkingen opgevallen; zoodat, b;j
een tweeden druk, allicht een herziening z; l
volgen.
Hat werk is getooid (!?) met 32 portretten.
Waren die allen zo a goed uitgevallen, als dat
van Sweelinck achter het titelblad, dan kon
men met deze serie portretten een schooce
collectie roemen. De uitgever kan hierin
misschien nog wel het een en ander verbeteren
bij een herdruk. Zy'n uitgave lou er slechts
b j ? winnen ; want zoowel de duidelijke druk
als het fraaie handje bezorgen het boekwerk
een tt r.k aiterlyk.
ANI. AVEKJCÜIP.
IIIMIIMItllHlllllltllltltlMIIMIHItlUtllllllMlillllllMllllllmlINM
In het Stedelijk Jtem,
I.
De musea zou men zoo goed als de talen
kunnen onderscheiden in doode en in levende.
Tot de doode zou men dan kunnen rekenen
t>t,entingen en eiflitingen, die als afgesloten
gehe.l, birjven in den toestand, waarin zij van
hun oorsprong af waren. Djor onveranderlijk
heid van ainzien, dosn ze denken aan een
ordelievend oudejuffroinren-huishouden-je, waar
alles y'n eenmaal ingenomen plaats blijfc be
houden. Zij hebben dan ook voor, dat de
schilderyen, die als aan den wand schijnen vast
geroest en onberoerd bleven a's grafsteenen,
nooit te vergeefs een Biedéker doen opslaan,
al overleefde die ock vele drukken; maar dit
is dan ook wel h«t eenige wat er voor te
zeggen valt.
Liever zijn me de levende musea, die aan
voortdurende v>rand«iing onderhevig zijn. Men
weet daar niet alty l zoo stellij vooruit de
emoties, die men er te wachten heeft en
onderv.ndt er het aangename van onvoorziene ont
moetingen snet nkuwe werken of wel, men ziet
onde bakenden in acder licht af gezelschap en
kry'gt er zoodoende meer een nitjuwen, frisseher
kijk op.
Moes', en we een voorbeeld noemen van zoo
een levend" museum, we konden geen beter
dan ons S:edel^k kiezen.
Men behoeft i?ya bezoeken by geen langer
tusschenpoozen dan enkele weken te herha en
om er zeker van te zy'n, verrassingen te vinden,
veranderingen die meestal verbeteringen zij",
of aangeworven rieuwe stukken, 't Is dan ook
niet *e verwonderen dat oe verzameling, die
er in 181)5 werd gchu.svest, sedert belangrijk
is toeger.omen. Ondanks die vjortdurende groote
u tbreiding ia er dezer dageneen citalogus van
de hand des betren Six vertchei.er, die tot op
h?t allerlaatste is bjgewcrkt en die daarom
UlllltlllllllliSlltllltllllltnilllllHltlmlIHllmlIMHIIIIIIIHUMHK
Met 'n ouwe ^rjene paraplu recht tegen
wind en ra'tigb.3;d in, kwam 'n vrouw aan,
'n mangelvrouv.
Ze had 'n blauwen bak onder ha»r arm, die
't goed bevatte, dat z; aan'n klant terugbracht.
Die bak was bedekt met 'n djek, die telkens
dreigde op te waaien en 'c goed zoodoenle
bloot zou stellen aan r at worden.
Aan de linkerhacd hie'd ze 'n klein meL-je
van 'n jiar of drie met 'n gezond kleurtje en
'n vies ncu-je en dat kind hield op haar beurt
'n zuj} vast, daf, iet^ ouler scheen, maar 'n
beetje slaperig uit dt rUtse oogj's ke.k.
Da moeder liep z~o snel, dat de kinderen
mossten draven en het ou 1ste, dat doornat
geregend was, om:!&t ze bu;.tun de paraplu liep,
begon te drenzen n eindelijk te huilen.
A!a," zei de vr^m»', mnji nou grienen,
zoo'n groote meid! '
't Kind antwoordde niet, drukte'n vuil vuist je
tegen 't oog en liep weer stil voort. Bij 'n
hooge stoep hield da mosder even stil om den
bak wat te verzetten.
Hier, hou v*st," beval ze 't grootste meisje,
dat onhandig de paraplu overnam. De vrouw
schikte den doek over 't mangelgoed en drukte
hem in da hoeken stijf aan om 't opwaaien te
beletten.
Toen vatte ze den bak weer onder den arm,
nam 't küd de paraplu af en zoo liepen ze
alle drie weer een eir.tlj) voort.
Jiaar op den hoek van 'n winderige straat
hield ze stil, bezon zich en duwde de kinderen
in 'n portiek van 'u boerenhuis.
Nou hier wachten tot 'k we.rom ben, hoor."
Ze sloeg de straat in en 'n tiental huizen
verder belde ze aan.
Ze mo«st lang wachten.
Eindelijk dsed de meid open en liet haar
in de gang.
Ga masr i ffen zitten, mevrouw mot je
«preken, ue heit geloof ik wat voor je."
A-jeblitf', ' sprak Je mangelv.'cuw en ze
door velen met v.eugde zal worden begroet.
Zeer beknopt geeft dit handige boek ke een
korte biografie van eiken meester, den titel van
elk werk en een heel er k e maal een kleine
toelichting, de herkomst van ieder stuk en 'ds
af uetingjn, die ik gaarne gemist had omdat
ze m. i. meer in een vtiling-t-catalogm thuis
behcoren. De zeer geringe prys, 2Ïet., van
dezen gids maa'tt hei: uit t zoo onoverkomelijk
voor den bezoeker, als hy zich door de naar
v e hopen voortgaande.! groei der verzameling,
tpoedig eea nieuwen druk zal moeten
aanschfffen.
In zy'n voorrede geeft de heef S'x een korte
geschiedenis, o de schuieren door de
Vereeniging tot het vormen van een Openbare
Verzameling vaa hed«no!aageche Kunst", lii^ee
igebracht uit de zalen van het voormalig o
ilenmanrenbuis naar het Bijksmuieum ea vandaar
ia ir htt S'.edelyk werden overgebracht en hoe
men door e-fittingen en schenkingen,
sauenstelting met schilderyen aan de gemeente
bebooreude en vooral door bruikleening tot
het tbar.s aanwezige geraakte. Hij eind'gt met
een woord van opwekking tot st«ui der
Vereenig'ng, wiwineds we van harte instem
men, daarby wy'jend op de gunstigere uitaten
die wel de-biste aansporing tot in btandhauling
dier Vereenigirg zijn.
Uit dezen catalogus Wijkt weer, hoe aan de
familie Van Eeghen het leeuwinaandeel toe
komt van de eer, zooveel echoons van orze
beste moderne meesters te ttebben bijeenge
bracht. D.or den heer C P v. Eegoe,>, daarin
voorge^ain, werien t»l van werkeu door z\jn
kinderen aan de gemeente af^es'aan. De h«er
J. H. v. E=-ghen bleef niet alleen de tradities
zijrer familie getrouw, matr als we nagaan,
wat in de laatste j wen door dezen Maecenas
in bruikhen werd afgas'ain, als we door zijn.
toaioen de aüerbes'e stukken van onze groote
HollandBche meesters hier aan duizenden genot
zien schenken en we 01 s rekenschap geven,
wat het zeggen wil i (i een verzameling byecn
te brengen als hy deed in da laatste jaren,
\an schilderijen van den Barbizon groep, dan
we'e.i we iiiet wat we het meest in dezen man
bewonderen moeten : ds onbekrompsn,
voritelyke wijze, waarop hy' zijn fortuin voor zulk
een no!»el doel beschikbaar stelt, dun wel de
onbaatzuchtigheid om het verworpene niet voor
zich alleen te bebouder., maar ieder wien kunst
ter harte gaat in het getot er van te doen
deelen Dit lykt mij de ware pié'teit toe voor
het werk der groote kunstenauv, die hun stuk
ken niet aüsondert in kabinetten, die alleen
voor eckele bevoorrechten toegankelijk zijn,
maar den krirg van hen tot wie hua werken
zullen ppreken zx) groot mogelyk tracht te
maken.
We zdllen thatis geen opsomming gewen van
de sshilderijm die alleen deze aideeling in de
laatste maicden rijk< r geworden is, maar voor
wie er nog geen kei nis van namen, willen we
toch nog even wijzen op de laatste drie nieuwe
stukken Aan den wand, waar het groote stuk
vaa me-r. Breton hing, vinden we nu een
Courbet, een Jafq'ie en een Jongkind.
De Courbet is een hferlyk, krachtig schil
derij. Een zee, totaal verschillend \a'i die
w\j aan or.s strand zien Hard en tcherj; bakenen
lucht en rotsen zich af tegen bet groenige
woelerde water. Maar otdanks het yreemle
deaer omgeving, treft ons direct de grootheid
en matht van die ce btatige, dreigende go'f,
<ea gebouw vsn erkele S''»v,>j!Hen, het spannend
moment van actie t n duarom dunkt my zoo
aantrekkely'k om uit te b.elden voor den
kunstetaar, die het wezen d<r beweging zoo door
en door begrijpt en-ons dit in 'ijn voorstelling
zoo levendig weet wter te gever, in tegen
stelling met de moment opname der camera,
die een oogenbl k van btilstand grijpt. II t
schilderij lykt me geheel getempermesi''; de
puurheid van kleurmenging heeft daar bij
gewo?ten «n ?an het kalkachtige, dat meestal
met deze behandeling samengaat, is hier geen
fpoor te oi.tdekken. Ei door de groottehe
opvatting a door zijn machtige technitk, is
het een bewonderenswaardig sch liler^j.
Ook d« J ;fq ie is er ean, zooa'3 men er niet
veel te zien kry'g* van dezen meester, die voor
my meestal de minste lijkt van da groep,
waartoe hij gewoonlgk gereketd wordt, la dit
werk vinden we die weeiderigheid van vormen,
die volle kleurengloed terug, die zoo eigen zy'ïi
aan dat zijner bentgerooten, maar die we m
zijn salonstukjes meestal misson.
De Jongkind is een zeer levendig schilderij.
De kleur it kjder dan het kk'urenganami dar
Pranschen en minder dan zij liet hij aau de
phantasie over.
De heer S'x,die Alma Tmlernaeen H )llar d
chEngel ch schilder noemt, bli/t Jongkind
Hollandsch fchJder heeten; mij dunkt zeer terecht,
w^iit hoe grcot de invloed der Franschen op
hem geweest i<, hoezeer zij ham gevrijwaard
hebben voor den wansmaak, die in zy'n vader
land heerschetde was, toch it, de grondtoon van
zette z':ch neer op de bank, die in de gang
sto:.d.
Willem Balling was naar de poit gewee^^,
had z'n brieven gebaa:d en stapte nu met 'n
paraplu orer z'n schouder en verder goed
t«gen de natri^htid bescherm! door z'n lange
rese. jas, deae.fcfe gracht af, waar de kinderen
door d; vroaw waren neergezet.
i 't Zij dat het oudste kind 't koud had, 't
zij d«,t 't bang wa% omdat de moeder haar
alleen liet met 't zuje, het doet er niet toe,
'n feit is 't, dat het fiwrdop hu Ide toen Bnüing
d3 portiik passeer'e, waarin ze sfonden.
Meewarig bl.-et hij s'.aan en zag de schapen
aan, toen trad hij viiendelijk nader.
Wat is er, wou je bellen, kleintje?"
DJ kinderen keken hem verlegen aan en
hielden op me: huiler.
Wou ji bellen 'l' vroeg Builing opnieuw,
nog 'n .'ta.ji raderbij kooiend.
Moeder!" slabberde het grootste kind, dat
opnieuw in tranen uitbarstte.
Bu Kng scbudde het hoofd en zag rond.
Niemand op da stille gracht, dan onverschillige
menschen, die zich niet stoorden aan de kreten
? d«r kleinen, die zeker hongerig en kou<l de
straat waren opgestuurd door gewetenlooze
oud rs.
j En d? regen met de sneeuwvlokken striem jen
j door di lucht en de wind gierde en rljot door
de deuren, het was huiveringwekkend.
Heb j? honger liefje?" vroeg Builing nu
ook even in de portiek schuilende, 't Grootste
l kind bracht iets ui(; Builing verstond ja".
Moetjel" zei BU 't kleinste.
Toen, bezield met 'n schoon menschlleyeod
ge.OP!, r,am Builing 'a bes'uit.
Ga maar met my mee," sprak hij, ik zal
je by' je moetje brengen toor, moetje is zeker
thuis lè?"
Ey strekte z'n hard uit naar 't kleinste
rupi.-j-, dat volstrekt niet verlegen was en
zy'n werk volkomen Hollanisch gebleken en dit
schildery b v. staat m. i. veel dichter bij de
kunst van Jaap Maris dan by' de Fransche
schilderyen die het omgeven.
Vóór deze drie nieuwe schilderyen zittend,
ziet men in het kabinetje er naast een schilderij
van den anders typisch Hollandschen Gahriel, dat
veel meer tot de Franschen nadert. Het is een,
werk, dat ook nog niet zoo lang geleden in het
muspuin kwam; in rossig bruinen toon geschil
derd, geef c 't het moment van een warmen
zomernamiddag, als er een oogenblik van roerloos
heid over de ttille, verre weiden is een zeld
zaam rust/g schilderij vaa byna plechtigen
eenvoul, dat wel de aandacht verdient.
Maar om nog even tot de Fransche zaal
terug te keeren is de majesteit, d'e de
Theodora van Berjainin Constant ten toon
fpreidt wel in overeenstemming met het
vorstel\jke, dat in de haar omringende werken be
sloten ligt? Zjn deze geen edelgesteanten van
zuiverder water dan de schuierende paarlen
en srnarsg len, waarmee de trotsche keizerin
overladen is en zou het 'geen aanbeveling
verdier.en haar te doen antichambreeren met
Biugereau en Boulanger in de zaal er naast
in p'aa's van haar in dit gezelschap toe te
laten ... maar wie weet hoe gauw we ook haar
plaats door werken van de oudere Franschen
zien ingeromen I
J. W. N.
Koloniöle tentoonstelling.
Deze fxposit-ion ethnogra[ih:r[ite, waarvan al
te weinig melding wtrd gemaakt, is nu gesloten.
Algemeen is de voldoening, welke zy in Ant
werpen hetfc te weeg gebracht. Voor de ge
schiedenis der beschaving was er rog al een
en ander, tot heden ongeziens uit te leeren.
Men varge by' voorbeeld aan met het beellwerk
uit de beide Indien. Merkwaardig ia het, hoe
vooral in de vrouwenportretten van prin
sessen ei z., welke eene sprekende type van
gelijkenis zich daar voordoet. Ruide kopper,
van goedhartige, iachte uiturukkicg zijn de
eigecaardighedan dier meeste n'juren, allen
op het b uitat geprolychromeerd. Hierin doen
cle afgodsbeelden niet onder, w<;lke in groote
menigte, m estal op 23 menschelijke grootte
u met hunre vreeselijke en veelvuldige oogen,
vooruitstaande tanden enz enz aangrynzen,
ea mettt uit hout zijn gesneden.
Opmerking verdiei do het potwerk uit Suri
name. Verwonderd staat men stil bij Molengraafs
kast t van Borreo en de voorstelling van
Ceylon. Niet minder trtft ons de kaart der
ze peilingen van Max Weber, welke or,s de
diep"e van 4000 meters voor oogen stelt, en
de zee, op 320 andere plaatsen gepeild.
Zetr eigenaardig zyn de verzamelingen van
icdjsche kuriositeitep, bijeengebracht in de
ondtr»ijagesiichten van Mtlle (tij Gjni), S.
Ignatias te Antwarpen en het uassiehuis te
Bargernout.
Wy zien verder eece reeks van sdanspruiken"
en mutsen uit Nieuw Mecklenburg, kleederen
van houtvez«ls als tunica's vervaardigd, eeiie
prachtige diadeem en kroon uit E ig.
NieuwGoinea en pantserhemden uit boomschors
vervaardigd.
Eindelyk treft ons de menigte
sch«epsmodellep, opklimmende tot dan tijd van Da
Iviyter, eere keurige en heerlyke verzameling,
eene tentoonstellu.g v«u den D. L yi, de
Glenlice, het schip Wtlltm III en velerlti
uit Italië, projecten fan 't Panama kanaal enz.,
meest ailes van de lij tte bewerkirg en met
verstand geclasseerd.
Antwerpen, 22 Jali. A, T.
Dd wontlerbire wereld, dojr HEBMAX
TEIEI-INCK. U tgegeven ta Anslerdain
bij G A J. van Dishoeck.
Wat ik, geboren buitenman en Vlaming,
eerst en vooial varlang en zoek in een boek
o /er het Viaamsche landleven, is da echtheid
der locale kleur, het tafereel van 't Vlaatnsche
landschap, met zijn verschillende vormen,
tinten en geuren. Ei ik weet dat dit niet
makkelijk waer te geven is. V-oor dan gewonen
reiziger, die er ving doortrekt, is Vlaanderen
eea monotor.e, byna leelyke streek. Voor ons
integendeel, die het goad kennen, dia zijn
duiienden kronkelwegen en siingerpandj >s heb
ben bewandeld, is het een land vol teere en
intieme poë«ie, zóó rijk en afgewisseld in al
zijn pittoreske verrassingen, dat hij dia er in
woord cf beeld ean eenigszins concreete en
synthetische voorstelling van weet te gaven,
op zichzelf reeds een kunstwerk verricht.
Dit hetft Herman Tairliück gedaan, en al
had ook zija wei k geen verdere verdiensten,
rog zou ik hem begroeten als een zeer knap
kunstenaar.
Hij is, evenals S:ijn Sïreavels, een Vlaming
dadslyk haar klein rood knuistja in z'n gUc
handschoen legle. 't Kleinste meisje trok haar
zus-j i rnee, dat van verbazing het huilen en rle
kou vergat en gedwee volgde.
Zo j met de pa aplu laag veor de beide
kindcr.n stapte Builirg voort, al maar pratend
en vragend waar ze toch woonden, maar de
kinderen zeiden niets en liepen mee, mogeluk
met 't vage besef dat zs naar haar moader
fingen.
Ik zal ze eerst e»ns wat laten eten," over
legde Balling, dan raken ze meer op hun
gemak en kan ik er mogelijk achter kooien
waar ze thuis hoorer."
Hij wenkte 'n tram, die stil hield, tilde d«
kinderen er in en ging met hen binisen zitter.
De conducteur monsterde hem van hooi d tot
voeten en ook de me 'epassagiers schenen z'n
verschijning met die twee schapen nogal
by'eonder te vinden, maar Buiüng was de man niet
om z!ch aai die verwonderde blikken (e storen.
De kinderen zeiden cieïs, zaten hand aan
hand verwonderd rond te kijker, schommelden
met hun beentjes en plukten aan 't fluweel
van de kussens.
Is uwe er met de kindertjes uit tneheer?"
vroeg 'n burgerj^ffromr, nadat ze eerst d*
kinderen en tosn Builing aandachtig had
zitten opnemen.
Ja," antwoordde Balling vriendelijk, ,'t ie
geen wesr om te lo'-pen (èV
Maar 't benne toch zekers uw eigen kinders
niet," informeerde de juffrouw.
Nee, nee," antwoordde Builing haastig, ik . .
h'm . . ik ben niet getrouwd," voegde hij er
ntïf achter.
O, is uwe niet getrouwd!" hervatte de
juffrouw steeds meer g<Iateresseerd, dan ben
nen 't zeker kicders vaa . . e . ."
Ze hoopte dat Builing 't wel zou aanvuKen,
maar deze tikte met z'n paraplu tegen de
glazen duif om den conducteur te laten s' oppen
De tram hield ttil, B tiling tilde de kinderen
van Zaid-Vlaanderen, en 't land dat hy'
bcsshryft is ongeveer hetzelfde land als dat v;n
Streuvels. Is bet daaraan te danken dat beider
werk onder veel opzichten zoo stei k op elkaar
ly'kt ? Wel moje'y'k ; en die eenvoudige
gelykenis treft mij als de echtheid BH de eenheid
zelve van 't natuurbeeld, dat deze twee artiesten
in hun werk heeft g( ispireerd.
Een beschry'ving van Tdirlitck, evenals een
beschrijving van Streuvels, bestaat en leeft op
zichselve, is op zichzelve een aangename emotie
voor gemoed en geest, zooals een mooi land
schap een verrukking is voor oog en ziel.
Man kan er langzaam en langdurig van ge
nieten, in een gepoel van grootp, zachts rust.
Men voelt zich ergens vreedzaam zitten, op een
heuveltje, onder de schaduw van een boompje
mat zacht-ritselende blaren, en men verlangt
niets meer dan 't kalme vergezicht dat daar
beneden ligt: grysgroer.e of gou^gtle
oogstvelden, stille witte huisjes met groene luiKjes
en roode dak j es, en hier en daar esn molen
met gekruiste wieken of een spits kerktorei.'ji,
dat alles midiien in het btruikgewas en booge
boomen, alom serepreid tot aan den horizon
als in een eindeloos uitge^trekten tuin, ocder
de blauwe luchtstolp met haar hoogp,
zonnigwitte wolkan.
Meer vraagt men tiet. In zachten vrede wil
men stil daarvan genieten. E-i als van zelf,
gelijk producten uit den grond, verschynen in
die kalme omgeving eenvoudige personages,
ir,t ,'itieve, instinctieva wezens, zonder i
gcwikkeld zieleleven. Zij werken rustig op den
akker, in harmonie met de huisdieren die
hen heipan; zy eten, diink^n, lachop, paren
en slapan, aldoor natuurlijk en eenvoudig,
n met den eeuwigdurend-primitieven jy.amus
der Natuur Zij ksnnen geen gecompliceerde
gevoelens, en als ze tiets te doen habben,
b'ijvan Z3 gedachteloos. E- is iets wazigM,iets
somriambulisch over hun ginscha bestaan.
Z'ilke natuur, zulk lever, leid t dan ook, l ehilve
de bespiegeling, van zelf tot het opmerken en
weergeven vau het kleine, vau 't gf wone, vai het
schijnbaar nietige en onbeduidende. M,ar juist
dat schy'nbaar tietigs an onbeduidende wordt
het echt belang'yke van dat stille leven. Het
wordt er enorm en als het ware oneindig door.
Man voelt er in ds onbegrensde, ontelbare
afwisselingen van een gansche wereld. Ean
eenvoudige graszode, op een afstand gezien,
is niets dan eenvoudige gra-zode. M iar neem
ze in de hand, pluk er de grassprie jas en
kleine plan'jas van uit elkaar, breek de aarde
in kluitjes en vermorzel die klui'jaa tot mulle
zand, en mi'j anenvoudig openbaart zich 't
wonderbare lefsn.
Zoo deed Herman Tairlinck in dit heel
mooi uitgegeven boek met by'zonder goed pas
senden titel.
A's volgt beschryft hij b. v. wat een oude
boereman al ziet die door zijn open venster ky'kt.
In den hof, onder de vens'er, groeide een
hoop dahlia's. Esn kriewelend Ie en roerde
er omtrent. Bieën, fl jiteriere, horsels ronkten
en zoefden rond de dikke bloemen, of een
koppel vlinders kwamen vechtend er op afge
zakt en waggelden in onregelmatige vlucht
verdar, over de hage. Altemtti bemerktn
Din-Djuze in die krioelinge een dierken on
bekend en eigenaardig, dat in de lucht roerlooj
hangen bleef, en daarca met een schok, hooger
cf lager geraakte, waar het opnieuw zich stille
te bepeinzen hirg. Hij rekte zynen hiis er
naar. 't Had een schoon lyvtken met gele
strepen en een paar groote zijlen kekers".
En even verder:
»Da ppinne zat tetuhben lijk een oud vrouw'j».
Hare voorpooten trokken soms aan een draatija
en haar koppekan ging zacht omhooge''....
Dan ziet de ouda man opnieuw d<. bloemen van
zy i tuir.ija, en dankt aun zy r, gestorven vrouw,
dia er zooveel van hield.
»Hg zag r.u wel dat bloamen zotte levens zy'n".
Da aar.htf der tweede novelle van den bundel,
«Lindrilylje HUtorie", is meesterlijk als
beschry'vii'g:
»Da stove rorkte in het midden, en, aJs de
laaie asch uit den roobter in den bak daar
onder altemels neerviel, nu een koolken en
dsn een koolken, waren die vier
mecsehengezichten verlicut met een rooien glans, die
allengs uitstiprf en na een btor.de terug
opblookte. 't Gszichte van Vienij*}, omdat het
dichtl>y' den ttocifpot wac, blonk dan met een
bleeke, byna witte klaarte. Zijna oogskens
glommen in den rook van zijne py'pe en men
zag zy'n dichten mond op en r.eer gaan, met
ds kin, in stil smakken en blazen".
En hoe aardig vertelt bij van kinderen.
»Ta zessen kwamen Menss'a kirderen thuis.
't Was eerst K>omnieken, die s- ffjns Djeefken
by moeder aankloeg en haar kleed wees, dat
ouderaan gescheurd wa?. Dan verscheen de
heale bendp, de eene luidruchtig
binnenbtuivend, de andere moe en half-truntend, en
recht naar 't schotelhuis a%ykeEd. Djeefken
jankte dat hij honger had, maar zette het
? er uit, nam 't klein te op z'n arm, gaf't grootste
; 'n hand en stapte regelrecht naar 'n
melkinrichting.
2ie zoo," spiak hij vriendelijk, zelf aan
merkelijk verk»ikt door de aangename
tem^e; ra'uur in 't salonnetje nu zullen we eens wat
leikers voor jullie koopen hér1"
Hij zette de meines elk op 'n stoel, bestelle
drie koppen cacao en 'n schaal taartjes. Een.
.lactje k*am gelijk met 'n blosje op de wangen
der kleinen.
Bailing genoot van z'n succes.
Ei vertel me nou's waar jullie woner "
begon hij opnieuw, terwijl hij op 't sehotelfje
van elk kicd 'n taartje schoot.
Ongeveer op 't zelfde oogenblik, dat Buil'n*
met de kinderen in de tram stapte, verliet da
mangelvrouw het huis van haar klant, waar ze
'n minuut of tisn had moeten wachten.
Ze ha! wat oude kleeren gekregen voor ue
kinderen en stapte met 'n Vrindelik bedankt
mevrouw", de stoep af.
Op de gracht gakomen liep ze naar de p
rek waar ze de kindaren hai achkr gelaten
Geen kinderen !
Verbaasd keek ze rond, twyfelend of ze zii !i
mogelyk in 't huia verbiste, maar er was er
geen een in de buurf, dat 'n portiek had.
God, me kinders!" bracht ge hardop u't
niet wetend wat te beginnen. '
Toen schoot haar iets te binnen, 't was ze»
koud, misschien h.idden de menbchen die er
woonden ze even in de ga'g gelaten.
Zo belüe.
Er werd getikt fegen een der kcukenvcLste s
van 't soueterrain en 'n meidehoofd schudde
van neen.
Me kinders!" riep de vrouw smeekend uu
De meid deed 't raam open.
Niks r.oodig vreusv!" ze wou weer thiifen
maar toen bars te de vrouw in Uau n uit. '