De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 10 augustus pagina 3

10 augustus 1902 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1311 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. een beecbrgvicg van de stef, alsook de bronnen waaruit de dichter-componibt het f c geput. ? Wawseer de heer Chop gaat moraliseren en meent Wagner eens de les te moeten lezen, tooals hy doet wanneer hij zegt >dat Wagner (in Tannl aisei) in »yn muzikale schildering de grens van bet «esthetische overschrijdt" dan frioof ik voor den goeéea Wagner-vriend wel het standpcnt te hebban duidelijk gemaakt, waarop Cbop zieh plaatst in zyn beoordeeliig v«n W*gt er's kunstwerk. In de Meistersiogw vindt Chop blijkbaar niets wat hem aanstoot geeft want »geen vaa Wagner's andere toonscheppirgen is hem in aoo hooge mate fympatbJBch'; onder de burgers van Neurenberg voelt hy zich mensen onder menschen. Die grootere voorliefde van den schryver voor de «Meisfereirger ' is wel oorzaak, dat ook de leiddraad voor dat werk uitvoeriger en degelijker is. IQ 48 muziekvoorbeelden worden de hoofdmotieven uit het meesterwerk afge drukt. De uitgever zorgde voor een duidslyken druk van den tekst; de muziek met haar eigenaardige boekdruk ypen maakt een minier fraaien indruk. Ware het niet beter geweest de notenvoorbeelden in den t ha^s. gehcu keIjjken uitstekenden »Notenstich" in een apart aanhangsel aan het bwkike toe te vo°g<n? Dat zou by' het verwijzen naar vroegere voor beelden het naslaan ook gemakkelijker maken. Het groote ingenomenheid heb ik indeitjd reeds het werk van mr. Hanri Viotta «Helden der Toonkunst" aangekondigd. Het zal toch, dunkt mjj> menig musicus opgevallen zjjn hoe moti'y'k men er orze k»r «ij 01 geren en dilettanten toe bewegen kan zich bezig te houden met de etudia van een werk over muziekgeschiedenis. Ia den regel vindt men die lectuur ietwat droog. De wijze nu waarop Viotta zijn stof behandeld heeft, zal, r«ar mijn overtuiging, dit bezwaar geheel uit den weg ruimen. Viotta groepeert zyn w«fk om de hoofdfiguren, de heiden onzer muzikale kunst en vindt dan gelegenheid over de dii minor*? met enkele woorden nit te weiden. Andere schavers o»er muziekgeschiedenis behandelen de feiten, de gebeurtenissen op muzikaal gebied en knoopen daaraan vast biographisehe bijzonderheden o»er d« personen die daarop invloed uitgeoefend hebben. Ik wil nu niet beweren dat de laatst genoemde voorstel! ir gs w ij ze, uit een wetenBcfcappeljjk oogpur t beschouwd, niet de voor keur verdient, doch zeker is het dat Viotta's manier zich over een \eal grootere populariteit zal verheugen, daardoor zich een grooter aantal lezers zal verwerven en diensvolgens ook veel meer nut zal stichter. Groote standaardwerken als van Kiesswetter, Ambros, Fétis, e. a., zouden niet anders kunnen zyn aangelegd dan deze auteurs hebben gedaan; maar Viotta's werk richt zich tot een geheel anderen kring van lezers en hun zal de bedoelde indeel.ng zeer zeker welkom zjjn. In dertig hoofdstukken en n eind-hoofdstuk wordt ons de geschiedenis medegedeeld van de voornaamste figuren onzer keest van af Orlando di Lasso tot op onzen ty'd. Viotta heeft op de hem eigene boeiende en onderhoudende wyze over de «helden der toon kunst" min of meer uitvoerige geschiedkundige bijzonderheden medegedeeld. En of men nu opslaat het hoofdstak dat s«n Haidel is gewy'd, of 'Glnck, of dat handelt over Sshumann en vooral over W ageer, steeds wordt men getrt ff m door de juiste opmerkingsgave, den scherpen blik en den fijn aesihbtischen zin van den auteur. Wanneer ik na enkele opmerkingen neerschrijf, die ik by het lezen maakte, dan doe ik zulks, omdat daar misschien rekening mede gebonden kan worden by het verschijnen van een tweeden druk, die, ik ben er zeker van, spoedig zal blijken noodig te zijn. Trou wers bet zou my niet v«rwonder«rn, sis de schrijver z»if reeds ten deele die opmerkingen genaakt zal hebber, ca bet verecbynen van *$n boek. ?Op pag. 12 wordt geschreven ov«r Qrlatdo di Lasso >wat door de zorgen VAD Oommer, Proske, Dahr, v. Msldighem e. a. in modern notenschrift is verschenen, vormt ongeveer «en achtste gedeelte van zyn wei ken." Hierby had gevoegelijk vermeld kunnen worden dat door de wereldflrma Breiikopf & Harte! thans een complete uitgave van Orlando's werken het licht ziet, onder redactia van drs. Fr X.. Haberl en Ad. Sandberger, waarvan thans reeds 13 deelen zijn verschenen. By Palestrir.a mis ik de resultaten van de rasporingen door Haberl gemaakt, ten opzichte van lijn geboortejaar (1528) en ook die, over het concilie van Trente, waardoor de geschie denis der Missa Popae Marctlii wel in een eenigszirs ar.der licht geplaatst wordt. Voort* heeft ons de uitgave van Gjudimel'g psalmen door Heiry Expert geleerd dat de compositiën van dien meester weinig gemeen hebben met die van Palestrina, maar integen deel een ietwat uuchtsren indruk maken. yi1i<»MI»llimiilt»HllllmMllllHHIlHimU*UUIIII*lll"U»WM*HIHIHI«Ht TMiiikfon 111 itfHHtiimii i iniiHfnniHi i 'N SLACHTOFFER. Oorspronkelijke Sclitts VJSN F. DE SINCLAIR. Hoe zou het toch komen, dat zooveel waarlijk goede, eigenlijk ? bedoel ik goedige msEschen, iets komieks habben en wel u«t onweerstaan baar komische van iemani, die 't is, zonder b«t te weten, 't Is n dir wreedheden van de natuur, die toch al zoo wanig dott om haar geede reputatie op te houden. Willem Builirg was een zeer goedig en ook waarlyk braaf mensen; z'n voorkomen, z'n geheele opfreden bewees d»t trouwens. Het BJ ijt me zoo, dat de meiischen etn hem lachen, juist omdat ik getuige was, gedeeltelijk ten minste, van een voorval, dat hem in de oogen van 't publitk zoo'a ur belachely'üfiguur heeft doen slaan. Ik zal het vertallw, in de hoop, dat esn gevoel van sympathie bij velec de atigiag tot lachen zal bedwingen. Het was 'n zeer gure morgea in November, half ontdooide sneeuwvlokken vielen gelijk met regen uit de grauwe luchf; de glazen ruitjes van de lantaarns rinkelden door de windvlagen en op de hoeken der straten woeien telkens paraplu's buitenste binnen. Op de smalle gracht liepen weinig menschen en die er Kepen, zeUen allemaal kwaadaardige gezichten, doken diep in den kraag van hun overjas en momtulden met 'n rilling Fe vuil!" ot Brri l koud!1' Het artikel Sweelinrk had misschien iets vollediger en uitvoeriger kunnen zijn, vcoral in «anmeikirg genomen, dat het werk zich tot Nederlar dsche lezers richt, die over dien hy' uitstek Noord Nederlandschen meester wellicht wat meer ingelicht zouden willen zy'n. By' Bach wordt geen enkele zy'ner Cantates met name genoemd; ook wordt noch over het WeihtachsoratoriuBi, toch over de andere PdSêionen dan de Mattlaus-passion uitgeweid. Doch misschien zou de omvang van het werk grooter zyn geworden dan men aanvankelijk geraamd was, indien men aan deze zaken een plaats verleend ware. Na het uitvoerige en grondige Wanner- artikel vindt men een Eindhoofdstuk. :< mag niet nalaten een alinea daaruit te citeeren. Men leest daar: »Na Wagner zy'n er tot heden geen componisten geweest, die in den door ons bedoelden zin tot de Halden der Toor.ktirst gerekend kunnen worden. Wie hem gevolgd lijn pp de door hem gebaande wegen, hebben weinig succes gehad; wie zich tot het componeeren van inatrumentaalmuzitk bepaald er, habben tot heden niets verricht, dat hun voor gangers niet even goed of beter gedaan hebben." Ik mie hieiny n zin, die mij meer waard zou zyn geweest dan de woorden slaande op de volgelingen van W»gner of de latere iostrumentaalmuziek-comporisten. Hadde de heer Viotta geschreven: »Het is moeilijk on den componisten die thans nog leven, of eerst kortelings gestorven zy'n, hunne juiste plaats aan te wy'zen in de muziekgeschiedenis, daar de tijd alleen Itij machte is dienaangaande een afdoerde uitspraak te doen", of iets dergelijks dan had de sohryver meer rijn objectiviteit gehandhaafd. Wel wordt l y Brahms en by Richard Strauss gezinspeeld op den ly'd; doch njy' dunkt dat in den aanhef zulks in de aller eerste plaats had behooren te geschieden: Onder de componisten van thans mis ik enkele ramen die wel vermeld hadden mogen' o den. Is het talent van Peter Banoit niet meer waaid opgenoemd te worden zy' het dan ook i.ift ond«r de Helden dan dat van R y;r? Somener, d'Alb-rt, Weingartner hadden even eens genoemd mogen sy'n. Doch zooals ik reeds gezegd heb, wellicht zy'n den auteur zelf reeds enkele der door mij genoemde bemerkingen opgevallen; zoodat, b;j een tweeden druk, allicht een herziening z; l volgen. Hat werk is getooid (!?) met 32 portretten. Waren die allen zo a goed uitgevallen, als dat van Sweelinck achter het titelblad, dan kon men met deze serie portretten een schooce collectie roemen. De uitgever kan hierin misschien nog wel het een en ander verbeteren bij een herdruk. Zy'n uitgave lou er slechts b j ? winnen ; want zoowel de duidelijke druk als het fraaie handje bezorgen het boekwerk een tt r.k aiterlyk. ANI. AVEKJCÜIP. IIIMIIMItllHlllllltllltltlMIIMIHItlUtllllllMlillllllMllllllmlINM In het Stedelijk Jtem, I. De musea zou men zoo goed als de talen kunnen onderscheiden in doode en in levende. Tot de doode zou men dan kunnen rekenen t>t,entingen en eiflitingen, die als afgesloten gehe.l, birjven in den toestand, waarin zij van hun oorsprong af waren. Djor onveranderlijk heid van ainzien, dosn ze denken aan een ordelievend oudejuffroinren-huishouden-je, waar alles y'n eenmaal ingenomen plaats blijfc be houden. Zij hebben dan ook voor, dat de schilderyen, die als aan den wand schijnen vast geroest en onberoerd bleven a's grafsteenen, nooit te vergeefs een Biedéker doen opslaan, al overleefde die ock vele drukken; maar dit is dan ook wel h«t eenige wat er voor te zeggen valt. Liever zijn me de levende musea, die aan voortdurende v>rand«iing onderhevig zijn. Men weet daar niet alty l zoo stellij vooruit de emoties, die men er te wachten heeft en onderv.ndt er het aangename van onvoorziene ont moetingen snet nkuwe werken of wel, men ziet onde bakenden in acder licht af gezelschap en kry'gt er zoodoende meer een nitjuwen, frisseher kijk op. Moes', en we een voorbeeld noemen van zoo een levend" museum, we konden geen beter dan ons S:edel^k kiezen. Men behoeft i?ya bezoeken by geen langer tusschenpoozen dan enkele weken te herha en om er zeker van te zy'n, verrassingen te vinden, veranderingen die meestal verbeteringen zij", of aangeworven rieuwe stukken, 't Is dan ook niet *e verwonderen dat oe verzameling, die er in 181)5 werd gchu.svest, sedert belangrijk is toeger.omen. Ondanks die vjortdurende groote u tbreiding ia er dezer dageneen citalogus van de hand des betren Six vertchei.er, die tot op h?t allerlaatste is bjgewcrkt en die daarom UlllltlllllllliSlltllltllllltnilllllHltlmlIHllmlIMHIIIIIIIHUMHK Met 'n ouwe ^rjene paraplu recht tegen wind en ra'tigb.3;d in, kwam 'n vrouw aan, 'n mangelvrouv. Ze had 'n blauwen bak onder ha»r arm, die 't goed bevatte, dat z; aan'n klant terugbracht. Die bak was bedekt met 'n djek, die telkens dreigde op te waaien en 'c goed zoodoenle bloot zou stellen aan r at worden. Aan de linkerhacd hie'd ze 'n klein meL-je van 'n jiar of drie met 'n gezond kleurtje en 'n vies ncu-je en dat kind hield op haar beurt 'n zuj} vast, daf, iet^ ouler scheen, maar 'n beetje slaperig uit dt rUtse oogj's ke.k. Da moeder liep z~o snel, dat de kinderen mossten draven en het ou 1ste, dat doornat geregend was, om:!&t ze bu;.tun de paraplu liep, begon te drenzen n eindelijk te huilen. A!a," zei de vr^m»', mnji nou grienen, zoo'n groote meid! ' 't Kind antwoordde niet, drukte'n vuil vuist je tegen 't oog en liep weer stil voort. Bij 'n hooge stoep hield da mosder even stil om den bak wat te verzetten. Hier, hou v*st," beval ze 't grootste meisje, dat onhandig de paraplu overnam. De vrouw schikte den doek over 't mangelgoed en drukte hem in da hoeken stijf aan om 't opwaaien te beletten. Toen vatte ze den bak weer onder den arm, nam 't küd de paraplu af en zoo liepen ze alle drie weer een eir.tlj) voort. Jiaar op den hoek van 'n winderige straat hield ze stil, bezon zich en duwde de kinderen in 'n portiek van 'u boerenhuis. Nou hier wachten tot 'k we.rom ben, hoor." Ze sloeg de straat in en 'n tiental huizen verder belde ze aan. Ze mo«st lang wachten. Eindelijk dsed de meid open en liet haar in de gang. Ga masr i ffen zitten, mevrouw mot je «preken, ue heit geloof ik wat voor je." A-jeblitf', ' sprak Je mangelv.'cuw en ze door velen met v.eugde zal worden begroet. Zeer beknopt geeft dit handige boek ke een korte biografie van eiken meester, den titel van elk werk en een heel er k e maal een kleine toelichting, de herkomst van ieder stuk en 'ds af uetingjn, die ik gaarne gemist had omdat ze m. i. meer in een vtiling-t-catalogm thuis behcoren. De zeer geringe prys, 2Ïet., van dezen gids maa'tt hei: uit t zoo onoverkomelijk voor den bezoeker, als hy zich door de naar v e hopen voortgaande.! groei der verzameling, tpoedig eea nieuwen druk zal moeten aanschfffen. In zy'n voorrede geeft de heef S'x een korte geschiedenis, o de schuieren door de Vereeniging tot het vormen van een Openbare Verzameling vaa hed«no!aageche Kunst", lii^ee igebracht uit de zalen van het voormalig o ilenmanrenbuis naar het Bijksmuieum ea vandaar ia ir htt S'.edelyk werden overgebracht en hoe men door e-fittingen en schenkingen, sauenstelting met schilderyen aan de gemeente bebooreude en vooral door bruikleening tot het tbar.s aanwezige geraakte. Hij eind'gt met een woord van opwekking tot st«ui der Vereenig'ng, wiwineds we van harte instem men, daarby wy'jend op de gunstigere uitaten die wel de-biste aansporing tot in btandhauling dier Vereenigirg zijn. Uit dezen catalogus Wijkt weer, hoe aan de familie Van Eeghen het leeuwinaandeel toe komt van de eer, zooveel echoons van orze beste moderne meesters te ttebben bijeenge bracht. D.or den heer C P v. Eegoe,>, daarin voorge^ain, werien t»l van werkeu door z\jn kinderen aan de gemeente af^es'aan. De h«er J. H. v. E=-ghen bleef niet alleen de tradities zijrer familie getrouw, matr als we nagaan, wat in de laatste j wen door dezen Maecenas in bruikhen werd afgas'ain, als we door zijn. toaioen de aüerbes'e stukken van onze groote HollandBche meesters hier aan duizenden genot zien schenken en we 01 s rekenschap geven, wat het zeggen wil i (i een verzameling byecn te brengen als hy deed in da laatste jaren, \an schilderijen van den Barbizon groep, dan we'e.i we iiiet wat we het meest in dezen man bewonderen moeten : ds onbekrompsn, voritelyke wijze, waarop hy' zijn fortuin voor zulk een no!»el doel beschikbaar stelt, dun wel de onbaatzuchtigheid om het verworpene niet voor zich alleen te bebouder., maar ieder wien kunst ter harte gaat in het getot er van te doen deelen Dit lykt mij de ware pié'teit toe voor het werk der groote kunstenauv, die hun stuk ken niet aüsondert in kabinetten, die alleen voor eckele bevoorrechten toegankelijk zijn, maar den krirg van hen tot wie hua werken zullen ppreken zx) groot mogelyk tracht te maken. We zdllen thatis geen opsomming gewen van de sshilderijm die alleen deze aideeling in de laatste maicden rijk< r geworden is, maar voor wie er nog geen kei nis van namen, willen we toch nog even wijzen op de laatste drie nieuwe stukken Aan den wand, waar het groote stuk vaa me-r. Breton hing, vinden we nu een Courbet, een Jafq'ie en een Jongkind. De Courbet is een hferlyk, krachtig schil derij. Een zee, totaal verschillend \a'i die w\j aan or.s strand zien Hard en tcherj; bakenen lucht en rotsen zich af tegen bet groenige woelerde water. Maar otdanks het yreemle deaer omgeving, treft ons direct de grootheid en matht van die ce btatige, dreigende go'f, <ea gebouw vsn erkele S''»v,>j!Hen, het spannend moment van actie t n duarom dunkt my zoo aantrekkely'k om uit te b.elden voor den kunstetaar, die het wezen d<r beweging zoo door en door begrijpt en-ons dit in 'ijn voorstelling zoo levendig weet wter te gever, in tegen stelling met de moment opname der camera, die een oogenbl k van btilstand grijpt. II t schilderij lykt me geheel getempermesi''; de puurheid van kleurmenging heeft daar bij gewo?ten «n ?an het kalkachtige, dat meestal met deze behandeling samengaat, is hier geen fpoor te oi.tdekken. Ei door de groottehe opvatting a door zijn machtige technitk, is het een bewonderenswaardig sch liler^j. Ook d« J ;fq ie is er ean, zooa'3 men er niet veel te zien kry'g* van dezen meester, die voor my meestal de minste lijkt van da groep, waartoe hij gewoonlgk gereketd wordt, la dit werk vinden we die weeiderigheid van vormen, die volle kleurengloed terug, die zoo eigen zy'ïi aan dat zijner bentgerooten, maar die we m zijn salonstukjes meestal misson. De Jongkind is een zeer levendig schilderij. De kleur it kjder dan het kk'urenganami dar Pranschen en minder dan zij liet hij aau de phantasie over. De heer S'x,die Alma Tmlernaeen H )llar d chEngel ch schilder noemt, bli/t Jongkind Hollandsch fchJder heeten; mij dunkt zeer terecht, w^iit hoe grcot de invloed der Franschen op hem geweest i<, hoezeer zij ham gevrijwaard hebben voor den wansmaak, die in zy'n vader land heerschetde was, toch it, de grondtoon van zette z':ch neer op de bank, die in de gang sto:.d. Willem Balling was naar de poit gewee^^, had z'n brieven gebaa:d en stapte nu met 'n paraplu orer z'n schouder en verder goed t«gen de natri^htid bescherm! door z'n lange rese. jas, deae.fcfe gracht af, waar de kinderen door d; vroaw waren neergezet. i 't Zij dat het oudste kind 't koud had, 't zij d«,t 't bang wa% omdat de moeder haar alleen liet met 't zuje, het doet er niet toe, 'n feit is 't, dat het fiwrdop hu Ide toen Bnüing d3 portiik passeer'e, waarin ze sfonden. Meewarig bl.-et hij s'.aan en zag de schapen aan, toen trad hij viiendelijk nader. Wat is er, wou je bellen, kleintje?" DJ kinderen keken hem verlegen aan en hielden op me: huiler. Wou ji bellen 'l' vroeg Builing opnieuw, nog 'n .'ta.ji raderbij kooiend. Moeder!" slabberde het grootste kind, dat opnieuw in tranen uitbarstte. Bu Kng scbudde het hoofd en zag rond. Niemand op da stille gracht, dan onverschillige menschen, die zich niet stoorden aan de kreten ? d«r kleinen, die zeker hongerig en kou<l de straat waren opgestuurd door gewetenlooze oud rs. j En d? regen met de sneeuwvlokken striem jen j door di lucht en de wind gierde en rljot door de deuren, het was huiveringwekkend. Heb j? honger liefje?" vroeg Builing nu ook even in de portiek schuilende, 't Grootste l kind bracht iets ui(; Builing verstond ja". Moetjel" zei BU 't kleinste. Toen, bezield met 'n schoon menschlleyeod ge.OP!, r,am Builing 'a bes'uit. Ga maar met my mee," sprak hij, ik zal je by' je moetje brengen toor, moetje is zeker thuis lè?" Ey strekte z'n hard uit naar 't kleinste rupi.-j-, dat volstrekt niet verlegen was en zy'n werk volkomen Hollanisch gebleken en dit schildery b v. staat m. i. veel dichter bij de kunst van Jaap Maris dan by' de Fransche schilderyen die het omgeven. Vóór deze drie nieuwe schilderyen zittend, ziet men in het kabinetje er naast een schilderij van den anders typisch Hollandschen Gahriel, dat veel meer tot de Franschen nadert. Het is een, werk, dat ook nog niet zoo lang geleden in het muspuin kwam; in rossig bruinen toon geschil derd, geef c 't het moment van een warmen zomernamiddag, als er een oogenblik van roerloos heid over de ttille, verre weiden is een zeld zaam rust/g schilderij vaa byna plechtigen eenvoul, dat wel de aandacht verdient. Maar om nog even tot de Fransche zaal terug te keeren is de majesteit, d'e de Theodora van Berjainin Constant ten toon fpreidt wel in overeenstemming met het vorstel\jke, dat in de haar omringende werken be sloten ligt? Zjn deze geen edelgesteanten van zuiverder water dan de schuierende paarlen en srnarsg len, waarmee de trotsche keizerin overladen is en zou het 'geen aanbeveling verdier.en haar te doen antichambreeren met Biugereau en Boulanger in de zaal er naast in p'aa's van haar in dit gezelschap toe te laten ... maar wie weet hoe gauw we ook haar plaats door werken van de oudere Franschen zien ingeromen I J. W. N. Koloniöle tentoonstelling. Deze fxposit-ion ethnogra[ih:r[ite, waarvan al te weinig melding wtrd gemaakt, is nu gesloten. Algemeen is de voldoening, welke zy in Ant werpen hetfc te weeg gebracht. Voor de ge schiedenis der beschaving was er rog al een en ander, tot heden ongeziens uit te leeren. Men varge by' voorbeeld aan met het beellwerk uit de beide Indien. Merkwaardig ia het, hoe vooral in de vrouwenportretten van prin sessen ei z., welke eene sprekende type van gelijkenis zich daar voordoet. Ruide kopper, van goedhartige, iachte uiturukkicg zijn de eigecaardighedan dier meeste n'juren, allen op het b uitat geprolychromeerd. Hierin doen cle afgodsbeelden niet onder, w<;lke in groote menigte, m estal op 23 menschelijke grootte u met hunre vreeselijke en veelvuldige oogen, vooruitstaande tanden enz enz aangrynzen, ea mettt uit hout zijn gesneden. Opmerking verdiei do het potwerk uit Suri name. Verwonderd staat men stil bij Molengraafs kast t van Borreo en de voorstelling van Ceylon. Niet minder trtft ons de kaart der ze peilingen van Max Weber, welke or,s de diep"e van 4000 meters voor oogen stelt, en de zee, op 320 andere plaatsen gepeild. Zetr eigenaardig zyn de verzamelingen van icdjsche kuriositeitep, bijeengebracht in de ondtr»ijagesiichten van Mtlle (tij Gjni), S. Ignatias te Antwarpen en het uassiehuis te Bargernout. Wy zien verder eece reeks van sdanspruiken" en mutsen uit Nieuw Mecklenburg, kleederen van houtvez«ls als tunica's vervaardigd, eeiie prachtige diadeem en kroon uit E ig. NieuwGoinea en pantserhemden uit boomschors vervaardigd. Eindelyk treft ons de menigte sch«epsmodellep, opklimmende tot dan tijd van Da Iviyter, eere keurige en heerlyke verzameling, eene tentoonstellu.g v«u den D. L yi, de Glenlice, het schip Wtlltm III en velerlti uit Italië, projecten fan 't Panama kanaal enz., meest ailes van de lij tte bewerkirg en met verstand geclasseerd. Antwerpen, 22 Jali. A, T. Dd wontlerbire wereld, dojr HEBMAX TEIEI-INCK. U tgegeven ta Anslerdain bij G A J. van Dishoeck. Wat ik, geboren buitenman en Vlaming, eerst en vooial varlang en zoek in een boek o /er het Viaamsche landleven, is da echtheid der locale kleur, het tafereel van 't Vlaatnsche landschap, met zijn verschillende vormen, tinten en geuren. Ei ik weet dat dit niet makkelijk waer te geven is. V-oor dan gewonen reiziger, die er ving doortrekt, is Vlaanderen eea monotor.e, byna leelyke streek. Voor ons integendeel, die het goad kennen, dia zijn duiienden kronkelwegen en siingerpandj >s heb ben bewandeld, is het een land vol teere en intieme poë«ie, zóó rijk en afgewisseld in al zijn pittoreske verrassingen, dat hij dia er in woord cf beeld ean eenigszins concreete en synthetische voorstelling van weet te gaven, op zichzelf reeds een kunstwerk verricht. Dit hetft Herman Tairliück gedaan, en al had ook zija wei k geen verdere verdiensten, rog zou ik hem begroeten als een zeer knap kunstenaar. Hij is, evenals S:ijn Sïreavels, een Vlaming dadslyk haar klein rood knuistja in z'n gUc handschoen legle. 't Kleinste meisje trok haar zus-j i rnee, dat van verbazing het huilen en rle kou vergat en gedwee volgde. Zo j met de pa aplu laag veor de beide kindcr.n stapte Builirg voort, al maar pratend en vragend waar ze toch woonden, maar de kinderen zeiden niets en liepen mee, mogeluk met 't vage besef dat zs naar haar moader fingen. Ik zal ze eerst e»ns wat laten eten," over legde Balling, dan raken ze meer op hun gemak en kan ik er mogelijk achter kooien waar ze thuis hoorer." Hij wenkte 'n tram, die stil hield, tilde d« kinderen er in en ging met hen binisen zitter. De conducteur monsterde hem van hooi d tot voeten en ook de me 'epassagiers schenen z'n verschijning met die twee schapen nogal by'eonder te vinden, maar Buiüng was de man niet om z!ch aai die verwonderde blikken (e storen. De kinderen zeiden cieïs, zaten hand aan hand verwonderd rond te kijker, schommelden met hun beentjes en plukten aan 't fluweel van de kussens. Is uwe er met de kindertjes uit tneheer?" vroeg 'n burgerj^ffromr, nadat ze eerst d* kinderen en tosn Builing aandachtig had zitten opnemen. Ja," antwoordde Balling vriendelijk, ,'t ie geen wesr om te lo'-pen (èV Maar 't benne toch zekers uw eigen kinders niet," informeerde de juffrouw. Nee, nee," antwoordde Builing haastig, ik . . h'm . . ik ben niet getrouwd," voegde hij er ntïf achter. O, is uwe niet getrouwd!" hervatte de juffrouw steeds meer g<Iateresseerd, dan ben nen 't zeker kicders vaa . . e . ." Ze hoopte dat Builing 't wel zou aanvuKen, maar deze tikte met z'n paraplu tegen de glazen duif om den conducteur te laten s' oppen De tram hield ttil, B tiling tilde de kinderen van Zaid-Vlaanderen, en 't land dat hy' bcsshryft is ongeveer hetzelfde land als dat v;n Streuvels. Is bet daaraan te danken dat beider werk onder veel opzichten zoo stei k op elkaar ly'kt ? Wel moje'y'k ; en die eenvoudige gelykenis treft mij als de echtheid BH de eenheid zelve van 't natuurbeeld, dat deze twee artiesten in hun werk heeft g( ispireerd. Een beschry'ving van Tdirlitck, evenals een beschrijving van Streuvels, bestaat en leeft op zichselve, is op zichzelve een aangename emotie voor gemoed en geest, zooals een mooi land schap een verrukking is voor oog en ziel. Man kan er langzaam en langdurig van ge nieten, in een gepoel van grootp, zachts rust. Men voelt zich ergens vreedzaam zitten, op een heuveltje, onder de schaduw van een boompje mat zacht-ritselende blaren, en men verlangt niets meer dan 't kalme vergezicht dat daar beneden ligt: grysgroer.e of gou^gtle oogstvelden, stille witte huisjes met groene luiKjes en roode dak j es, en hier en daar esn molen met gekruiste wieken of een spits kerktorei.'ji, dat alles midiien in het btruikgewas en booge boomen, alom serepreid tot aan den horizon als in een eindeloos uitge^trekten tuin, ocder de blauwe luchtstolp met haar hoogp, zonnigwitte wolkan. Meer vraagt men tiet. In zachten vrede wil men stil daarvan genieten. E-i als van zelf, gelijk producten uit den grond, verschynen in die kalme omgeving eenvoudige personages, ir,t ,'itieve, instinctieva wezens, zonder i gcwikkeld zieleleven. Zij werken rustig op den akker, in harmonie met de huisdieren die hen heipan; zy eten, diink^n, lachop, paren en slapan, aldoor natuurlijk en eenvoudig, n met den eeuwigdurend-primitieven jy.amus der Natuur Zij ksnnen geen gecompliceerde gevoelens, en als ze tiets te doen habben, b'ijvan Z3 gedachteloos. E- is iets wazigM,iets somriambulisch over hun ginscha bestaan. Z'ilke natuur, zulk lever, leid t dan ook, l ehilve de bespiegeling, van zelf tot het opmerken en weergeven vau het kleine, vau 't gf wone, vai het schijnbaar nietige en onbeduidende. M,ar juist dat schy'nbaar tietigs an onbeduidende wordt het echt belang'yke van dat stille leven. Het wordt er enorm en als het ware oneindig door. Man voelt er in ds onbegrensde, ontelbare afwisselingen van een gansche wereld. Ean eenvoudige graszode, op een afstand gezien, is niets dan eenvoudige gra-zode. M iar neem ze in de hand, pluk er de grassprie jas en kleine plan'jas van uit elkaar, breek de aarde in kluitjes en vermorzel die klui'jaa tot mulle zand, en mi'j anenvoudig openbaart zich 't wonderbare lefsn. Zoo deed Herman Tairlinck in dit heel mooi uitgegeven boek met by'zonder goed pas senden titel. A's volgt beschryft hij b. v. wat een oude boereman al ziet die door zijn open venster ky'kt. In den hof, onder de vens'er, groeide een hoop dahlia's. Esn kriewelend Ie en roerde er omtrent. Bieën, fl jiteriere, horsels ronkten en zoefden rond de dikke bloemen, of een koppel vlinders kwamen vechtend er op afge zakt en waggelden in onregelmatige vlucht verdar, over de hage. Altemtti bemerktn Din-Djuze in die krioelinge een dierken on bekend en eigenaardig, dat in de lucht roerlooj hangen bleef, en daarca met een schok, hooger cf lager geraakte, waar het opnieuw zich stille te bepeinzen hirg. Hij rekte zynen hiis er naar. 't Had een schoon lyvtken met gele strepen en een paar groote zijlen kekers". En even verder: »Da ppinne zat tetuhben lijk een oud vrouw'j». Hare voorpooten trokken soms aan een draatija en haar koppekan ging zacht omhooge''.... Dan ziet de ouda man opnieuw d<. bloemen van zy i tuir.ija, en dankt aun zy r, gestorven vrouw, dia er zooveel van hield. »Hg zag r.u wel dat bloamen zotte levens zy'n". Da aar.htf der tweede novelle van den bundel, «Lindrilylje HUtorie", is meesterlijk als beschry'vii'g: »Da stove rorkte in het midden, en, aJs de laaie asch uit den roobter in den bak daar onder altemels neerviel, nu een koolken en dsn een koolken, waren die vier mecsehengezichten verlicut met een rooien glans, die allengs uitstiprf en na een btor.de terug opblookte. 't Gszichte van Vienij*}, omdat het dichtl>y' den ttocifpot wac, blonk dan met een bleeke, byna witte klaarte. Zijna oogskens glommen in den rook van zijne py'pe en men zag zy'n dichten mond op en r.eer gaan, met ds kin, in stil smakken en blazen". En hoe aardig vertelt bij van kinderen. »Ta zessen kwamen Menss'a kirderen thuis. 't Was eerst K>omnieken, die s- ffjns Djeefken by moeder aankloeg en haar kleed wees, dat ouderaan gescheurd wa?. Dan verscheen de heale bendp, de eene luidruchtig binnenbtuivend, de andere moe en half-truntend, en recht naar 't schotelhuis a%ykeEd. Djeefken jankte dat hij honger had, maar zette het ? er uit, nam 't klein te op z'n arm, gaf't grootste ; 'n hand en stapte regelrecht naar 'n melkinrichting. 2ie zoo," spiak hij vriendelijk, zelf aan merkelijk verk»ikt door de aangename tem^e; ra'uur in 't salonnetje nu zullen we eens wat leikers voor jullie koopen hér1" Hij zette de meines elk op 'n stoel, bestelle drie koppen cacao en 'n schaal taartjes. Een. .lactje k*am gelijk met 'n blosje op de wangen der kleinen. Bailing genoot van z'n succes. Ei vertel me nou's waar jullie woner " begon hij opnieuw, terwijl hij op 't sehotelfje van elk kicd 'n taartje schoot. Ongeveer op 't zelfde oogenblik, dat Buil'n* met de kinderen in de tram stapte, verliet da mangelvrouw het huis van haar klant, waar ze 'n minuut of tisn had moeten wachten. Ze ha! wat oude kleeren gekregen voor ue kinderen en stapte met 'n Vrindelik bedankt mevrouw", de stoep af. Op de gracht gakomen liep ze naar de p rek waar ze de kindaren hai achkr gelaten Geen kinderen ! Verbaasd keek ze rond, twyfelend of ze zii !i mogelyk in 't huia verbiste, maar er was er geen een in de buurf, dat 'n portiek had. God, me kinders!" bracht ge hardop u't niet wetend wat te beginnen. ' Toen schoot haar iets te binnen, 't was ze» koud, misschien h.idden de menbchen die er woonden ze even in de ga'g gelaten. Zo belüe. Er werd getikt fegen een der kcukenvcLste s van 't soueterrain en 'n meidehoofd schudde van neen. Me kinders!" riep de vrouw smeekend uu De meid deed 't raam open. Niks r.oodig vreusv!" ze wou weer thiifen maar toen bars te de vrouw in Uau n uit. '

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl