De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 10 augustus pagina 5

10 augustus 1902 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1311 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. er ! eenige^ bladen uit den atlas van Stemfoort en T«rf Siethoff, een kaart van Borneo, afkom stig van het topographisch bureau te Bstavia, schaal 1; 2000000, een-kaart van Celebes, van Bali, van Lombok, van bet gebied in GrootAtjeh. Van de Indische tentoonstelling is afkomstig een prachtig geteekende cultunrkaart van Java en Madoera, die voortreffelijk van uitvoering is; jammer is het dat de vervaardiger zijn naam verzwegen heeft. Tevens vindt men er de kaart van den staatsspoorweg van Sumatra's westkust, schaal 1: 100000, waarbij ook dwarsprofielen der «teenkolenlagen. Voor de verkeerswegen op Java treffen wij twee kaarten aan: Carte des chemins de fer et des tramways de Java et Madura, met platen langs den rand, schaal l: 350000 en een afkom stig van het Topographisch bureau te Batavia op een schaal van 1: 1000000. IIIIII1IIIIIIIIHIIMIIIIII1II Internationale Einder-litteratuur. Fransche Kinder-poëzie. Louis RATISBOBNB en JBAN AICAED. H. (Slot). En nu slaan we Le Livre des petits" van Jean Aicard open. Daar klinkt ons in 't begin een geheel andere toon uit tegemoet. Daar heb je allereerst al: Le petit poule t. Cott, cott, cott, qu'y a-t-il de nenf? La poule fait l'oeuf. Cott, cott, cott, tant qu'il Ie faudra, La poule pondra. Cott, cott, cott, qu'est-il arrivéV La poule a eouvé. Toe, toe, toe, qu'y a-t-il de neuf? Le poulet daas l'oeuf. Toe, toe, toe, un petit coup sec: II frappe du bec. Toe, toe, toe, un oeuf s'ouvre au choc Bonjour, petit coq! Echte natuurklanken, die het kind begrijpt! Ik kreeg een gevoel van verademing, toen ik, na me langen tjjd in Ratisbonne verdiept te hebben, dit versje onder de oogen kreeg. Nog enkele aja. er van dit soort, maar later wordt ook zelfs de sympathieke, zangerige Jean Aicard wel eens wat zwaar op de hand, vooral waar hjj versjes tracht te leveren in Ratisbonne's Meer volte-dichter dan kinder-dichter ia Jean Aicard, hoewel men sommige van zijn verzen heel goed aan kinderen kan geven. Vele zy'n echter wat te romantisch getint, en hoewel M altijd mooi blijven om hun zangerigheid, toch zou ik dat soort liever niet aan kinderen voorlezen. Voor hen eischea we allereerst frischheid, nietwaar? De geschiedenis van een armen kleinen, mageren scheepsjongen die onderweg altijd door de geheele bemanning is geplaagd geworden en ten slotte zijn leven waagt en verliest door in een oogenblik van gevaar met een tonw naar den wal te zwemmen, is voor de meeste kinderen niet geschikt. Wél een ik met hen gaarne het volgende lezen: »es dénx T>lessés. Ib s'étaient bien battas, chacun pour sa patrie, Et maintenant, la cnair décMrée et rneurtrie, lis gisaient la, Ie Russe et Ie Francais, mourants. La plaine et Ie silenee, alentour, taient grands. Tous deux, un même mot différent sur learlèvre, Se regardaient mourir, de leur yeux plein de fièvre, Sana pouvoir changer l'adieu ni Ie secours. Lea heures se passaient, ili respiraient toujonrs.... lis s'endormirent, seuls sous la nuit glaciale. Au milieu de la nuit, levant sa tête pale, L'un des deux regarda l'aulre: l'autre tait mort! Mais avant de mourir, par un sublime effort, Pensant qu'il n'avait plus nul besoin pour lui-même, (Car rieu ne Ie pouvait sauver du froid suprême) Et que l'autre, qui sait? s'il allait au matin, Pourrait revoir sa mère et son pays lointain, 11 avait doucement mis sou manteau de guerre Sur l'homme avec lequel il se battait naguère, Bont sa grande pitiélui faisait un ami, Et content de lui-même, il s'était rendormi. Dit bevalt me vrywat beter dan een kleine dialoog, waarin de dichter twee jongens Franschman en Pruis" laat spelen. De Franschman overweldigt den Pruis natuurlijk en wanneer deze gefusilleerd zal worden, wil hy niet op 't laatste oogenblik: Vive la Prussel" roepen. Dat nooit, Vive la Francel" en de ander schiet hem quasi dood en zegt: C'est tres bièn." Ziet ge, zoo iets zou ik uit een kinderboek geheel willen missen. O, die Franschen met hun chauvinisme I Ik heb daar nog andere, byna ongelooflijke staaltjes van gevonden b\j myn snuffelen in de kinderlitteratuur. Maar daar over later. Gelukkig bezondigt Aicard zich niet zoo heel erg op dit gebied, daarvoor is hu te veel artist. Zy'n meeste zangen zyn aan den arbeid gewijd, en dat zijn de beste. Luistert slechts: Le paysan. Si Ie paysan disait a l'araire : Assez l mou travail m'ennuie a. la fin l" S'il ne voulait plus labourer la terre.... C'est avec Ie bléqu'on fait Ie bon pain ; Si Ie boulanger n'en pouvait plus faire, Lea petits enfants auraient toujours faim ! Si Ie paysan, sous la belle tuile, Ne se levait plus avec Ie matin.... Le chauvre et Ie Ha font la bonne toile : S'il ne voulait plus semer chanvre et lin, Les petits bateaux n'auraient plus de voile, Et les beaux mesaieurs plus de linge fin. Si Ie paysan, qui bêche et qui sème, Laissait les grands pres mourir faute d'eau.... La vache a du lait, Ie lait fait la crème; Le joli prévert nourrit Ie troupeau, Le pauvre berger périrait lui-même; Le joli prévert ne serait pas beau! Et saus les moutons, qui ferait la laiue ? Et comment, sans laine, avoir des babits ? Le bon paysan a beaucoup de peine: C'est lui qui nourrit l'homme et les brebis; II tient dans sa main tonte la vie humaine.... Soleil, pluie ou vent, il trime, tout pis. Mais Ie paysan pense aux antres hommes: II sait que par eux son sort est plus doux, Que nous nous servons, tuus tant que nous sommes; Qu'il ue pourrait pas se passer de nous; Et Ie paysan, conrtant les sommes, 4 Soleil, pluie ou veut, travaille pour tous l Zoo'n vers is werkely'k wel voor kinderen geschikt, maar een geheel boekje vol er van is toch heusch nog geen echt livre des petits l" Zelf voelt Aicard er wel iets van, waar hy in zy'n voorrede, de volgende citaten van Félix Pécaut aanhaalt: Onze West-Indische bezittingen hebben helaas steeds minder belangstelling ingeboezemd: en dit is op de tentoonstelling duidelijk merk baar; slechts weinige kaarten van Suriname treffen wij er aan; als schoolkaarten heeft men er die van den landmeter W. L. Loth, uitge geven bij Bussy, schaal 1: 500000 en die van J. J. ten Have, waarop ook Curapoa, op de zelfde schaal. De leider der in het vorige jaar gehouden Coppsname-expeditie zond in zijn groote kaart van het stroomgebied der bovenCoppename (1: 50000). Hoewel de kaarten van onze koloniën ver deeld zijn over zaal IV en Y, wordt deze laatste zaal voor het grootst gedeelte ingenomen door kaarten van werelddeelen. Het is van de regelingscommissie zeer goed gezien, den eenen lengtewand te laten innemen door kaarten in Nederland uitgegeven, den anderen door kaarten afkomstig uit het buitenland. Zoo wordt wer kelijk aanschouwelijk aangetoond, dat er in den laatsten tijd in ons land, kaarten zijn uitgegeven die voor geen buitenlandache behoeven onder te doen. Zoo de bijzonder flinke wereldkaart van P. R. Bos in Mercator's projectie, dan de kaarten van F. Kat Pin., in twee halfronden en in Mercator's projectie. De schoolkaart van het oostelijk wereldhalfrond door H. F. Puls, bekroond door het Ned. Onderwijzersgenootschap, wordt geflan keerd door die van het westelijk halfrond. Toch wi! het mij voorkomen, dat aangeven van zeestroomingen op een kaart der halfronden, minder gewenscht is; hiervoor verdient m. i., ter wille van de meerdere duidelijkheid in richting, Mer cator's projectie steeds de voorkeur. De kaarten van Azië, staatkundig en natuurkundig van Bos, matig in prijs (?6.50 elk) zijn met duidelijke heldere tinten uitgevoerd, en kunnen de verge lijking met buitenlandsche gerust doorstaan. Van buitenlandsche inzendingen, verspreid nu miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii over zaal V en VI, zijn de Duitsche het meest in aantal en in den regel ook het best wat af werking aangaat. Prachtig is de Erdkarte van Svdow-Habenicht, nummer l van denMethodischen Wandatlas. Duidelijke, goede en zeer bruikbare kaarten vindt men er van Bamberg en Kühnert, de laatste vervaardigd onder toe zicht van prof. Leipoldt en waarop de zeestroomingen zeer duidelijk zijn aangegeven. Het schoolmuseum zond in de beide nog onovertroffen kaarten van de Noord- en Zuidpool van V. von Haardt. Van de wandplaten eenige Engelsche, met heldere kleuren geteekend, voorstellende ver schillende natuurverschijnselen, als een waterval, ijsberg, aardbeving enz. De 24 wandplaten bij het aardrijkskundig onderwijs, door J. J. ten Have kunnen in de school gebruikt, zeer nuttig zijn, en zullen den leerling een beter denkbeeld van het behandelde land of streek geven dan alleen het woord van den docent zal vermogen. Ze zijn daarenboven fraai wat afwerking aan gaat en zullen ieder schoollokaal tot sieraad strekken. In zaal VI zal de aandacht getrokken worden voornamelijk door eene inzending van den Brnsselschen hoogleeraar E. Reolus, eenige reliefkaarten met isohypsen en vervaardigd volgens een door hem aangegeven procédé, dat eenigen tijd geleden nader door hem beschreven is in de Annales de Géographie, lle Jaargang. De kaart van Zwitserland uitgegeven door Kummerly en P. Frey te Bern, behoort onder het beste wat op de tentoonstelling te zien valt en is wat kleur, uitvoering en afwerking aangaat in elk opzicht voortreffelijk. Zelden zag ik een gebergtekaart, welke zoo duidelijk was, als deze. Het midden van de zaal wordt ingenomen door een collectie globes en telluria, waarbij jammer genoeg weer, meestal de prijsopgave ontbreekt. IIIIIIIIIIIIIHIIIItlllllllllllllllllllllltlllllllflIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIII «?*<?L ^^l^ftU»******!^ ^*"^f W^^^^^*^l II nous faut une poésie qui soit esprit, et non simple musique, c'est-a-dire sensation, qui soit simple, largement humaine, et non pas rafflnée, aristocratique, rudite; qui nous porte | a l'action et non au sommeil...; bref, une poésie qni apporte a notre jeune peuple la santéet non les lêves morbides." A quelle source puiser pour l'école primaire, pour l'age de sept a douze ou treize ans? Ou chercher des morceaux propres acehaut office d'éducation morale que nous avons essay de marquer, des morceaux d'une langue simple, saine et a la portee de tous?" Que la poésie descende donc vers Ie peuple; qu'émue d'une sympathie fraternelle, elle prenne part a l'éducation des petits; qu'elle fasse clore leurs sentiments, qu'elle les aide a devenir des ames humainesl" Waar, zooals ik zei, Jean Aicard deze woor den aanhaalt, voegt hij er nederig aan toe: Si Ie livre des Petits" n'eüt pas tépresque achevéquand nous avons pu lire ces lignes loquentes de M. Félix Pécaut, sans donte elles nous auraient inspiréIe désir de l'entreprendre, ?en même temps qu'elles nous en auraient découragé, tant elles placent haut Ie but a atteindre. Nous avous tenu a lea inscrire en tête de ce livre, afin d'établir que, s'il tait téméraire d'espérer accomplir une oeuvre aussi difficile, il tait bon du moics de la tenter.". Welnu, het is m. i. toch een heerlijk teeken, dat ernstige mannen zoo serieus beginnen na te denken over de eischen van werkelijk goede kinderlectuur. Dat is reeds een stap voorwaarts op den goeden weg. Een paar woorden nog slechts aan allen, die zich op dezen mpeiely'ken weg willen wagen: spreekt niet uit de hoogte tot de kinderen weest kind met hen vermoeit hen niet met lesjes van moraal laai uw ziel tot hen spreken; dan alleen oefent ge een werkelijk moreden invloed op hen uit! N. VAN HlCHTUM. De teleurstelling, (Historisch) 't Was in het vroege voorjaar een heele voldoening voor den metselaar Kobus en zy'ne Fenna, toen hunne derde dochter Imkje de acte fraaie handwerken haalde. Het telegram met slechts dat ne heerlijke woord : Geslaagd was dien avond het schoonste wat men die familie had kunnen aanbieden. Eobus drukte den brenger geroerd de hand. Fenna schonk hem gauw een kommetje koffie in, en hier mede nog niet tevreden, duwde zy den bode van >zoo'n beste tijding" ook nog een blinkend kwartje in de hand, dat zy van af den middag reeds voor dat doel onder kaar eigen schoteltje op het theeblaadje had klaar gelegd. Toch zat het er niet zoo bijster aan, om zoo maar de blinkende geldstukjes weg te schen ken, integendeel, zy hadden dure tijden achter den rug, en hadden de twee oudste meisjes, die beste diensten in de stad hunner inwoning getroffen hadden, niet nu en dan een handje geholpen, en als een erfenisje van een tante van Eobus niet juist ter snee gekomen was, dan zou het laten leeren van Imkje nog veel voeten in de aarde hebben gehad. Menige be zuiniging op het toch al niet te ruime huis houdelijk budjet, menige opoffering van den kant van den metselaar, wat voor hem beteekende : geen sigaar en geen pijpje, en evenmin een glaasje bier, zóó waren ze er met alle inspanning van krachten toch in geslaagd, het noodige leergeld en de noodzakelijke bijko mende uitgaven voor deze studie te bestrijden en alles uit den weg te ruimen wat Imkje zou kunnen hinderen by hare aanhoudende oefe ningen thuis. Zy mocht middelerwyl ook wel eens iets ter versterking hebben, meende Kobus, zy zag zoo bleek, en dat was ook geen wonder bij die lange werkdagen die zij maakte: 's mor gens naaien voor een ander, van 7 tot 12. Daarna van l tot 8 d 9 werken voor de les of bij de juffrouw, en geen ontspanning als de niet zoo verre wandeling daarheen en terug naar huis. Soms, als 't werk minder goed vlotten wou, werd het 's avonds ook wel eens wat laat, hoewel de ouders het opblijven afkeur den en zooveel mogelijk tegengingen. 't Was eigenlijk een sloopende studie, oor deelde moeder Fenna en de kosten vielen ook niet mee. Maar zoo klaagde zij nooit waar de kindere bij waren, want het mocht Imkje niet bezwaren, en de beide jongens die het in hunne echt jongensachtige uitgelatenheid toch al soms slecht konden kroppen, dat Imkje nog altijd het '«juffertje" was, dat hare kleine verdiensten weer direct voor eigen gebruik bestemmen mocht, terwijl zij hun weekgeld moesten storten in moeder's boezelaar,?die anders zoo goed hartige jongens zouden het hunne zus heel wel eens een beetje lastig kunnen maken en Imkje was, in den laatsten tijd vooral, wat heel gauw tot schreien geneigd, een beetje prikkelbaar door dat aanhoudend turen en pluren. Haar gezicht was anders zoo best, en dat was weer een groot geluk. Zooals gezegd: haar ijver, haar wilskracht, haar volhardingsvermogen werden schitterend beloond, de toewijding harer lesgeefster niet minder; met hooge punten slaagde het goede kind, en wie aan den laten avond van dien dag van triomf eens had kunnen luisteren naar de opgewonden gesprekken van de feestelijk gestemde familie in de eenvoudige woning, had wis geglimlacht om de luchtkasteelen welke dtiiir werden opgebouwd, alle tot steun punt hebbende twee acten van bekwaamheid met de naald, voornamelijk de laatstgehaalde, »de mooie acte" zooals een der jongens haar nu met eenigen trots noemde. Daar was geld mee te verdienen, had de knaap gehoord en bij zong onder het uitkleeden met een snaaksch gezicht z'n broer halfluid toe: >Het lijden ia voorbij' Onze Imkje, die beeft overwonnen, hiep, hiep, hoera I" ?Hoor hem eens l" fluisterde de gelukkige die aldus bezongen werd, hare moeder toe en toen met vochtigen blik: »Dat zy zoo, moeder.... Wat zal ik m'n best doen, om ntetoonendat ik dankbaar ben !" Innig gelukkig en vol hoop gingen de ouders ter ruste. Veel, zeer veel had die leertijd hun gekost, maar nu ook zou het blijken, hoe goed het was geweest, dat zy het teere kind dat niet als hare zusters met zwaarder -werk haar brood zou hebben kunnen verdienen, voor dat fijnere werk hadden laten opleiden. Fenna had nu voorshands nog maar n wensch, deze: dat Imkje bij haar zou mogen blijven inwonen. Zij wist dat ook haar man, en ook het meisje zelf, niets anders begeerden. Deze in stilte gekoesterde wensch scheen werkelijk in vervulling te zullen komen. Enkele dagen na het door Imkje behaalde succes, toen zij de eerste afmatting na die vele weken van toenemende zorg en bezorgdheid reeds eenigazina was te boven gekomen, kwam het meisje op een morgen opgewonden van blijdschap van eene klant terug, waarvoor zij zoo nu en dan karreweitjes aan 't een of ander kleedingstuk tegen betaling mocht opknappen. »Verbeel u eens, moeder l daar werd ik binnengeroepen by de dames uit den hand werkwinkel. Barst feliciteerden zij müzoo hartelijk alsof ik een zusje van ze was. En toen vroeg de eene of ik niet liefst in stad en by u blijven wou en toch geld verdienen met m'n acte." >En wat toen, kind T' >Ja, u raadt het nooit! Toen boden zy my werk voor den winkel aan, van dat heele mooie werk dat u wel weet dat ik zoo graag doe. Zy leveren mij dan alles wat ik noodig heb: patronen en wol en zy en... nu ja, alles, en my'n werk dat ik voor ze doe, wordt betaald. Vijftig gul Jen in het jaar wordt het vast. U begrijpt, moeder, ik leer daarvan ook nog een heele boel, uitgaven heb ik niet en als zij mij meer werk als voor vijftig gulden geven, dan verdien ik ook mér. Eerst maar aan den gang l Ik zal heel vlijtig zy'n. 't Is bijna de huur, moeder! Wat zal vader ophooren l" En het opgetogen blondje danste om haar moeder heen. ?Wanneer begint het, Imkje ?" vroeg de ver baasde vrouw. Zy was er heusch aangedaan van. 't Kon dan ook al niet mooier. ?Vandaag nog, als u het goed vindt, moeder." Of zij het goed vond ! ? Alleen voor de eer zou een mensch immers al ja zeggen. Anderen loopen dagen en weken om iets te zoeken, en bier werd haar kind aangeroepen, gevraagd of ze wel won... l En dan het voordeel: thuis blijven, geen onkosten, alles zuivere verdienst, ?en betaling by de week" hadden de juffrouwen gezegd. En zulk mooi werk; Imkje zou er eiken dag voor pleizier aan werken en er by' zitten zingen net als zy vóór het examen ook deed als 't zoo mooi vlotten wou. De metselaar vond het aanbod ook natuurlijk best; de jongens keken er bepaald >mal" van en de luidruchtigste schudde haar de hand alsof zy' alweer «geslaagd" was. Op hooge beenen werd het eerste werk dienzelfden middag gehaald, 't Was een zeer gemakkelijk patroon, een tafellooper met ge kleurde bloemen en bladeren op den enen gry'zen ondergrond van fijn laken, met uitgeschulpten rand. Moeder die nog maar altijd gedeelten van zulke prachtige dingen had gezien, was verrukt toen het af was; 't ver wonderde haar niets, toen Imkje vertelde hoe zy om het nette werk geprezen was en dadelijk weer ander werk meegekregen had. Dat was ook al weer even prettig. Eene beurs van koordzyde moest verder afgemaakt worden, een groote witte tullen doek doorgestopt met sneeuwwitte zijde. Nieuwe ijver by' 't meisje, nieuwe bewon dering van de zyde der moeder, nieuw geluk toen ook die beiden tot tevredenheid der dames-werkgeefsters waren afgeleverd. Opnieuw beladen met een doos vol fijne artikelen kwam Imkje van dien tocht terug; zy' had o. a. 12 zakdoekjes meegekregen met de opdracht, op alle twaalf een beeldig hoekstukje te borduren, in den kortst mogely'ken ty'd, er was haast bij. Om aan dat verlangen te voldoen, bleef eigen naai- en verstel werk liggen totdat die taak was afgemaakt. Weer werd het werk geroemd en 't besfe bewys van tevredenheid was zeker wel de nieuwe opdracht, een zeer werkely'k haardkleedje dat vóór zekeren datum af moest; 't moest voor eene jonge dame dienen en doorgaan voor eigen werk, een cadeau by het tweede huwely'k van een oom die een heel voorname verbintenis voor 't leven sluiten zou met eene oude gravin, had de juffrouw lachend verklapt. Dat laatste werd door Imkje aan niemand oververteld, ook niet aan hare moeder. Die eenvoudige vrouw zou er vreemd by' hebben opgehoord en vader zou er den spot mee drijven. Hy keek toch soms al zoo beden kelijk, als hy, van z'n werk komende, Imbje alweer of rog gebogen vond over dat prachtige kleed, een weinig afgezonderd op een nieuwe mat, welke moeder voorzichtigheidshalve onder de zit- en werkplaats harer dochter op den grond had uitgespreid en waarop het den jongens en ook vader verboden was te komen. Die mooie, dure dingen mochten eens bezoe deld worden met stof of vuile vingers! Zoo verliepen eenige weken en als Imkje de steekjes had kunnen tellen die zij met wol, zy' of borduurkatoen gemaakt en op allerlei fraaie weeldeartikels getooverd had, waarlijk ! 't zou een moeilijk uit te spreken getal gege ven hebben. Op een avond toen het daglicht haar begon te foppen, maakte zy' zich klaar om uit te gaan. Kobus vroeg waarheen. «Naar de dames, vader l" ?Hoeveel heb je nu al met dat gepeuter verdiend '<"' luidde kortaf z'n tweede vraag. 't Was een beetje »bniig" in vaders brein, dat hoorden Fenna en Imkje aan z'n stem. De eerste misschien wist zij er mér van l meende zelfs een bliksemafleider te moeten plaatsen. Zy zei tegen 't meisje: »Ze hebben nog nooit eens met je gerekend, kindlief l Vraag nu eens aan de dames wanneer hun dat past, of zoo iets. Zy kunnen het je nooit kwalijk nemen, zou ik denken. Wij soort menschen hebben de yerdienst noodig. 't Is ook veel aardiger voor je zelf dat je eens ziet hoeveel je met hard werken verdienen kunt." Vader knikte ten blijk van instemming en de jonge borduurster toog gemoedigd met haar afgedaan vrachtje op weg. Zy was niets be vreesd dat de dames, die altijd zoo voorkomend en vol lof waren, haar zouden teleurstellen. 't Was een welbeklante zaak ; alleen rijken en zeer gegoeden kochten in dien duren winkel, waar men voor veel geld te kust en te keur kon gaan. 't Afgemaakte werd weer hemelhoog geprezen, eene nieuwe opdracht gegeven en met al het benoodigde ingepakt onder druk en vroolyk gebabbel en met de verzekering dat hoe vlugger Imkje voortmaakte, hoe aangenamer dit hare werkgeefsters zou zijn. ?Nog iets te vragen Imkje? Je kijkt zoo grappig l" ?Ja juffrouw, zoudt u me niet eens wat willen geven op afrekening ?" »Hoe meen je dat, meisje ?" ?Ja zie, ik zou zoo graag eens willen weten hoeveel ik nu al verdiend heb, juffrouw l En als het u dan eens paate om tot bijvoorbeeld a.s. Zaterdag af te rekenen, en dan in 't ver volg elke week, zooals u toen de eerste maal zei, dat zou ik wel graag willen." Zacht en bescheiden, maar met open blik bad Imkje gesproken, maar waarlijk, zy schrok bepaald van de uitwerking harer vraag. Eerst hadden de dames elkaar eens aangekeken; de een had eena gekucht en zenuwachtig aan haar mouw geplukt, de andere had even zenuw achtig een papiertje verfrommeld waarop zoo even eene aanteekening was gemaakt en nu klonk het koud, gemaakt verwonderd: «Dacht je nu al iets te krygen ? Maar daar denken w|j niet aan l Ja zeker, we betalen elke week, een gulden in de week, doch dat begint eerst na de eerste drie proefmaanden. Jij hebt het nu zoowat op de helft gebracht en je werk voldoet goed, dat je kunt er op rekenen, vaste werkster te worden. Maar eerst nog wat ge duld, Imbje I die laatste proef weken kom je ook wel door. Wij hebben indertijd ook door dien zuren appel moeten bijten, dat gaat overal zoo I" ?Maar vader zal 't niet willen hebben, juffrouw!" ?Dan moet je 't dien goeden man maar eens aan 't verstand brengen dat dit niet andera kan. Wy hebben al heel wat meisjes gehad die voor ona werkten, maar allemaal hebben ze drie maanden op proef gewerkt en later voor een gulden in de week soms heel wat meer geleverd als jy nu in eene week hebt afgemaakt. Als er haast bij is, moet er spoed gemaakt, dat is 't geheim van slagen als je zoo'n zaak en zulke clientèle hebt als wy." Nog veel meer woorden werden er gebruikt en 't meisje voelde dat haar zaak hopeloos stond; met loome schreden ging zij naar huis, diep teleurgesteld. En hare ouders ? De «dames" zullen Imkje niet onder hare vaste werksters tellen tenzij ... Lezers l 'k Heb eens nagegaan wie al zoo op zulke voorwaarden voor winkels werken. Weet ge wie dat zy'n ? Onbeschermden, wee zen, dochters van minder nette menschen ala Kobus en Fenna, die niet overal terechtkun nen en liever iets dan niets verdienen. Van de kennis, van de met veel opoffering verkregen kennis van zulke onbeschermden trekken dames party, dames die ook meepraten over 't onrecht dat er zit op den troon van vrouwen-exploi tatie. En wat doen zy zelve ? ?O maar, praat daarvan niet, dat ia overal net eender." Ala ik dat gelooven moest, o foei l Dan wordt het toch hoog ty'd dat zoo'n gebruikmaken der omstandigheden, zoo'n misbruiken van onze jongere zusjes eens wordt bekend gemaakt. Wellicht dat het kwaad uit schaamte iets min der groot wordt. Dan ia er althans iets gewonnen l Leeuwarden, G. C. STELLINGWERF 5 Juni 1902. JENTINK. Nederlandsche Vereeniging tot wering van vallende ziekte. Silitbury in frankrijk. Vacantie en uitrusten. Association syndicale des critiques littéraire». Dezer dagen werd van verschillende zijden het verzoek tot ons gericht, nog eens onder de aandacht der dames te willen brengen, een feit, waarover in de laatste dagen polemiek werd gevoerd. Onlangs werd opgericht de >Nederlandsche Vereeniging tot wering van vallende ziekte. Nu men de overtuiging heeft, dat genezing in dit droevig ziekte-verschijnsel niet uitgesloten is, hebben menschen met warme harten, ver standige breinen en hulpvaardige handen hun krachten vereend en zich geconstitueerd tot een lichaam van zuiver philantropischen aard. Een Vereeniging, die ongetwijfeld aller sym pathie verdient en waaraan onze vriendelijke Koningin-Moeder onverwijld haar geldeljjken steun heeft verleend. Wat ter wereld, heeft nu by zooveel goede bedoelingen, aanleiding kunnen geven tot polemiek ? .... Schoorvoetend komen wy met de weinig vleiende onthulling voor den dag, dat het Bestuur volledig was saamgesteld uit mannen. Kranige mannen. Mannen wier namen klinken als een klok. Bestaan er dan geen kranige vrouwen? Vrouwen met een beschaafden, ontwikkelden geest, vrouwen met humane ge voelens, vrouwen wier hart bewogen is door den aanblik van jammerlijke ziekte-ge vallen, vrouwen wier handen zich hunkerend strekken naar arbeid? Is het niet treurig, dat men eerst ging be raadslagen over de vraag óf men vrouwen zon kiezen tot bestuursleden der nieuwe Vereeniging toen vrouwen haar ontevredenheid lucht gaven over zulk een niet te wettigen miskenning? In het belang der arme lijders, hopen wij, dat de >Nederlandsche Vereeniging tot wering van vallende ziekte" zal beseffen, dat hulp, ateun en raadgevingen van schrandere vrouwen kostbare schatten zy'n, die zij zich dus in haar eigen belang moet ten nutte maken. ??* In tegenstelling met Lord Rosebery die in de «Monde artistiqne" van Parijs zeer bekend en bemind is, heeft Eogeland's ex-premier, Lord Salisbury, zich op Franschen bodem van alle kennismaking onthouden. Liefst had hy, dat men hem ongemoeid liet en zonder groeten of spreken voorbij 8'D6' Vertoefde hy op Fransche badplaatsen, dan ging hu rustig wandelen op de uren dat de badgasten hun maaltijden gebruikten. In Monte Carlo wilde hij eens, na een groote wandeling in 't Casino gaan rusten en naar de muziek luisteren. Gekleed in een shabby j af j e en met schoenen aan de voeten wit van de stof, weigerde men hem den toegang tot de zaal. Salisbury draaide doodleuk om en ging op een bank zitten in den tuin van 't Casino. Men vertelde den portier, of hy wel wist, wien hy' belet had binne* te komen. De ontstelde Cerberus draafde den tuin in om den premier zijn verontschuldigingen aan te bieden. »Ga naar uw post, en laat mij met rust" klonk Salisbury's stem dreigend, en op nieuw vertoonde hy aan den gegalpnneerden bediende het massieve vlak van zijn stoeren rug en schouders. * ?* Aan menschen die het heele jaar moeten werken, komt een tijd van rust en ontspanning toe. Twee Engelsche pleegzusters kregen een maand vacantie. Zy gingen naar een klein plaatsje aan zee en huurden daar twee kamers. De eigenares van het pension maakte zich ongerust, toen zij de meisjes den morgen na haar aar komst niet in de eetkamer zag ver schijnen. Zij tikte aan de deur van haar kamers. Binnen! riepen twee vroolyke stemmen. Ik dacht, dat n ziek waart. Neen, wij zy'n volmaakt gezond, laat ons asjeblieft eten brengen, wüzijn hier gekomen om te rusten. Een dag of zes blijven wg in bed en zullen 's middags een korte wandeling maken. Daarna staan wy op den gewonen ty'd op, zullen de maaltijden gebruiken in de gemeenschappelijke eetzaal, kleine wandelingen maken, stil zitten, genieten van de zeelucht en rusten. Wy hebben behoefte aan rust, daaraan wy'den wy onze vacantie en hervatten dan weer ons werk". De pleegzustertj es hielden woord en toen zy zich] weer in het ziekenhuis meldden, was iedereen verbaasd zoo friach, zoo goed en volkomen uitgerust als zy er uitzagen. Waren meer menschen zoo verstandig, de heerlijke vacantie-ty'd zon veel beter beant woorden aan zyn doel. Mannen en vrouwen, kordaat in den strijd om het bestaan, verbonden aan inrichtingen, die hun een tijd van- verpoozing kunnen schenken, moesten meer be dacht zyn op ruit, dan op zoogenaamde ont spanning bestaande in het maken van buiten gewoon verre wandelingen, het ondernemen van schrik-aanjagende klimparty'en, het record-slaan in fietstochten, al te gader liefhebberijen, die voor een krachtig, volkomen uitgerust mensch een inspanning zy'n en die voor lieden naar lichaam en geest uitgeput tot foltering worden. Eenige dagen in bed blijven, zooals die prak tische Engelsche vrouwen deden, doet heerlijk uitrusten en ia een goedkoope en makkelijk te ver krijgen weelde. Zy, die eenige weken >buitenleventje" spelen, zy'n van den ochtend tot den avond in touw, alapen niet of slecht door oververmoeidheid en keeren stram en prikkel baar in den tredmolen terug. Zy misten de bezadigdheid, om in de vacantie uit-te-maten. CAPKICB. * * Méringues. Benoodigdheden: 3 eiwitten, 180 gram suiker, l deciliter slagroom, vanilllepoeder. Bereiding: Klop de eiwitten heel stijf gedu rende 15 a 20 minuten, roer er daarna luchtig de suiker en de vanillepoeder onder. Plaats de méricguea met een lepel op een met sla-olie ingewreven wit papier op een bonten plankje, bak ze na ze met veel suiker bestrooid te hebben ongeveer Vi uur in een matig warmen oven tot ze hard en licht bruin zijn; plaats ze daarna 2 uur in een lauw-warmen oven, waarna ze uitgehold worden, zet ze opnieuw even in den oven om ze te laten opdrogen en vul ze als ze bekoeld zy'n met geslagen room, waardoor een weinig suiker en vanille poeder.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl