De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 17 augustus pagina 5

17 augustus 1902 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1312 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. verdient van geneeskundigen, maar ook allen, die zfch bezighouden met paedagogie, p'ychologie, wijsbegeerte of zelfs met rechtsgeleerdheid, belangstelling kan inboezemen. Mogen velen zich aangetrokken voelen, zijn boek te lezen. De goede stijl en de populaire vorm, waarin het geschreven is, maken het tot een aan gename lectuur. B n ss urn, 7 Juli 1902. H. N. DE FREMERY. NIEUWE UITGAVEN. Vereenigiüg tot bevordering van Beeldende Kunsten, onder beheer van bestuurderen der maatschappij »Arti et Amicitiae", Amsterdam. Prospectus Premie Uitgave 1902. Collection van Meerten, Delft. Amsterdam, Frederik Maller & Cie. Brieeen en Gedenkschriften, van Gysbert Earel van Hogendorp. Uitgegeven door Mr. H. GRAAF VAN HOGENDORP. 's Gravenhage, Mart in us Nyhoff. Inhoud van Tijdschriften. Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië, 89 afl.: Mr. L. W. C. van den Berg, Een gewichtig maar vergeten Indisch belang. Mr. J. E. Heeres, Nieuw Guinea. S, 1811. P. C.C. Hansen Jr?De noodzakelijkheid eener goede woekerwet. P., Vezelstoffan in NederlandschIndië. Nogmaals de verbetering van de haven- en handelsinrichtingen van Soerabaya. Varia, P., Grensregeling van Ned. Guinea. Jhr. O. van Beresteyn, Revue van brochures, tijdschrift- en dagbladartikelen, I, Nederland, II, Ned.-Indië. Eigen Haard, No. 33: Elisabeth, door L. B, V. De Heidring-gestichten te Zetten, door M. W. Maclaine Pont, met afb. (Slot.) Indische tijdgenooten, door S. Kalff, IV. By het tuinhuiaje van mejuffrouwen Wolff en Deken te Beverwijk, door Jer. de Vries, met portretten en afb. naar eene fotografie van H. W. Schrier. Verscheidenheid. Feuilleton. lllllllllllMIMinilllllllHIlllllMlIIIIIIMIinillllHlllllllllllflIIMIIIIItlllllMIIIIIIinillMMMtlllllllllMlllllllIIllllllllllllMlIlHIIM iiiMiMiiiMMiimtmtiimmi (Een zomeridylle?) Plasregen overdag, plasregen 's nachts ! Slecht weer voor wie voor genoegen of om uit te rusten naar badplaatsen of stille dorpjes trekken om van de natuur te genieten! Zeker, maar zij missen slechts 'n genot, 'n misschien verdiend genot, maar toch 'n genot! Maar er zyn er, die vry wat meer missen. Uit myn -rustige rust hier in 't mooie Appelscha aan te velen onbekend werd ik gisteren tegen den avond opgehaald om 'n verblijfplaats van zeven menschen te be zoeken. Achter 'n bosch, op 'n--open plek, waar de gure, koude wind vrij toegang heeft, is 'n kuil, tendeele bedekt met eenige schuin-opstaande takken, waarover eenige oude dekens 'n paar stukken paklinnen en eenige heideplaggen. Daar woonde door omstandigheden een gezin, man, vrouw en v\jf kinderen van 6 tot 23 jaar, goedige, ietwat onnoozele menschen. Daar zaten ze aan wind en weer blootgesteld l En niemand hielp ze. De armvoogden verklaarden zich onbevoegd. Ik vroeg 'n onderdak, want geen hond of kat houdt het met dit weer zonder dak uit. Zy verwezen me naar de politie! 's Avonds acht uur, terwijl de duisternis viel en de wind en de regen over de velden gierden ! ! ! Ik deed 'n beroep op hun gevoel. Zij ver klaarden zich onbevoegd tot hulp. Was 't gezin gevaarlijk voor de orde en rust van het dorp ? Allerminst l Goede lui, die niemand nadeel zullen doen. Door de ijverige bemoeiing van den gemeente veldwachter zyn ze eindelyk tegen 11 uur tijdelijk in 'n schuur onder dak gebracht. Waar door die stakkerts zoo ellendig daar zaten ? Door samenloop van omstandigheden, door onverstand en door misleiding. Maar ze zyn hulp waardig ? Zeker. Wie er meer van weten wil zal ik uitvoeriger inlichten, terwy'1 ook inlichtingen omtrent het gezin by den burge meester zyn te bekomen. Voor alles echter, help mij, om zoo mogely'k dat gezin duurzaam te helpen. Of er veel noodig is? Och hier doet man met weinig veel. Slechts een briefje van ? 100 of 100 postwissels van ? l En wat oude dekens en kleeren. Maar spoedig, want thans ontbreekt vrij wel alles. Mocht men mij meer zenden dan strikt noodig is, dan is hier voor een ander oppassend gezin nog wel wat te gebruiken waarvoor ik bij l voorbaat verlof vraag. P. VAN DER METJLEN, Inspecteur b$ 's Rijksbelastingen. Appelscha, (tydelyk) 13 Aug. 1902. De ondergeteekende verklaart, dat het gezin, waarvoor hierboven hulp gevraagd wordt, die beslist noodig heeft. H. BHOUWEH, Hoofd der school. Appelscha, 13 Aug. 1902. DAME£. Het Ontwaken der Vrouw of De rol der Vrouw in de evolutie der menschheid, door FBANCIS SWINEY. Vertaald door MAWÏINA G. KRAMERS. Almelo, W. Hiiarius Wzn. De geschiedenis leert ons, dat elke eeuw hare eigenaardige taak heeft te volbrengen, eene taak, waardoor z\j onderscheiden wordt van de eeuwen, die voo afgingen en waardoor zy inzonderheid bestemd is de eene of andere bepaalde zy'de der waarheid te onderzoeken, te verdedigen en tot gemeengoed der geheele menschheid te maken. De groote taak, die onz« eeuw in dit opzicht heeft te volbrengen schijnt wel te zyn de vorming van een juist begrip der onderlinge verhouding van man en vrouw. Met ieder sociaal vraagstuk zien wy deze vraag ten nauwste verbonden. Een stroom van geschriften in eene menigte van talen is aan de behandeling van dit onderwerp gewy'd; van elk denkbaar standpunt wordt het beschouwd en toegelicht. IJver voor deze zaak vereenigt personen, wier levensrichting in andere op zichten mijlen ver uiteenloopt. Het kan niet enkel eene voorbijgaande op welling vaa rusteloosheid, ontevredenheid en eerzucht zyn, schryft mrs Swiney, (pag. 120), dat over de geheele wereld de harten der vrouwen allen tegelijk zoo eigenaardig in be weging komen. Het kan niet zijn om eenige beuzeling, een beetje aanwinst van macht of invloed, dat zich overal de vrouwenbeweging vertoont, in Aziatische, Australische en Afrikaansche landen, zoo goed als in Amerika en in Europa. Het kan niet zijn, dat enkel de begeerte naar het bezit van het politiek stemrecht de hoofden en harten van zoovele bekwame lieden sneller doet kloppen. Er moat in de logische orde der dingen nog een be weegreden achter schuilen, een diepere grond, die den hoofdtrek vormt van de geschiedenis van het einde der negentiende eeuw. Die onrast, dat voortdringen, die ernst en eenheid van optreden by' de vrouwen, gaat Francis Swiney voort, wijzen op een zeker doel, een doel, dat, naar zij meent, het consequente gevolg is van de mate van ontwikkeling door de menschheid thans bereikt. Immers in de natuur wordt niets aan het toeval overgelaten. E ke gebeur tenis is het gevolg eener wet. Daarom ziet zy in het opkomen der vrouw in het maat schappelijk, staatkundig en nationaal leven duidelijk de onvermijdelijke, onweerstaanbare ontwikkeling eener economische wet (pag. 34). Deze wet heeft de schrijfster getracht na te sporen in het werk, waarvan door de goede zorgen van mej. Kramers eene Holhvidsche vertaling in het licht verschijnt. Het Ontwaken der Vrouw heeft zy het genoemd, of De rol der vrouw in de evolutie der menschheid. Na in de eer.-1 e twee hoofdstukken de physische en de psychologische eigenaardigheden der vrouw te hebben nagegaan, beschouwt zy in de volgende hare roeping als ecatgenoote, als moeder en als zuster, en eindelijk haren arbeid als zoo danig in het verledene, in het tegenwoordige en in de toekomst. Zy komt daarby tot de slotsom, dat godsdienst en wetenschap hier langs verschillende wegen tot ne en dezelfde uit komst leiden de eens door ingeving, de andere door onderzoek; maar dat de godsdienst op zuiver geestelyke en zedelijke gronden sneller tot die uitkomst leidt dan de weten schap dit doet (pag. 134). Deze opvatting verleent aan het boek van mrs. Swiney eene groote wijding. In dit licht bezien toont zy ons in het oude, overbekende Parady a verhaal nieuwe diepten van bateekenis. Na in de eerste hoofdstukken de booge heerlykheid, waartoe de vrouw, de kroon der schep ping, van den beginne geroepen was te hebben ontvouwd, schildert zy ons in het derde op treffende wijze, wat het voor volgende geslachten zeggen wilde, dat Eva in de overgroote, typische verzoeking viel. Er nog e;ns uitdrukkelijk aan herinnerend, dat, evenzeer als een ketting beproefd wordt op de zwakste schakels, zoo ook de vrouw wordt beoordeeld niet naar de besten maar naar de slechtsten onder haar, stelt zy ons voor de vraag, of in den loop der eeuwen de vrouwen in het algemeen wal voor de mannen zyn geweest, wat zy mossten zyn. Hebben zy, zoo vraagt zy verder (pag. 110?112) hare groote gaven der natuur ten zegen of ten vloak aan gewend? Zooveel in haar was de eigenschappen, deugden en gaven gekweekt, die eigenaardig vrouwelijk, zedelyk en aan de ontwikkeling be vorderlijk waren; ingszien, dat aan haar de gezondheid en de levenskracht der menschheid gelegen waren; aan haarde bronnen toebehoorden van liefde, eer, reinheid en kuischheid ? Hebben zy steeds den man aangespoord tot het edele, ot wel zijn hooger streven door zinnelijke inschikkelijkheid tegen gehouden? De man is wezenlijk zooals de vrouw hem maakt en op haar rust de verantwoordelijkheid voor de helft zyner zonden ... Aan de vrouw was da instand houding van het leven opgedragen, het behoud van het type, van de zuiverheid van het ras. In haar physisch organisme lag het middelpunt der onbekende toekomst van het menschengeslacht. Zy moest het koninklijk bloed van het menschdom ongeschonden bevaren. Door haar als echtgenoote moest de man de hooge waarde der edele gave des levens inzien, zyne recht matige vryheid en zyne noodzakelijke beperking; door haar moest hy tot de erkentenis komen vaa de ware heiligheid des huwelyks, en zyn heerlijke beteekenis, zyn verstrekkende en on afwendbare uitwerking op ontelbare geslachten, en van de vreeselyke vergelding, volgende op iedere inbreuk op zyn wetten en rechten.... Het was in deze edelste en zwaarste eisch, aan haar als echtgenoote gesteld, dat de vrouw te kort schoot. Zy keerde den natuurlyken gang van zaken om, verbrak de harmonische keten der natuur. Zy handelde in tegenspraak met het goddelijk gebod. De man moest alles verlaten om zijne vrouw aan te hangen, doch de vrouw zelve heeft het huwelijk tot een altaar en den man tot haren god gemaakt. Het was eerst na haren val, dat zy werd on derworpen aan haar man; eerst toen zy zich de gelijkheid onwaardig had getoond, werd zy tot de mindere gemaakt, en van leidsvrouw, helpster en tropsteresse verviel zij tot den lagen staat van slavin, lastendraagster en dienares van de wenschen des mans. Gedurende lange eeuwen van lijden en vernedering moest zy zich weder opwerken tot den rang, dien zy had verloren en slechts in de volle christelijke be schaving kon zy hare roeping terugvinden als de echtgenoote en de gelijke van den man. Gaarne ging ik voort met afschrijven, ook wat er verder volgt, hoe ondanks alles de ziel des menschen blijft vasthouden aan het oude geloof, dat de toekomst van het geslacht ligt in de hand der vrouw, en hoe schoon die verwachting in vervulling is gegaan aan die nederige joodsche vrouwen, de laatsten by het kruis en de eersten aan het graf, aan wie in de flauwe schemering van den Paaschmorgen de ver rezen Zonne der Gerechtigheid het eerst ver scheen en die de eerste verkondigsters zyn geweest van eenen eeuwig durenden dag (pag. 129). Maar de plaatsruimte is beperkt en ik moet mij haasten om te komen tot die andere heerlijk schoone bladzijde in mrs. Swiney's boek, waar zy er ons op wy'st, hoe in de schoone allegorie van den Val in hare ure van de diepste ver neder ing de Hoogste Genadeden arm uitstrekte om de vrouw te redden van den schrik der wanhoop. Nu zy' als echtgenoote te kort ge schoten was, zou echter aan het type van het vrouwengeslacht nog eene andere beproeving ter zedelijke ontwikkeling worden toegestaan. Door de smarten, den last, de zorgen en de angsten van het moederschap moest zy hare noodlottige dwaling goed maken. Voor langen tyd moest zy den echtgenoot zien ondergaan in den meester, gelykaeid verwisselen voor vernedering, tot vryheid slechts door slaverny komen; doch de zonen en dochteren van het ras zouden toch opstaan en haar gezegend noemen, en de uitgelezen vreugde van het moederschap zou haar eenigszins schadeloos stellen voor de hardheid en vernedering van den huwely'ken staat. Al was zy nog zoo on aanzienlijk geweest, toch zou zy opstaan met vleugels van zilver en vederen van goud (pag. 146). Voor Eva, evenals voor zoo menige andere moeder, kwam de bitterheid van vervlogen hoop, van onvervulde droomen ; doch n ondeel baar oogenblik zag zij als in een visioen door goddelijke openbaring de verwezenlijking van haar schoonst geloof. Zy wierp een blik door het verschiet der komende eeuwen op de toe komstige glorie der menschheid. In haar ver driet, in haar py'n, in haar val en vernedering zag die arme moeder van het menschengeslacht in den eersten zoon, die in hare armen lag (de vrucht eener aardsche moeder) den Zoon van den Allerhoogsten en riep triomf eerend: Ik heb een mensen van den Heer ontvangen .. . Met den bovenaardschen moed der profetie, vergetende de beperkingen van het oogenblik, de onharmonische omeeving, den taaien tegen stand van feiten en logica, omhslsde zy zonder bedanken de heerlyke geestelijke waarheid van het Zoonschap van het menachdom van den Eeuwigen Vader, en de heerlyke toekomst der menschheid uitgaande van die beirekking van het menschelyke tot het goddelijke stond by' haar ontwijfelbaar vast (pag. 147). Dat geloof nu hebben de vrouwen nooit ver loren. Gean vrouw twijfelt ooit, of haar kind zal ean engel worden. Zij heeft dit in haar droomen gezien, droomen, die door alle eeuwen heen de vrouv tot het eerzuchtigste schepsel hebben gemaakt niet voor zich zelve maar voor haar kind. Het in een onmiskenbaar feit, dat in negen van de tien gevallen de aandrang tot vooruitgang van de moeder uitgaat. Zy boezemt haren kinderen het verlangen in om uit te munten, te stijgen. In het moederschap ligt de toekomstige schepping van een hooger typs van ras met sïerker lichaam, reiner zeden en hooger geest. Maar eerst langzaam begint de vrouw de wetenschap der levens te leeren en ni3t oordeel des onderscheid? de breede beteekenia van het moederschap te begrypsn, welk een ruim veld van toekomstige mogelykheden het in zich sluit (pag. 152). In het volgende hoofdstuk schildert mrs. Swiney niet minder aangrypend de rol der vrouw als zy den man als zuster ter zij ie staat. Hier is* het vooral het type der onge huwde vrouw, dat zij ons teekent, het type der vrouw wier ongehuwde staat, bij de heidenen als eene schande beschouwd, sedert den eersten dageraad des Christendoms veeleer geëerbiedigd en gelukkig geprezen, is als een toestand, waarin de vrouw zich geheel kon wy'den aan nuttig werk op allerlei gebied (pag. 194). Helpend, steunend, verplegend, onderwijzend is zy de eeuwen doorgegaan en althans in onze dagen ziet zy haar arbeidsveld zich in alle richtingen uibreiden, ten zegen van haar zel?e en van de gemeenschap. En laat guene vrouw terug gehouden worden van het beploegen van haar arbeidsveld door de gedachte aan de voorge wende physieke en psychologische beperkingen harer sekse. Zooals John Stuart Mill kort opmerkte, het is volkomen overbodig eene vrouw te willen beletten te zyn, wat zy' van nature niet zyn kan. Geene grenzen kunnen worden getrokken om die nevelachtgie, onbe paalde grootheid, de sfeer der vrouw, dan de grens der ongeschiktheid. In welken stand, Deroep of werkkring zy haar taak goed vervult, daar is zy in hare sfeer (pag. 103). De vertaling is eene zware taak geweest. De ge dachten en gevoelens, die hier uitdrukking moes ten vinden, zyn veelty'ds nog te ongewoon om ge makkelijk te worden wedergegeven door woorden, wier beteekenis nu eenmaal eene algemeen aangenomene is. Eene nieuwe reeks van denk beelden stelt ook nieuwe eischen aan taal en spreskwyze. Mejuffrouw Kramers heeft deze zeer groote moeiely'kheid gelukkig opgelost, al komt het een enkele maal voor, dat kleine styliouten, (zooals reeds dadelyk op de eerste bladzyde der inleiding het driemaal herhaalde : Mogely'k, indien) wat al te veel aan de zin wendingen van den oorspronkelyken tekst her inneren. Eene drukfout zal het wel zijn, dat op pag. 83 te lezen staat: dat vrouwen alty'd objectief, niet subjectief zijn geweest. Objectief' is mrs. Swiney zelve in hare beschouwingen zeker niet; allerminst in hare uitingen van nationaliteitsgevoel. Het valt moeilijk eenen glimlach te weerhouden, als men op pag. 38 leest, hoe opvallend voor den denker, die ge looft aan de historische evolutie der menschheid, de onmiskenbare tusschenkomst der Voor zienigheid is om aan het Angel-Saksische ras de oppermacht te verzekeren, daar door den vrijhandel reeds eene halve eeuw lang de suiker in Groot- Brittaniën goedkooper is gemaakt dan op elke andere markt ter wereld; of wel op pag. 158, dat de Angel-Sakser de erfgenaam der eeuwen is. Het is jammer, dat mejuffrouw Kramers gemeend heeft, dat het haar als vertaaster niet vry' stond het schoone geheel van dergelijke vlekken te zuiveren. Storend ook bij de lezing zijn de vele onvertaald gebleven verzen, die zoo goed door analoge uitspraken van onze eigene dichters hadden kunnen zyn vervangen. Maar er is meer dan deze betrekkelijke kleinigheden, waarom wy het moeten betreuren, dat mejuffrouw Kramers van dit boek ons niet liever eene bewerking dan eene vertaling bood. Men leest het tusschen de regels en de achter dea titel afgedrukte lyst der geraadpleegde bronnen wijst het aan, dat al wat over dit otderwerp in eenige andere taal dan hare eigene geschreven werd, een gesloten boek voor mrs. Swiney bleef. Het mooie thema had in dit opzicht eene breedere behandeling verdienden eene omwerking had dit te kort zoo goed kun nen aanvullen. Door hare grondige bekendheid met al wat de vrouwenbeweging ten onzent betreft en door den rykdom van gegevens, waarover zy als secretares van den Nationalen Vrouwenraad van Nederland beschikt, was mejuffrouw Kramers tot zulk eene omwerking volkomen bevoegd. Veel was in dit opzicht reeds te bereiken door de toelichtingen, die nu uitsluitend aan Engelands geschiedenis, Engelands wetgeving, Engelands sociale toestanden zijn ontleend, ten minste voor een deel te vervangen door voorbeelden uit onze eigene omgeving of uit naburige landen. Waarom bijvoorbeeld in de Hollandsche uitgave van dit Engelsche boek by die breede uitweiding (pag. 324) over het lyden der inlandeche vrouw in Engelands koloniën een volstrekt stiizwygen over het daar nagenoeg onbekende huishoud sterstelsel, dat Nederlands koloniën verteert? Waarom ook by de vermelding op pag. 300 vaa de wy'ze, waarop in 1867 den Engelschen vrouwen het kiesrecht is ontnomen, omdat toen by rechterlijk vonnis werd bepaald, dat het woord man in de wetten des lands beteekeut: mannen en vrouwen, daar waar plichten worden opgelegd, maar mannen alleen, daar waar rechten worden toegekend niet nog eens in herinnering gebracht, hoe in hetzelfde geval de uitspraak van den Nederlandschen rechter is geweest ? Waarom by dat nadrukkelyk protest tegen het openbaar neutraal onderwijs (pag. 280 e. vgg) niet gezegd, dat in Nederland het byzoader onderwy's van staatswege wordt ge subsidieerd? Maar niet alleen aanvullend, ook besuoeiend had die omwerking moeten zyn. Mrs. Swiney zegt in hare voorrede, dat haar boek allereerst is bedoeld voor de gewone vrouw, die, in slaap gewiegd door een valsch gevoel van veiligheid, zich verbeidt, dat alles in de wereld goed is. Die ruaüg sluimerende wil zy' doen ontwaken, hair waarschuwen, zooals de eene vrouw de andera, om op te staaa en hare lamp brandende te houden. Het is te betwijfelen, of dit doel door haar zal worden bereikt. Daartoe is grooter soberheid vereischt. Haar, die nog weinig vertrouwd is met de tegenwoordige littera'uur over dit onderwerp zal de massa materiaal, die in de 390 bladzijden van dit boek ligt opgehoopt, verwarren, zoo niet zelfs verbijste ren. Ook hier ware beperking en zelf beheersching vermeerdering geweest van kracht. Niet voor haar, die nog moet worden gewekt uit hare rustige rust, is dit boek geschikt. Veeleer is het dat voor haar, die, ontwaakt zijnde, zich gedreven voelt door eene veelheid van nieuwe gevoelens en verlangens, wier rechtmatigheid zy erkent, maar wier consequenties zij nog aarzelt te aanvaarden. Haar biedt het boek van mrs. Swiney eene kostbare verklaring en verduidelyking vaa veel, dat nog slechts vaag tot haar bewustzijn kwam. JOHANNA W. A. NABUR, Een toottoeL Weer een kookboek verschenen ! Mevrouw in de Keuken, Hollandsch Indisch Kookboek, door KOKKIE D.TAWA (Javaansche kok of kookster) uitgever N. Veenstra, te 's- Gravenhage. De schryfater zegt in het voorbericht: »0 zeker, er zijn kookboeken genoeg, wat zeg ik, er zyn er te veel en juist daarom waag ik het, er nog een by te geven." Veel slechte kookboeken zyn er uitgegeven, kon zij er by gevoegd hebben en slechts weinigen zyn er die aan de eischen van den tegenwoordigen tyd voldoen. Als men bedenkt, wat veel menschen vergeten helaas ! dat men in de eerste plaats moet eten om te leven en niet leeft om te eten, dan mag men, bij het schrijven van een kookboek niet volstaan met een bloote opsomming van recepten. Het is de schrijfster echter blijkbaar hoofdzakelijk te doen geweest om een quantum wel beproefde recepten op te geven, daarby' denkende aan «Mevrouwen die verstand van koken hebben." Zoowel verhoudingen als bereidingswijze zyn zeer onvoldoende aangegeven b. v.: Al dadelyk in het eerste recept lees ik: »Kalfssoep (4 pers.) neemt tweemaal zooveel water als men soep wil hebben, doet daarin l Kilo kalfsbeenderen, laat dit op een zacht vuur trekken en later flink doorkeken." De hoeveelheid water is hier al zeer onbe grensd «tweemaal zooveel water als men soep wil hebben.'' Ook uitdrukkingen als mespunt zout, eetlepel suiker, kopje water, geven de juiste maat niet aan, de een zal een lepel opgehoogd, de ander afgestreken nemen, ook bestaan er groote en kleine koppen, Verder worden de ingrediënten voor elk gerecht noodig, niet afzonderlijk opgenoemd, zoodat men ze pas al lezende te weten komt. De bereidingswijze is niet overal even duidelijk aangegeven. De sehryfster heeft by spekkoek bakken, hetgeen onder de Enropeesche recepten voorkomt, een Indisch fornuis op het oog, waarin geen oven is, want anders had zy gerust den oven kunnen noemen, wat zy by andere recepten wel doet. Allergrappigste oude overleveringen vind ik ook in het boek, als: naar n kant roeren, n uur lang kloppen. Wat het eerste aangaat, is in de praktijk bewezen, dat het er niets toe doet of men nu eens naar den eenen en dan eens naar den anderen kant roert en wat het tweede betreft: een handig klopper doet er misschien een half uur over. De qualiteit der recepten kan goed zyn, doch al lezende valt myn oog bij de Indische rubriek op ry'st koken, dat niet wordt beschreven zooals men het meestal in Indiëdoet; daar wordt de ryst gestoomd, wat verre te verkiezen is boven koken en vooral boven koken in een bal, daar zoodoende voedingsstoffen verloren gaan. Ook komt in de Indische recepten van kerrie en loddeh melk voor ; in Indiëen ook hier in Holland weet ik zeker dat de meeste kookBters klapperraelk, santen, gebruiken, die men hier heel goed kan maken. Melk schift dikwijls en geeft niet dien eigen aardigen smaak aan de gerechten als de santen I Tot myn grooten spyt mis ik in het boek de grondbewerkingen waarop men verder kan bouwen of koken liever gezegd, b.v.: Begint men met bouillon- trekken op te geven, dan kan men met kleine toevoegingen allerlei soepen daarnaar bereiden; zoo ook met vleesch, geeft men de methode van groot en klein vleesch braden op, dan is de behandeling van ver schillende acdere dergely'ke vleeschaoorten hieruit af te leiden. Noch op hygiëne, noch op zuinigheid zijn door de schrijfster gelet. Een klein deel is er ook maar gegeven van de duizende recepten, die bestaan, wat iedereen dadelijk begiy'pt, zoodra hij weet, dat het boek 245 recepten bevat, waarin pi. m. 100 Indische. Liever had ik twee boeken zien verschynen, n voor Hollandsche- en n voor Indische tafel beide wat vollediger en met vakkennis uitgewerkt. Laat ons echter hopen, dat de qualiteit de mindere quantiteit zal goed maken en daar Kokkie Djawa in haar voorbericht zegt, dat het allen wel beproefde recepten zyn en vele van hotels afkomstig, kunnen de spijzen, naar de gegeven aanwijzingen met eene bekwame hand klaargemaakt, misschien nog menigeen heerlijk doen smullen, wat ook zijn nut heeft. Man zegt immers, dat de man het gevoeligst is voor lekker eten l Iemand van het vak. iiiitiiiiiiiiiniMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiininiiiiliiiiiiiifitiiiiM Weduwnaars- en weduwenditba Jiarnemelk als voedsel voor zuigelingen. Gamilla Stoczek. Thee schenicen. Modes. Vereenigingen, sociëteiten en clubs verrijzen nog steeds met den haastigen groei der padde stoelen. Nieuw-York is met n club op de hoeveel duizend ? verry'kt, en wel met den weduwnaars-en- weduwenclub I Raeds telt deze instelling, cog maar zes maanden oud, honderd en vy'ftig leden. Niemand wordt toegelaten die niet by machte is de authentieke bewy'zen te leveren van het overlyden van zijn man of vrouw. Vry'gezellen en ongehuwde vrouwen hebben niet het geringste kansje er ooit te kunnen | binnen dringen. De mannelyke leden die n onvertogen of onhoffelyk woord bezigen tegen de vrouwelyke leden, worden gestraft meteen boete van n dollar. Reeds heeft de club zes huwelyken en twaalf verlovingen tot stand gebracht. Dus achttien vrouwtjes, niet mee voelend met de ontroostbare Eponine, die wegkwy'nde van smart om het verlies van haar geliefden echtgenoot Sabinus, wierpen zich in de zes-en-dertig uitgebreide mannen-armen, over en weer troost, liefde en steun vragend en schenkend. *** Een Hongaarsch juffertje, met name Camilla Stoczek heeft in Budapest haar diploma gekre gen aan de Handelschool voor mannen. Zy ie de eerste die in Budapesth dit eind-examen met goed gevolg heeft afgelegd. Aangezien in Hon garije ook geen handelsscholen voor meisjes bestaan, heeft het Camilla Stoczek hél wat moeite gekost, vóór zy tot deze inrichting werd toegelaten. Hetzelfde diploma werd eenigen tyd geleden uitgereikt aan een Hongaarech meisje uit Temesviir. * * * Pierre de Coulevain is, naar men vermoedt, de schuilnaam van een Fransche vrouw, die jaren-lang in Amerika vertoefde, en die, dank zy haar zeldzame opmerkingsgave, haar scherp zinnig oordeel en kloek denkvermogen doorge drongen is tot de kern der ingewikkelde Amerikaansche maatschappij. Pierre de Coule vain schreef een kranig werk, getiteld «Noblesse Américaine''. Het boek is bekroond door de Académie frac^aise en reeds is er een vy'fde druk van verschenen. Niets gaat ongemerkt aan de auteur van «Noblesse Américaine" voorby. Aan de nietigste bezigheden wy'dt zy haar volle aandacht, zy' maakt rake gevolgtrekkingen, dwingt ons tot luisteren en nadenken. Meêieinende gewaar wordingen en insteinjnend hoofdknikken onzerzy'ds zyn de resultaten van haar kristal-heldere beschouwingen. Een heel klein episodetje uit het meerge noemde werk, brengen wy' in een tyd van veel thee-drinken en druk thee-schenken gaarne onder de aandacht der dames. »0 ! thee bezit een groote deugd," zei Jacques. »Zy' werkt aangenaam op de hersens, verdrijft een boos humeur en noopt tot praten. Ik hou van thee, ter wille van de thee op zich-zelf, en ook een beetje, omdat zy my, het voor ons Westerlingen zoo zeldzame genoegen ver schaft, door vrouwen bediend te worden. Thee toebereid door fijne, sierlyke, verstandige handjes, is een verrukkelijke drank. Ik zie niet te best in, zei de hertog De Randan, wat het verstand er toe kan bijdragen. Alles, kerel, alles, antwoordde de markies ernstig. Een domme, zelfzuchtige, wufte vrouw, k dn geen thee zetten. Het kan haar niets schelen of do thee te sterk of te slap is en onveranderlijk schenkt zy u thee die gy niet lekker vindt. De vrouw, die werkelyk zoo als gy zegt, verstand heeft tot in de toppen van haar vingers, raadt uw smaak en wat zy u voorzet, is alty'd volmaakt, zei Jacques met een blik die het complimentje regelrecht tot de hertogin richtte. Wat my aangaat, ik zou niet gaarne een meisje trouwen, dat my geen lekker kopje thee wist voor te zetten. Ik zou bang zyn, dat haar in alle zaken de verhoudingen ontsnapten, en dat intuitie, dat zesde en zoo onmisbare zintuig voor de vronw, haar ontbrak." * * * Drie jaar lang bleef de sleep aan wandeltoiletten in de mode. Van alle kanten hoorde men verontwaardigde stemmen, wakker roepende het gezond verstand der vrouwen, haar smeekend te durven breken met een dwaze mode, die haar veel last en vermoeienis ver oorzaakte. Hygiënische mededeelingen werden geopenbaard aangaande het gevaarlijke spel letje, trottoirs en straten met de rokken te vegen, waarschuwingen kregen de dames te hooren zóó kras en ernstig, dat zy inwendig trilden van angst, maar uitwendig geen centi meter lengte van haar wandelcostuum prys gaven. De mode gebood een sleep, en daarmede was alles gezegd. Een vrouw, van nature eigenzinnig en ongehoorzaam, wordt onver wijld buig- en volgzaam, zoodra madame Mode haar impérieuse stem verheft. Laat ons dus mi doen, wat zij gebiedt, uit overtuiging of pure grilligheid, dat doet niets ter zake zy eischt van OBS, korte, vootvrije wandelrokken te dragen. De nieuwe herfsttoiletten zyn vervaardigd uit lichte, wollen stoffan, met rokken geheel geplisseerd en de voeten, heusch niet rakend. De plooien zijn van uit den ceintuurband smal en loopen zich steeds verwijdend naar onderen. Sierlyke voetjes met onberispelijk schoeisel zullen dan eindelijk weer tot hun recht komen. L»ng genoeg speelden zy verstoppertje tnsschsn de losse, breede, loom neervallende en het loopen tegenwerkende volants. Fransche, Engelsche, Oostenry'ksche, Duitsche en Amerikaansche vakbladen gebieden voetvrijen rok voor het aanstaand najaar. Zullen wy, Hollandsche vrouwen nu weer gemoedelijk een jaar lang de nieuwste mode ten achteren zVJn? óf zullen wy er als de kippen by wezen ? Wy hopen het en zuilen afwachtend rond kijken. CAPKICS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl