De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 24 augustus pagina 4

24 augustus 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1313 Krifik der reinen Litterar-Kritik moesten ?eraren, enxe einddtfi litie zon zijn: het is de ??)«( van vergeleken. 2) Derhalve terdege ««geleken ! Ei dan, B.erbaum zal wel niet puteoteeren tegen de bewering dat h\j niet ?ut trtz l tot 456 oonponkelijk ig gebleven; 40 beste dichters zonden gul weg ditvanzich??zf beaamd hebben met het afdoende boninot mm Dnmas Pare: tl'homme de génie ne vole mis corqiiert", slechts kwasten plooien in de afgedragen, snitlooze kamerjassen middelmatigheid met de aanmatiging «lies wat onecht is. Niet oorspronkelijk ik, en bedoel dat in zoover dat ook dit zooals bijna de geheale moderne Daitsche e^door zijn inhoud geestelijk is opgedragen 18 hel Wal een schitterend bewijs uit «en reuzenhoogte zjj z(jn gedaald, dat nu, ?jtm honderd jiren later, zyne gedachten ?uit voorgoed wortel geschoten hebben op Boxschlands bodem. Al de anderen, Schiller, Harder, Wieland, Haine, Platen, klassieken, aAer, ze staan hoog gevoetstnkt in 't groote ??itache pantheon; doch de god wiens stra?nde gestalte met machtigen ernst dea ingang iMheargcht, foor wie alle bedevaarten hun ftnebiiging maken, d t is Goethe. Meer dan «?t «ware, dikarmige 6;rmania bljjft hg de «mtagenwoordiger van 't ware en groote ?ewchtham. Wel niet zoovele kunsten omvattend als andere reus Michel Angelo, doch in *ijn de litteratuur, van een alles binnendringende en verhelderende veelzijdigheid beeft Gaethe onovertrefbare voorbeelden voor Mfeaele geslachten vaa jongeren geschapen. mM Lied, Goethe heeft liederen geschreven «Sjner en teerder dan die van Haine, even (kMM*ol als de beste van Verlaine (b.v.: »An 4*a Hond" en Nachtgasang >0 gieb yom weichen Mkhle"), maar daarnaast >Gesellige Lieder" ??JVu het slechts nu en dan iemand gelukt il in luchtige sierlykheid te evenaren. fin DU ons vergeljjken ! Door dit gansche fcidk begroeten n telkens Goethesche wendingen, wwnen, rythmus, bijna nooit als bepaalde ??walging; doch voor 't geoefend oor onmis-kenbaar. Soms is dit zeer duidelp b.v.: blz. 29 71A Mase meine löte ?? lanz der M-irgenröte (Biei-baum) Bri <lem G anze der Abendrötlie Ging ich still den Wald enilang, Dl non sasz und blies die Flöte (Goethe,DieBekeb.rte). Ook van andere dichters treft ons een >mk«ie echo: blz. 19 : IBlua ihn her zu mir, bias ibn sclinell zu mir her' ani blow, vn Blow him agaia to me; (Tennyson, The Princcss) «ff W i. 24: >Die Prinzessin sitzt im Turme; i ] lire Harfe klingt, v Und ich hö', wie ihre Seele '..M ide "S hnsuclit singt. Lik.; a hisrh-born maiden Ia a palace-tower, ."S 'Othing lier love lalen iS-Jol in secret bour Vïili mtuic Sweetas luvewhich overflow her bower. Ofschoon Shelley. van wien de laatste regels *VV «nik een groot dichter was dat hij der.fpl$ke betoo verende, muzikale beelden om '?M te zeggan, uit z\jn mouw schudde, mag 'Mar zeker opgemerkt worden dat de Bier'ftmnsehe de zijne evenaren I Trachten we thans B.erbaum zelf te leeren ?faunen, gaande voorzichtig, langs 't minder (?staagde naar 't beste. Ik zei boven, dat een liedjesdichter aangenomen zijn dichterschap natuurlijk l ?Mts zoo nooiig heeft als Gaest. Het bewijs 4bt deze in Bierhanms poëzie een der grootste, ftoMnerkende voortreff-lykheden vertegenwoor digt, komt het volledigst uit in 't negatieve: Biarhannn rymlooze landschapschilderingen wwdec door die daarin niet dermate noodige ?ojg«it8chap, bont, overladen, onrustig, zonder ?«b ophtffande kwaliteit der overweldigende pracht, al komen er soms mooie momenten M voor; en de beelden kragen iets gezochts, ?«?roks b.v.: blz 108 : A B E X D. . Die granen Geierfittiche der Nacht >"K.mschen fiber den See. In seinen crzenen Fangen halt der Riesenvogel Die Leicbe des Tnges. Eiu Blutspur hiuter ihra her Weh nach Westen. Die schvvarzen Augen des WalJea ' Heben die Naielwimpiru iïjnd starren stumm etc. Deze boomen met opgelichte .Nadelwimpern" gsven aan het tooneel iets onbewust-komieks : Stal j 9 maar voor, die duizenden statige wondBnzen op kommando aan 't zwijgend staren ! Eren barok van idee lykt mij zyn jacht op zonnestraal, dien hy >im vorigen Sommer ?tV" (Drei trunkene Li ader zur Hirfe I, Mc. 256; vergelijk eens Heine's »G ii:klich lor Mann der den Hafen erreicht bat"), of ?qn« visie van Golgotha (blz. 221) en Maestro Tjd (blz. 186). Om b. v. het laatste tot iets ?ckoons te maken is meer noodig, de vormen«fllce vertrouwdheid met het geheimzinnige die ?»n Poe of de Q lincey bezat. Wees echter niet bevreesd, lieve lezer, er M|jft nog wat over; we naderen thans het bloeiende land der waarachtige poëzie, mis schien ruikt gij reeds de streelende geur der «yervloediga bloesems. Zooals zijn vriend Strausz een koning der walsen, kunnen we Bierbaum een koning der liederen noemen. Daarin spant zich zy'n haast ?nuitputtelyke geest in tot het volbrengen der j beminnelijkste kunststukjes, plast als een B«ed willige faun rond in de klare golven aqjner zegging, werpt u op 't onverwachtst ?en stralenregen der nitgelatendste vroolykheid «({gen: Ach, mein Sehatz ist durchgegangen, LariJah l Erst wollt ich ihn wu-derfangen, LariJah! Doch dann hab ich mich besounen: Laridah! Mach Verloren ist Gewonnen. LariJah! (blz. 54). «ra het volgend onder een schaduwry'ken den « ernstig iets te openbaren van zy'n innerste sqjn of u een epigrammatiach-schoone levensnegel mee te geven: Wenn das Gras der gviinen Wiesen Zeitig i»t zur groszen Mahil, \Venn der Sommer seine Sense Siugen laszt durch reife Saat; Dann soll deine Seele Sonne, Kraft und Frucht und Ernte sein: Schneide ruhig deine Aehren, l'iihre deine Garben eiu! (blz. 70). «a die als was hy bang door u voor al te «rnstig aangezien te worden, af te breken met een rif j e >Mntterwitze", de geraffineerdste fin-de-s'èsle of jeune siè:le spotterny'. Wjj wij doen niets dan luisteren l Hoort gjjj de naïeve, innige Sdhnsucht blz. 9: __ Wie eine leise Glocke klingt D.éSehnsucht in mir au; Weisz nicht, woher, woh'n sie singt, Weil ich nicht lauschen kann. Es treibt das L-ben mich wild urn, Dröhnt urn midi mit Geb'aus, Und mahlich wird die Glocke stumm, Und leise klingt sie aus. etc. en hoe z\j (blz. 14) in »Mtide" uitademt in de sentimenteele, maar zoo bekoorlijke regels: Ich schliesz die Thüre hiater mir, Bin nur für den zu Haus, Von dem es heiszt, er tackelt Das letzte Flammchen aus. __^^ Meestal is z\j echter niet zoo ernstig, drapeert zy zich in 't narrenpak der lichte ironie en zingt: blz. l: Manchen Wein hab ich getrunken, Mauchem schonen Kiude bin Ich verliebt ans Herz gesunken; Jetzt geht alles nüchtern hin, Abgozirkelt, abgemesien, Und dass ist des Liedes Sinn: Ach, vergossen, ach, Tergessen l of houdt als werkelijke nar, melancholische monologen (Mi. 22 23, 24 en25);jaeigenljjk vindt ge in haar plaats zeer dikwyls een allervrijmoedigste luim, die in de gnitigste bewoor dingen hartsgeheimen verklapt, over uiterst moderne wezentjes van zeer reëel vleesch en bloed, Charlotte en Jeannette, de goedhartige waschmeigjqg, F a ilein Gigerlette, Manö/er, R.eke n L-icia «einst dii schonste Muid Jetzt ein Weib iin Lumpenldeid",, en de schoone Onnibus-dame of de roode hertogin van blz. 168, de leukste luim zeg ik, die zyn byna onbeschaamdheden zoo onbe taalbaar zegt datje niet denkt aan boosworden zoo je ten minste geen gemoed als een stekel varken hebt en by het minste geruchtje ge prikkeld staat, wie zou zich daarop wenschen te beroemen l de leukste luim, die daarenboven over de lente, de mei cunaanex's zingt, tot je al luisterend jezelf voor den Pfiagstjunk«r gaat honden: Den Maien führ ich an meiner Hand,, Den Degen an der Seiten, Pftngstjunker bin ich zubenaunt Und will in das gelobte Land Auf einem Schimmel raten. Auf cincm Schimmel bliihrieselweisz Mit seiJenen Schabracken. Der Mai ihn wohl zu fübren weisz Mit eiaem Apfelblütenreisz. Swlz tra'gt er seinen Nacken. Doch nicht allcin ich reilen mag,. Mag nicht allein*1 reiten, Mich soll durch Tag und Nacht und, Tag,, Mich soll durch VU und Wald und. Hag,. Ein Ma.lel jui.g b'gleitca. Eiu Madel jun.r, das soll mit mir Auf meinem Schimmel schacken. Hui da, du helle Haienzier! Diirchs Grüne galoppieren wir, Der Wind blaht die Schabi'ai'ken. Nun gehe, Mai, und klopfe an, Wo liebe Mailel hau=cn, Und sas, ich bin ein rischer Manu,. Der seinen Schimmel reiten kann Und iin Galoppe saisen. Führ her zu mir au deiner Hand: Die lieb mich will begleiten. Der Sciiimmel scbarrt schon in den> Sand,. Ich muaz in da^ gelobte Laiul Mit einer Holden reiteu. Tot besluit, misschien heeft deze dichtergenoeg sympathie gevonden om nog eens ernstig te onderzoeken hoe en wat hy zegt. Boven alles dan, is Bierbaum htmorist. Jeanettes verblyf wordt aldus aangewezen: Wo die Isar rauscht, wo die Briicke steht, Wo die Wies; von ftatternd-m llemnlen weht, Da liegt meiu Paradie). De eerste regel zouden ook mindere dichters geschreven kunnen hebben, de tweede is niet tegenstaande haar zuiver-realisme van zulk een onverwachte schalkschheid, dat zy de werking van 't geheel buitengewoon maakt. (Men vergely'ke ook het gansche gedicht blz. 85). Soms wordt zyn humor haast ernst door krachtige zegging: (Hlz. 73): Wir tanzen zum Octobsr-wiml Wie trunkene Proplieten. Ean ander kenmerk zyner poëzie bestaat in 't meesterschap over de refreinen, wat heel gemakkelijk schijnt maar duivels lastig is. Een voorbeeld kan volstaan : Der Erzbischof von Salzbnrg, Eia gar sehr stolzer Mnnu, Rer liebt die schonen Jungfraulein Uud sieht sie freuudlicb au. Er streichelt sie am K'nne, T h ut ilinen g;ir nit weh, Es heri'scht Ffau Vcnusiune l in Schlosse Mirabel, juchhe, lm Selüoise Mirabel. Ik meen onzen Ilollandschen lezers nog schuldig te zyn het hewy's voor den waarachtigen ernst, dien Bierbaum als het moet, kan vertopnen, en doe dit des te grager ten einde eenige regels te kunnen citeeren, een geloofsbelijdenis inhoudende. Na u even in den starren sneeuwnacht de >heil:ge drei Kinige des Elends" gewezen te hebben: Sich, da ber den \;U\ve.; quer Stakt ein steingrauer Alter her; Ganz in Luinpen und Fik-ken getan, Und halt vol' dein llause an. Haucht in die Hande und sieht sich um, Kliekt zum Sterne uud wartet stumm. Kommt von der a'idern S:itc an Wieder eiu aller zerlumpter Maan. G^bcn sich beide tuinm die Hand, Starren zum Sterne unverwauilt. Kommt ein driitcs und gi'iiszt die zwei, Ilaunen und tnscheln und deuten die drci. vestig ik uw aandacht op de strophen uit Sammerglüjksrausik, blz. 136: by ons meer bekenden Richard Dehmel ook Otto Jnlius Bierbaum een plaats in onz) cosmopolitische waardeering verdient. Juli, 1902. ALBEET REHM. 1) Het korte bewijs: nit de laatste drie eeuwen hoeveel liederen onzer bekende dichters z\jn tegen de vergetelheid bestand gebleken ? Vondel pardon, was vooral een odendichter ; Hooft heeft er enkele; Poot een («Waar is m\jn cither toe bereid ?"); Staring een paar; de tachtigers zoek er eens tien. Al leen de jongste lichting keert zich beslist naar 't lied in enkele harer beste vertegenwoordigers (Adama van Scbeltema en C ir el Scharten b. v ) Daarentegen telt de Daitsche litteratuur vele kleine dichters die zeer fraaie liederen ge schreven hebben, en de bundels harer groote bevatten ze by honderdtallen zou ik haast zeggen l 2) De uitdrukking .lyrische kritiek" u feitelyk daarom een contradictio in terminis; lyriek en critiek, de brave Pdgasus en de sluwe wolf, samen vertrouwelyk den Heiicon op, dat gaat immers niet. Dan möt een van tweeën zyn aard boeten ! FOTO'S grootheid ei yenal m Rome. Tweede deel: .Julins Caesar'. Mit di-m Haupt dem höraerschwcren, K ickt den Takt der grosze Pan: Langsam kommt die Zeit herau, Da die Götter wieAerkebren. Deze regels zyn mooi van plastiek en idee, hè! Hopen ook wij, dat langzaam de ty'd nadert »da die Götter wielerkehren", en verheugen we ons intusschen in Bierbaum een koogepriester ry'k te zyn, eenigszins anders dan de Calchas uit LA Belle Héièae, zyn on weerij 8 van een meter plaat yzer in 't vier kant voor een werkelyken Ziusdonder wil lende doen doorgaan. Het zou mij een beloonend genoegen zyn, zoo ik bewezen mocht hebben, dat naast den (rsly'k de oekonomische vraag het eerst», soo vult Caesar's persoon het tweede thans verschenen deel van Fjrrero's- arbeid. Meer nog dan h-et vlugge, zoo niet vluchtige over zicht der eerste zeven eenwen van Rime'sge schiedenis,. gaf de analyse van het Ie/en n persoon gelegenheid 's schry /ers methode: van het nasporen en aangeven der onmiddeljjke, vergankelyke oorzaken der geschiedde dingen en verrichtte daden, toe te passen. Tevens was echter de verleiding geboden het oerzakelyk moment d«r daden van het beschreven individu, meer in uitwendiga invloeden te zoeken, dan nit innerlijke factoren al te leiden. Eanige plaatsen uitgezonderd stelt Farrero Caesar dan ook ongeveer als een twyfelaar voor. Iemand die alty'd vol brandende wenschen en driegende earzuchten wis, maar wien de gelijkmatigheid der wilsinspanning en de klare visie der te volgen weg ontbraken. Iemand. die geneigd was de gevaren erger te duchten dan zy in werkelijkheid waren, en wien de gelukjes dadelijk tot overmoed prikkelden. Iemand die nooit een volledig bewust en omgrensd doel in gedachten had dat meer was dan het overwinnen van een oogenblikkelyke moeilijkheid, het bereiken vaa een nahy'Hggende waardigheid, zoodat het toeval der om standigheden, de gril der feitenloop,, de on afwendbare- evolutie van het ty'd vak, meer dan zyn eigen voornemens,. z\jn leven en macht bedongen hebben. Iemand eiudelyk die een abnormaal zenuwmenscb, geweest ie,, een epilepr ticus behebt met periodieke stemmings-schom melingen ; gedeprimeerde twyfelperioden en. overmoedige stadia van excitatie, lamand. die ten laatste geheel verbasterd door de bereikte grootheid, hat p8y,:hisch evenwicht volkomen verloren had en wien» uit-de-wegr ruiming AVLS een treurige doch noodzakelijk uitkomst geweest is. On over deze grondthesis te kannen oocdeelen is een grootere kennis der Ikalisckti oudheid noodig dan ik bezit. En daarom, moe t ik er my weer voornamelijk toe bepalen^ de kunst van den schry ?er te loven, wien, het gelukt is een nieuwe opvatting uit dja oude bronnen te construeeren en suggestief mede te deelen. K'i dit laatste vooral, een zware taak,, is hem meesterlyk gelukt. Stellen wy als gemiddelde lezer tot wien de schry.ïsr xich richt, den leek met gymnasiale opleiding. Deze heeft het uitgebreide droge grammaticale deel van het onderricht vergeten, terwy'l hom van het weinige hem verklaarde levend classi cisme, niet veel meer dan een verlangen is bijgebleven, een verlangen naar meer kennis en meer begrip van de oude wereld en de oude menschheid, waaraan hij by' voorkomende gele genheid tracht te voldoen door eens te genieten van een paar hoofdstukken uit Mommsen of een deeltja van Bjissier. Voor dezen nu is Caesar een scheppende geniale >mee'r dan mensch''; het »souvereine schepsel" by uitne mendheid, wiens wil en genius menschen en dingen, en het noodlot zelf beheerscht heeft. Voor hem is Caesar de eerzuchtige die in de chaotische verwarring van rechten, wetten en begrippen, in de vertwy'Mende tegenstrij digheid van oude tradities, nieuwe behoeften, eeuwige nooddruften der R imeinsche maat schappij met zekere beradenheid alle verdeeld heid ooder zyn heerschzucht samendwingend,. alle gezag tot het zy'ne makend, zyn geheeLe leven door, de meest buitengewone eigenschap pen en capaciteiten van een heerscher, in onophoudely'ke, ny vere stry'd vaardigheid getoou d heeft. Da sublieme strever die ten allen ty'de, in alle omstandigheden, in alle gevaren, voor alle moeilykheden, de meerdere geweest is van alles, van menschsn en dingen, van meeningen vooroordeelen, wetten, gedachten en gevoelens : een bedwinger en haerscher ia n woord, door de plastische, scheppende ver-terende macht van zyn genie. Voor hem is C tesar de ziener, die de langzame samenwording aller volkeren van Oosten en Wes ten onder de heerschappy van Rooaeinsche macht en Griekschen geest overblikt bad, an die, .iige onder z'n tijdgenooten, de noodzakelijkheid gevoeld had daaruit onder n leider een een heid te vormen op nieuwen grondslag, met nieuw verband; naar buiten sterk tegen de barbaren, naar binnen bloeiend in orde en politieke gelykheid : het Keizerrijk ... De staatsman welke die nwording met dringendi wetten en besluiten, uitingen van zyn luciede voorzieningen en consequente wilsrichting, wilde verhaasten, en daartoe om beurten volksmenner en veldheer ; samenzweerder, wetgeve: en veroveraar; redenaar, schryver en tyran moest zyn, en inderdaad geweest is, alty'd geniaal, alty'd energiek, niet alty'd gelukkig, doch steeds volhardend, en nooit terneerge slagen. Voor wie zóó denkt is Caesar de eenige byna volmaakte incarnatie van den latynschen geest. welke geleefd heeft sints de grondvesting van den romeinsch-italischen staat tot den ondergang van het wereldry'k. Welnu, Farrero rafelt dit weefwerk der voorstelling en verbeelding uit een, en laat slechts een hoopje kleurige draden over: di afzonderlijke daden Caesar's, die toe vallig bedreven^ toevallig samengewerkt hebben tot een tot stand koming waar Caesar zelf geen begrip van gehad heef;, en die bovendien ook zonder hem zou hebben plaats gevonden door de noodzakelykheid der gebeurtenissen in de evolutie der sociale en politieke ver houdingen van den romeinschen staat. Dit afwijkend oordeel DU, wordt zóó insinueerend omkleed door logische beredeneeringen,steunend op schijnbaar onwederlegbare en vernuftig ge combineerde bewijsstukken, dat men gedwongen is de visie van Farrero als een mooie en moge lijke, zijn analyse van Caesar als een psycho logisch plausibele en waarschijnlijke te be schouwen. Hierin is Fdrrero's kunst gelegen. Vyf honderd bladzijden dóór, dezelfde stelling met ongeveer dezelfde woorden bij verschil lende gelegenheden. tallooze malen te herhalen en ha ir den lezer in te suggereeren als een harmonische, goed geconstrueerde hypothese. Doch gebeel bevredigen kan zy den leeklezer toch niet. Er bly'ft altijd ne bedenking tegen, misschien Keen zuiver historische, doch eene logische. Wanneer men Caesar's leven in zijn geheel, zoo onvooringenomen en objec tief mogelijk overdenkt, krijgt men telkensweer den indruk dat al zijn daden in gelijke richting georiënteerd zyn. Ia de geheele dadenreeks waaruit zyn leven zich opbouwt, vindt men eene gelijkmatig», continue orienteering naar macht voor zich- zelf, naar eenheid en orde voor het Ry'k. Volgens menschely'ke logica is het dus volkomen gerechtvaardigd bet eau- l saalverband voor deze- continue, blijkbare orienteering te zoeken in n, den persoen bewust, onveranderlijk doel, nagestreefd' met wisselende middelen naar da wisselend» om standigheden, maar met onveranderlykeintentie.. Férrero's opvatting hier tegenover is n zijdig, want terwijl Giesar's g<mie in 1 alge meen ten volle door hem erkend wordt, ontzegt hij hem j'ii<t die eenheid van doel, gebaseerd' op het buitengewoon staatkundig doorzicht dat. uit zyn leven en daden zoo consequent blijkt. De uitspraak van Mummsen dat Caesar een volmaakt staatsman is geweest,, lykt my, nog; | steeds niet voldoende weersproken. Ban ander jong italiaansch historicus Paolo Oraoo gafr in een korte definitie weer wat nog altijd gelden kan als bet juiste oordeel over Gaesar. Efty'i noemt hem: »een subliem en onvergelijke lijk opportunistisch staatsman." * »* Naast Caesar neemt Crassus in het boek<eem voorname plaats in. Toen in '56- bij: de her nieuwing te Lucca van het driemanschap, Crassus het gouvernement van Syriëuit de wereldverdeeling gekregen had, was zyn be doeling Parzie te veroveren. De millioenenry'ke zestigjarige bankier meende zich toen eindelijk de mogel^kheid gegeven Lucullus', 9ompeius' en Caesar'* veroveringsroem te Kunnen nast. even en te overtreffen. Hoe-hu dan ook in de haast van ongeduld en ouder dom, zonder dralen recht op zijn doel afging, zonder het goede jaargetyde af te- wachten in den winter met de legioenen de zee overstak in zonder oorlogsverklaring M-esopotamie binlenrukte wordt boeiend beschreven. Trouwens iet geheele boek ry'k aan feiten, aan argu mentaties en aan sustenus laat zich als- een roman lezen. De oorlogen van Giesar in GalliS';.de straatpolitiek van Clodius te-Rome;. Gicero's beleid in nobel gedrag: als gouverneur van Giiicië; 'ompoiua' domheden ;. alles is- even degelijken och levend en levendig verhaald; d e-burger oorlog eindelyk, Giesar's zonderling, avontuur ;e Alexindrië,- zijn laatste daden al» As! leenheerscher, het vloeit en gloeit alles in de buitengewoon mooie barmonieuse zinnen van het zuiverst italiaanscht Maar vooral de-sJag by arre en de debacle der terugtocht^, waar Urassus in vermoord werd, is- een mooi stuk proza. Prachtig is de beschrijving: van den slag waarin de romeinsche cohorten, te voet, \n geserreerde- rijen, zonder wijken, zich lieten neerschieten door de lang« fli tse- pijlen der Parthische boogschutters- en, de- oude roem gestand, den schok der z-.ware- geharnaste lanciers onverwrikbaar weerstonden, totdat de vy'and eindeiyk, moe van het moorden, na zyn schietvoorraad uitgeput en zijn paarden in het razend omstormen afgemat te hebben, in den nacht verdween. Ook de figuur van Crassus, oud maar niet verwijfd,, rijk maar energiek, egoïstisch- en eigenzinnig, maar schrander en voortvarend-, moedig en waardig vooral in zijn dubbele irots als patriciër en mUlionair, komt tot zyn recht en Ferrero toont zyn kranig gedrag aar, naast zijn e-verbaast beleid gedu rende den schriklijken dag, waarin byna zyn geheele leger uit de verte werd neergeschoten en z\jn zoon P'ablius gedood. Ouk 6'icero's %tn»r, gelijk Farrero ze in dit deel verder uitwerkt, in haar tegenstrijdigheid: van rustlievende vreesachtigheid en dryvendey openbaarheid zoekende ijdelheid, is een korte vermelding waard. De herinnering aan de daden van zy:n consulaat, die hem ia latere jpren als een legendarisch voorvechter der republikeinse!»» vrijheden deden beschouwen; zyn talent al» redenaar en zyn politieke- ge schriften, hadden zijn naam in den tij;} der woelingen van demagogische en oligarchischefacties een groote beroemdheid gegeven, vooral in den geheelen gezeten kalmen burgerleken tusschenstand v.n de helleensch-romeinsche wereld, welke niet meedeed aan het politiek gedryf en in w jen toch juist de kern en de kracht van het R jk gelegen was. Doch mear dan door die beroemdheid by zyn tijdgenooten, heeft bij ook volgens Fdrrero recht op.on»e ach ting door zijn eerlijk en nobel optreden in zyn provincie, waar hy naar z'n beste kunnen de landskinderen tegen de uitzuigers en woekeraars, de Italiaansche geldwolven en ambtenaren trachtte te beschermen. En nog meer eerbied zyn wij hem verschuldigd om de humane wij ze waarop hy zyn slaven behandelde, om de teederheid zy'ner liefde voor Tullia, ajjae intelligente en zachte dochter; om zyn trouwe vriendschap voor Atticus en Caelius,; om de, zy het soms schuchtere waardigheid en politieke eerlijkheid door hem in de vele gevaarlijke en moeilijke. omstandigheden van zyn leven getoond. Terloops vindt men verder kernige zinnetjes over talryke personen; korte analyïische schetsjes van Gurio, de geniale evenknie Caesar's, van Catullus en zyne L?sbia, de zeer edele, zeer ir.tellectueele en wulpsche Clodia, van Varro, van Antonius, van Pioleanaeus, van B.-utus, van Dolabella en van zooveel anderen uit die korte maar geweldig intens galeefde periode van 58 tot 44, van den oorlog tegen de Holvetiers tot aan de fatale Iden van Maart toen de dolken der tachtig gezworenen den Eénen ongewapenden slachtten Zoo is het geheele boek; een verhaal waarin da veelvuldigheid der feiten, de afwisseling der beschreven werkelijkheid, de «locale kleur" en de »tydgeest'' verwerkt zyn tot een roman, waarin een meesterlijke zegging de resultaten der historische vorscbing kleedt tot een leer zame maar tevens buitengewoon pakkende, suggestieve lectuur. VAN RIJNBBKK JB. Geschiedenis van het Postwenen in Neder land vóór 1795, door mr. dr. J. G. OVBRVOORDE, archivaris der gemeente Leiden. Leiden, A. W. Sjjthoff 1902; 524 bladzijden met illnstratiën, bijlagen en kaart. By de regeling van het gemeente-archief' van Dordrecht vond de heer 0/ervoorde een aantal bescheiden betrekking hebbende op het onderwerp hierboven genoemd. Daze bescheiden trokken hen zoozeer aan, dat besloten werd' eens rond te zien, wat over ons postwezen vóór 1795 in andere rijks- en gemeente archieven te vinden was. De vrucht van dit' onderzoek is het thans voor ons liggende werk. Welke moeite de schrgver zich gegeven heeft om een zoo voliedig mogelijk beeld te*x geven van het Nederlandsche postwezen vóór 1795 blijkt wel daaruit, dat onderzoekingen werden gedaan in een dertigtal ry'ks- n ge meente archieven, benevens in het archief,. aanwezig aan het Hoofdbureau der Posterijen te 's Gravenhage en in het buitenland in het Greheim Postarchief en bet Postmusenm te Berlijn, het Staatsarchief te Hamburg, het stadarchief te Keulen en de >Archives nationalea" te Parijs. Daar echter alle archieven hier te lande nog niet bewerkt zijn en vele belangrijk'» bijzonderheden dus nog bedolven liggen onder het »tof, is zfln arbeid, zooals de ? schry'ver bescheiden opmerkt, nog noodzakelijk onvolledig. Waar blijkt dat de schrijver tyd,. moeite- noch kosten ontzien heeft, om zich; geheel op de hoogte t e-stellen, is het wel eenigs zins te betreuren,, dat geen persoonlijk onder zoek is ingesteld in het rijke, thans toeganke lijke huisarchief van de vorstelijke familie von > Tbürn en Taxi8- te Regensburg. Dtldr in het archief van de keizerlijkeSijks-erfpostmeestersGeneraal zon wellicht, behalve de vele in het werk medegedeelde feiten, nog menige belang rijke bijzonderheid gevonden zijn met betrek king tot het postmezen in Nederland vóór 1785) waardoor de waarde van dit hoogst in teressant werk nog zou hebben gewonnen. De schryver verdeelt zyn werk in zes afdeelingen:. De eerste afcleeling/ geeft een overzicht van de ontwikkelingvan het postwezen in Frankrijk,. België; Duitschland,. Engeland en Oost-Indié. Ib de tweede afdeeling wordt de ontwikke ling geschetst van d» Rjgeeringspost in Ne-derland, waaronder te verstaan is de verzending : van de correspondentie van de gtedelyke, provinciale- en landsregeeringen door eigen boden en die zich- somwijlen ook belastten. met het vervoer van particuliere brieven. In de der ds afdeeling: Het particulierbrievenvervoer in. Nederland. In de vierde afdeeling: De belangrijkstepostverbindingen van Holland met de ver schillende landen in Buropa, benevens Anerika,. Afrika, en de- Levant. In de vyfde afdeeling: De ontwikkeling der kantoren in Holland: Ansterdam, Dordrecht, Haarlem,. Delft,. Leiden, Gouda, Rotterdam, G irinrham, Schiedam, Schoonhoven, Br-ielle,. 's Gravenhage, kleinere steden en het platte land en Noord-Holland. In de zesde afdeeliog: De ontwikkelingvan het postwezen in de overige provinciën. De bewerkt» stof is zóó groot, doch ook zoo» veelzijdig, dat bet niet wel mogelijk is-op den zeer degelyben inhoud verder in te gaan en moge dan ook ee& warme aanbeveling volstaan voor dit,, ook voor leeken, hoogst belang rijke werk. De taak, die» BÉT. Overvoerde op .zich nam,. mag uitstekend geslaagd heeten. Aan het op. zich zelve- durre onderwerp heeft bij zooveel i leven weten ia te blazen, dat het boek zich, van het begin tot het einde aangenaam lezen laat. Oorspronkelijk is het werk in hooge mate,. ook- kenbaar in de fraaie afbeeldingen, waar mede het versierd is en die wy,- op een paar uitzonderingen na, nog in geen andere postale. geschiedenis, aantroffen. Wellicht dat bet- wel slagen van dezen arbeid, ook- zoo bijzondergewaardeerd door de Nederlandsche postambtanaren, voor mr. Overvoerde een aansporing; kan ZJJM, dit werk nog eens te vervolgen tot 1)850; het jiar van de inwerkingstelling v-an, onzen eersten postwet en,waarmede het ver leden» werd afgesloten en het Naderlandsch, ff-jjtwezen, op hechtere grondslagen gevestigd,, een grootere ontwikkeling tegemoet ging. V a n l o. C J. iiiiiiliiiiiliiitmiumtfMiiit iiiiiiiiiiiiiuiiillitltill! 40 aents per regel. iiMiiiiitmttaMtuwiiiftimiiliiiiiimMiMl**f*"**llMtu K AKST R A's Matrassen-, Redden- en Slaapkamer-Meubeiiabriek, Sneek. BEI} DER TOEKOMST met lOjaargaran. tit. Leverde seiert 1896 pi. m. 7OOO stellen. Geïllustreerde Prij.seo<tirant gratis. Bonderden bewijzen van tevredenheid. Specialiteit in ENGELSCHE LEDIKANTEN. lïoofd-Depót VAN Dr. lAEGER'S O R16, I) fciaal-WolartMeiL K. F. DEÜSCHLB-BBSGIH, Amsterdam, Kalverstr. IST, Eenig specialiteit in des« artikelen in geheel Neder* Grand Vins de Champagne. ERNESTIRROY, Reims. Dépositaires: B.A.RIPPING&Co.,Amsterdam. Piano-, Orpl- en MizielliaiÉl MEYHOOS <fr KAL.S1IOVEK, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS «n PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen, Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl