Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1313
Krifik der reinen Litterar-Kritik moesten
?eraren, enxe einddtfi litie zon zijn: het is de
??)«( van vergeleken. 2) Derhalve terdege
««geleken ! Ei dan, B.erbaum zal wel niet
puteoteeren tegen de bewering dat h\j niet
?ut trtz l tot 456 oonponkelijk ig gebleven;
40 beste dichters zonden gul weg
ditvanzich??zf beaamd hebben met het afdoende boninot
mm Dnmas Pare: tl'homme de génie ne vole
mis corqiiert", slechts kwasten plooien
in de afgedragen, snitlooze kamerjassen
middelmatigheid met de aanmatiging
«lies wat onecht is. Niet oorspronkelijk
ik, en bedoel dat in zoover dat ook dit
zooals bijna de geheale moderne Daitsche
e^door zijn inhoud geestelijk is opgedragen
18 hel Wal een schitterend bewijs uit
«en reuzenhoogte zjj z(jn gedaald, dat nu,
?jtm honderd jiren later, zyne gedachten
?uit voorgoed wortel geschoten hebben op
Boxschlands bodem. Al de anderen, Schiller,
Harder, Wieland, Haine, Platen, klassieken,
aAer, ze staan hoog gevoetstnkt in 't groote
??itache pantheon; doch de god wiens
stra?nde gestalte met machtigen ernst dea ingang
iMheargcht, foor wie alle bedevaarten hun
ftnebiiging maken, d t is Goethe. Meer dan
«?t «ware, dikarmige 6;rmania bljjft hg de
«mtagenwoordiger van 't ware en groote
?ewchtham.
Wel niet zoovele kunsten omvattend als
andere reus Michel Angelo, doch in *ijn
de litteratuur, van een alles
binnendringende en verhelderende veelzijdigheid
beeft Gaethe onovertrefbare voorbeelden voor
Mfeaele geslachten vaa jongeren geschapen.
mM Lied, Goethe heeft liederen geschreven
«Sjner en teerder dan die van Haine, even
(kMM*ol als de beste van Verlaine (b.v.: »An
4*a Hond" en Nachtgasang >0 gieb yom weichen
Mkhle"), maar daarnaast >Gesellige Lieder"
??JVu het slechts nu en dan iemand gelukt
il in luchtige sierlykheid te evenaren.
fin DU ons vergeljjken ! Door dit gansche
fcidk begroeten n telkens Goethesche wendingen,
wwnen, rythmus, bijna nooit als bepaalde
??walging; doch voor 't geoefend oor
onmis-kenbaar. Soms is dit zeer duidelp b.v.: blz. 29
71A Mase meine löte
?? lanz der M-irgenröte (Biei-baum)
Bri <lem G anze der Abendrötlie
Ging ich still den Wald enilang,
Dl non sasz und blies die Flöte (Goethe,DieBekeb.rte).
Ook van andere dichters treft ons een
>mk«ie echo: blz. 19 :
IBlua ihn her zu mir, bias ibn sclinell zu mir her'
ani blow,
vn
Blow him agaia to me; (Tennyson, The Princcss)
«ff W i. 24:
>Die Prinzessin sitzt im Turme;
i ] lire Harfe klingt,
v Und ich hö', wie ihre Seele
'..M ide "S hnsuclit singt.
Lik.; a hisrh-born maiden
Ia a palace-tower,
."S 'Othing lier love lalen
iS-Jol in secret bour
Vïili mtuic Sweetas luvewhich overflow her bower.
Ofschoon Shelley. van wien de laatste regels
*VV «nik een groot dichter was dat hij
der.fpl$ke betoo verende, muzikale beelden om
'?M te zeggan, uit z\jn mouw schudde, mag
'Mar zeker opgemerkt worden dat de
Bier'ftmnsehe de zijne evenaren I
Trachten we thans B.erbaum zelf te leeren
?faunen, gaande voorzichtig, langs 't minder
(?staagde naar 't beste.
Ik zei boven, dat een liedjesdichter
aangenomen zijn dichterschap natuurlijk l
?Mts zoo nooiig heeft als Gaest. Het bewijs
4bt deze in Bierhanms poëzie een der grootste,
ftoMnerkende voortreff-lykheden vertegenwoor
digt, komt het volledigst uit in 't negatieve:
Biarhannn rymlooze landschapschilderingen
wwdec door die daarin niet dermate noodige
?ojg«it8chap, bont, overladen, onrustig, zonder
?«b ophtffande kwaliteit der overweldigende
pracht, al komen er soms mooie momenten
M voor; en de beelden kragen iets gezochts,
?«?roks b.v.: blz 108 :
A B E X D.
. Die granen Geierfittiche der Nacht
>"K.mschen fiber den See.
In seinen crzenen Fangen halt der Riesenvogel
Die Leicbe des Tnges.
Eiu Blutspur hiuter ihra her
Weh nach Westen.
Die schvvarzen Augen des WalJea
' Heben die Naielwimpiru
iïjnd starren stumm etc.
Deze boomen met opgelichte .Nadelwimpern"
gsven aan het tooneel iets onbewust-komieks :
Stal j 9 maar voor, die duizenden statige
wondBnzen op kommando aan 't zwijgend staren !
Eren barok van idee lykt mij zyn jacht op
zonnestraal, dien hy >im vorigen Sommer
?tV" (Drei trunkene Li ader zur Hirfe I,
Mc. 256; vergelijk eens Heine's »G ii:klich
lor Mann der den Hafen erreicht bat"), of
?qn« visie van Golgotha (blz. 221) en Maestro
Tjd (blz. 186). Om b. v. het laatste tot iets
?ckoons te maken is meer noodig, de
vormen«fllce vertrouwdheid met het geheimzinnige die
?»n Poe of de Q lincey bezat.
Wees echter niet bevreesd, lieve lezer, er
M|jft nog wat over; we naderen thans het
bloeiende land der waarachtige poëzie, mis
schien ruikt gij reeds de streelende geur der
«yervloediga bloesems.
Zooals zijn vriend Strausz een koning der
walsen, kunnen we Bierbaum een koning der
liederen noemen. Daarin spant zich zy'n haast
?nuitputtelyke geest in tot het volbrengen der j
beminnelijkste kunststukjes, plast als een
B«ed willige faun rond in de klare golven
aqjner zegging, werpt u op 't onverwachtst
?en stralenregen der nitgelatendste vroolykheid
«({gen:
Ach, mein Sehatz ist durchgegangen,
LariJah l
Erst wollt ich ihn wu-derfangen,
LariJah!
Doch dann hab ich mich besounen:
Laridah!
Mach Verloren ist Gewonnen.
LariJah! (blz. 54).
«ra het volgend onder een schaduwry'ken den
« ernstig iets te openbaren van zy'n innerste
sqjn of u een epigrammatiach-schoone
levensnegel mee te geven:
Wenn das Gras der gviinen Wiesen
Zeitig i»t zur groszen Mahil,
\Venn der Sommer seine Sense
Siugen laszt durch reife Saat;
Dann soll deine Seele Sonne,
Kraft und Frucht und Ernte sein:
Schneide ruhig deine Aehren,
l'iihre deine Garben eiu! (blz. 70).
«a die als was hy bang door u voor al te
«rnstig aangezien te worden, af te breken met
een rif j e >Mntterwitze", de geraffineerdste
fin-de-s'èsle of jeune siè:le spotterny'.
Wjj wij doen niets dan luisteren l Hoort gjjj
de naïeve, innige Sdhnsucht blz. 9: __
Wie eine leise Glocke klingt
D.éSehnsucht in mir au;
Weisz nicht, woher, woh'n sie singt,
Weil ich nicht lauschen kann.
Es treibt das L-ben mich wild urn,
Dröhnt urn midi mit Geb'aus,
Und mahlich wird die Glocke stumm,
Und leise klingt sie aus. etc.
en hoe z\j (blz. 14) in »Mtide" uitademt in
de sentimenteele, maar zoo bekoorlijke regels:
Ich schliesz die Thüre hiater mir,
Bin nur für den zu Haus,
Von dem es heiszt, er tackelt
Das letzte Flammchen aus. __^^
Meestal is z\j echter niet zoo ernstig, drapeert
zy zich in 't narrenpak der lichte ironie en
zingt: blz. l:
Manchen Wein hab ich getrunken,
Mauchem schonen Kiude bin
Ich verliebt ans Herz gesunken;
Jetzt geht alles nüchtern hin,
Abgozirkelt, abgemesien,
Und dass ist des Liedes Sinn:
Ach, vergossen, ach, Tergessen l
of houdt als werkelijke nar, melancholische
monologen (Mi. 22 23, 24 en25);jaeigenljjk
vindt ge in haar plaats zeer dikwyls een
allervrijmoedigste luim, die in de gnitigste bewoor
dingen hartsgeheimen verklapt, over uiterst
moderne wezentjes van zeer reëel vleesch en
bloed, Charlotte en Jeannette, de goedhartige
waschmeigjqg, F a ilein Gigerlette, Manö/er,
R.eke n L-icia
«einst dii schonste Muid
Jetzt ein Weib iin Lumpenldeid",,
en de schoone Onnibus-dame of de roode
hertogin van blz. 168, de leukste luim zeg ik,
die zyn byna onbeschaamdheden zoo onbe
taalbaar zegt datje niet denkt aan boosworden
zoo je ten minste geen gemoed als een stekel
varken hebt en by het minste geruchtje ge
prikkeld staat, wie zou zich daarop wenschen
te beroemen l de leukste luim, die daarenboven
over de lente, de mei cunaanex's zingt, tot
je al luisterend jezelf voor den Pfiagstjunk«r
gaat honden:
Den Maien führ ich an meiner Hand,,
Den Degen an der Seiten,
Pftngstjunker bin ich zubenaunt
Und will in das gelobte Land
Auf einem Schimmel raten.
Auf cincm Schimmel bliihrieselweisz
Mit seiJenen Schabracken.
Der Mai ihn wohl zu fübren weisz
Mit eiaem Apfelblütenreisz.
Swlz tra'gt er seinen Nacken.
Doch nicht allcin ich reilen mag,.
Mag nicht allein*1 reiten,
Mich soll durch Tag und Nacht und, Tag,,
Mich soll durch VU und Wald und. Hag,.
Ein Ma.lel jui.g b'gleitca.
Eiu Madel jun.r, das soll mit mir
Auf meinem Schimmel schacken.
Hui da, du helle Haienzier!
Diirchs Grüne galoppieren wir,
Der Wind blaht die Schabi'ai'ken.
Nun gehe, Mai, und klopfe an,
Wo liebe Mailel hau=cn,
Und sas, ich bin ein rischer Manu,.
Der seinen Schimmel reiten kann
Und iin Galoppe saisen.
Führ her zu mir au deiner Hand:
Die lieb mich will begleiten.
Der Sciiimmel scbarrt schon in den> Sand,.
Ich muaz in da^ gelobte Laiul
Mit einer Holden reiteu.
Tot besluit, misschien heeft deze
dichtergenoeg sympathie gevonden om nog eens
ernstig te onderzoeken hoe en wat hy zegt.
Boven alles dan, is Bierbaum htmorist. Jeanettes
verblyf wordt aldus aangewezen:
Wo die Isar rauscht, wo die Briicke steht,
Wo die Wies; von ftatternd-m llemnlen weht,
Da liegt meiu Paradie).
De eerste regel zouden ook mindere dichters
geschreven kunnen hebben, de tweede is niet
tegenstaande haar zuiver-realisme van zulk een
onverwachte schalkschheid, dat zy de werking
van 't geheel buitengewoon maakt. (Men
vergely'ke ook het gansche gedicht blz. 85).
Soms wordt zyn humor haast ernst door
krachtige zegging: (Hlz. 73):
Wir tanzen zum Octobsr-wiml
Wie trunkene Proplieten.
Ean ander kenmerk zyner poëzie bestaat in
't meesterschap over de refreinen, wat heel
gemakkelijk schijnt maar duivels lastig is.
Een voorbeeld kan volstaan :
Der Erzbischof von Salzbnrg,
Eia gar sehr stolzer Mnnu,
Rer liebt die schonen Jungfraulein
Uud sieht sie freuudlicb au.
Er streichelt sie am K'nne,
T h ut ilinen g;ir nit weh,
Es heri'scht Ffau Vcnusiune
l in Schlosse Mirabel, juchhe,
lm Selüoise Mirabel.
Ik meen onzen Ilollandschen lezers nog
schuldig te zyn het hewy's voor den
waarachtigen ernst, dien Bierbaum als het moet,
kan vertopnen, en doe dit des te grager ten
einde eenige regels te kunnen citeeren, een
geloofsbelijdenis inhoudende.
Na u even in den starren sneeuwnacht de
>heil:ge drei Kinige des Elends" gewezen te
hebben:
Sich, da ber den \;U\ve.; quer
Stakt ein steingrauer Alter her;
Ganz in Luinpen und Fik-ken getan,
Und halt vol' dein llause an.
Haucht in die Hande und sieht sich um,
Kliekt zum Sterne uud wartet stumm.
Kommt von der a'idern S:itc an
Wieder eiu aller zerlumpter Maan.
G^bcn sich beide tuinm die Hand,
Starren zum Sterne unverwauilt.
Kommt ein driitcs und gi'iiszt die zwei,
Ilaunen und tnscheln und deuten die drci.
vestig ik uw aandacht op de strophen uit
Sammerglüjksrausik, blz. 136:
by ons meer bekenden Richard Dehmel ook
Otto Jnlius Bierbaum een plaats in onz)
cosmopolitische waardeering verdient.
Juli, 1902. ALBEET REHM.
1) Het korte bewijs: nit de laatste drie
eeuwen hoeveel liederen onzer bekende dichters
z\jn tegen de vergetelheid bestand gebleken ?
Vondel pardon, was vooral een odendichter ;
Hooft heeft er enkele; Poot een («Waar
is m\jn cither toe bereid ?"); Staring een
paar; de tachtigers zoek er eens tien. Al
leen de jongste lichting keert zich beslist naar
't lied in enkele harer beste vertegenwoordigers
(Adama van Scbeltema en C ir el Scharten b. v )
Daarentegen telt de Daitsche litteratuur vele
kleine dichters die zeer fraaie liederen ge
schreven hebben, en de bundels harer groote
bevatten ze by honderdtallen zou ik haast
zeggen l
2) De uitdrukking .lyrische kritiek" u
feitelyk daarom een contradictio in terminis;
lyriek en critiek, de brave Pdgasus en de
sluwe wolf, samen vertrouwelyk den Heiicon
op, dat gaat immers niet. Dan möt een van
tweeën zyn aard boeten !
FOTO'S grootheid ei
yenal m Rome.
Tweede deel: .Julins Caesar'.
Mit di-m Haupt dem höraerschwcren,
K ickt den Takt der grosze Pan:
Langsam kommt die Zeit herau,
Da die Götter wieAerkebren.
Deze regels zyn mooi van plastiek en idee,
hè! Hopen ook wij, dat langzaam de ty'd
nadert »da die Götter wielerkehren", en
verheugen we ons intusschen in Bierbaum een
koogepriester ry'k te zyn, eenigszins anders
dan de Calchas uit LA Belle Héièae, zyn
on weerij 8 van een meter plaat yzer in 't vier
kant voor een werkelyken Ziusdonder wil
lende doen doorgaan.
Het zou mij een beloonend genoegen zyn,
zoo ik bewezen mocht hebben, dat naast den
(rsly'k de oekonomische vraag het eerst»,
soo vult Caesar's persoon het tweede thans
verschenen deel van Fjrrero's- arbeid. Meer
nog dan h-et vlugge, zoo niet vluchtige over
zicht der eerste zeven eenwen van Rime'sge
schiedenis,. gaf de analyse van het Ie/en
n persoon gelegenheid 's schry /ers methode:
van het nasporen en aangeven der onmiddeljjke,
vergankelyke oorzaken der geschiedde dingen
en verrichtte daden, toe te passen. Tevens
was echter de verleiding geboden het
oerzakelyk moment d«r daden van het beschreven
individu, meer in uitwendiga invloeden te
zoeken, dan nit innerlijke factoren al te leiden.
Eanige plaatsen uitgezonderd stelt Farrero
Caesar dan ook ongeveer als een twyfelaar
voor. Iemand die alty'd vol brandende wenschen
en driegende earzuchten wis, maar wien de
gelijkmatigheid der wilsinspanning en de klare
visie der te volgen weg ontbraken. Iemand.
die geneigd was de gevaren erger te duchten
dan zy in werkelijkheid waren, en wien de
gelukjes dadelijk tot overmoed prikkelden.
Iemand die nooit een volledig bewust en
omgrensd doel in gedachten had dat meer was
dan het overwinnen van een oogenblikkelyke
moeilijkheid, het bereiken vaa een
nahy'Hggende waardigheid, zoodat het toeval der om
standigheden, de gril der feitenloop,, de on
afwendbare- evolutie van het ty'd vak, meer dan
zyn eigen voornemens,. z\jn leven en macht
bedongen hebben. Iemand eiudelyk die een
abnormaal zenuwmenscb, geweest ie,, een epilepr
ticus behebt met periodieke stemmings-schom
melingen ; gedeprimeerde twyfelperioden en.
overmoedige stadia van excitatie, lamand.
die ten laatste geheel verbasterd door de
bereikte grootheid, hat p8y,:hisch evenwicht
volkomen verloren had en wien» uit-de-wegr
ruiming AVLS een treurige doch noodzakelijk
uitkomst geweest is.
On over deze grondthesis te kannen
oocdeelen is een grootere kennis der Ikalisckti
oudheid noodig dan ik bezit. En daarom, moe t
ik er my weer voornamelijk toe bepalen^ de
kunst van den schry ?er te loven, wien, het
gelukt is een nieuwe opvatting uit dja oude
bronnen te construeeren en suggestief mede
te deelen. K'i dit laatste vooral, een zware
taak,, is hem meesterlyk gelukt. Stellen wy als
gemiddelde lezer tot wien de schry.ïsr xich
richt, den leek met gymnasiale opleiding. Deze
heeft het uitgebreide droge grammaticale deel
van het onderricht vergeten, terwy'l hom van
het weinige hem verklaarde levend classi
cisme, niet veel meer dan een verlangen is
bijgebleven, een verlangen naar meer kennis
en meer begrip van de oude wereld en de oude
menschheid, waaraan hij by' voorkomende gele
genheid tracht te voldoen door eens te genieten
van een paar hoofdstukken uit Mommsen of
een deeltja van Bjissier. Voor dezen nu
is Caesar een scheppende geniale >mee'r dan
mensch''; het »souvereine schepsel" by uitne
mendheid, wiens wil en genius menschen en
dingen, en het noodlot zelf beheerscht heeft.
Voor hem is Caesar de eerzuchtige die in
de chaotische verwarring van rechten, wetten
en begrippen, in de vertwy'Mende tegenstrij
digheid van oude tradities, nieuwe behoeften,
eeuwige nooddruften der R imeinsche maat
schappij met zekere beradenheid alle verdeeld
heid ooder zyn heerschzucht samendwingend,.
alle gezag tot het zy'ne makend, zyn geheeLe
leven door, de meest buitengewone eigenschap
pen en capaciteiten van een heerscher, in
onophoudely'ke, ny vere stry'd vaardigheid getoou d
heeft. Da sublieme strever die ten allen ty'de, in
alle omstandigheden, in alle gevaren, voor alle
moeilykheden, de meerdere geweest is van
alles, van menschsn en dingen, van meeningen
vooroordeelen, wetten, gedachten en gevoelens :
een bedwinger en haerscher ia n woord,
door de plastische, scheppende ver-terende
macht van zyn genie.
Voor hem is C tesar de ziener, die de langzame
samenwording aller volkeren van Oosten en Wes
ten onder de heerschappy van Rooaeinsche macht
en Griekschen geest overblikt bad, an die, .iige
onder z'n tijdgenooten, de noodzakelijkheid
gevoeld had daaruit onder n leider een een
heid te vormen op nieuwen grondslag, met
nieuw verband; naar buiten sterk tegen de
barbaren, naar binnen bloeiend in orde en
politieke gelykheid : het Keizerrijk ... De
staatsman welke die nwording met dringendi
wetten en besluiten, uitingen van zyn luciede
voorzieningen en consequente wilsrichting,
wilde verhaasten, en daartoe om beurten
volksmenner en veldheer ; samenzweerder, wetgeve:
en veroveraar; redenaar, schryver en tyran
moest zyn, en inderdaad geweest is, alty'd
geniaal, alty'd energiek, niet alty'd gelukkig,
doch steeds volhardend, en nooit terneerge
slagen.
Voor wie zóó denkt is Caesar de eenige byna
volmaakte incarnatie van den latynschen geest.
welke geleefd heeft sints de grondvesting van
den romeinsch-italischen staat tot den ondergang
van het wereldry'k. Welnu, Farrero rafelt dit
weefwerk der voorstelling en verbeelding uit
een, en laat slechts een hoopje kleurige draden
over: di afzonderlijke daden Caesar's, die toe
vallig bedreven^ toevallig samengewerkt hebben
tot een tot stand koming waar Caesar zelf
geen begrip van gehad heef;, en die bovendien
ook zonder hem zou hebben plaats gevonden
door de noodzakelykheid der gebeurtenissen
in de evolutie der sociale en politieke ver
houdingen van den romeinschen staat. Dit
afwijkend oordeel DU, wordt zóó insinueerend
omkleed door logische beredeneeringen,steunend
op schijnbaar onwederlegbare en vernuftig ge
combineerde bewijsstukken, dat men gedwongen
is de visie van Farrero als een mooie en moge
lijke, zijn analyse van Caesar als een psycho
logisch plausibele en waarschijnlijke te be
schouwen. Hierin is Fdrrero's kunst gelegen.
Vyf honderd bladzijden dóór, dezelfde stelling
met ongeveer dezelfde woorden bij verschil
lende gelegenheden. tallooze malen te herhalen
en ha ir den lezer in te suggereeren als een
harmonische, goed geconstrueerde hypothese.
Doch gebeel bevredigen kan zy den
leeklezer toch niet. Er bly'ft altijd ne bedenking
tegen, misschien Keen zuiver historische, doch
eene logische. Wanneer men Caesar's leven
in zijn geheel, zoo onvooringenomen en objec
tief mogelijk overdenkt, krijgt men
telkensweer den indruk dat al zijn daden in gelijke
richting georiënteerd zyn. Ia de geheele
dadenreeks waaruit zyn leven zich opbouwt, vindt
men eene gelijkmatig», continue orienteering
naar macht voor zich- zelf, naar eenheid en
orde voor het Ry'k. Volgens menschely'ke logica
is het dus volkomen gerechtvaardigd bet eau- l
saalverband voor deze- continue, blijkbare
orienteering te zoeken in n, den persoen
bewust, onveranderlijk doel, nagestreefd' met
wisselende middelen naar da wisselend» om
standigheden, maar met onveranderlykeintentie..
Férrero's opvatting hier tegenover is n
zijdig, want terwijl Giesar's g<mie in 1 alge
meen ten volle door hem erkend wordt, ontzegt
hij hem j'ii<t die eenheid van doel, gebaseerd'
op het buitengewoon staatkundig doorzicht dat.
uit zyn leven en daden zoo consequent blijkt.
De uitspraak van Mummsen dat Caesar een
volmaakt staatsman is geweest,, lykt my, nog;
| steeds niet voldoende weersproken. Ban ander
jong italiaansch historicus Paolo Oraoo gafr
in een korte definitie weer wat nog altijd
gelden kan als bet juiste oordeel over Gaesar.
Efty'i noemt hem: »een subliem en onvergelijke
lijk opportunistisch staatsman."
*
»*
Naast Caesar neemt Crassus in het boek<eem
voorname plaats in. Toen in '56- bij: de her
nieuwing te Lucca van het driemanschap,
Crassus het gouvernement van Syriëuit de
wereldverdeeling gekregen had, was zyn be
doeling Parzie te veroveren. De
millioenenry'ke zestigjarige bankier meende zich toen
eindelijk de mogel^kheid gegeven Lucullus',
9ompeius' en Caesar'* veroveringsroem te
Kunnen nast. even en te overtreffen. Hoe-hu
dan ook in de haast van ongeduld en ouder
dom, zonder dralen recht op zijn doel afging,
zonder het goede jaargetyde af te- wachten in
den winter met de legioenen de zee overstak
in zonder oorlogsverklaring M-esopotamie
binlenrukte wordt boeiend beschreven. Trouwens
iet geheele boek ry'k aan feiten, aan argu
mentaties en aan sustenus laat zich als- een
roman lezen.
De oorlogen van Giesar in GalliS';.de
straatpolitiek van Clodius te-Rome;. Gicero's beleid
in nobel gedrag: als gouverneur van Giiicië;
'ompoiua' domheden ;. alles is- even degelijken
och levend en levendig verhaald; d e-burger
oorlog eindelyk, Giesar's zonderling, avontuur
;e Alexindrië,- zijn laatste daden al» As!
leenheerscher, het vloeit en gloeit alles in de
buitengewoon mooie barmonieuse zinnen van
het zuiverst italiaanscht Maar vooral de-sJag by
arre en de debacle der terugtocht^, waar
Urassus in vermoord werd, is- een mooi stuk
proza. Prachtig is de beschrijving: van den
slag waarin de romeinsche cohorten, te voet,
\n geserreerde- rijen, zonder wijken, zich lieten
neerschieten door de lang« fli tse- pijlen der
Parthische boogschutters- en, de- oude roem
gestand, den schok der z-.ware- geharnaste
lanciers onverwrikbaar weerstonden, totdat de
vy'and eindeiyk, moe van het moorden, na zyn
schietvoorraad uitgeput en zijn paarden in het
razend omstormen afgemat te hebben, in den
nacht verdween. Ook de figuur van Crassus,
oud maar niet verwijfd,, rijk maar energiek,
egoïstisch- en eigenzinnig, maar schrander en
voortvarend-, moedig en waardig vooral in zijn
dubbele irots als patriciër en mUlionair, komt
tot zyn recht en Ferrero toont zyn kranig
gedrag aar, naast zijn e-verbaast beleid gedu
rende den schriklijken dag, waarin byna zyn
geheele leger uit de verte werd neergeschoten
en z\jn zoon P'ablius gedood.
Ouk 6'icero's %tn»r, gelijk Farrero ze in dit
deel verder uitwerkt, in haar tegenstrijdigheid:
van rustlievende vreesachtigheid en dryvendey
openbaarheid zoekende ijdelheid, is een korte
vermelding waard. De herinnering aan de
daden van zy:n consulaat, die hem ia latere
jpren als een legendarisch voorvechter der
republikeinse!»» vrijheden deden beschouwen;
zyn talent al» redenaar en zyn politieke- ge
schriften, hadden zijn naam in den tij;} der
woelingen van demagogische en
oligarchischefacties een groote beroemdheid gegeven, vooral
in den geheelen gezeten kalmen burgerleken
tusschenstand v.n de helleensch-romeinsche
wereld, welke niet meedeed aan het politiek
gedryf en in w jen toch juist de kern en
de kracht van het R jk gelegen was. Doch mear
dan door die beroemdheid by zyn tijdgenooten,
heeft bij ook volgens Fdrrero recht op.on»e ach
ting door zijn eerlijk en nobel optreden in zyn
provincie, waar hy naar z'n beste kunnen de
landskinderen tegen de uitzuigers en woekeraars,
de Italiaansche geldwolven en ambtenaren
trachtte te beschermen. En nog meer eerbied zyn
wij hem verschuldigd om de humane wij ze waarop
hy zyn slaven behandelde, om de teederheid
zy'ner liefde voor Tullia, ajjae intelligente en
zachte dochter; om zyn trouwe vriendschap
voor Atticus en Caelius,; om de, zy het soms
schuchtere waardigheid en politieke eerlijkheid
door hem in de vele gevaarlijke en moeilijke.
omstandigheden van zyn leven getoond.
Terloops vindt men verder kernige zinnetjes
over talryke personen; korte analyïische
schetsjes van Gurio, de geniale evenknie
Caesar's, van Catullus en zyne L?sbia, de zeer
edele, zeer ir.tellectueele en wulpsche Clodia,
van Varro, van Antonius, van Pioleanaeus, van
B.-utus, van Dolabella en van zooveel anderen
uit die korte maar geweldig intens galeefde
periode van 58 tot 44, van den oorlog tegen
de Holvetiers tot aan de fatale Iden van Maart
toen de dolken der tachtig gezworenen den
Eénen ongewapenden slachtten
Zoo is het geheele boek; een verhaal waarin
da veelvuldigheid der feiten, de afwisseling
der beschreven werkelijkheid, de «locale kleur"
en de »tydgeest'' verwerkt zyn tot een roman,
waarin een meesterlijke zegging de resultaten
der historische vorscbing kleedt tot een leer
zame maar tevens buitengewoon pakkende,
suggestieve lectuur.
VAN RIJNBBKK JB.
Geschiedenis van het Postwenen in Neder
land vóór 1795, door mr. dr. J. G.
OVBRVOORDE, archivaris der gemeente
Leiden. Leiden, A. W. Sjjthoff 1902;
524 bladzijden met illnstratiën, bijlagen
en kaart.
By de regeling van het gemeente-archief'
van Dordrecht vond de heer 0/ervoorde een
aantal bescheiden betrekking hebbende op het
onderwerp hierboven genoemd. Daze bescheiden
trokken hen zoozeer aan, dat besloten werd'
eens rond te zien, wat over ons postwezen
vóór 1795 in andere rijks- en gemeente
archieven te vinden was. De vrucht van dit'
onderzoek is het thans voor ons liggende werk.
Welke moeite de schrgver zich gegeven
heeft om een zoo voliedig mogelijk beeld te*x
geven van het Nederlandsche postwezen vóór
1795 blijkt wel daaruit, dat onderzoekingen
werden gedaan in een dertigtal ry'ks- n ge
meente archieven, benevens in het archief,.
aanwezig aan het Hoofdbureau der Posterijen
te 's Gravenhage en in het buitenland in het
Greheim Postarchief en bet Postmusenm te
Berlijn, het Staatsarchief te Hamburg, het
stadarchief te Keulen en de >Archives
nationalea" te Parijs. Daar echter alle archieven
hier te lande nog niet bewerkt zijn en vele
belangrijk'» bijzonderheden dus nog bedolven
liggen onder het »tof, is zfln arbeid, zooals de ?
schry'ver bescheiden opmerkt, nog noodzakelijk
onvolledig. Waar blijkt dat de schrijver tyd,.
moeite- noch kosten ontzien heeft, om zich;
geheel op de hoogte t e-stellen, is het wel eenigs
zins te betreuren,, dat geen persoonlijk onder
zoek is ingesteld in het rijke, thans toeganke
lijke huisarchief van de vorstelijke familie von >
Tbürn en Taxi8- te Regensburg. Dtldr in het
archief van de
keizerlijkeSijks-erfpostmeestersGeneraal zon wellicht, behalve de vele in het
werk medegedeelde feiten, nog menige belang
rijke bijzonderheid gevonden zijn met betrek
king tot het postmezen in Nederland vóór
1785) waardoor de waarde van dit hoogst in
teressant werk nog zou hebben gewonnen.
De schryver verdeelt zyn werk in zes
afdeelingen:.
De eerste afcleeling/ geeft een overzicht van
de ontwikkelingvan het postwezen in Frankrijk,.
België; Duitschland,. Engeland en Oost-Indié.
Ib de tweede afdeeling wordt de ontwikke
ling geschetst van d» Rjgeeringspost in
Ne-derland, waaronder te verstaan is de verzending :
van de correspondentie van de gtedelyke,
provinciale- en landsregeeringen door eigen
boden en die zich- somwijlen ook belastten.
met het vervoer van particuliere brieven.
In de der ds afdeeling: Het
particulierbrievenvervoer in. Nederland.
In de vierde afdeeling: De
belangrijkstepostverbindingen van Holland met de ver
schillende landen in Buropa, benevens Anerika,.
Afrika, en de- Levant.
In de vyfde afdeeling: De ontwikkeling der
kantoren in Holland: Ansterdam, Dordrecht,
Haarlem,. Delft,. Leiden, Gouda, Rotterdam,
G irinrham, Schiedam, Schoonhoven, Br-ielle,.
's Gravenhage, kleinere steden en het platte
land en Noord-Holland.
In de zesde afdeeliog: De ontwikkelingvan
het postwezen in de overige provinciën.
De bewerkt» stof is zóó groot, doch ook zoo»
veelzijdig, dat bet niet wel mogelijk is-op den
zeer degelyben inhoud verder in te gaan en
moge dan ook ee& warme aanbeveling volstaan
voor dit,, ook voor leeken, hoogst belang
rijke werk.
De taak, die» BÉT. Overvoerde op .zich nam,.
mag uitstekend geslaagd heeten. Aan het op.
zich zelve- durre onderwerp heeft bij zooveel i
leven weten ia te blazen, dat het boek zich,
van het begin tot het einde aangenaam lezen
laat. Oorspronkelijk is het werk in hooge mate,.
ook- kenbaar in de fraaie afbeeldingen,
waar
mede het versierd is en die wy,- op een paar
uitzonderingen na, nog in geen andere postale.
geschiedenis, aantroffen. Wellicht dat bet- wel
slagen van dezen arbeid, ook- zoo
bijzondergewaardeerd door de Nederlandsche
postambtanaren, voor mr. Overvoerde een aansporing;
kan ZJJM, dit werk nog eens te vervolgen tot
1)850; het jiar van de inwerkingstelling v-an,
onzen eersten postwet en,waarmede het ver
leden» werd afgesloten en het Naderlandsch,
ff-jjtwezen, op hechtere grondslagen gevestigd,,
een grootere ontwikkeling tegemoet ging.
V a n l o. C J.
iiiiiiliiiiiliiitmiumtfMiiit
iiiiiiiiiiiiiuiiillitltill!
40 aents per regel.
iiMiiiiitmttaMtuwiiiftimiiliiiiiimMiMl**f*"**llMtu
K AKST R A's Matrassen-, Redden- en
Slaapkamer-Meubeiiabriek, Sneek.
BEI} DER TOEKOMST met lOjaargaran.
tit. Leverde seiert 1896 pi. m. 7OOO
stellen. Geïllustreerde Prij.seo<tirant gratis.
Bonderden bewijzen van tevredenheid.
Specialiteit in ENGELSCHE LEDIKANTEN.
lïoofd-Depót
VAN
Dr. lAEGER'S O R16,
I) fciaal-WolartMeiL
K. F. DEÜSCHLB-BBSGIH,
Amsterdam, Kalverstr. IST,
Eenig specialiteit in des«
artikelen in geheel Neder*
Grand Vins de Champagne.
ERNESTIRROY,
Reims.
Dépositaires: B.A.RIPPING&Co.,Amsterdam.
Piano-, Orpl- en MizielliaiÉl
MEYHOOS <fr KAL.S1IOVEK,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS «n PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen, Ruilen.