Historisch Archief 1877-1940
BV 1314
DE- AMSTERDAMMER
A°. 1902.
WEEKBLAD YOOE NEDEELAND
Bit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN. MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WAEENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voof Indiëper jaar , mail 10.
Afeonderüjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Wt Utd i* verkrygbiar Kiosk 10 Boulevard des Capucinea tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 31 Augustus.
Ad verten tien van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Ajmoüce» uit Duitechland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma EUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
I N H O T Di
VAN VEERE £N VAN NABIJ: Een onafhankelijk
Nederland. fiet nieuwe pantserschip. Niet
gewenscht voor onze Marine, door G. De eerste
stap, door C van der Pol. Nog eens de voeding
van de Nederlandsche soldaat, I, door A. O.
Benin. Kwartjesvindery, door Luotor. Prui
sische toestanden. De moordkampen (?). door
P. J. de Brnïne Ploos van Amstel. Hoofdmo
menten uit den gemeenteraad, VII, door Secans
SOGULB AANGELEGENHEDEN: Het
scheidagerecht in Nienw-Zui"!-Wales, I, doir mr. dr H. S.
Veldman. - TOONEEL EN MUZIEK:
Qaatertemper. Drama in vier bedrijven met maziek, door
Bene Morax, beoordeeld door C. 8. KUNST EN
LETTEREN: De eerste internationale tentoonstel
ling voor moderne decoratieve knnst te Turijn, II,
doqr P. .J. W. J. v. d. Burgh. In bet Stedelijk
Museum, III, (Slot), door J. W. N - Beprodaetie's
door W. Steeahof Bouw- en Sierkunst.beoordeeld
door J. E van der Pek. Twee broehnres over
Thomas a Kempis, door dr. N. J. Beversen.
Een nieuw boek van dr. B, door 3. L C. A.
Meijer. Het volksboek van Boncevale, door J.
L. C. A. Meöer. FEUILLETON: Van dienst
meisje?mevrouw. Oorspronkelijke schets door
mevrouw B. de Gr.?v. C. (Slot). RECLAMES.
VOOB DAMES: Theorie en practp, door P.
VrooweHjke uitvindingen, door L. v. O. Het
liefdewerk aan de stations. Allerlei, door Caprice.
SCHAAKSPEL. PINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KBONIEK, door D. Stigter. De moord
van Blagoweetsjensk. De tramhaltes en de
Botterdsmsche dames, door J. H. Sp. SCHETSJES :
Be redanaar. Schets van Antoh Tscheehow.
INGKZONDEN. ADVEBTENTIEN.
mininnumiiiniiimiimmiiiiiiiuiiintiiiiiimmiiiitiiiiimmiimiwmii
Een onaf haiikelyk Nederland.
Het Handelsblad bevatte in zijn Kr.
van verleden Vrjjdag het volgende:
Duitschland en Nederland.
.. Onder dit OT.sohiift leteiïvij in f e KIn. Ztg :
,In ie lants'e weken is herhaaldelijk, zoowel
ia de Duittche als in de Nelerlandtche pers
TAD een toenadering, een bondgenoot; chap, ja
zelfo van een staatsrechtelijke vereeniging van
Nederland en Duifscbland sprake geweest. Wij
zijn niet 'daarop ingegaan, niet omdat wij geen
waarde zonden hechten aan een zoo vriendschap
pelijk mogelijke verhouding tot Nederland, maar
omdat wij van meemoe waren, dat door de
bespreking van mogelijkheden die voor den
practischen staateman eenvoudig niet aanwezig
*ijn, slechts het tegendeel wordt bereikt van
detzene waarnaar men streeft.
?Zoo is dan ook inderdaad in het
Amsterdamsche Handelsblad een bespreking verschenen
die van een nauwere aansluiting der Nederlanden
aan Duits chland niets weten wil. Waar door
deze voortgezette dagbladbesprekingen de indruk
kan gewekt worden dat er werkelijk ernstige
plannen bestaan of tenminste pogingen tot
tcenadeiicg worden aangewend, kunnen wij ver
klaren dat die besprekingen geheel ongegrond zijn.
Daitschland staat met Nederland op
vriendsebappelijken voet, en hoopt dat deze verhouding
moge voortduren en hechter worden; maar het
denkt niet aan plannen die op eenige wijze de
zelfstandigheid van Nederland of van zijn kolo
niën kunnen aantasten. De openbare bespreking
van tu'.ke plannen kan derhalve geen nut hebben,
doch slechts nadeel veroorzaken, zelfs als zij
goed gemeend zijn en in vriendschappelijke!!
geest, gehouden worden".
De waarde van deze verklaring is nul.
De Keulsche Krant heeft nog onlangs zulk
een blijk gegeven van haar onbekendheid
met hetgeen in de allerhoogste kringen
van het Duitsche Rijk omgaat men
herinnere zich slechts hare houding ten
opzichte van keizer Wilbelms besluit om
de dictatuur paragraaf'voor Elzas?Lotha
ringen in te trekken dat zij aangaande
de meest intieme overleggingen wel geheel
niet op de hoogte zal zijn. Wat zij in haar
quasi-officieusen stijl schrijft kan elk bur
german met evenveel gezag verkondigen.
Maar helaas, het is een feit: dat in
DuitBchland net \erlangen naar een ver
bond met, dat wil zeggen het beginvan
een annexatie van Nederland .?steeds lui
der wordt uitgesproken. De Duitsche pers
heeft reeds in den loop >van een paar jaar
kolommen bij kolommen over dit onder
werp gegeven, wij hebben vroeger daar
meermalen op gewezen alleen voor de
laatste dagen bleef het bewaard zelfs
onder de kunstvrienden er van te hooren
getuigen. Trouwens een poging om
Rembrandt onder de Germanen mee te tellen,
dagteekent reeds van veel vroeger tijd
In het Duitsche Kunst- und
Decorationtijdschrift, Augustus-Nr., wordt, met een
enthousiasme schier zonder weerga, de
Hollandsche afdeeling van de tentoon
stelling te Turijn besproken door Georg
Fuchs van Darmstadt, onder den titel:
»Holland und die Gross-Deutsche Kultur".
We lezen daarin: ^Holland ist Deutsches
Land, Wir wussteh es nie so gewiss als
heute, wo das gewaltige Wettringen der
grossen Machten und eine neue Teiking
der Erde begonnen nat und den Völkern
neue Entwickelungsgesetze und neue
ungeheure Aufgaben aufetlegt. Davor
verEchwinden die kleinen Vorurteilen und
Geianke.... Die Turiner Ausstellung
bezeugt uns nun, dass diese Annaherung
bei den führenden Geistern Hollands und
Deutschlands schon ganz cfFenbar ist; sie
reichen sich die Haude." En opdat dn
Duitsche lezers toch maar goed zouden
begrijpen, dat Holland's deel aan die
Gross Deutsche Kultur niet zich tot de
Kunst mag beperken, liet de heer Fuchs
daaraan voorafgaan: »Und ferner bot sich
hier auch die Erkenntnis, wie sich eine
Vereinignng des kulturellen Lebens dieser
Gerreanischer Volker (in 't bijzonder
Holland) durch ihre Kunst anküadigte,
gerade in dem Augenblicke, wo sie auch
danach trachten mussen, POLITJSCH xu
sammen xustehen *), wenn anders da s Ziel
ihrer Race erreicht werden soll."
Hoe het denkbeeld eener ? geleidelijke
annexatie van Holland onder de
Duitgchers leeft het behoeft waarlijk geen
toelichting meer. Dït duivelt j a heeft zich
overal bij hen genesteld, maar de taal die
het spreekt is steeds allerminzaamst;
tot den tijd van ietwat nadrukkelijke
zegging of drang, zijn wij nog niet gena
derd .. . en aan dwang, hoe zou het daar
aan kunnen denken? Neen, vriendschap,
zooals de Kölnigche het uitdrukt, vriend
schap die maar altijd »hechter'' wordt, of
zooals anderen willen, een bond, een zoet
verdrag, een warmte ontwikkeling. . .
waarbij men zoo langzamerhand elkander
gaat omhelzen, al hartelijker en hartelijker,
om ten slotte als n te worden, nooit
meer van elkaar te kunnen scheiden.
Wie- zou dit den Duitscher kwalijk
nemen? Wij hebben het meer gezegd, de
l'ggiig en de beteekenis van Nederland
zijn van dien aard, dat Duitschland in
die richting denken en streven moet.
Onmogelijk iets anders te verwachten.
Vond Duitschland voor het oogenblik
geen hinderpalen op zijn weg, het lot van
Nederland ware misschien reeds beslist.
Maar het kan onder de huidige Rijks- en
internationale verhoudingen niet op dezen
roof uitgaan, en niet onmogelijk dat het nog
halve of heele eeuwen duurt, vóór het pad
vrij ie, zoo het ooit zoover komt. Het
eenige wat thans kan geschieden is in
Duitscbland het denkbeeld wakker te
houden, en Nederland alvast vertrouwd
te maken met de gedachte van zich te
laten germaniseeren; want evenzeker als
in de Duitsche politiek de woorden
vriendschap, sympathie, hartelijkheid, en
hoe zij meer mogen luiden, niet anders
dan graden van hebzucht uitdrukken,
heeft ook de Duitsche natie, dit met
elke andere machtige natie gemeen, dat
de volksijdelheid haar naar iedere gele
genheid moet doen zoeken, om zich nog
verder uittebreiden, daarbij bovendien
gezweept door een economischen honger,
die onmogelijk meer te stillen is. Het
groote Va Ierland moet zoo het kan nog
grooter worden.
De Duitschers staan in hun vriendelijken
annexatielust als onder de werking van
een natuurwet. En welke houding nemen
wij Nederlanders daar tegenover aan ?
Tot onzen spijt is het niet tegen te spreken,
wat de Keulenaar schreef: »ook in de
Nederlandsche pers is reeds van een staats
rechtelijke vereeniging sprake geweest."
Wat wil dat zeggen? Eenvoudig dit: daar
leven in Nederland zelf personen, die zoo
weinig hechten aan Nederlands onafhan
kelijkheid, dat zij nog vóór er sprake is
van drang of dwang van buiten, daar
een deel van willen opofferen; uitwisselen
tegen zekere stoffelijke voordeelen; lieden,
die hun onafhankelijk A7aderland langs
den minnelijken weg Duitschland trachten
toe te voeren, om het alzoo voor te be
reiden op de vernedering, een vasal-staat
te worden van het naburig machtig Rijk,
Nederlanders, die niet bij zich zelf zweren:
wij _zullen handhaven, naar het koninklijk
devies; wij zullen voor het behoud van
onzen stam en staat den strijd voeren voor
zoo ver de kracht in ons reikt; hier staan
wij als vrije mannen en wij denken er
niet aan te wijken tenzij voor grof
geweld; maar die zich alvast wenschen
te dekken tegen een misschien komenden
moeilijken tijd, door bij voorbaat een deel
weg te werpen van hetgeen eiken vader
lander het heiligst behoort te zijn. Over
zulk een wijsheid praten zij, schrijven
zij... daarmee pronken zij... tot in de
Duitsche kranten. Het heeft iets
vanverraad. ...
In den regel liet men hen discouree
ren zonder een weerlegging noodig te
achten. De politieke tinnegieterij scheen
al te absurd en dan de eerste advocaat
van deze slechte zaak, het was het
Utrechtsch Dagblad maar. Wie had in
Nederland tot dusver zich om de hoofd
artikelen bekommerd van dat zuiver
plaatsehjk orgaan? In de binnenlandschepoli
tiek telde het niet mee, tenzij een Utrechtsoh
*) Wij cursiveeren.
professor of een man van beteekenis er
soms iets in schreef, of de verkiezingen
voor de Bisschopsstad naderden. Maar
zie, daar op eens neemt half Europa
notitie van haar praatjes. De kreupele
die ter nauwernood tegen haar stoep kan
opkruipen om in haar eigen huis te ko
men, stapt eenvoudig in een luchtballon,
alsof zij toonen wilde hoe hoog zij toch
wel stijgen kan, zij drijft de grenzen
over.... Nu, ware de pret onschuldig
wie zou haar die niet gunnen?
Maar onschuldig is en was dit vermaak
allerminst... Utrecht is een stad van
beteekenis en het Utrechtsch Dagblad kon
in het buitenland beschouwd worden als
een orgaan van gezag. Een blad dat met
zulke voor Duitschland veel belovende
voorstellen durfde aankomen, zou dan
toch wel een ernstig blad zijn, dat zich
krachtig gevoelde als de voorstander van
een groote partij in zijn land. Sprekende
naar het hart van alle Duiteche chauvi
nisten, konden een paar artikelen voldoende
zijn, om de pennen in beweging te bren
gen zoowel in Duitschland als daarbuiten.
Zoo is 't te begrijpen, dat ook in Ne
derland zelf allengs de oogen meer zijn
opengegaan voor het gevaar, dat zulk een
onvaderlandslievend drijven voor ons volk
zou kunnen hebben, en heeft nu eindelijk
ook het Handelsblad, naar aanleiding van
een artikel van den heer Simons, het noo
dig geoordeeld ronduit zich tegen elk
bondgenootschap te verklaren, zoowel
tegen dat met Duitschland, als tegen een
met België, Frankrijk en Rusland, waarin
, zijn medewerker minder bezwaar zag.
Vooral dat onderschrift van het Han
delsblad heeft in deze dagen waarde, immers
het wordt meer dan tijd dat er een eind
kome aan een geschrijf, 'waarin Neder
landers zelf de voor het nationaal gevoel
zoo kwetsende voorstelling van ons volk
geven, als ware het bereid zijn annexatie
zelf uit te lokken, en nh hadde onze
onafhankelijksheidzin dit met elke koop
waar gemeen, dat er over te marchandeeren
valt; want hoeveel men ook redeneere
over een verbond, een waarborg, een
nauwere aansluiting bij Daitschland,
alleen zij die voor de onafhankelijkheid
en zelfstandigheid van hun vaderland
minder gevoelen dan voor zekere gehoopte
voordeelen, kunnen dergelijke de ziel'van
het volk beleedigende voorstellen ten
aanhoore van binnen- en buitenland, hun
medeburgers aanbevelen. Dit is naar
sommiger meening misschien te scherp gespro
ken, maar wij zijn daarvan ten diepste
overtuigd. Zoo idioot is geen enkel
dagbladschrijvend Nederlander, dat hij niet
zou weten hoe een ^verbond" tusschen
Nederland en Duitschland met welke
lieve woorden ook aangeduid, of in hoe
onschuldigen vorm, als bv. door een aan
sluiting aan den Driebond, ons toebe
dacht het begin is eener annexatie op
eigen verzoek. Een -^bondgenootschap'
tusschen Nederland en Duitschland, kan men
een leugenachtiger en belachelijker woord
bedenken? Eenmaal door ons n stap in
die richting gezet, keeren wij nooit weer
terug, moeten steeds verder... wie zag
ooit het lam wederkeeren, dat met den
wolf uit wandalen ging? De fabeldichters,
die wel de beste geschiedschrijvers zijn,
hebben al voor eeuwen te boek gesteld
wat de historie zou wezen van een bond
genootschap ! ah waarvan hier enkelen, zeer
enkelen, droomen.... Daarom, wie, om welke
belofte van materieelen aard dan ook zijn
volk aan Duitschland wil overleveren, hij
moge zichzelf zoo braaf achten als hij wil,
wat is voor zoo iemand het vrije Nederland ?
Intusschen de vraag kan niet achterwege
blijven, wie zija het nu eigenlijk, die het
vuurtje stoken ?
De Haagsche correspondent van het
Journal des Débats schreef reeds:
»I1 est interessant du voir la réponse
qu'y fait Ie Journal d'Utrecht, dont
l'initiative tres remarquée semble avoir une
allure officieuse."
Hiervoor zou mede kunnen pleiten het
feit, dat v. Lynden, de Minieter van
Buitenlandsche Zaken, als Utrechtenaar, allicht
relaties genoeg kan hebben orn door den
een of ander dit dagblad te bareiken,
terwijl er niet licht gevaar kon ontstaan,
dat men juut deze krant ook
maareenigszins vooreen minieterieel orgaan zou houden.
Men mocht deze onderstelling zeker da
delijk verwerpen, indien niet in de dag
bladen een verbaal de ronde deed, dat uit
den Haag aan de Midddburgsche werd
geschreven, waarin verzekerd wordt, dat
Dr. Kuyper in het buitenland toch wel
degelijk aansluiting bij andere mogend
heden voorbereidt.
Voor««r»t zou een maatschappij met veel
duitsch f«ld een havenplaats inrichten op een
der R ouweilanden in Indië, nl. Blakang Pudanp,
ten einde concurrentie aan te doen aan het
Enge'.eek* Singapore. De schrijver vervolgt:
«In verband met de oprichting van deze
naaitscbappij waarvoor d? Duitsche regeering zich
'.eer interesseert-, zijn tusschen haar en onze
redering onderhandelingen gevoerd. Wat be
treft deze onderhal delingen, zoo meer.de mijn
zegsman, dat ze thans nog niet afgebroken zijn,
loewel onze regeering ongenegen is om aan
den wei ach van Daitschland te voldoen door
het eiland te versterker.
«Afgescheiden van de kwestie van het
kolenstation zijn er ia de laatste maanden nog andere
befprekirgen met de Duitsche regeering gevoerd,
die betrekking hebben op onze internationale
positie, en waarbij het aangaan van zekere
verbindtenisseu op den voorgrond trad. Reeds onder
htt vorige ministerie moet, al was het slechts
zeer vluchtig en zonder eenig v at t doe), over
dezs aangelegenheid do:>r gezaghebbende per
sonen van weerszijden van gedachten gewisseld
zijn. Zij bleven echter zonder eenig resultaat,
omdat wij niets konden aanbieden, wat in
dergelijke omstandigheden voor een zoo machtig
bondgenoot als Dnitschland noemenswaardige
waarde had. Toans echter is in dii opzicht een
verandering gekomen, die aan de vraag voor
een nadere aansluiting een geheel ander aanzien
geef. De onder zekere pressie (doordat de
koningin en de generale staf zich er persoonlijk
voorspanden; Red. Folk) tot stand gekomen
legerwetten hebben onze militaire waarde ver
hoogd, en een v l o o t w e t, waarvan ge
sp roken wordt, zou ook hiertoe kunnen
bijdragen.
«Verder zou van de zijde van Duitschland
ditmaal ook meer belacgstelling voor een ver
bond met Nederland aan den dag gelegd zijn,
omdat nun in den laatsten tijd in Duitsche
industrieele kringen het «in den grond graven"
van Rotterdam door het bonwen van dure
(Duitsebe) kanalen meer en meer met leede
oogen aanzit t. Tegenover economische concessies
(bewiiligiigei) onzerzijds zou Duitschland dan
bereid zijn zijn militaire eischen te matigen.
«Zoo ongeveer zou de stand van zaken zijr,
en hoewel er nog volstrekt geen aanleiding be
staat tot het vermoeden, dat weldra de be
sprekingen een vasteren o'ficleelen vorm zullen
aannemen, meende mijn zegsman echt r wel te
kunnen verzekeren dat dr. Kuypers's bezoek
aan Baron von Ricbthofen (ien duitachen
miLister van buitenlandsche zaker) en zijn tweemaal
herhaald samenzijn met graaf Goluctiowski (den
oostenrijkschen dito) met Let een en ander ver
band houdt"
Het Centrum, wel de waakzaamste der
Nederlands che dagbladen in deze, en die
het eerst de vernederende redeneeringen
van het Utr. Dagblad weerlegde is almede
niet gerust en schrijft:
Tegenspraak gewenscht.
«Nauwere aansluiting van Nederland bij
Duitschland, of toetreding tot een der
Europeesche alliantie?, leverde den laatsten tijd
voortdurend stjpf tot besprekicg in de binnen
landen* en, huitenlaue'selie pers.
Werd aanvankelijk gesproken over een ver
bond met Duitschland alleen, thans gaat weer
eeu gerucht, al-mf htt in de bedoeling van de
Nederlandsche Regeering zou ligger, tot de
Triple-alliantie toe te treden.
//Uit Rome komt zelfs het bericht, dat onze
minister-president tot dit doel eerstdaags door
den minister van buitenlandsche zaken in Italië,
Prinetti, zou worden ontvangen en dat een
eveiitueele toetreding vsn Nederland tot de
Triplice reeds besproken zou zijn door de ver
antwoordelijke staatslieden der betrokken mo
gendheden.
»De sterke pro-Bo?r beweging hier te lande,
de luide en oiidubbtlzianige sympathie-betui
gingen, jegens de Bieren getoond, zoowel nu
als gedurende den strijd in Zuid-Afhka, zouden
in Engeland minier vriendschappelijke gevoelens
te onzen opzichte hebben gewekt. Ter verze
kering r u van onz<) onafhankelijkheid en van
het bezit onzer Koloniën zouden wij dus elders
steun motten zoeken.
,/Is deze gedachttngang wel geheel juist?
*O getwijfeld uitte het Nerterlandsche volk
zich krachtig in woord en daad ten gusste der
Boeren, en onthield het zich niet van strenge
afkeurirg der vele gruwelen, door Enge'aad in
Zuid-Afrika bedreven; doch zoo vragen wij
wasr gesciiedde dit niet?
,Gaf no,* on'angs de E igelsche pers niet te
kennen, dat het gansch natuurlijk is, dat wij
met onze s-yapathie ons geheel aan de zijde
van het statnverwaute volk scharen?
,/Eu h niet juist het optreden der Nederland
sche re^eering de indirec'e oorzaak geweest van
het sluiten van den vrede, waaraan vooral
Engeland zoo sterk behoefte had?
»Maar afgezien hiervan, is het van Engeland
te verwachter, dat het reeds spoedig een nieuw
eaiifl et zou uitlokken, terwijl het zoozeer ver
zaakt is door de Zuid-Afnkaansche aderlating,
dat nog jaren noodig zullen zijn, vóór de
krachten zijn herwennen, en terwijl nog zooveel
krachtsinspinning vau Eageland wordt gevor
derd, vóór het werkelijk meester zal zijn in de
overwonnen Republieken?
Bovendien, welke verrassingen zal
ZuidAfrika E ige'aui mogelijk nog brengen ?
,Wij gelopren vooralsnog dan ook volstrekt
niet aan een agressief optreden van Engeland
tegenover Nederland of zijn Koloniën, en
meenen, dat daarmede ook elk motief voor aan
sluiting naar rechts of naar links ontbreekt,
een aansluiting, die slechts ten koste van zware '
offers onzerzijds zou kunnen worden verkreger.
«?Wij achten het evenmin noodig, andermaal
te betoogen, dat in het algemeen een vir')ond
met eene der groote mogendheden, en in het
bizonder een aansluiting met Duitschland of
een toetreden tot de Triple-alliantie, geen aan
beveling verdi-nen.
«Alleen zy hier nog opgemerkt, dat het ztker
vreemd zou mogen heeten, juist bij die mogend
heden steun te zoeken, wier regeeringen
gedurend« deu Zuid-Afrikaanschen oorlog middellijk
of onmiddellijk de Engehch-n in hun
verdelgingsweik hebben gesteund
«Een voirzichtige buiteulandscbe poli'i.-k, een
zich strerg-onthoudeo van s'erke sympathie
betuigingen jegens een der groote Europeesche
Staten, echten wij den brsten waarborg voor
Ntê-land's onaf hankelijkhe d.
»Maar juist deze overtuiging is oorzaak, dat
onder de^ tegenwoordige omstandigheden de
telkens weer opduikende bercbten, omtrent een
aansluiting van Nederland bij een of meer der
fjroote mogendheden, een zekere onrust bij het
Nederlandsche volk teweeg brengt.
»En wij vragen oas af: ligt h. t niet op den,
weg der R^geering, zoo spoedig mogeliik aan.
die onzekerheid een eind te maken, het.
Nederlandsche volk in te lichten en, raar wij hopen,
door een bealist déjjenti der talrijke geruchten
gerust te stellen?"
Wanneer men nu bovendien bedenkt,.
dat Kuyper zoowel met Von Richthofen,
den Duitschen minister van Buitenland
sche Zaken, als met Goluehowsky,
denOostenrijkschen minieter en met den
laatste zelfs tweemaal geconfereerd
heeft, en nu weer heet met Prinetti te
zullen samenkomen, en hoe juist door
zijnopzichtige manier van handelen, veel meer
nog dan door het Utr. Dagblad, Nederland
voortdurend in opspraak wordt gebracht
als een staat, die, ondanks den glans van
Kuyper's diplomatieke grootheid, op zijn
laatste beenen loopt... dan wordt het
toch zeker een onafwijsbare eisch, dat er
eindelijk eens licht worde ontstoken.
Wij durven, hoe menigvuldig de geruch
ten en feiten ook zijn, die tot verdenking:
kunnen leiden, zelfs nu nog niet aan
nemen, dat Kuyper aan het hoofd van
het Christelijk kabinet, bezig zou zijn met
een zoo gevaarlijken buurman als
keizerWilhelm te onderhandelen, om een
deelvan onze vrijheid te verkoopen, maar zou
het niet van hem gevorderd mogen worden,
dat hij zijn zucht tot grootdoenerij ietwat
intoo'mde, en door bv. in een volgende
vacantie naar de Pyreneen te reizen, in
plaats van naar Berlijn, Weenen of Rome^.
Nederland hielp behoeden voor een her
haling van het drqf ve feit, dat het in het
buitenland wordt besproken als een natie,
die haar zelfstandigheid niet langer op
denhoogsten prijs stelde.
Waarlijk, dat het Nederlandsche volky
zoowel het Christelijke ala het niet Chris
telijke, dit nog lang zal verdragen, wij
gelooven het niet.
Maar daar is nog een andere reden,
waarom «tegenspraak gewenscht" is. Het
is nu reeds zóó ver gekomen, dat onze'
Koningin bij deze geiuchten
betrokkenwerd. »Cette combinaison diplomatique
ne serait pas sans doute pour déplaire El
l'entourage de la Reine," zoo lezen wij in het
Journal des Débats nopens de aansluiting
aan den Driebond, waarbij wij natuurlijk
den haat van Engeland en Frankrijk op
ons laden, we met de uiterste kracht
in de richting van het militairisme worden
gedreven, ons land bij eiken oorlog die
Duitschland mocht voeren, tot oorlogs
terrein _wordt gemaakt, en de militaire
conventie een bezetten van ons land door
Duitsche troepen in 't vooruitzicht stelt,
terwijl in het algemeen door de
nabuurschap van het machtige Duitschland
deverhouding in menig opzicht zich wijzigen.
moet.
Dit, zoo wordt in 't buitenland ver'
zekerd, is mede de wengch van 't Hof,.
en ware Kuyper inderdaad er op uit wat
de Middelb. verhaalt tot stand te brengen,.
als de wensch der Koningin, behoeft het.
dan nog -gevraagd te worden, wat het;
Nederlandsche volk zou denken van
Wilhelmina, de laatste der Oranjes, die meer
rekening hield met de bescherming van een
ontluisterden troon, dan met de vrijheid
en zelfstandigheid van 't volk, waarvoor
de mannen, wier naam Zij draagt, den
strijd hebben gevoerd?
^Waarlijk zij, die in deze richting ona
Koningshuis zouden willen leiden, zij spelen.
met vuur. Niets is zekerder dan dat
wijNederlanders niet verduitscht willen worden,
op geen enkele manier. Moeten wij eenmaal
als natie ten onder gaan het zij op geen
andere wijs dan den aonen past van een
volk, dat tachtig jaar voor z(jn vrijheid ge
streden,en met den moed en de zelfopoffering
van die stamverwanten, wier lof juist dezer
dagen door onze straten weerklinkt, en
waarop Europa als een voorbeeld wijst.
Gelukkig worden wij thans op geenerlei
wijs bedreigd. Noch door Rusland, noch
door Frankrijk, noch door Duitschland
want het is hoe machtig ook, in deze toch
onmachtig nóg; door geen.enkele Mogend
heid bedreigd en wel door Engeland 't
allerminst. Jawel, Engeland doet voor hen,
die tot smadelijke handelingen ons willen
belezen als boeman dienst. Maar we
weten, dat dit eenvoudig moet strekken
om ons naar Duitschland te drijven. Ons
land begeeren, hoe zou Engeknd dat kunnen;
ons treffen ook in onze koloniën, om
ons anderen in de armen te jagen, 't is