Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1314
l *
?f ?
merkt, «een schrik wekkenden blik in den
?kastengeest van de ambtenaarswereld. De
grondwet kent geen onderscheid van stand,
maar de administratie des te meer." Met
dit »mandarijnendom'' paart zich een in
grijpen in het gewichtigste staatsburgerlijke
recht der ambtenaren: het recht eener
?vrije meening. Ojk dat is gebleken in de
«aak van den heer Löhning. Toen de
«egeering begreep, dat zij de «Maseregelung"
van dezen hoofdambtenaar niet op grond
"van een belachelijk stand-vooroordeel kon
binven verdedigen, heeft zij getracht in de
politieke gevoelens van den heer Löhning
een motief voor diens ontslag te vinden.
Deze heer zou namelijk de politiek der
regeering tegenover de Polen niet in alle
opzichten hebben gebillijkt; al was hij het
met het beginsel dier politiek, de
kunst?matige germanisatie van Oost-Pruisen,
-geheel eens, de wijze waarop die politiek
?werd toegepast vond bij hem geen onver
deelde instemming. In hoever hem dit
zou hebben belet, zijne plichten als
hoofdambtenaar der belastingen met de meeste
nauwgezetheid waar te nemen zal wel
*ltijd een raadsel blijven, naar welks op
lossing de zonen van het»Vrije Germanie"
te vergeefs zoeken.
De Fall-Löhning heeft een ander incident
van denzelfden aard in herinnering ge
bracht, dat ook in Oost-Pruisen is afge
speeld. Te Tilsit was gedurende 16 jaren
de heer Thesing «Oberbürgermeister" ge
weest en had die waardigheid met grooten
ijver, tact en bekwaamheid vervuld. Drie
jaren geleden verloofde hij zich met eene
-weduwe, die als onderwijzeres aan eene
tvan de stedelijke openbare scholen voor
zich en hare kinderen den kost verdiende.
)De vertegenwoordiger der regeering
(Retgierungspriuident) te Tilsit, deelde den
burgemeester mede, dat dit huwelijk, met
eene hoogst achtbare vrouw, met zijne
positie als hoofd van het gemeentebestuur
?onvereenigbaar was. De dame verklaarde
zich onmiddellijk bereid den heer Thesing
-zijn woord terug te geven, maar deze nam
dit edelmoedig aanbod niet aan, en offerde
?liever zijn geheele carrière op. Trouwens
?de heer Tnesing was, als onafhankelijk
en vrijzinnig man, der regeering reeds
lang een doorn in het oog geweest.
Het is jammer zegt het Berliner
'Tagebldtt dat zoowel de heer Löhning
als de heer Taesiog, om zich aan verdere
?onaangenaamheden te onttrekken, pensioen
hebben aangevraagd. »Er moest eens een
dapper man opstaat), die, in het bewust
zijn van zijn recht, concessiëa aan den
'kastengeeat weigerde. Dan zou men kunnen
tien, hoever in Pruisen de macht van het
vooroordeel reikt.'
De opperpresident van Posen, wiens
?slachtoffer de heer Löhning werd, heeft
als burgerlijk ambtenaar het advies inge
wonnen van den kommandeerenden gene
raal. Ook deze «mandarijn", om met de
Frankfurter te spreken, verklaarde het hu
welijk voor niét standesgemass. Dit is zeker
niet vleiend voor den onderofficiersstand.
Maar het ergste is, dat in zulke gevallen
de burgerlijke autoriteiten, volkomen
onnood ig, bij de militaire om raad vragen
en dien raad opvolgen. »Zoo is het zeker
geen wonder, als de militaristische
vooroordeelen zoo taai worden gehandhaafd,
en dat de militaire kroningen meenen, de
geheele burgerij uit de hoogte te kunnen
behandelen", zegt de Frankfurter, en het
blad brengt die opmerking in verband
met ? het ergerlijk naspel van het duel
Blaskowitz?Hildebrandt. De duellant, die,
met goedvinden van zijn regiments comman
dant, zijn kameraad, die in geheel
ontoerekenbaren toestand hem had »beleedigd",
uitdaagde en doodde, heeft eene belache
lijk kleine straf gekregen, en ook van dezs
is hem nog de grootste helft kwijtgeschol
den. Dit is op zich zelf reeda ergerlijk ge
noeg, en in volkomen strijd met keizer
Wilhelm's herhaalde philippica's tegen het duel.
Maar dat de heer Hildebrandt, bij zijn
invrijheidstelling, het voorwerp is geweest
van eene officieele ovatie van de zijde der
officieren van het garnizoen, waar hij ge
nterneerd was, eene ovatie waaraan ook
de minderen en de gemeene soldaten op
bevel moesten deelnemen, is eene in hooge
mate ergerlijke provocatie der openbare
meening en een nieuw bewijs, dat in
Pruisen »das Muit ar" zich alles tegenover
de burgerij veroorlooft.
»'sLands wijs, 's land eer" zullen
sommigen schouderophalend zeggen. En
anderen zullen ruiterlijk erkennen, dat die
£er een oneer en een schande is.
Zullen de verantwoordelijke autoriteiten
'voor deze en dergelijke misgrepen en
machtsoverschrijdingen de verantwoordelijk
heid aanvaarden, óók voor het in ons vorig
nummer besproken telegram van den keizer
aan den Beierschen prins regent ? Dat zal
blijken bij de hervatting der zittingen van
den Rijksdag en den Pruisischen Landdag.
Voorloopig kan men aan de Frankfurter
geen ongelijk geven als zij schrijft: »Het
tegenwoordig devies van den Rtjkskanselier
schijnt te zijn:»ik heet Bülow en weet van
niets." Het wordt hoog tijd, dat de volks
vertegenwoordiging den moed toone, den
rijkskanselier het begrip van verantwoorde
lijkheid wat beter duidelijk te maken."
. De moordkampen(?)
De concentratiekampen in de Transvaal
en Oranje Vrijstaat dikwijls moordkampen
genaamd, worden beschouwd als een der
vele onwettige laagheden door de Engelschen
in den oorlog begaan.
Over het algemeen zijn de Engekchen niet
gelukkig wat betreft hunne reputatie. Zeer
ten onrechte spreekt men van »pernde
Albion " Evenzeer ten onrechte werd lo
Aug. 1814 in Parijs in den schouwburg
drie maal enthousiast geapplaudiseerd het
volgend vers uit ^Hamlet van Ducis.
»L' Angleterre en forfaits trop souvent
fut féconde."
Waar de Engelschen nu toch al zoo te
lijden hebben onder die wreede miskenning
hunner ridderlijke nobele eigenschappen is
het niet meer dan billijk onrechtvaardige
opvattingen omtrent Engeland te weer
leggen.
Gelukkig ben ik daartoe in staat aan
gaande de concentratiekampen aan de hand
van The Bntish Medical Journal.
Na een statistieke opgave van het bui
tengewone ziekte- en sterftecijfer hooren
wij de verklaring daarvan.
Dr. Green van het Irenekamp erkende
wel dat de tenten niet deugden voor zieken
en dat er te weinig docters en verpleegsters
waren en evenzeer onvoldoende
kleedingDit waren echter maar kleinigheden, de
hoofdzaak hooren wq van dr.
WoodroffeHet buitengewoon hooge sterftecijfer aan
mazelen werd veroorzaakt door »the a version
of the Boers to fresh air and clean water;
the helplesness and callousness of many
daiing sickneas; their belief ia disgusting
remedies; en door their unwillingness to
help one another".
Daar heb je het, dat is de oorzaak, maar
»the sanitary conditioa of the camp is gqod."
Verder was een scherpe wacht noodig »to
prevent people from emptyingiheiri-bps at
their front door." Waar zg daarvoor elders
gelegenheid hadden wordt verzwegen. Maar
nog erger in hunne ten ten »slops and stools
are allowed to remain for hours without
being removed, blankets and shawls are
often used as drapers for bibies, with the
resul t that the stencil is unbearable."
Niemand begrijpt hoe moeilijk het is dat
?volk tegen te gaan in het gebruik van hun
mtddeneeuwsche drankjes bestaande uit
geitendrek en alsem. Hoe verbinden zij
hunne wonden ? »R»gs wetted with human
urine are used for open fl;sh wounds" en
dat niettegenstaande die goede Engelschen
ondanks hun te kort aan verpleegsters,
doctoren en verbandmiddelen die verple
ging zoo gaarne beter gezien hadden.
Zeer terecht echter leest men weer verder
dat die doctoren en verpleegsters «caniiot
do a superhuman amount ofwork." Daar
om waren dan ook de Eogelschen zoo wel
willend en vriendelijk tegenover de vreemde
ambulances, een wel villendheid die ook
nooit genoeg gewaardeerd is.
Dan moet men niet vergeten zegt l h
British dat die vrouwen en kinderen lang
niet gezond in die kampen kwamen. In
tegendeel waren zij door het
cqmmandoleven zoo uitgeput en half starved and
broken down in health, dat zelfs de uit
nemende karnap verpleging . en verzorging
niet meer in staat was ze er boven op te
halen.
Verder troffen de Eagelschen het al zeer
slecht dat juist die kampmazelepidemie zoo
kwaadaardig was, wat hun toch niet te
wüten was.
Dan »the dirly personal habits of the
Boers" ondanks de Engelsche zorg voor
voldoende kleeding der kampbewoners,
their use of i n proper and often disgusting
remedies and their ignorant errors ot'
dietetics in regard to young children,
maakten iedere goede succesvolle behande
ling onmogelijk.
Hoofdzaak was echter de liefhebberij
der Boeren in contaminating the soi
around their tents, daar waren ze dol op.
Er wordt dan ook in dit artikel op ge
wezen dat zij wier echtgenooten op commando
waren even goed behandeld werden als de
weduwen en wezen en zij die zich overge
geven hadden. Deze laatste werden be
handeld with the liberalily tbey deserve,
zoodat die echtgenooten van strijdende
Boeren behandeld werden met »undue
generosity". Kan het edeler ?
In dezelfde British komt dr. Velenski
ons vertellen, dat hij doctor was van de
blokhuiegarnizoenen bij Bethulie Bridge
en vandaar veel geroepen werd bij zieke
Boerenkinderen in de Kaapkolonie. De
moeders daar waren nog dommer dan onder
de allerlaagste standen in Engeland. Die
domheid, with regard to the dietary of
children, was oorzaak van het hooge sterfte
cijfer in de kampen, een cijfer niet veel
hooger dan in de Boerenhuizen.
Dr. George Turner spreekt dan ook van
the Stupidily of the Boer mothers.
Zoo ziet men hoe die Engelschen weer
verkeerd beoordeeld zijn.
Die vuile Boeren zouden na eenigejaren
wel uitsterven. Tegen zoo'n hoog sterfte
cijfer is op den duur geen volk bestand,
zelfs al hebben zij ouderwetsche gezinnen.
Met een beetje geduld was dus Zuid-Afrika
toch Engelsch geworden. Die kostbare
bloedige oorlog was voor dat doel on noodig,
alleen om beschaving en een beter bestuur
aan die arme verdoolden te brengen, vatte
Engeland de wapens op Dat die bescha
ving der Boerenmoeders, het Boerenras niet
alleen voor uitsterven behoeden zal, maar
met het oog op hun anti-malthusiaansche
ideeën, het op den duur de suprematie in
Zuid-Afrika zal brengen, was het edele
Engeland geen bezwaar. Doe wel en zie niet
om, was hier de gedachte van C liamberlain.
Nu wij dit alles van de British weten
past het ons met ootmoed onze excuses te
maken over de uitdrukking moordkampen
en liever de Boerenhuizen moordhuizen te
noemen.
Wel komt een oogenblik de gedachte bij
ons pp, hoe jammer het is de Boeren die
hygiënische beschaving door een oorlog
moest opgedrongen worden. Hadden zij
zich die dertig jaar geleden eigen gemaakt
waardoor niet dertig jaar lang hun huizen
moordhuizen waren, dan zouden er nu zeker
Boeren genoeg geweest zijn om Engeland
niet alleen uit de Transvaal en Vrijstaat
te houden maar ook om ze de Kaapkolonie
uit te drijven.
Maar nu, Eere aan het edele Engeland.
De Boeren kunnen nu terecht zingen de
volgende variatie op de woorden van LS'H :
Vivent Edward.
Et ses guerriers vaillants!
De ces pays
II sauve les enfants.
Par sa victoire
II nous donne la paix
Et compt' sa gloire
Par ses nombreux bienfaits.
P. J. DE BRUÏNE PLOOS VAN AMSTBL.
Hoofdmomenten uit den gemeen! eraad.
VIL
Zorgeolle raadsleden. De eerste psychologische
werking der begrooling. ,Da boel gaat toch
op." l)e onaanl'JstLaarheid vaa Puttiete
Werken. Een wetenschappelijk man.
Een paar voordrachten, die ons op het
zelfde oogenblik gewerden als de begroo
ting voor 1903, leerden ons dat a de
percentage van de directe belasting naar
het inkomen n de opcenten op het personeel
aanmerkelijk zullen worden verhoogd ...
tenzij het den gemeenteraad gelukke op
een andere wijze de begrooting sluitend
te maken.
Het ia voor een gemeenteraadslid altijd
een onaangename positie, om mede te
moeten werken aan de verhooging der
belastingen. Ten eerste wordt hij zelf daar
door ook getroffen en ten tweede schrijft
de goede burgerij allicht aan zijn welwillend
meegaan met financieele voorstellen van
B en W., aan ontstentenis van de noodige
controle, het administratieve tekort toe,
dat thans door verhooging der belastingen
moet gedekt worden.
De diverse aangezichten der leden toon
den dan ook iets gedrukts, toen de heeren
elkander na hun vacantie wier begroetten
en hoewel de agenda niet heenwees naar
veel gewichtige momenten, was het toch
te verwachten dat bij de eerste de beste
gelegenheid zich zou uiten, wat daar diep
leefde in de gemoederen der raadsleden.
Het gebeurde reeds bij een zeer eenvou
dige voordracht. Aan de Bilderdijkkade,
hoek Potgieterstraat vindt men de Centrale
inrichting van den stadsreinigiogsdienst. Op
dat terrein ia een stal voor 120 paarden,
die echter geheel bezet is. Een twintigtal
paarden moeten gestald worden in een
houten gebouw. Kostbaar materieel staat
voor een groot gedeelte onbeschermd in
de open lucht en met het oog op dezen
toestand vroegen B- en W. / 22,000 aan
voor vergrooting van den stal en het maken
van een paar bergplaatsen.
De heer Van Nierop, die de centrale
inrichting kennelijk verwarde met de Belt
hij vroeg toch hoe het met de plannen
tot verplaatsing daarvan stond, een vraag,
die met deza voordrachtvniets hal tema
ken stelde voor om met de behandeling
te wachten, totdat de nieuwe directeur zou
zijn benoemd. Deze kon nog wel hoogere
eischen stellen. Het baantje van directeur
van een der gemeentebedrijven was toch
een aangename betrekking, daar deze heeren
in den regel alles kregen wat zij vroegen.
Twee raadsleden vielen den heer Van
Nierop bij. De heer Kamerlingh Oanes
wilde de daklooze paarden stallen in de
stalruimte, die door de invoering van de
elecirische beweegkracht, in de stallen van
de gemeentelijke tram was opengekomen;
de heer Korthals Attes, zeide dat de heer
Van Nierop gelijk had en maakte toen de
wijsgeerige opmerking, dat men, alvorens
paarden te koopen, eerst moest zorgen voor
stallen, alsof de stadsreinigingsdienst eerst
van gister dagteekende en de uitbreiding
der stad niet telkens vermeerdering van
paarden noodzakelijk maakte. Het komt
ons voor dat noch de heer Van Nierop
noch de heer Korthals Altes ooit een kijkje
hebben genomen in bovengenoemde cen
trale inrichting.
Het was den wethouder Blooker niet
moeilijk om aan te toonen, dat het niet
opging, om bij het eene bedrijf gebruik te
maken van de hulpmiddelen, die een ander
bedrijf kon geven. Dit moest verwarring in
de administratie geven, vooral omdat de
dieren ook gevoederd moeten worden, waar
aan de heer Kamerlingh Onnes niet scheen
te denken.
Toch zetten enkele raadsleden bedenke
lijke gezichten; de tijd der groote batige
saldo's is voorbij, zuinigheid moet voortaan
het wachtwoord wezen en wellicht zou de
voordracht een minder gunstig lot hebben
ondergaan, ware 't niet dat de heer Fabius
voor den heer Blooker in de bres sprong:
Onder de motieven, welke B. W. aan
voerden om hun belastingverhooging te recht
vaardigen, las men ook de hoogere kosten,
welke het openbare onderwijs na zich sleept.
Zinspelende op hetgeen de heer Van Nierop
omtrent de aangename positie van een
directeur van een der gemeentebedrijven
had gezegd, merkte de heer Fabius op,
dat hij een nog veel aangenamer be
trekking kende, die van wethouder van
onderwijs, die in alles zijn zin kreeg ...
vooral met behulp van den heer Van Nierop.
Vermanend en een klein staaltje gevende
van hetgeen men van hem bij de behande
ling der begrooting heeft te verwachten,
zeide de hei r Fabiup, dat n e.i het
zuinigheidsargument elders te berde moest brengen
dan bij deze voordracht. Als hij, de heer
Fabius, straks in gewichtiger zaken finan
cieele bezwaren zou uiten, dan vrorg hij
de hulp van den heer Van Nierop.
Nu antwoordde de heer Van Nierop
wel dat er een gróót onderscheid bestaat
tusscheu het onder dak brengen van kin
deren, die anders verstoken zouden zijn
van onderwijs, en dat van paarden, waar
voor men berging elders had, dat de heer
Fabius, als altijd het onderwijs er met de
haren bij 'halende, nu kennelijk van de
stelling uitging: »de boel gaat toch op,
laat hij nu maar heelemaal op de flesch
gaan", maar voor ditmaal had de heer
Blooker gewonnen spel en werd de voor
dracht met 19 tegen 12 stemmen aan
genomen.
Dat later de voorzitter Van Hall
de burgemeester is nog buitenslands
een op de agenda voorkomende voordracht
om op een terrein gelegen aan den hoek
der Pontanus- en Donselaerstraten een
openbare lagere school te bouwen voor
500 leerlingen, waarvan de kosten geraamd
waren op ? 78,700, aanhield tot een
volgende vergadering, toonde aan, dat hij
den hèir Fabius ten minste in deze zitting
niet ia de gelegenheid wilde stellen om
zijn stokpaardje te berijden en den heer
Van Nierop uit te noodigen achter hem
plaats te nemen.
De heer Blooker moest nog eens in het
vuur. Men zal zich herinneren dat in
1895 ouder den drang der omstandigheden
volgens de raming ?2,500,000 werd toe
gestaan voor het bouwen van een nieuw
Handels-Entrepot. Daarna is in de ver
gadering van '25 Juni 1899 nog eens toe
gestaan ?260,000, dat volgens den heer
Kuipers het gevolg was van het aanbesteden
in gedeelten. De ijserprijzen waren in
dien tij i gestegen en men kon later niet
zoo goedkoop aanbesteden als toen de
onderbouw werd aanbesteed. Daarna is er
nog eeu crediet van f 125,000 bijgekomen
voor eenige werken, noodig voor een goede
exploitatie.
Bij het opmaken van de rekening bleek
het dat daaraan nog een bedrag van
f 20,000 ontbrak en dat er verder nog
enkele werken noodig waren, die op hun
beurt ?30,000 vorderden.
En het was bij de behandeling der
voordracht om opnieuw een crediet van
?50,000 voor het Gemeentelijk
HandelsEntrerót toe te staan, dat wij het tweede
hoofdmoment in deze zitting konden
constateeren.
Spookte in den geest van den heer
Sutorius de herinnering aan vroegere
dagen, toen men zich bij den bouw van
het Wilhelmina-Gasthuis liefst vijf ton in
de raming had vergist, dacht dit raadslid
aan de raming van het Suasso-Museum,
die zelfs onder de hoogere ambtenaren
bij P. W. een slachtoffer maakte wij
weten het niet, maar zeker was het on
voorzichtig, toen hij zich de uitdrukking
liet ontvallen, dat hij tot zijn leedwezen
moest constateeren dat de opgaven en
begrootingen van P. W. vaak zoo zeer ver
schilden van de uitkomsten. »Niet n
raming is er", zeide hij, »die niet later
wordt aangevuld".
Het is een genot om den heer Blooker
te hooren, wanneer hij daar staat als de
beleedigde onschuld.
«Deze opaaerking," riep ,hlj uit, »mist
alle waarheid. Zij is volkomen onjuist.
Zoo lang ik wethouder ben, zijn deze
zaken slechts bij hooge uitzondering voor
gekomen. Laat de heer Sutorius het be
wijs leveren van zijn beschuldiging, maar
dat kan hij niet!"
Nu, dat kon de heer Sutorius alleen
door te wijzen op de f 20,000, die als
nog werden gevraagd.
Dat is ook wat, meende de heer Blooker,
een bagatel bij een raming van ?2,760,000 !
Nu, wij moeten erkennen dat dit niet
veel is, maar feitelijk is er, nu die
? 20,000 zijn toegestaan, een bedrag van
f 280,000 meer toegestaan, dan de oor
spronkelijke raming bedroeg, dat toch
altijd het gevolg is geweest van de wijze
van aanbesteding en uitvoering, dus van
de directie, die van P. W. uitging. In
de zitting van 28 Juni 1899 zeide de
heer Blouker, dat de aanvraag om een
nieuw crediet niet eerder was ingekomen
omdat »men de juiste cijfers heeft
willen geven" en nu was er op
een bedrag van ? 200,000 toch weer een
nadeelig verschil van /' 20,000.
De heer Sutorius heeft echter te veel
in 't algemeen gesproken, daardoor stond
hij zwak en zijn positie werd nog zwakker
toen de heer Fabius op nieuw den wet
houder van P. W. bijsprong door te ver
klaren, dat hij jaren lang lid was van
de commissie van bijstand, en dat hij kon
constateeren, dat in den regel de sommen,
waarvoor bij publieke aanbesteding werd
ingeschreven, waren beneden de raming.
DO heer Sutorius diende dus zijn beschul
diging in te trekken.
Nu had de wethouder Blooker in zijn
philippica tegen den heer Sutorius ook
nog gezegd, dat dergelijke voortdurende
ongegronde aanmerkingen van raadsleden
slechts konden dienen om de ambtenaren
er toe te voeren hun ramingen te ruim te
maken, dat zeker niet in het voordeel zou
zijn der gemeenttfinanciën ; maar wanneer
het juist is, wat de heer Fabius zeide.dat
in den regel beneden de raming werd in
geschreven, een feit, dat wij wel willen
aannemen, dan zou dit niet heen wijzen naar
een streven bij P. W. om de ramingen
zoo laag mogelijk te maken, ten minste
niet hooger, dan het bedrag, waarvoor de
verschillende werken kunnen worden uit
gevoerd.
Hoe dit zij, de heer Sutorius iets
dat hem niet vaak overkomt zat in de
klem, en hij redde er zich meer of min
uit, door te zeggen, dat hij het zoo erg
niet had bedoeld. Misschien hadden n
de heer Van Nierop a de heer Sutorius
gezwegen, indien zij niet de psychologische
werking ondervonden van de voorstellen
tot belastingverhooging.
De heer Sutorius ging een glas water
drinken en de voordracht werd goedge
keurd.
Ten slotte de benoemingen.
Het was by deze gelegenheid, dat de
heer Nolting zich beklaagde dat niet de
heer Hooghwinkel, hoofdopzichter van de
stadsreinigingsdienst, tot directeur was voor
gedragen, maar wel de heer J. F. de
l'Espinasse, kapitein, eerstaanwezend inge
nieur te Naarden. Die voordracht schreef
hij toe aan den invloed van den oud
minister Kool. Hij voor zich raadde zijn
mederaadsleden aan om den heer Hoogh
winkel inplaats van dezen officier te be
noemen, wien men den minister Bergansius
maar moest laten houden.
Nooit hebben we in de raadszaal van
de tafel van B. en W. een verklaring
gehoord betreffende een ambtenaar, die
zóó vleiend was als door den wethouder
Blooker omtrent den heer Hooghwinkel
werd afgelegd. B. en W. waren hem hoogst
dankbaar voor hetgeen hij gedurende de
ziekte en na het overlijden van den yorigen
directeur voor de gemeente had gedaan.
Hij had getoond te wezen strikt eerlijk,
zeer nauwkeurig, prettig in den omgang,
maar het was noodig dat aan het hoofd
van dezen tak van gemeentelijken dienst
stond »een wetenschappelijk nutu''.
N u had de wethouder bij de voordracht
van centrale inrichting nog medegedeeld,
dat we eerstdaags een voordracht te
wachten zijn voor de toepassing van het
verbrandingsproces op de stoffen, die aan
de Belt woorden verzameld, en wij-vragen
ons zelven af, welk wetenschappelijk man
bij het maken van deze ontwerpen had
voorgezeten.
Toch was het voor ons een ontdekking,
dat men in deze een genie-oificier de voor
keur geeft b. v. boven een chemicus; dat
in Breda het wetenschappelijk onderwijs
zóó ver gaat, dat men aldaar ook een
cursus geeft in het behandelen van fecaliën
enz , was ons niet bekend.
Er is nog een voordracht om den heer
Hooghwinkel onder-directeur te maken. Het
komt ons voor dat dit de beste weg is.
Zoo krijgt men een harmonisch geheel.
Praktijk en wetenschap, wetenschap en
praktijk zullen hand aan hand gaan en
voortaan zal »het wagentje van Boldoot"
terecht dien naam dragen.
A m s t., 28 Augustus. SECA.NS.
lllllllllMIIIIIIIIIIMIIIHIIIItllllllllllllllllllnilllMIMIIIIIIIIIMinilllllMHIW
SociaU
Het scMlspreclit in Nienw-Znid-f alen,
i.
Gelijk de lezers zullen weten, bestaat er
in Nieuw-Zeeland een verplicht
scheidsgerecht. Sedert 1894 zijn daar werkstakin
gen en lock-outs verboden. Alle arbeids
geschillen komen daar voor verplichte
verzoeningsraden en wanneer deze geene
verzoening tot stand kunnen brengen, voor
een verplicht scheidsgerecht hetwelk regel
matig tot grondslag neemt van zgne
besliseingen wat men het gewoonterecht zou
kunnen noemen. De werkgevers hebben er
daardoor het grootste belang bij de vorming
van vakvereenigingen te bevorderen ten
einde een gewoonterecht betreffende loon,
arbeidstijd en leerlingen wezen in het leven
te roepen. In de Europeesche landen schijnt
dit instituut tot dusver geen wortel te kun
nen schieten ; zelfs in Engeland hebben
de trade unions het voorstel van Ben Tillet
tot invoering van het scheidsgerecht naar
het voorbeeld van Nieuw-Zeeland met
groote meerderheid verworpen en wel uit
overweging, flat zij aan den klassenstaat
niet een zoo geweldig wapen in de hand
konden geven.
En toch zal het eenmaal zoover moeten
komen; toch zal ook in onze landen een
maal het fcheidegerecht het .middel worden
om de werkstakingen en de lock-outs met
hunne dikwijls vreeselijke zoowel
fipancieele als moreele gevolgen te voorkomen.
Daarom kan het groot nut hebben zooveel
mogelijk na te gaan hoe déscheidsgerechten,
die reeds bestaan, zijn ingericht en zoo wil
ik thans beschrijven het scheidsgerecht
dat door de industrial arbitration act van
10 Dec. 1901 in Nieuw Zuid Wales is in
het leven geroepen welke wet van kracht
is tot 30 Juni 1908 zooals in Tne labour
gazette is medegedeeld.
De ambtenaar van de registratie, die de
wet aanwijst, zal als een industrieele
vereeniging (industrial union) inschrijven:
a iederen persoon of vennootschap, die ten
minste 50 lieden in dienst heeft, b iedere
vakvereeniging of vereeniging van vakver
eenigingen, c iedere afdeeling. Aan een
zoodanige vereeniging zal hij een bewijs
van rechtspersoonlijkheid uitreiken. Indu
strieele vereenigingen zijn te verdeelen ia
industrieele vereenigingen van werkgevers
en die van werknemers. Het scheidsgerecht,
dat door _ de wet is in het leven geroepen,
bestaat uit een president, die moet zijn een
rechter uit den Hoogen Raad, te benoemen
door den gouvernuer, verder uit 2 andere
leden, eveneens te kiezen door den gouver
neur en wel l uit een voordracht van per
sonen door de industrieele vereeniging van
werkgevers en l uit een voordracht van
personen door de zoodanige vereeniging
van werknemers op te maken; bij ontbreken
van een dusdanige voordracht mag de
gouverneur kiezen dengene dien hij het
meest geschikt acht.
Ingeval een technisch vraagstuk aan het
scheidsgerecht ter beslissing is voorgelegd,
kan het 2 deskundigen aanwijzen van wie
l zal voorgedragen worden door de eene
partij, diéin het algemeen aan de zijde der
werkgevers en l door de andere partij, die
in het algemeen meer aan de zijde der
werknemers staat. Zoo is er zooveel mogelijk
voor gezorgd, dat in het scheidsgerecht de
beide partijen even krachtig zijn en beider
standpunten verdedigd kunnen worden.
Het scheidsgerecht heeft de bevoegdheid
aan te hooren en te beslissen naar recht en
billijkheid elk geschil, dat hem wordt voor
gelegd door een industrieele vereeniging of
den ambtenaar van de registratie en mag
oproepen getuigen en opeischen en onder
zoeken documenten. De wet bepaalt, dat
de president en ieder lid, voordat het
geschil zal worden onderzocht, moet zweren
aan niemand wien ook, mede te deelen
hetgeen als geheim bekend wordt omtrent
het bedrijf of de financieele positie der
getuigen of partijen op poene van een boete
van hoogstens 500 pound en ontslag uit
hunne functiön.
Gsene zaak mag toevertrouwd worden aan
en geen beroep mag gedaan worden op het
scheidsgerecht dan door een icdustrieele
vereeniging of door hem, dier gekrenkt is.
Ingeval een industrieele vereeniging een
geschil aan het oordeel van het gerecht onder
werpt, moet dat een gevolg zijn of van een