De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 31 augustus pagina 4

31 augustus 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1314 l * ?f ? merkt, «een schrik wekkenden blik in den ?kastengeest van de ambtenaarswereld. De grondwet kent geen onderscheid van stand, maar de administratie des te meer." Met dit »mandarijnendom'' paart zich een in grijpen in het gewichtigste staatsburgerlijke recht der ambtenaren: het recht eener ?vrije meening. Ojk dat is gebleken in de «aak van den heer Löhning. Toen de «egeering begreep, dat zij de «Maseregelung" van dezen hoofdambtenaar niet op grond "van een belachelijk stand-vooroordeel kon binven verdedigen, heeft zij getracht in de politieke gevoelens van den heer Löhning een motief voor diens ontslag te vinden. Deze heer zou namelijk de politiek der regeering tegenover de Polen niet in alle opzichten hebben gebillijkt; al was hij het met het beginsel dier politiek, de kunst?matige germanisatie van Oost-Pruisen, -geheel eens, de wijze waarop die politiek ?werd toegepast vond bij hem geen onver deelde instemming. In hoever hem dit zou hebben belet, zijne plichten als hoofdambtenaar der belastingen met de meeste nauwgezetheid waar te nemen zal wel *ltijd een raadsel blijven, naar welks op lossing de zonen van het»Vrije Germanie" te vergeefs zoeken. De Fall-Löhning heeft een ander incident van denzelfden aard in herinnering ge bracht, dat ook in Oost-Pruisen is afge speeld. Te Tilsit was gedurende 16 jaren de heer Thesing «Oberbürgermeister" ge weest en had die waardigheid met grooten ijver, tact en bekwaamheid vervuld. Drie jaren geleden verloofde hij zich met eene -weduwe, die als onderwijzeres aan eene tvan de stedelijke openbare scholen voor zich en hare kinderen den kost verdiende. )De vertegenwoordiger der regeering (Retgierungspriuident) te Tilsit, deelde den burgemeester mede, dat dit huwelijk, met eene hoogst achtbare vrouw, met zijne positie als hoofd van het gemeentebestuur ?onvereenigbaar was. De dame verklaarde zich onmiddellijk bereid den heer Thesing -zijn woord terug te geven, maar deze nam dit edelmoedig aanbod niet aan, en offerde ?liever zijn geheele carrière op. Trouwens ?de heer Tnesing was, als onafhankelijk en vrijzinnig man, der regeering reeds lang een doorn in het oog geweest. Het is jammer zegt het Berliner 'Tagebldtt dat zoowel de heer Löhning als de heer Taesiog, om zich aan verdere ?onaangenaamheden te onttrekken, pensioen hebben aangevraagd. »Er moest eens een dapper man opstaat), die, in het bewust zijn van zijn recht, concessiëa aan den 'kastengeeat weigerde. Dan zou men kunnen tien, hoever in Pruisen de macht van het vooroordeel reikt.' De opperpresident van Posen, wiens ?slachtoffer de heer Löhning werd, heeft als burgerlijk ambtenaar het advies inge wonnen van den kommandeerenden gene raal. Ook deze «mandarijn", om met de Frankfurter te spreken, verklaarde het hu welijk voor niét standesgemass. Dit is zeker niet vleiend voor den onderofficiersstand. Maar het ergste is, dat in zulke gevallen de burgerlijke autoriteiten, volkomen onnood ig, bij de militaire om raad vragen en dien raad opvolgen. »Zoo is het zeker geen wonder, als de militaristische vooroordeelen zoo taai worden gehandhaafd, en dat de militaire kroningen meenen, de geheele burgerij uit de hoogte te kunnen behandelen", zegt de Frankfurter, en het blad brengt die opmerking in verband met ? het ergerlijk naspel van het duel Blaskowitz?Hildebrandt. De duellant, die, met goedvinden van zijn regiments comman dant, zijn kameraad, die in geheel ontoerekenbaren toestand hem had »beleedigd", uitdaagde en doodde, heeft eene belache lijk kleine straf gekregen, en ook van dezs is hem nog de grootste helft kwijtgeschol den. Dit is op zich zelf reeda ergerlijk ge noeg, en in volkomen strijd met keizer Wilhelm's herhaalde philippica's tegen het duel. Maar dat de heer Hildebrandt, bij zijn invrijheidstelling, het voorwerp is geweest van eene officieele ovatie van de zijde der officieren van het garnizoen, waar hij ge nterneerd was, eene ovatie waaraan ook de minderen en de gemeene soldaten op bevel moesten deelnemen, is eene in hooge mate ergerlijke provocatie der openbare meening en een nieuw bewijs, dat in Pruisen »das Muit ar" zich alles tegenover de burgerij veroorlooft. »'sLands wijs, 's land eer" zullen sommigen schouderophalend zeggen. En anderen zullen ruiterlijk erkennen, dat die £er een oneer en een schande is. Zullen de verantwoordelijke autoriteiten 'voor deze en dergelijke misgrepen en machtsoverschrijdingen de verantwoordelijk heid aanvaarden, óók voor het in ons vorig nummer besproken telegram van den keizer aan den Beierschen prins regent ? Dat zal blijken bij de hervatting der zittingen van den Rijksdag en den Pruisischen Landdag. Voorloopig kan men aan de Frankfurter geen ongelijk geven als zij schrijft: »Het tegenwoordig devies van den Rtjkskanselier schijnt te zijn:»ik heet Bülow en weet van niets." Het wordt hoog tijd, dat de volks vertegenwoordiging den moed toone, den rijkskanselier het begrip van verantwoorde lijkheid wat beter duidelijk te maken." . De moordkampen(?) De concentratiekampen in de Transvaal en Oranje Vrijstaat dikwijls moordkampen genaamd, worden beschouwd als een der vele onwettige laagheden door de Engelschen in den oorlog begaan. Over het algemeen zijn de Engekchen niet gelukkig wat betreft hunne reputatie. Zeer ten onrechte spreekt men van »pernde Albion " Evenzeer ten onrechte werd lo Aug. 1814 in Parijs in den schouwburg drie maal enthousiast geapplaudiseerd het volgend vers uit ^Hamlet van Ducis. »L' Angleterre en forfaits trop souvent fut féconde." Waar de Engelschen nu toch al zoo te lijden hebben onder die wreede miskenning hunner ridderlijke nobele eigenschappen is het niet meer dan billijk onrechtvaardige opvattingen omtrent Engeland te weer leggen. Gelukkig ben ik daartoe in staat aan gaande de concentratiekampen aan de hand van The Bntish Medical Journal. Na een statistieke opgave van het bui tengewone ziekte- en sterftecijfer hooren wij de verklaring daarvan. Dr. Green van het Irenekamp erkende wel dat de tenten niet deugden voor zieken en dat er te weinig docters en verpleegsters waren en evenzeer onvoldoende kleedingDit waren echter maar kleinigheden, de hoofdzaak hooren wq van dr. WoodroffeHet buitengewoon hooge sterftecijfer aan mazelen werd veroorzaakt door »the a version of the Boers to fresh air and clean water; the helplesness and callousness of many daiing sickneas; their belief ia disgusting remedies; en door their unwillingness to help one another". Daar heb je het, dat is de oorzaak, maar »the sanitary conditioa of the camp is gqod." Verder was een scherpe wacht noodig »to prevent people from emptyingiheiri-bps at their front door." Waar zg daarvoor elders gelegenheid hadden wordt verzwegen. Maar nog erger in hunne ten ten »slops and stools are allowed to remain for hours without being removed, blankets and shawls are often used as drapers for bibies, with the resul t that the stencil is unbearable." Niemand begrijpt hoe moeilijk het is dat ?volk tegen te gaan in het gebruik van hun mtddeneeuwsche drankjes bestaande uit geitendrek en alsem. Hoe verbinden zij hunne wonden ? »R»gs wetted with human urine are used for open fl;sh wounds" en dat niettegenstaande die goede Engelschen ondanks hun te kort aan verpleegsters, doctoren en verbandmiddelen die verple ging zoo gaarne beter gezien hadden. Zeer terecht echter leest men weer verder dat die doctoren en verpleegsters «caniiot do a superhuman amount ofwork." Daar om waren dan ook de Eogelschen zoo wel willend en vriendelijk tegenover de vreemde ambulances, een wel villendheid die ook nooit genoeg gewaardeerd is. Dan moet men niet vergeten zegt l h British dat die vrouwen en kinderen lang niet gezond in die kampen kwamen. In tegendeel waren zij door het cqmmandoleven zoo uitgeput en half starved and broken down in health, dat zelfs de uit nemende karnap verpleging . en verzorging niet meer in staat was ze er boven op te halen. Verder troffen de Eagelschen het al zeer slecht dat juist die kampmazelepidemie zoo kwaadaardig was, wat hun toch niet te wüten was. Dan »the dirly personal habits of the Boers" ondanks de Engelsche zorg voor voldoende kleeding der kampbewoners, their use of i n proper and often disgusting remedies and their ignorant errors ot' dietetics in regard to young children, maakten iedere goede succesvolle behande ling onmogelijk. Hoofdzaak was echter de liefhebberij der Boeren in contaminating the soi around their tents, daar waren ze dol op. Er wordt dan ook in dit artikel op ge wezen dat zij wier echtgenooten op commando waren even goed behandeld werden als de weduwen en wezen en zij die zich overge geven hadden. Deze laatste werden be handeld with the liberalily tbey deserve, zoodat die echtgenooten van strijdende Boeren behandeld werden met »undue generosity". Kan het edeler ? In dezelfde British komt dr. Velenski ons vertellen, dat hij doctor was van de blokhuiegarnizoenen bij Bethulie Bridge en vandaar veel geroepen werd bij zieke Boerenkinderen in de Kaapkolonie. De moeders daar waren nog dommer dan onder de allerlaagste standen in Engeland. Die domheid, with regard to the dietary of children, was oorzaak van het hooge sterfte cijfer in de kampen, een cijfer niet veel hooger dan in de Boerenhuizen. Dr. George Turner spreekt dan ook van the Stupidily of the Boer mothers. Zoo ziet men hoe die Engelschen weer verkeerd beoordeeld zijn. Die vuile Boeren zouden na eenigejaren wel uitsterven. Tegen zoo'n hoog sterfte cijfer is op den duur geen volk bestand, zelfs al hebben zij ouderwetsche gezinnen. Met een beetje geduld was dus Zuid-Afrika toch Engelsch geworden. Die kostbare bloedige oorlog was voor dat doel on noodig, alleen om beschaving en een beter bestuur aan die arme verdoolden te brengen, vatte Engeland de wapens op Dat die bescha ving der Boerenmoeders, het Boerenras niet alleen voor uitsterven behoeden zal, maar met het oog op hun anti-malthusiaansche ideeën, het op den duur de suprematie in Zuid-Afrika zal brengen, was het edele Engeland geen bezwaar. Doe wel en zie niet om, was hier de gedachte van C liamberlain. Nu wij dit alles van de British weten past het ons met ootmoed onze excuses te maken over de uitdrukking moordkampen en liever de Boerenhuizen moordhuizen te noemen. Wel komt een oogenblik de gedachte bij ons pp, hoe jammer het is de Boeren die hygiënische beschaving door een oorlog moest opgedrongen worden. Hadden zij zich die dertig jaar geleden eigen gemaakt waardoor niet dertig jaar lang hun huizen moordhuizen waren, dan zouden er nu zeker Boeren genoeg geweest zijn om Engeland niet alleen uit de Transvaal en Vrijstaat te houden maar ook om ze de Kaapkolonie uit te drijven. Maar nu, Eere aan het edele Engeland. De Boeren kunnen nu terecht zingen de volgende variatie op de woorden van LS'H : Vivent Edward. Et ses guerriers vaillants! De ces pays II sauve les enfants. Par sa victoire II nous donne la paix Et compt' sa gloire Par ses nombreux bienfaits. P. J. DE BRUÏNE PLOOS VAN AMSTBL. Hoofdmomenten uit den gemeen! eraad. VIL Zorgeolle raadsleden. De eerste psychologische werking der begrooling. ,Da boel gaat toch op." l)e onaanl'JstLaarheid vaa Puttiete Werken. Een wetenschappelijk man. Een paar voordrachten, die ons op het zelfde oogenblik gewerden als de begroo ting voor 1903, leerden ons dat a de percentage van de directe belasting naar het inkomen n de opcenten op het personeel aanmerkelijk zullen worden verhoogd ... tenzij het den gemeenteraad gelukke op een andere wijze de begrooting sluitend te maken. Het ia voor een gemeenteraadslid altijd een onaangename positie, om mede te moeten werken aan de verhooging der belastingen. Ten eerste wordt hij zelf daar door ook getroffen en ten tweede schrijft de goede burgerij allicht aan zijn welwillend meegaan met financieele voorstellen van B en W., aan ontstentenis van de noodige controle, het administratieve tekort toe, dat thans door verhooging der belastingen moet gedekt worden. De diverse aangezichten der leden toon den dan ook iets gedrukts, toen de heeren elkander na hun vacantie wier begroetten en hoewel de agenda niet heenwees naar veel gewichtige momenten, was het toch te verwachten dat bij de eerste de beste gelegenheid zich zou uiten, wat daar diep leefde in de gemoederen der raadsleden. Het gebeurde reeds bij een zeer eenvou dige voordracht. Aan de Bilderdijkkade, hoek Potgieterstraat vindt men de Centrale inrichting van den stadsreinigiogsdienst. Op dat terrein ia een stal voor 120 paarden, die echter geheel bezet is. Een twintigtal paarden moeten gestald worden in een houten gebouw. Kostbaar materieel staat voor een groot gedeelte onbeschermd in de open lucht en met het oog op dezen toestand vroegen B- en W. / 22,000 aan voor vergrooting van den stal en het maken van een paar bergplaatsen. De heer Van Nierop, die de centrale inrichting kennelijk verwarde met de Belt hij vroeg toch hoe het met de plannen tot verplaatsing daarvan stond, een vraag, die met deza voordrachtvniets hal tema ken stelde voor om met de behandeling te wachten, totdat de nieuwe directeur zou zijn benoemd. Deze kon nog wel hoogere eischen stellen. Het baantje van directeur van een der gemeentebedrijven was toch een aangename betrekking, daar deze heeren in den regel alles kregen wat zij vroegen. Twee raadsleden vielen den heer Van Nierop bij. De heer Kamerlingh Oanes wilde de daklooze paarden stallen in de stalruimte, die door de invoering van de elecirische beweegkracht, in de stallen van de gemeentelijke tram was opengekomen; de heer Korthals Attes, zeide dat de heer Van Nierop gelijk had en maakte toen de wijsgeerige opmerking, dat men, alvorens paarden te koopen, eerst moest zorgen voor stallen, alsof de stadsreinigingsdienst eerst van gister dagteekende en de uitbreiding der stad niet telkens vermeerdering van paarden noodzakelijk maakte. Het komt ons voor dat noch de heer Van Nierop noch de heer Korthals Altes ooit een kijkje hebben genomen in bovengenoemde cen trale inrichting. Het was den wethouder Blooker niet moeilijk om aan te toonen, dat het niet opging, om bij het eene bedrijf gebruik te maken van de hulpmiddelen, die een ander bedrijf kon geven. Dit moest verwarring in de administratie geven, vooral omdat de dieren ook gevoederd moeten worden, waar aan de heer Kamerlingh Onnes niet scheen te denken. Toch zetten enkele raadsleden bedenke lijke gezichten; de tijd der groote batige saldo's is voorbij, zuinigheid moet voortaan het wachtwoord wezen en wellicht zou de voordracht een minder gunstig lot hebben ondergaan, ware 't niet dat de heer Fabius voor den heer Blooker in de bres sprong: Onder de motieven, welke B. W. aan voerden om hun belastingverhooging te recht vaardigen, las men ook de hoogere kosten, welke het openbare onderwijs na zich sleept. Zinspelende op hetgeen de heer Van Nierop omtrent de aangename positie van een directeur van een der gemeentebedrijven had gezegd, merkte de heer Fabius op, dat hij een nog veel aangenamer be trekking kende, die van wethouder van onderwijs, die in alles zijn zin kreeg ... vooral met behulp van den heer Van Nierop. Vermanend en een klein staaltje gevende van hetgeen men van hem bij de behande ling der begrooting heeft te verwachten, zeide de hei r Fabiup, dat n e.i het zuinigheidsargument elders te berde moest brengen dan bij deze voordracht. Als hij, de heer Fabius, straks in gewichtiger zaken finan cieele bezwaren zou uiten, dan vrorg hij de hulp van den heer Van Nierop. Nu antwoordde de heer Van Nierop wel dat er een gróót onderscheid bestaat tusscheu het onder dak brengen van kin deren, die anders verstoken zouden zijn van onderwijs, en dat van paarden, waar voor men berging elders had, dat de heer Fabius, als altijd het onderwijs er met de haren bij 'halende, nu kennelijk van de stelling uitging: »de boel gaat toch op, laat hij nu maar heelemaal op de flesch gaan", maar voor ditmaal had de heer Blooker gewonnen spel en werd de voor dracht met 19 tegen 12 stemmen aan genomen. Dat later de voorzitter Van Hall de burgemeester is nog buitenslands een op de agenda voorkomende voordracht om op een terrein gelegen aan den hoek der Pontanus- en Donselaerstraten een openbare lagere school te bouwen voor 500 leerlingen, waarvan de kosten geraamd waren op ? 78,700, aanhield tot een volgende vergadering, toonde aan, dat hij den hèir Fabius ten minste in deze zitting niet ia de gelegenheid wilde stellen om zijn stokpaardje te berijden en den heer Van Nierop uit te noodigen achter hem plaats te nemen. De heer Blooker moest nog eens in het vuur. Men zal zich herinneren dat in 1895 ouder den drang der omstandigheden volgens de raming ?2,500,000 werd toe gestaan voor het bouwen van een nieuw Handels-Entrepot. Daarna is in de ver gadering van '25 Juni 1899 nog eens toe gestaan ?260,000, dat volgens den heer Kuipers het gevolg was van het aanbesteden in gedeelten. De ijserprijzen waren in dien tij i gestegen en men kon later niet zoo goedkoop aanbesteden als toen de onderbouw werd aanbesteed. Daarna is er nog eeu crediet van f 125,000 bijgekomen voor eenige werken, noodig voor een goede exploitatie. Bij het opmaken van de rekening bleek het dat daaraan nog een bedrag van f 20,000 ontbrak en dat er verder nog enkele werken noodig waren, die op hun beurt ?30,000 vorderden. En het was bij de behandeling der voordracht om opnieuw een crediet van ?50,000 voor het Gemeentelijk HandelsEntrerót toe te staan, dat wij het tweede hoofdmoment in deze zitting konden constateeren. Spookte in den geest van den heer Sutorius de herinnering aan vroegere dagen, toen men zich bij den bouw van het Wilhelmina-Gasthuis liefst vijf ton in de raming had vergist, dacht dit raadslid aan de raming van het Suasso-Museum, die zelfs onder de hoogere ambtenaren bij P. W. een slachtoffer maakte wij weten het niet, maar zeker was het on voorzichtig, toen hij zich de uitdrukking liet ontvallen, dat hij tot zijn leedwezen moest constateeren dat de opgaven en begrootingen van P. W. vaak zoo zeer ver schilden van de uitkomsten. »Niet n raming is er", zeide hij, »die niet later wordt aangevuld". Het is een genot om den heer Blooker te hooren, wanneer hij daar staat als de beleedigde onschuld. «Deze opaaerking," riep ,hlj uit, »mist alle waarheid. Zij is volkomen onjuist. Zoo lang ik wethouder ben, zijn deze zaken slechts bij hooge uitzondering voor gekomen. Laat de heer Sutorius het be wijs leveren van zijn beschuldiging, maar dat kan hij niet!" Nu, dat kon de heer Sutorius alleen door te wijzen op de f 20,000, die als nog werden gevraagd. Dat is ook wat, meende de heer Blooker, een bagatel bij een raming van ?2,760,000 ! Nu, wij moeten erkennen dat dit niet veel is, maar feitelijk is er, nu die ? 20,000 zijn toegestaan, een bedrag van f 280,000 meer toegestaan, dan de oor spronkelijke raming bedroeg, dat toch altijd het gevolg is geweest van de wijze van aanbesteding en uitvoering, dus van de directie, die van P. W. uitging. In de zitting van 28 Juni 1899 zeide de heer Blouker, dat de aanvraag om een nieuw crediet niet eerder was ingekomen omdat »men de juiste cijfers heeft willen geven" en nu was er op een bedrag van ? 200,000 toch weer een nadeelig verschil van /' 20,000. De heer Sutorius heeft echter te veel in 't algemeen gesproken, daardoor stond hij zwak en zijn positie werd nog zwakker toen de heer Fabius op nieuw den wet houder van P. W. bijsprong door te ver klaren, dat hij jaren lang lid was van de commissie van bijstand, en dat hij kon constateeren, dat in den regel de sommen, waarvoor bij publieke aanbesteding werd ingeschreven, waren beneden de raming. DO heer Sutorius diende dus zijn beschul diging in te trekken. Nu had de wethouder Blooker in zijn philippica tegen den heer Sutorius ook nog gezegd, dat dergelijke voortdurende ongegronde aanmerkingen van raadsleden slechts konden dienen om de ambtenaren er toe te voeren hun ramingen te ruim te maken, dat zeker niet in het voordeel zou zijn der gemeenttfinanciën ; maar wanneer het juist is, wat de heer Fabius zeide.dat in den regel beneden de raming werd in geschreven, een feit, dat wij wel willen aannemen, dan zou dit niet heen wijzen naar een streven bij P. W. om de ramingen zoo laag mogelijk te maken, ten minste niet hooger, dan het bedrag, waarvoor de verschillende werken kunnen worden uit gevoerd. Hoe dit zij, de heer Sutorius iets dat hem niet vaak overkomt zat in de klem, en hij redde er zich meer of min uit, door te zeggen, dat hij het zoo erg niet had bedoeld. Misschien hadden n de heer Van Nierop a de heer Sutorius gezwegen, indien zij niet de psychologische werking ondervonden van de voorstellen tot belastingverhooging. De heer Sutorius ging een glas water drinken en de voordracht werd goedge keurd. Ten slotte de benoemingen. Het was by deze gelegenheid, dat de heer Nolting zich beklaagde dat niet de heer Hooghwinkel, hoofdopzichter van de stadsreinigingsdienst, tot directeur was voor gedragen, maar wel de heer J. F. de l'Espinasse, kapitein, eerstaanwezend inge nieur te Naarden. Die voordracht schreef hij toe aan den invloed van den oud minister Kool. Hij voor zich raadde zijn mederaadsleden aan om den heer Hoogh winkel inplaats van dezen officier te be noemen, wien men den minister Bergansius maar moest laten houden. Nooit hebben we in de raadszaal van de tafel van B. en W. een verklaring gehoord betreffende een ambtenaar, die zóó vleiend was als door den wethouder Blooker omtrent den heer Hooghwinkel werd afgelegd. B. en W. waren hem hoogst dankbaar voor hetgeen hij gedurende de ziekte en na het overlijden van den yorigen directeur voor de gemeente had gedaan. Hij had getoond te wezen strikt eerlijk, zeer nauwkeurig, prettig in den omgang, maar het was noodig dat aan het hoofd van dezen tak van gemeentelijken dienst stond »een wetenschappelijk nutu''. N u had de wethouder bij de voordracht van centrale inrichting nog medegedeeld, dat we eerstdaags een voordracht te wachten zijn voor de toepassing van het verbrandingsproces op de stoffen, die aan de Belt woorden verzameld, en wij-vragen ons zelven af, welk wetenschappelijk man bij het maken van deze ontwerpen had voorgezeten. Toch was het voor ons een ontdekking, dat men in deze een genie-oificier de voor keur geeft b. v. boven een chemicus; dat in Breda het wetenschappelijk onderwijs zóó ver gaat, dat men aldaar ook een cursus geeft in het behandelen van fecaliën enz , was ons niet bekend. Er is nog een voordracht om den heer Hooghwinkel onder-directeur te maken. Het komt ons voor dat dit de beste weg is. Zoo krijgt men een harmonisch geheel. Praktijk en wetenschap, wetenschap en praktijk zullen hand aan hand gaan en voortaan zal »het wagentje van Boldoot" terecht dien naam dragen. A m s t., 28 Augustus. SECA.NS. lllllllllMIIIIIIIIIIMIIIHIIIItllllllllllllllllllnilllMIMIIIIIIIIIMinilllllMHIW SociaU Het scMlspreclit in Nienw-Znid-f alen, i. Gelijk de lezers zullen weten, bestaat er in Nieuw-Zeeland een verplicht scheidsgerecht. Sedert 1894 zijn daar werkstakin gen en lock-outs verboden. Alle arbeids geschillen komen daar voor verplichte verzoeningsraden en wanneer deze geene verzoening tot stand kunnen brengen, voor een verplicht scheidsgerecht hetwelk regel matig tot grondslag neemt van zgne besliseingen wat men het gewoonterecht zou kunnen noemen. De werkgevers hebben er daardoor het grootste belang bij de vorming van vakvereenigingen te bevorderen ten einde een gewoonterecht betreffende loon, arbeidstijd en leerlingen wezen in het leven te roepen. In de Europeesche landen schijnt dit instituut tot dusver geen wortel te kun nen schieten ; zelfs in Engeland hebben de trade unions het voorstel van Ben Tillet tot invoering van het scheidsgerecht naar het voorbeeld van Nieuw-Zeeland met groote meerderheid verworpen en wel uit overweging, flat zij aan den klassenstaat niet een zoo geweldig wapen in de hand konden geven. En toch zal het eenmaal zoover moeten komen; toch zal ook in onze landen een maal het fcheidegerecht het .middel worden om de werkstakingen en de lock-outs met hunne dikwijls vreeselijke zoowel fipancieele als moreele gevolgen te voorkomen. Daarom kan het groot nut hebben zooveel mogelijk na te gaan hoe déscheidsgerechten, die reeds bestaan, zijn ingericht en zoo wil ik thans beschrijven het scheidsgerecht dat door de industrial arbitration act van 10 Dec. 1901 in Nieuw Zuid Wales is in het leven geroepen welke wet van kracht is tot 30 Juni 1908 zooals in Tne labour gazette is medegedeeld. De ambtenaar van de registratie, die de wet aanwijst, zal als een industrieele vereeniging (industrial union) inschrijven: a iederen persoon of vennootschap, die ten minste 50 lieden in dienst heeft, b iedere vakvereeniging of vereeniging van vakver eenigingen, c iedere afdeeling. Aan een zoodanige vereeniging zal hij een bewijs van rechtspersoonlijkheid uitreiken. Indu strieele vereenigingen zijn te verdeelen ia industrieele vereenigingen van werkgevers en die van werknemers. Het scheidsgerecht, dat door _ de wet is in het leven geroepen, bestaat uit een president, die moet zijn een rechter uit den Hoogen Raad, te benoemen door den gouvernuer, verder uit 2 andere leden, eveneens te kiezen door den gouver neur en wel l uit een voordracht van per sonen door de industrieele vereeniging van werkgevers en l uit een voordracht van personen door de zoodanige vereeniging van werknemers op te maken; bij ontbreken van een dusdanige voordracht mag de gouverneur kiezen dengene dien hij het meest geschikt acht. Ingeval een technisch vraagstuk aan het scheidsgerecht ter beslissing is voorgelegd, kan het 2 deskundigen aanwijzen van wie l zal voorgedragen worden door de eene partij, diéin het algemeen aan de zijde der werkgevers en l door de andere partij, die in het algemeen meer aan de zijde der werknemers staat. Zoo is er zooveel mogelijk voor gezorgd, dat in het scheidsgerecht de beide partijen even krachtig zijn en beider standpunten verdedigd kunnen worden. Het scheidsgerecht heeft de bevoegdheid aan te hooren en te beslissen naar recht en billijkheid elk geschil, dat hem wordt voor gelegd door een industrieele vereeniging of den ambtenaar van de registratie en mag oproepen getuigen en opeischen en onder zoeken documenten. De wet bepaalt, dat de president en ieder lid, voordat het geschil zal worden onderzocht, moet zweren aan niemand wien ook, mede te deelen hetgeen als geheim bekend wordt omtrent het bedrijf of de financieele positie der getuigen of partijen op poene van een boete van hoogstens 500 pound en ontslag uit hunne functiön. Gsene zaak mag toevertrouwd worden aan en geen beroep mag gedaan worden op het scheidsgerecht dan door een icdustrieele vereeniging of door hem, dier gekrenkt is. Ingeval een industrieele vereeniging een geschil aan het oordeel van het gerecht onder werpt, moet dat een gevolg zijn of van een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl