Historisch Archief 1877-1940
No. 1314
DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
etbesluit genomen door de meerderheid van
de leden der vereeniging, daartoe opzettelijk
bijeengeroepen, of van een besluit van de
.meerderheid der vertegenwoordigers van de
leden, ingeval de ambtemaar der registratie
van oordeel ia, dat het onuitvoerbaar is
een meeting van alle leden te houden. Deze
ambtenaar heeft de bevoegdheid het gerecht
kennis te geven van elke .overtreding van
de wet o) van een bevel of uitspraak van
het gerecht en verder voor het gerecht te
brengen een arbeidsgeschil ingeval de par
tyen of een van haar geen industneele
vereeniging zijn.
De wet bepaalt ook, dat elke industrieele
vereeniging een overeenkomst betreffende
een arpeidsaangelegenheid met een andere
vereeniging of een werkgever kan sluiten,
welke overeenkomst, indien zij is aangegaan
voor bepaalden tnd, 3 jaren niet te boven
gaande en aan den meergenoemden amb
tenaar in afschrift is medegedeeld, zal
binden de partgen en iedereen, die lid is
van een aldus contracteerende vereeniging.
Deze overeenkomst zal hetzelfde efiect
hebben en zal op' dezelfde wijze worden
ten uitvoer gelegd als een beslissing van
.het scheidsgerecht, ?
Ten einde de werking van het scheids
gerecht beter te leeren kennen, is het
gewenftcht DQ enkele bepalingen der wet stil
te staan en wel bjj die, welke betreffen
werkstakingen en lock-outs, ontslaan van
ondergeschikten, vaststelling van een
minimum-lpon, voorkeur geven aan leden van
vereenigingen als werknemers en ten
uitvoorlegging van bevelen en beslissingen
van het scheidsgerecht.
Zoo bepaalt art. 34 betreffende werk
stakingen en lock-outs het volgende:
Hjj, die of voordat een zekere tijd is
verloopen nadat een geschil voor het
scheidsgerecht is gebracht of hangende de
procedure van het gerecht, eenige hande
ling verricht van lock-out of staking of
daartoe aanzet of zijne medewerking ver
leent, kan gestraft worden met een boete
van hoogstens 1000 pound of een
gevangenisstraf van,hoogstens 2 maanden.
Deze bepaling wil mg voorkomen van
groot gewicht te zijn en hoogst noodzakelijk,
wil er iets van de bedoeling tot haar recht
komen. Indien toch een geschil in handen
gesteld is van het scheidsgerecht en indien
uit de zaak bestudeert en tracht tot een
? oplossing te brengen, moet er niets geschie
den waardoor er een geheele verandering
in den toestand wordt gebracht. Green
werkstaking of lock-out moet het aan het
scheidsgerecht onmogelijk maken den toe
stand zuiver te beoordeelen. De partgen
zijn dus gebonden gedurende het proces
den toestand' te laten zooals deze is en den
overtreder wacht een straf, die betrekkelijk
hoog kan worden opgevoerd. Deze bepaling
is daarom goed omdat de pr act ij k geleerd
heeft, dat in menig geval bij ons te lande
een Kamer van Arbeid, die toch al, zoo
zelden in een arbeidsgeschil wordt gemengd,
de zaak na deze te hebben aangevat, moest
laten rusten, omdat een der partijen
intuseohen gemeend had beter zelf haar eigen
rechter te kunnen zijn en het tweesnijdend
zwaard van staking of lock-out had aan
gegrepen ter verdedigingharer belangen. De
wetgever in Nieuw-Zuid-Wales heeft daarom
een goed inzicht in de materie gehad en
heeft gemeend de» partijen dezen pas te
moeten afsnijden.
. BB nog enkele gewichtige bepalingen wil
ik in een slotartikel stilstaan.
Kampen. Mr. dr. H. 8. VELDMAN.
milililililMiiiini
Drama in vier bedrijven met muziek,
door RENÉMOBAX.
«La nnit des Quatre-Temps" (Quatertemper)
is een oorspronkelijk Zwitsetsch drama in den
volsten zin des woords; vrij van Scandinavische
of modern-Duitsche invloeden; wel eens eene
opfrisaching ia deze sombere tijden, waarin we
meestal gebroken van «Weltschmerz" den schouw
burg verlaten.
Met zooveel enthousiasme werd dit stuk in
het Eransch sprekende Zwitserland begroet, dat
een tweede druk al spoedig noodzakelijk was
en in Genève, Lausanne en elders werd het
voor stampvolle zalen opgevoerd. Aten sprak
gedurende eenigen tijd over niets anders, de
kranten waren vol lof en men droomde reeds
van opvoeringen te Parijs....
Eene oude volkslegende heeft den auteur
componist de stof voor dit drama geleverd;
opmerkelijk is het dat de Zweedsche schrijfster
Selma Lagerlöf ongeveer dezelfde sage in «de
Koninginnen van Kuogaballa" verhaalt.
De hoofdinhoud van «La nnit des
QuatreTemps" is in korte trekken als volgt:
Karl, een jonge, Zwitsersche boer heeft zijne
bruid door den dood verloren en troosteloos
over dit verlies is de vroeger zoo vroolijke, op
gewekte kameraad stug en prikkelbaar geworden,
opstuivend bij de minste (gelegenheid. Hij is
echter de eenige wien het niet bekend is dat
zijne bruid Monique een slecht leren beeft ge
leid en dit lange treuren over eeue nietswaardige
hindert zijne makkers. In het eerste bedrijf
zien wij hem om eene kleinigheid hevige ruzie
maken met zijn' vroegeren vriend l'ranz en deze
is nu van plan Karl de oogen te openen en
hem te vertellen wat er in- het dorp over
Monique wordt rondgeflaisterd. Intusschen heb
ben Karl, Franz en eenige anderen het plan
gemaakt dien dag naar «Bellalp" te klimmen,
een hutje dicht bij de gletschers, om hout te
hakken en Karl zal er met een paar makkers
overnachten. Maar het is Quatertemper en
sombere, waarschuwende stemmen flaisteren van
de verschrikkingen die hen in Bellalp wachten.
Weten ze dan niet dat bet de gevreesde nacht
van den Doodenoptocht is P Want dan dwalen
zij rond over de eenzame gletschers, in droeven
optocht, de bleeke schimmen van hen die in
schuld en zonde onbekeerd gestorven zijn. Doch
men vertrekt, Karl dok, niettegenstaande de
smeekbeden van zijne oude moeder. De berg
wordt bestegen. Het tweede bedrijf speelt daar
boven in Bellalp.
Aan weerszijden van het tooneel een hutje
omringd door dennenboomen; in de verte schittert
de gletscher. Hier komt het tot eene uitbarsting
tusschen Karl en Franz en de laatste vertelt
meedoogenloos de geruchten die over Monique
in omloop zijn. Karl gelooft het niet en wil
zijn vroegeren vriend te lijf, slechts met moeite
houdt men hem tegen....
De avond valt... men hoort vreemde ge
luiden: tromgeroffel, schel gefluit... het nadert
meer en meer met klagend gezang ...De Dooden
optocht. De anderen nemen de vlucht en Karl
blijft over allén in den duisteren nacht, te
midden der gletschers. In dichte vlokken dwar
relt de sneeuw... En "dan trekken de geesten
voorbij in witte gewaden, met gebogen hoofd.
Zrj treden een hutje binnen en door de plotse
ling verlichte vensters ziet Kar l-hoe zij zwijgend
ronddraaien in lanezamen wals... En in eene
van die schimmen herkent bij Monique!
In het derde bedrijf is Karl eene hut binnen
gesneld en tuurt naar buiten, ontzet over het
geen bij gezien beeft. Men hoort zacht klagende'
muziek en gezang; het wordt luider, de muziek
woester, het gejammer der ongelukkigen wan
hopiger. Zij smeeken om een beetje licht, een
beetje vuur, om hunne koude, verstijfde lede
maten te ontdooien.
De deur gaat open en de schim van Monique
verschijnt op den drempel. Dan volgt een lang
gesprek tnsschen Kari en zijne vroegere bruid,
afgewisseld door het klagend gezang der geesten,
die om de hut heen zwerven, langs ruiten en
deuren ? strijkend, smeekend om vuur, Monique
belijdt haar schuld en zegt hoe zij boete doet
voor haar zondig leven: ,TJne fois l'an,laNuit
des. Quatre-Temps, nous goütons les plaisirs qui
nous ont conduits au mal. Mais la gaiténe
préside pas a nos danses." Eerst nu begrijpt
Karl dat Franz waarheid heeft gesproken en m
eene opwelling van drift verstoot hij haar. De
morgenstond nadert, de Angelus luidt, de schim
men roepen en Monique moet hen volgen. De
nevels trekken op?de dag breekt aan. Monique
verdwijnt, en Karl plotseling berouw voelende
en vol medelijden voor de ongelukkige die hij
eens heeft liefgehad, snelt haar na: «Monique,
ik vergeef je... Monique I...
Het vierde bedrijf speelt weer beneden in het
dorp. Eenige vrouwen zijn bezig met
waterscheppen en het gesprek loopt over Karl. Angstige
vermoedens doen zich hooren ... hij is niet terug
gekomen... iets moet hem overkomen zijn .,.
het was Quatertemper....
De doodsklok begint te luiden, men luistert
vol vrees... Twékeer, dan is het voor eene
vrouw, drie keer voor een' man, en de klok
heeft al twee keer geluid. Karl's oude moeder
voegt zich bij de wachtenden, den rozenkrans in
de handen, het hoofd gebogen. De doodsklok
luidt ten derde male. Eene rilling gaat door de
menigte. «Drie keer, drie keer" mompelt de
oude vrouw, «dat is de doodsklok voor Karl".
Zij knielt neer bij het houten kruis op den
dorpsweg en zij smeekt de Heilige Maagd haar dit
leed te besparen. «Geef mij mijn' zoon terug, o
Moeder der Smarten", en de andere vrouwen,
alle knielend, herhalen: «Ave Maria".
Eene slede nadert, getrokken door mannen
uit het dorp; zij brengen het lijk van Karl. Zij
hebben hem gevonden, uitgestrekt in de sneeuw,
dicht bij de gletsofaer en ... zij zeggen het slechts
fluisterend ... hij had geen enkele wond ...
De oude moeder ziet de slede, zij slaakt een
bardv'erscheurenden kreet en werpt zich op het
lijk van baar zoon. Hier valt het scherm.
De groote bekoring van dit drama ligt inde
eenvoud en natuurlijkheid der voorstelling. Ik
heb de Zwitsers zien snikken bij de opvoering,
want het spreekt tot hun hart. Er zijn er velen
die hun offer' hebben moeten brengen aan die
koude gletschers en besneeuwde toppen. Het
treurspel bier ten tooneèle gevoerd, de moeder
bij het bevroren lichaam van haar zoon, het is
helaas maar al te zeer uit het leven gegrepen
en menige droeve herinnering wordt opgewekt.
Alles werkt er toe bij om de voorstelling treffend
te maken: de meesterlijk geschilderde decors
(vervaardigd door den broeder van dea schrijver)
die ons Zwitsersch dorpje tot in de kleinste
bijzonderheden op artistieke wijze weergeeft, de
getrouw gevolgde kleeding en taal der dorpe
lingen en de droeve, klagende muziek die hier
eu daar de actie begeleidt. Vooral de scène in
de herberg, wanneer de verbaled over den
Doodeiïoptocht rondgefluisterd worden is bijzonder
goed geteekend. Het valt echter niet te ont
kennen dat het stuk hier en daar zeer zwakke
zijden heeft, vooral wat het. derde bedrijf be
treft : De scène tnsscben Karl en den Geest van
Monique duurt te lang en de houdingen van
wanhoop en ontzetting die Karl gedwongen is
aan te nemen gedurende dit gesprek, dat steeds
onderbroken wordt door het gezang der geesten,
grenzen aan het belachelijke. Ook de
Doodenoptocht zon meer effect gehad hebben, ware zij
aan onze verbeelding overgelaten: het begelei
dende tromgeroffel, het schelle fluiten, de ge
heimzinnige muziek Op een halfdonker tooneel
ware immers voldoende geweest, maar dikke,
mollige in lakens- gehulde geesten over het too
neel te zien stappen, waarlijk dat deed soms
denken aan een vroolijk verkleedpartijtje.
Moge het succes dat dit drama gehad heeft
den schrijver tot aanmoediging strekken. Een
nationaal Zwitsersch tooneelstuk zal steeds groote
bekoring hebben, niet alleen voor de Zwitsers
zelf, maar voor allen die dit land bezoeken en
hebben leeren kennen.
Co
? O.
Illlllllllllllllll
LTTUIL*
De eerste internationale tentoonstelling Toor
moderne decoraiieye binst te Turijn.
n.
Het programma geeft drie klassen aan, welke
te zamen de geheele sierkunst omvatten, nl.:
1°. het moderne huis en zijn inwendige decora
tieve elementen; 2°. de moderne kamer als
decoratief geheel; 3°. het huis en de straat als
decoratief geheel. Onder de eerste rubriek vallen
o.a. de ceramische producten, glas en mozaïek,
tapijt- en borduurwerk, bewerkt bout en metaal,
boekdrukkunst en in 't algemeen graphische
kunst, boekbanden, meubels en sieraden. De
tweede klasse bevat geheel complete kamers voor
verschillende doeleinden; de derde klasse omvat
ontwerpen van gebouwen en onderdeelen ervan,
bruggen, straten en pleinen als ensemble en de
uitwendige decoratieve versieringen. Uit den
aard der zaak zijn geheel uitgevoerde werken
zeldzaam; behalve door de tentoonstellings
gebouwen is deze rubriek alleen vertegenwoordigd
door 't paviljoen en de villa van Oostenrijk.
Om te beginnen: de ceramiek. Italiëheeft op
dat gebied veel werk geleverd, doch slechts twee
fabrieken slaagden er in iets smaakvol» te schep
pen. De eene sociétéde la córamique de
Florence die een drietal vertrekken inneemt,
maakt heel goed werk in den trant van 't bekende
Kopenhaagsche porcelein. Ook heeft men daar
zeer goede potjes met metaal «flexien verkregen,
terwijl een nieuw procédéten doel heeft, ook
grootere stukken gebakken aarde voort te bren
gen, voor decoratieve binnenversiering, bijv.
schoorsteenmantels enz. Zoo wordt de ingang
van een der vertrekken gevormd door een front
gebouwd van stukken «giès", versierd met
basreliefs van t rent a cotta; 't is zeer verdiens
telijk; degelijk werk. Tegels maakt deze fabriek
eveneens; de teekening er van is zeer oorspron
kelijk en bovendien slaagde men er in ook aan
deze een metaalglans te geven. De andere fabriek
maakt veel majolica, dat bij 't andere Italiaansehe
werk gunstig afsteekt door goeden vorm eu wel
gekozen kleuren. Een derde fabriek societa
ceramica, Ginori exposeert een groote eet
kamer met complete serviezen, doch waarbij
weinig mooi werk is. Heel goed is de badkamer
van dezelfde firma: de wanden van witte tegels
met groene lijsten van steengoed, bevatten boven
knip en tafel ondiepe nissen voor berging van
kleine voorwerpen. De spiegels zijn omlijst met
witte pn fielt egels; aardige meubels van blank
hout en stoelen met biezen zitting maken deze
badkamer bt paald gezellig. Eenige koperen lampjes
op vlakse koperplaten gemonteerd, verlichten
het vertrek.
Frankrijk is op dit gebied vertegenwoordigd
door «La maison moderne" en ,1'Art nouveau
Biog." Beiden exposeeren mooi porcelein en
aardewerk, waaronder een groote collectie ven
Kopenbaagech porcelein van Bing en Grödahl
de aandacht tiok. Kleinere etalages bevatten
eveneens goede potjes en vaten; ik noem o.a.
die van Boissonnet, welke «giès flammé" bevat
en die van De Rosey, met serviezen. Japan geeft
veel porcelein en aardewerk te zien, waaronder
enorme rijkversierde vazen. Veel onderscheid
tusschen «modern" Japansch en 't bekende
Japanech porcelein is er niet; beiden hebben
zoozeer 'tzelfde karakter en wijken zoo af van
Europeesch werk, dat het geringe onderscheid
tusechen wel- en niet-modern daartegen wegvalt.
Zweden heeft een keurige collectie faïence inge
zonden : porcelein van Rörstrand en aardewerk
van Gustavsberg. De met glanzend glazuur be
dekte witte potjes zijn versierd met blauwe
teekeningen; de motieven zijn bijna uitsluitend
ontleend aan 't dierenrijk. De teekening ligt diep
onder 't glazuur, 'tgeen aan deze voorwerpen
iets vtags geeft.
Oostenrijk stelt op ceramisch gebied zér
weinig ten toon; een aantal gewone terra-cotta
beeldjes, veelal gekleurd, waarvan men in onze
winkels, helaas, al te veel exemplaren ziet.
Verder wat kleine voorwerpen in steengoed,
van Philipp, welke veel beter zijn, o. a. een
paar ijsberen. Hongarije overtreft met zijn
inzending verre al de voorgaande secties. Een
bizonder soort aardewerk, gebakken vaneosine,
vult een aantal vitrines. De heerlijkste
kleurschakeeringen, gepaard aan mooie vormen, vindt
men hier bijeen. Vooral 't geen Zsolnay expo
seert trekt de aandacht door zijn ongemeen
rijke kleuren en metaalglans; dit werk heeft
een glasklank, en is door den uitvinder, prof.
Vincenz Wartta, tot technische volmaaktheid
opgevoerd. Veel eenvoudiger, maar niet min
der smaakvol is het groene en grijsbruine aarde
werk met modern ingekrast ornament, volgens
't ontwerp van den architect Horti. In 't zelfde
genre is 't werk van Petridesz eu Grofa; wan
neer men de potjes van onzen landgenoot Brou
wer en die van De Wekker kent, kan men
zich dat Hongaaische genre voorstellen, 't Staat
wat technische uitvoering, betreft, tusschen
beiden in. Een heel ander soort aarden potjes
exposeert Vögerl; eenvoudig van vorm, sierlijk
en zeer mooi van kleur, enkelen gevlamd of
gespikkeld, zijn deze voorwerpen met glanzend
glazuur bedekt; zij behooren tot bet beste
werk, hier in de sectie geëxposeerd.
Amerika geeft een groote collectie Kockwood
pottery te zien. Buitengewoon mooi afgewerkt,
glanzend van glazuur en goed van teekening,
neemt dit werk een eerste plaats in, doch de
kleur, bruin, overgaand in geel, is mij niet
sympathiek, 't Geeft aan deze potjes iets
eentonigs dat gauw gaat vervelen, vooral wanneer
men ze in grooten getale bijeen ziet. In de
Duitsche sectie vond ik werk van de
Berlijnsche porceleinfabriek, eu aardewerk van Villeroy
en Bocb; er is weinig van te zeggen. Enge
land, Schotland en Belgiëgeven nagenoeg geen
aardewerk te zien. Ten slotte Holland, dat
een goede en rijke collectie faïence tentoonstelt.
Een geheele zaal is er mede gevuld; de
wandbekleeding is daarom ook neutraal gehouden,
een mooi g rij a. De tafels, met grijs witte stof
bekleed, doen de voorwerpen voordeelig uit
komen. Twee der hoeken van de zaal worden
ingenomen door de inzending van de fabriek
Rozenburg; de eene etalage bevat een rijke
verzameling van het bekende kleurige aarde
werk, terwijl de andere uitsluitend porcelein
bevat, dat door ziju schitterend mooie kleuren
algemeen de aandacht trekt. Twee tafels zijn
bezet met het keurige werk der Amsterdamsche
fabriek Amstelhoek. Naast veel reeds bekende
zaken zag ik hier vele nieuwe vindingen, o. a.
een lichtbruin servies dat mij, wat vorm en
versiering aangaat, deed denken aan Etruskisch
aardewerk; verder bruine slanke vazen met
blauw ornament, en witte schotels met een
klein groen versierinkje. Origineel is dit werk
in hooge mate; evenzeer is dit 't geval met de
inzending van Brouwer uit Leiderdorp. Deze
slaagde er in een groote collectie voorwerpen
te scheppen, welke op even origineele als
fraaie wijze versierd zijn; zijn inzending draagt
een persoonlijk cachet en boeit het oog door
goeden vorm en juiste versiering. Evenals bij
Amstelhoek wordt de versiering verkregen door
klei van verschillende kleur op elkander gelegd
weg te snijden. Geeft Amstelhoek echter bijna
altijd geheel vlak werk, en zou men dus van
iucrustatie kunnen spreken, Brouwer snijdt
zijn figuren uit, en vult de ruimte niet aan.
Zoodoende is de indruk geheel verschillend, 't
geen nog versterkt wordt door 't bizoudere
ornament. Deze potjes, bestemd voor huishou
delijk gebruik, beantwoorden geheel aan alle
eischeo, die men aan een artistiek gebruiks
voorwerp moet stellen: goede vorm, bruik
baarheid, logische versiering en mooie stille
kleur, lage prijs! 't Zelfde geldt van de inzen
ding van De Wekker" te 's-Gravenhage; nog
eenvoudiger zijn deze voorwerpen, en als 't
ware, naïever gedacht, doch daardoor juist
aantrekkelijk. Terugkomende op de
lux-evoorwerpen, noem ik het overbekende fabrikaat van de
Delftsche «Porceleine Ilescb," J. 't Hooft en
Labonchère. Natuurlijk heeft een ieder reeds
kennis gemaakt met een der laatste vindingen,
het wit-groen-goud. Een uitmuntende collectie
van dit mooie werk is bier aanwezig, evenals
een keurige collectie reflet-métallique. Doch
dit alles wordt overtroffen door drie tableau's
in sectilwerk 1), zóó' uitnemend fraai van ont
werp en uitvoering, dat ik hun wedergade te
vergeefs heb gezocht op deze tentoonstelling.
De ontwerper, de heer Lecomte, heeft hier weer
meesterlijk werk geleverd; ook wat uitvoering
betreft staat dit werk zeer hoog. In 1900 is
dit procédéuitgevonden door den technische^
directeur der fabriek; men is er nu reeds in
geslaagd de stukken bijna zonder zichtbare
voegen aaneen te zetten.
Vreemd is het, dat geen andere Hollandsche
fabrieken met gewone tegels uitkwamen; DU
maakt 't den indruk, alsof deze industrie bij
ons te lande absoluut niet bestaat! Nu we
toch in de Hollandecbe sectie zijn, wil ik meteen
maar de meubels bespreken. Op dit gebied is
onze inzending n der besten. De kamers van
't Binnenhuis, Billen en Pool getuigen van den
beschaafden smaak der ontwerpers. Nergens
vond ik, bij grooten eenvond, deze voornaam
heid terug; een groote rust spreekt uit deze
meubels, die meestal in donkerkleurig hout,
spaarzaam versierd zijn met snij- en inlegwerk.
Geel- of roodkoperen sloten en scharnieren,
mede van eenvoudigen sietlijken vorm, ver
levendigen het geheel. Hillen exposeert een
complete eetkamer met wandbetimmering en
meubels van donker eikenhout, ontworpen door
Berlage. Van denzelfden architect zag ik iu 't
Binnenhuis nog een fraaie schrijftafel en eenige
andere meubelen o. a. een vitiine met mooi
glaswerk. Jac. van den Bosch ontwierp een
fraai baardje met spiegel, en een ameublement,
waarvan hier eenige stukken aanwezig zijn. De
geheele kamer maakt een gezelligen indruk,
evenals die van Pool uit Zalt-Bommel. Deze
richtte een complete slaapkamer in; een
kruisvenster met luikjes geeft deze kamer een ge
dempt licht, dat aangenaam aandoet.
De kromme lijn, die men hier te lande reeds
te boven is, vond ik alleen nog even terug
in de hall van Uyterwijk. Afgezien van de
vreemdsoortige (een steeneu boezem gedragen
door schuine houten schoren) en de zeer leelijke
muurscbilderirgen, heeft dit voorhuis veel aan
trekkelijks. Djatihout, met ebbenhont en ivoor
ingelegd is het materiaal; hoewel alles keurig
is afgewerkt, mis ik hier toch de elegance en
den fijnen smsak, die zoozeer 't kenmerk is der
andere kamers. De firma Wisselingh exposeert
eenige kostbare meubels, waarbij een ingelegde
tafel en een paar armstoelen van origineelen
vorm in het oog vallen.
In de Hongaarsche sectie vond ik een paar
goede kamers van Wiegand, waarbij een kamer
met meubels van donkerblauw gepolitoerd hout,
en een vertrek met groengebeitsle meubels
van eenvoudige constructie, voor een villa.
Horti geeft een studeerkamer te zien van
deftig uiterlijk; kasten met mooi, strak koper
beslag, en stoelen met rood leeren zitting.
Lukacsovits exposeert een paar zeer mooie
kasten met gedreven koperbeslag, forsch en
groot opgevat. De Hongaarsche meubels zijn
vrij wat beter dan de povere expositie van
Amerika; afgaande op 't geen hier te zien is,
zou men concludeeren dat Amerika al zeer
weinig presteert op dit gebied, 't geen echter
een zeer voorbarige meening zou zijn. Ik vind
de Amerikaansche afdceling feitelijk een beetje
mislukt. Het midden der groote zaal wordt
volgens de lengte-as ingenomen door een reeks
hokjes, door een tusschenschot afgescheiden en
front makend naar de gangpaden langs de
muren, waaraan teekeniogen enz. zijn opge
hangen. De zaalruimte is dus feitelijk geredu
ceerd tot twee gangpaden, en zoodoende krijgt
men absoluut geen overzicht van het geheel;
't is er een ongezellig oord! Wat er nog staat
van meubels is vrij leelijk.
Engeland heeft een menigte uiteenloopende
zaken tot een soort collectieve inzending
saamgebracht. Meubels zijn er heel weinig doch
wat er staat is goed; ik zag er o. a. een kastje
van Ashbee van groengebeitst eikenhout, met
inlegwerk ep gecxydeerd beslag. De Schotsche
afdetJing geeft een aantal goede kastjes te zien,
eenvoudig van vorm en beslagen met zilver of
tin op rood en groen leder, 't geen bij het
groen-grijsgebeitste hout een eigenaardig cachet
aan de meubels geeft. Enkele stoelen met hooge
rugleuningen en lage zittingen zijn eer vreemd
dan mooi te noemen. De geheele afdeeling ver
toont iets kaals, iets kils. In een groote ruimte
staat hier en daar een meubeltje; de menschen
waarop men rekende tot vulling der zalen, ver
mijden zorgvuldig dit deel der expositie, of
loopen er snel door. De fout zit m. i. ook hier
weder in de wijze van expositie ; had men van
't tentoongestelde een tweetal intérieurs ge
maakt, dan was alles beter tot zijn recht ge
komen. Nu verdwijnt zoo'n klein kastje tegen
't groote witte wandvlek, of maakt den indruk
van speelgoed. Deze afdeeling werd door een
viertal artiesten geheel ingericht, nl. Mackintosb,
Macdonald, Mc. Nair, Taylor.
Zweden exposeert een zeer massale
rijigesneden kast, een meesterstuk van houtsnijkunst,
dat in weerwil van zijn rijke versiering een
een zeer rustigen indruk maakt. Anders is dat
in de Italiaansehe afdeeling. Enorm veel kamers
en meubels bevat deze sectie, doch men wordt
zeer teleurgesteld wanneer men de qualiteit
van bet tentoongestelde leert kennen. Wél is
alles keurig afgewerkt; de schuld ligt niet bij
de uitvoerders, doch bij de ontwerpers. De
dolzinnigste versieringen zijn hier regel; om
construotie eu vorm bekommeren zich heel weinigen.
Het ornament moet alles doen, déarin ligt bij
de Italianen het zwaartepunt. Hoe verkeerd
dit is, behoeft geen betoog. Tot welke gruwelen
men komt bij dit versieren in 't wilde weg,
daarvan krijgt men eerst een goed begrip wan
neer men deze reuzensectie doorworsteld heeft.
De enkele goede intérieurs treffen direct
door hun eenvoud en logische constructie;
bijv. de werkkamer, door den architect Monti
ontworpen, is, hoewel vrij rijk behandeld, aange
naam van lijnen, terwijl ook de meubels goede
verhoudingen vertoonen. Van Iseel is er een
vertrekje van blank kastanjehout, zonder eenig
snijwerk. In Italiëvindt men zoo'n eenvoudige
kamer zeer rustiek; wanneer nl. alle oveitollige
versieringen zijn weggelaten en de enkele vorm
als 't ware overblijft, maakt dat op de Italianen
den indruk van armoede. Zoo was dit vertrekje,
goed door zijn eenvoud, slechts bestemd voor
een optrekje buiten, en de ontwerper veront
schuldigde zich voor dit zijns inziens pover stuk
werk. Hij wist niet dat juist dit vertrek 't
eenige was van zijn geheele reeks interieurs,
waarop niets te zeggen viel! Blijkbaar zoekt ook
hij nog in den blinde, evenals vele zijner
landgenooten; getuige hunne vertrekken, waarin ik
overal die onzekerheid terugvond. Vooral ook
lijdt men er aan de kwaal: naturalisme, een
-ziekte van de kinderperiode van den modernen
stijl. Daaruit is reeds te zien dat Italiëin dit
opzichtjfeikelijk nog achterlijk is.
~""'ikG'ra'v'ênhage P. J. W. J. v. D BTJKGH,*^
(Slot volgt.) Bouiek. Ingenieur.
1) Sectil-werk draagt zijn naam naar 't pro
cédé. De tegels zijn niet vierkant, doch wor
den gesneden volgens de lijnen der teekening.
De ontstane stukken worden gebakken en daarna
weder aaneengevoegd; men ontgaat hierdoor de
hinderlijke verticale en horizontale lijnen der
gewone tegeltableau's.
Ifl het Sietielufc item.
m.
Het ' zal wel geen toeval zijn, dat de Ver
eeniging tot het vormen van een Openbare
Verzameling van hedendaagsche Kunst werd
opgericht midden in den bloeitijd van onze
moderne schilderschool ; veeleer mag men aan
nemen, dat het besef van herleving der
Hollandsche schilderkunst de oorzaak was, dat de
begeerte levendig werd een verzameling tot
stand te brengen, die een waar en blijvend
beeld van dien groot en tijd geven zou.
Als dit het doel der oprichting is geweest,
dan is dit vrijwel bereikt met de collectie die
het Stedelijk thans herbergt en die, zooal niet
in haar geheel direct dóór de Vereeniging, dan
toch zeker onder haar invloed 100 geworden
is. Elk der corypheeën uit onze bloeiperiode
is hier vertegenwoordigd door werk dat zijn
naam waardig is: -Israëls' Zoon van het ottde
Volk, Jb. Maria' Twee Molens, W. M iris'
Zomertceelde, Manve's Houthakkers, Bosboom's
Groote Kerk te 'i Gravenhage, Mesdag's Pinken
in Zee zyn alle eerste- rangswerken van deze
meesters. En ook van hen die een waardige
groep om deze staf vormden, maar van wie
sommigen zeer ongelijk gewerkt hebben, geeft
dit museum schilderyen te zien, die de positie
verklaren, welke z\j in de schilderswereld hebben
ingenomen. Van Roelofs, Gabriël, Blommers,
Alb. Neuhuys, Dncbattel en Apol heeft men
bizonder goede stalen hunner kunst; alleen,
zonderling genoeg, van Weissenbruch niets.
Toch doet zijn gemis hier niet zoo pijnlijk aan
als de onverklaarbare aankoop door het R\jk
voor het Rijksmuseum. Uit het werk van den
bejaarden schilder, die in zijn lange leven
zooveel sappige, malsche schilderijen van ons
heerlijk mooi waterland gemaakt heeft, koos
men met echt officieele ongevoeligheid . . . een
reisimpressie, een, natuurlijk knap geschilderd,
maar zonnig, droog boschgezicht uit Barbizon,
en dit stukje moet nu maar als eenig schilderij
van dezen meester in de Rijksverzameling ver
konden wat hij geweett is l
Maar om tot het Stedelijk terug te keerer,
kan men daar alzoo op een enkele uitzondering
na de beste schilders uit de bloeiperiode in
hun volle waarde leeren kennen, van geen geldt
dit zoozeer als van Israëls.
Het U een gelukkige omstandigheid, dat
juist in dit museum een verzameling werk van
onzen nestor bijeen is, die, zonder op volle
digheid te kranen aanspraak maken, toch van
de ontwikkeling van zijn kunst een vrij goed
overzicht geeft en voor de kennis van zijn
karakter menige belangrijke aanduiding biedt.
Op die wijze toch wordt voor vreemdeling en
nazaat de hulde verklaarbaar, die hier op zoo
onderscheiden wy's aan Israëls gebracht werd.
't Is een treffend eerbewijs alleen zijn naam
reeds bij het leven in een der tegelmedaillons
te deen prijken; een ieder zal met welgevallen
het fijnbesnedec, denkende gelaat in Veth's
portret beschouwen; ook zijn statuette is een
.aardige attentie, al zou die op ware grootte
uitgevoerd een statuette gebleven en dan tevens
een merkwaardigheid geweest tijn, hoe klein
en tenger het persoontje wel wae, dat die
kordate schilderijen maakte, maar de meest
logische wijze, waarop uiting aan de bewonde
ring voor den meester werd gegeven, was wel
de aankoop van zijn kapitale doek Saul en
David ter gelegenheid van het 25jarig bestaan
der Vereeniging. Waar zulke goede bedoelingen
hebben voorgezeten, zullen we in het midden
laten in hoeverre de keuze van een schilderij,
dat niet zoo geieel buiten het kader van zijn
overige werk viel, gelukkiger geweest zoude zijn.
Beschouwen we thans nader in historische
volgorde het hier aaawezige werk van Isiaêls,
dan vraagt het eerst onze aandacht zijn
Margaretha van Parma en Prins Wilkm.
Dit werk van 1855 is een historiestuk zooals
er honderden in dien tyd geschilderd weiden,
niet beter, niet slechter en in niets het ver
moeden wekkend, dat voor den toen reeds 40
jarigen schilder, nog zulk een toekomst zou
zijn weggelegd. Opmerkelijker is dit thans, nu
we gewoon zijn dat schilders van dien leeftijd
exposities van hun oeuvre houden, die van een
rijpheid getuigen, welke den blik
bezorgdvragend naar de toekomst richten doet.
Zijn Gang langs het Kerkhof, slechts n
jaar later gedateerd, is een sprrngzdó geweldig,
dat het bij vergelijking dezer twee schilderijen
haast ongeloofelrjk schijnt, dat zoo'n korte
spanne tijds daar tnsschen ligt.
Indien ergens, dan ondervindt men hier de
kracht die van bezieling uitgaat. In zijn
historiestuk was h\j nog de gedweëe volger der
heerschende mode; toen, in het destijds nog
primitieve visschersdorp Zandvoort gingen den
kunstenaars de oogen open voor het schoone
dat ligt in den kamp met de elementen en den
harden strijd om het bestaan van het stoere
visschersvolk en medevoelend hun wel en wee,
vond hij in zijn kunst het middel z\jn aan
doeningen uit te spreken.
De impulsieve kracht als gevolg van het zich
zelf- bewust- worden doet sterk zijn werking
voelen in dit eerste resultaat van eigen visie.
De poppen van het historiestuk zijn
hiermenschen geworden; in wezen, in houding en
gebaren is het tooneelmatige op eens verdwe
nen en wat niet minder opmerkenswaardig is,
even plotseling is zijn palet veel rijke/ geworden
en openbaren zich gelijktijdig zijn coloristiache
eigenschappen.
Thans, nu Israëls zelf ons zooveel geleerd
heeft, valt het wel op hoe gechargeerd die
eerste uiting van den kunstenaar nog is; hoe
hij het tragische van het geval op alle w ij jen
gespuligneerd heeft uit bezorgdheid, dat het
schilderij zijn werking missen zou. De straffe
tegenstelling van dien somberen gebruinden
reus en het blanke en daarbij tel belichte
kindje op zijn arm, de naargeestige inktzwarte
zee, de onheilspellende lucht, nog een veld
slagen-lucht uit den Pienemantijd, alles moet
medewerken om ons onder den indruk te brengen.
Die opzettelijke overdrijving vinden we, nu
sterker nog naar den kant van het
sentimenteele, terug in z\jn Na den Storm. Maar in
dit schilderij is de kleur al veel blonder en
beschaafder, zien we in de schildering van
menschen en huisraad al die verlustigicg in
teere kleurnuances, die hij in later werk zoo
ongeëvenaard zou weten door te voeren.
Van zijn latere schilderijen, waarbij de 's men
schen leed zijn ziel bewogen heeft, bezit dit
museum er geen. We zouden moeten verwijzen
naar zijn Alleen op de Waereld in het Rijks
museum om aan te toonen, hoe allengs zijn
macht tot verbeelden alle uiterlijke hulpmid
delen versmaadde en hij in plaats daarvan door
gevoelige schildering, door toon en kleur en
tooverwerking van het licht een stemming van
het schilderij doet uitgaan, die volkomen har
monieert met den zielstoestand van hen, wier
smart hij weergeeft.
Als getuigenis dat Israëls ook oog heeft gehad
voor de blijheid die de zee geven kan, hangen