De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 31 augustus pagina 5

31 augustus 1902 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1314 DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. etbesluit genomen door de meerderheid van de leden der vereeniging, daartoe opzettelijk bijeengeroepen, of van een besluit van de .meerderheid der vertegenwoordigers van de leden, ingeval de ambtemaar der registratie van oordeel ia, dat het onuitvoerbaar is een meeting van alle leden te houden. Deze ambtenaar heeft de bevoegdheid het gerecht kennis te geven van elke .overtreding van de wet o) van een bevel of uitspraak van het gerecht en verder voor het gerecht te brengen een arbeidsgeschil ingeval de par tyen of een van haar geen industneele vereeniging zijn. De wet bepaalt ook, dat elke industrieele vereeniging een overeenkomst betreffende een arpeidsaangelegenheid met een andere vereeniging of een werkgever kan sluiten, welke overeenkomst, indien zij is aangegaan voor bepaalden tnd, 3 jaren niet te boven gaande en aan den meergenoemden amb tenaar in afschrift is medegedeeld, zal binden de partgen en iedereen, die lid is van een aldus contracteerende vereeniging. Deze overeenkomst zal hetzelfde efiect hebben en zal op' dezelfde wijze worden ten uitvoer gelegd als een beslissing van .het scheidsgerecht, ? Ten einde de werking van het scheids gerecht beter te leeren kennen, is het gewenftcht DQ enkele bepalingen der wet stil te staan en wel bjj die, welke betreffen werkstakingen en lock-outs, ontslaan van ondergeschikten, vaststelling van een minimum-lpon, voorkeur geven aan leden van vereenigingen als werknemers en ten uitvoorlegging van bevelen en beslissingen van het scheidsgerecht. Zoo bepaalt art. 34 betreffende werk stakingen en lock-outs het volgende: Hjj, die of voordat een zekere tijd is verloopen nadat een geschil voor het scheidsgerecht is gebracht of hangende de procedure van het gerecht, eenige hande ling verricht van lock-out of staking of daartoe aanzet of zijne medewerking ver leent, kan gestraft worden met een boete van hoogstens 1000 pound of een gevangenisstraf van,hoogstens 2 maanden. Deze bepaling wil mg voorkomen van groot gewicht te zijn en hoogst noodzakelijk, wil er iets van de bedoeling tot haar recht komen. Indien toch een geschil in handen gesteld is van het scheidsgerecht en indien uit de zaak bestudeert en tracht tot een ? oplossing te brengen, moet er niets geschie den waardoor er een geheele verandering in den toestand wordt gebracht. Green werkstaking of lock-out moet het aan het scheidsgerecht onmogelijk maken den toe stand zuiver te beoordeelen. De partgen zijn dus gebonden gedurende het proces den toestand' te laten zooals deze is en den overtreder wacht een straf, die betrekkelijk hoog kan worden opgevoerd. Deze bepaling is daarom goed omdat de pr act ij k geleerd heeft, dat in menig geval bij ons te lande een Kamer van Arbeid, die toch al, zoo zelden in een arbeidsgeschil wordt gemengd, de zaak na deze te hebben aangevat, moest laten rusten, omdat een der partijen intuseohen gemeend had beter zelf haar eigen rechter te kunnen zijn en het tweesnijdend zwaard van staking of lock-out had aan gegrepen ter verdedigingharer belangen. De wetgever in Nieuw-Zuid-Wales heeft daarom een goed inzicht in de materie gehad en heeft gemeend de» partijen dezen pas te moeten afsnijden. . BB nog enkele gewichtige bepalingen wil ik in een slotartikel stilstaan. Kampen. Mr. dr. H. 8. VELDMAN. milililililMiiiini Drama in vier bedrijven met muziek, door RENÉMOBAX. «La nnit des Quatre-Temps" (Quatertemper) is een oorspronkelijk Zwitsetsch drama in den volsten zin des woords; vrij van Scandinavische of modern-Duitsche invloeden; wel eens eene opfrisaching ia deze sombere tijden, waarin we meestal gebroken van «Weltschmerz" den schouw burg verlaten. Met zooveel enthousiasme werd dit stuk in het Eransch sprekende Zwitserland begroet, dat een tweede druk al spoedig noodzakelijk was en in Genève, Lausanne en elders werd het voor stampvolle zalen opgevoerd. Aten sprak gedurende eenigen tijd over niets anders, de kranten waren vol lof en men droomde reeds van opvoeringen te Parijs.... Eene oude volkslegende heeft den auteur componist de stof voor dit drama geleverd; opmerkelijk is het dat de Zweedsche schrijfster Selma Lagerlöf ongeveer dezelfde sage in «de Koninginnen van Kuogaballa" verhaalt. De hoofdinhoud van «La nnit des QuatreTemps" is in korte trekken als volgt: Karl, een jonge, Zwitsersche boer heeft zijne bruid door den dood verloren en troosteloos over dit verlies is de vroeger zoo vroolijke, op gewekte kameraad stug en prikkelbaar geworden, opstuivend bij de minste (gelegenheid. Hij is echter de eenige wien het niet bekend is dat zijne bruid Monique een slecht leren beeft ge leid en dit lange treuren over eeue nietswaardige hindert zijne makkers. In het eerste bedrijf zien wij hem om eene kleinigheid hevige ruzie maken met zijn' vroegeren vriend l'ranz en deze is nu van plan Karl de oogen te openen en hem te vertellen wat er in- het dorp over Monique wordt rondgeflaisterd. Intusschen heb ben Karl, Franz en eenige anderen het plan gemaakt dien dag naar «Bellalp" te klimmen, een hutje dicht bij de gletschers, om hout te hakken en Karl zal er met een paar makkers overnachten. Maar het is Quatertemper en sombere, waarschuwende stemmen flaisteren van de verschrikkingen die hen in Bellalp wachten. Weten ze dan niet dat bet de gevreesde nacht van den Doodenoptocht is P Want dan dwalen zij rond over de eenzame gletschers, in droeven optocht, de bleeke schimmen van hen die in schuld en zonde onbekeerd gestorven zijn. Doch men vertrekt, Karl dok, niettegenstaande de smeekbeden van zijne oude moeder. De berg wordt bestegen. Het tweede bedrijf speelt daar boven in Bellalp. Aan weerszijden van het tooneel een hutje omringd door dennenboomen; in de verte schittert de gletscher. Hier komt het tot eene uitbarsting tusschen Karl en Franz en de laatste vertelt meedoogenloos de geruchten die over Monique in omloop zijn. Karl gelooft het niet en wil zijn vroegeren vriend te lijf, slechts met moeite houdt men hem tegen.... De avond valt... men hoort vreemde ge luiden: tromgeroffel, schel gefluit... het nadert meer en meer met klagend gezang ...De Dooden optocht. De anderen nemen de vlucht en Karl blijft over allén in den duisteren nacht, te midden der gletschers. In dichte vlokken dwar relt de sneeuw... En "dan trekken de geesten voorbij in witte gewaden, met gebogen hoofd. Zrj treden een hutje binnen en door de plotse ling verlichte vensters ziet Kar l-hoe zij zwijgend ronddraaien in lanezamen wals... En in eene van die schimmen herkent bij Monique! In het derde bedrijf is Karl eene hut binnen gesneld en tuurt naar buiten, ontzet over het geen bij gezien beeft. Men hoort zacht klagende' muziek en gezang; het wordt luider, de muziek woester, het gejammer der ongelukkigen wan hopiger. Zij smeeken om een beetje licht, een beetje vuur, om hunne koude, verstijfde lede maten te ontdooien. De deur gaat open en de schim van Monique verschijnt op den drempel. Dan volgt een lang gesprek tnsschen Kari en zijne vroegere bruid, afgewisseld door het klagend gezang der geesten, die om de hut heen zwerven, langs ruiten en deuren ? strijkend, smeekend om vuur, Monique belijdt haar schuld en zegt hoe zij boete doet voor haar zondig leven: ,TJne fois l'an,laNuit des. Quatre-Temps, nous goütons les plaisirs qui nous ont conduits au mal. Mais la gaiténe préside pas a nos danses." Eerst nu begrijpt Karl dat Franz waarheid heeft gesproken en m eene opwelling van drift verstoot hij haar. De morgenstond nadert, de Angelus luidt, de schim men roepen en Monique moet hen volgen. De nevels trekken op?de dag breekt aan. Monique verdwijnt, en Karl plotseling berouw voelende en vol medelijden voor de ongelukkige die hij eens heeft liefgehad, snelt haar na: «Monique, ik vergeef je... Monique I... Het vierde bedrijf speelt weer beneden in het dorp. Eenige vrouwen zijn bezig met waterscheppen en het gesprek loopt over Karl. Angstige vermoedens doen zich hooren ... hij is niet terug gekomen... iets moet hem overkomen zijn .,. het was Quatertemper.... De doodsklok begint te luiden, men luistert vol vrees... Twékeer, dan is het voor eene vrouw, drie keer voor een' man, en de klok heeft al twee keer geluid. Karl's oude moeder voegt zich bij de wachtenden, den rozenkrans in de handen, het hoofd gebogen. De doodsklok luidt ten derde male. Eene rilling gaat door de menigte. «Drie keer, drie keer" mompelt de oude vrouw, «dat is de doodsklok voor Karl". Zij knielt neer bij het houten kruis op den dorpsweg en zij smeekt de Heilige Maagd haar dit leed te besparen. «Geef mij mijn' zoon terug, o Moeder der Smarten", en de andere vrouwen, alle knielend, herhalen: «Ave Maria". Eene slede nadert, getrokken door mannen uit het dorp; zij brengen het lijk van Karl. Zij hebben hem gevonden, uitgestrekt in de sneeuw, dicht bij de gletsofaer en ... zij zeggen het slechts fluisterend ... hij had geen enkele wond ... De oude moeder ziet de slede, zij slaakt een bardv'erscheurenden kreet en werpt zich op het lijk van baar zoon. Hier valt het scherm. De groote bekoring van dit drama ligt inde eenvoud en natuurlijkheid der voorstelling. Ik heb de Zwitsers zien snikken bij de opvoering, want het spreekt tot hun hart. Er zijn er velen die hun offer' hebben moeten brengen aan die koude gletschers en besneeuwde toppen. Het treurspel bier ten tooneèle gevoerd, de moeder bij het bevroren lichaam van haar zoon, het is helaas maar al te zeer uit het leven gegrepen en menige droeve herinnering wordt opgewekt. Alles werkt er toe bij om de voorstelling treffend te maken: de meesterlijk geschilderde decors (vervaardigd door den broeder van dea schrijver) die ons Zwitsersch dorpje tot in de kleinste bijzonderheden op artistieke wijze weergeeft, de getrouw gevolgde kleeding en taal der dorpe lingen en de droeve, klagende muziek die hier eu daar de actie begeleidt. Vooral de scène in de herberg, wanneer de verbaled over den Doodeiïoptocht rondgefluisterd worden is bijzonder goed geteekend. Het valt echter niet te ont kennen dat het stuk hier en daar zeer zwakke zijden heeft, vooral wat het. derde bedrijf be treft : De scène tnsscben Karl en den Geest van Monique duurt te lang en de houdingen van wanhoop en ontzetting die Karl gedwongen is aan te nemen gedurende dit gesprek, dat steeds onderbroken wordt door het gezang der geesten, grenzen aan het belachelijke. Ook de Doodenoptocht zon meer effect gehad hebben, ware zij aan onze verbeelding overgelaten: het begelei dende tromgeroffel, het schelle fluiten, de ge heimzinnige muziek Op een halfdonker tooneel ware immers voldoende geweest, maar dikke, mollige in lakens- gehulde geesten over het too neel te zien stappen, waarlijk dat deed soms denken aan een vroolijk verkleedpartijtje. Moge het succes dat dit drama gehad heeft den schrijver tot aanmoediging strekken. Een nationaal Zwitsersch tooneelstuk zal steeds groote bekoring hebben, niet alleen voor de Zwitsers zelf, maar voor allen die dit land bezoeken en hebben leeren kennen. Co ? O. Illlllllllllllllll LTTUIL* De eerste internationale tentoonstelling Toor moderne decoraiieye binst te Turijn. n. Het programma geeft drie klassen aan, welke te zamen de geheele sierkunst omvatten, nl.: 1°. het moderne huis en zijn inwendige decora tieve elementen; 2°. de moderne kamer als decoratief geheel; 3°. het huis en de straat als decoratief geheel. Onder de eerste rubriek vallen o.a. de ceramische producten, glas en mozaïek, tapijt- en borduurwerk, bewerkt bout en metaal, boekdrukkunst en in 't algemeen graphische kunst, boekbanden, meubels en sieraden. De tweede klasse bevat geheel complete kamers voor verschillende doeleinden; de derde klasse omvat ontwerpen van gebouwen en onderdeelen ervan, bruggen, straten en pleinen als ensemble en de uitwendige decoratieve versieringen. Uit den aard der zaak zijn geheel uitgevoerde werken zeldzaam; behalve door de tentoonstellings gebouwen is deze rubriek alleen vertegenwoordigd door 't paviljoen en de villa van Oostenrijk. Om te beginnen: de ceramiek. Italiëheeft op dat gebied veel werk geleverd, doch slechts twee fabrieken slaagden er in iets smaakvol» te schep pen. De eene sociétéde la córamique de Florence die een drietal vertrekken inneemt, maakt heel goed werk in den trant van 't bekende Kopenhaagsche porcelein. Ook heeft men daar zeer goede potjes met metaal «flexien verkregen, terwijl een nieuw procédéten doel heeft, ook grootere stukken gebakken aarde voort te bren gen, voor decoratieve binnenversiering, bijv. schoorsteenmantels enz. Zoo wordt de ingang van een der vertrekken gevormd door een front gebouwd van stukken «giès", versierd met basreliefs van t rent a cotta; 't is zeer verdiens telijk; degelijk werk. Tegels maakt deze fabriek eveneens; de teekening er van is zeer oorspron kelijk en bovendien slaagde men er in ook aan deze een metaalglans te geven. De andere fabriek maakt veel majolica, dat bij 't andere Italiaansehe werk gunstig afsteekt door goeden vorm eu wel gekozen kleuren. Een derde fabriek societa ceramica, Ginori exposeert een groote eet kamer met complete serviezen, doch waarbij weinig mooi werk is. Heel goed is de badkamer van dezelfde firma: de wanden van witte tegels met groene lijsten van steengoed, bevatten boven knip en tafel ondiepe nissen voor berging van kleine voorwerpen. De spiegels zijn omlijst met witte pn fielt egels; aardige meubels van blank hout en stoelen met biezen zitting maken deze badkamer bt paald gezellig. Eenige koperen lampjes op vlakse koperplaten gemonteerd, verlichten het vertrek. Frankrijk is op dit gebied vertegenwoordigd door «La maison moderne" en ,1'Art nouveau Biog." Beiden exposeeren mooi porcelein en aardewerk, waaronder een groote collectie ven Kopenbaagech porcelein van Bing en Grödahl de aandacht tiok. Kleinere etalages bevatten eveneens goede potjes en vaten; ik noem o.a. die van Boissonnet, welke «giès flammé" bevat en die van De Rosey, met serviezen. Japan geeft veel porcelein en aardewerk te zien, waaronder enorme rijkversierde vazen. Veel onderscheid tusschen «modern" Japansch en 't bekende Japanech porcelein is er niet; beiden hebben zoozeer 'tzelfde karakter en wijken zoo af van Europeesch werk, dat het geringe onderscheid tusechen wel- en niet-modern daartegen wegvalt. Zweden heeft een keurige collectie faïence inge zonden : porcelein van Rörstrand en aardewerk van Gustavsberg. De met glanzend glazuur be dekte witte potjes zijn versierd met blauwe teekeningen; de motieven zijn bijna uitsluitend ontleend aan 't dierenrijk. De teekening ligt diep onder 't glazuur, 'tgeen aan deze voorwerpen iets vtags geeft. Oostenrijk stelt op ceramisch gebied zér weinig ten toon; een aantal gewone terra-cotta beeldjes, veelal gekleurd, waarvan men in onze winkels, helaas, al te veel exemplaren ziet. Verder wat kleine voorwerpen in steengoed, van Philipp, welke veel beter zijn, o. a. een paar ijsberen. Hongarije overtreft met zijn inzending verre al de voorgaande secties. Een bizonder soort aardewerk, gebakken vaneosine, vult een aantal vitrines. De heerlijkste kleurschakeeringen, gepaard aan mooie vormen, vindt men hier bijeen. Vooral 't geen Zsolnay expo seert trekt de aandacht door zijn ongemeen rijke kleuren en metaalglans; dit werk heeft een glasklank, en is door den uitvinder, prof. Vincenz Wartta, tot technische volmaaktheid opgevoerd. Veel eenvoudiger, maar niet min der smaakvol is het groene en grijsbruine aarde werk met modern ingekrast ornament, volgens 't ontwerp van den architect Horti. In 't zelfde genre is 't werk van Petridesz eu Grofa; wan neer men de potjes van onzen landgenoot Brou wer en die van De Wekker kent, kan men zich dat Hongaaische genre voorstellen, 't Staat wat technische uitvoering, betreft, tusschen beiden in. Een heel ander soort aarden potjes exposeert Vögerl; eenvoudig van vorm, sierlijk en zeer mooi van kleur, enkelen gevlamd of gespikkeld, zijn deze voorwerpen met glanzend glazuur bedekt; zij behooren tot bet beste werk, hier in de sectie geëxposeerd. Amerika geeft een groote collectie Kockwood pottery te zien. Buitengewoon mooi afgewerkt, glanzend van glazuur en goed van teekening, neemt dit werk een eerste plaats in, doch de kleur, bruin, overgaand in geel, is mij niet sympathiek, 't Geeft aan deze potjes iets eentonigs dat gauw gaat vervelen, vooral wanneer men ze in grooten getale bijeen ziet. In de Duitsche sectie vond ik werk van de Berlijnsche porceleinfabriek, eu aardewerk van Villeroy en Bocb; er is weinig van te zeggen. Enge land, Schotland en Belgiëgeven nagenoeg geen aardewerk te zien. Ten slotte Holland, dat een goede en rijke collectie faïence tentoonstelt. Een geheele zaal is er mede gevuld; de wandbekleeding is daarom ook neutraal gehouden, een mooi g rij a. De tafels, met grijs witte stof bekleed, doen de voorwerpen voordeelig uit komen. Twee der hoeken van de zaal worden ingenomen door de inzending van de fabriek Rozenburg; de eene etalage bevat een rijke verzameling van het bekende kleurige aarde werk, terwijl de andere uitsluitend porcelein bevat, dat door ziju schitterend mooie kleuren algemeen de aandacht trekt. Twee tafels zijn bezet met het keurige werk der Amsterdamsche fabriek Amstelhoek. Naast veel reeds bekende zaken zag ik hier vele nieuwe vindingen, o. a. een lichtbruin servies dat mij, wat vorm en versiering aangaat, deed denken aan Etruskisch aardewerk; verder bruine slanke vazen met blauw ornament, en witte schotels met een klein groen versierinkje. Origineel is dit werk in hooge mate; evenzeer is dit 't geval met de inzending van Brouwer uit Leiderdorp. Deze slaagde er in een groote collectie voorwerpen te scheppen, welke op even origineele als fraaie wijze versierd zijn; zijn inzending draagt een persoonlijk cachet en boeit het oog door goeden vorm en juiste versiering. Evenals bij Amstelhoek wordt de versiering verkregen door klei van verschillende kleur op elkander gelegd weg te snijden. Geeft Amstelhoek echter bijna altijd geheel vlak werk, en zou men dus van iucrustatie kunnen spreken, Brouwer snijdt zijn figuren uit, en vult de ruimte niet aan. Zoodoende is de indruk geheel verschillend, 't geen nog versterkt wordt door 't bizoudere ornament. Deze potjes, bestemd voor huishou delijk gebruik, beantwoorden geheel aan alle eischeo, die men aan een artistiek gebruiks voorwerp moet stellen: goede vorm, bruik baarheid, logische versiering en mooie stille kleur, lage prijs! 't Zelfde geldt van de inzen ding van De Wekker" te 's-Gravenhage; nog eenvoudiger zijn deze voorwerpen, en als 't ware, naïever gedacht, doch daardoor juist aantrekkelijk. Terugkomende op de lux-evoorwerpen, noem ik het overbekende fabrikaat van de Delftsche «Porceleine Ilescb," J. 't Hooft en Labonchère. Natuurlijk heeft een ieder reeds kennis gemaakt met een der laatste vindingen, het wit-groen-goud. Een uitmuntende collectie van dit mooie werk is bier aanwezig, evenals een keurige collectie reflet-métallique. Doch dit alles wordt overtroffen door drie tableau's in sectilwerk 1), zóó' uitnemend fraai van ont werp en uitvoering, dat ik hun wedergade te vergeefs heb gezocht op deze tentoonstelling. De ontwerper, de heer Lecomte, heeft hier weer meesterlijk werk geleverd; ook wat uitvoering betreft staat dit werk zeer hoog. In 1900 is dit procédéuitgevonden door den technische^ directeur der fabriek; men is er nu reeds in geslaagd de stukken bijna zonder zichtbare voegen aaneen te zetten. Vreemd is het, dat geen andere Hollandsche fabrieken met gewone tegels uitkwamen; DU maakt 't den indruk, alsof deze industrie bij ons te lande absoluut niet bestaat! Nu we toch in de Hollandecbe sectie zijn, wil ik meteen maar de meubels bespreken. Op dit gebied is onze inzending n der besten. De kamers van 't Binnenhuis, Billen en Pool getuigen van den beschaafden smaak der ontwerpers. Nergens vond ik, bij grooten eenvond, deze voornaam heid terug; een groote rust spreekt uit deze meubels, die meestal in donkerkleurig hout, spaarzaam versierd zijn met snij- en inlegwerk. Geel- of roodkoperen sloten en scharnieren, mede van eenvoudigen sietlijken vorm, ver levendigen het geheel. Hillen exposeert een complete eetkamer met wandbetimmering en meubels van donker eikenhout, ontworpen door Berlage. Van denzelfden architect zag ik iu 't Binnenhuis nog een fraaie schrijftafel en eenige andere meubelen o. a. een vitiine met mooi glaswerk. Jac. van den Bosch ontwierp een fraai baardje met spiegel, en een ameublement, waarvan hier eenige stukken aanwezig zijn. De geheele kamer maakt een gezelligen indruk, evenals die van Pool uit Zalt-Bommel. Deze richtte een complete slaapkamer in; een kruisvenster met luikjes geeft deze kamer een ge dempt licht, dat aangenaam aandoet. De kromme lijn, die men hier te lande reeds te boven is, vond ik alleen nog even terug in de hall van Uyterwijk. Afgezien van de vreemdsoortige (een steeneu boezem gedragen door schuine houten schoren) en de zeer leelijke muurscbilderirgen, heeft dit voorhuis veel aan trekkelijks. Djatihout, met ebbenhont en ivoor ingelegd is het materiaal; hoewel alles keurig is afgewerkt, mis ik hier toch de elegance en den fijnen smsak, die zoozeer 't kenmerk is der andere kamers. De firma Wisselingh exposeert eenige kostbare meubels, waarbij een ingelegde tafel en een paar armstoelen van origineelen vorm in het oog vallen. In de Hongaarsche sectie vond ik een paar goede kamers van Wiegand, waarbij een kamer met meubels van donkerblauw gepolitoerd hout, en een vertrek met groengebeitsle meubels van eenvoudige constructie, voor een villa. Horti geeft een studeerkamer te zien van deftig uiterlijk; kasten met mooi, strak koper beslag, en stoelen met rood leeren zitting. Lukacsovits exposeert een paar zeer mooie kasten met gedreven koperbeslag, forsch en groot opgevat. De Hongaarsche meubels zijn vrij wat beter dan de povere expositie van Amerika; afgaande op 't geen hier te zien is, zou men concludeeren dat Amerika al zeer weinig presteert op dit gebied, 't geen echter een zeer voorbarige meening zou zijn. Ik vind de Amerikaansche afdceling feitelijk een beetje mislukt. Het midden der groote zaal wordt volgens de lengte-as ingenomen door een reeks hokjes, door een tusschenschot afgescheiden en front makend naar de gangpaden langs de muren, waaraan teekeniogen enz. zijn opge hangen. De zaalruimte is dus feitelijk geredu ceerd tot twee gangpaden, en zoodoende krijgt men absoluut geen overzicht van het geheel; 't is er een ongezellig oord! Wat er nog staat van meubels is vrij leelijk. Engeland heeft een menigte uiteenloopende zaken tot een soort collectieve inzending saamgebracht. Meubels zijn er heel weinig doch wat er staat is goed; ik zag er o. a. een kastje van Ashbee van groengebeitst eikenhout, met inlegwerk ep gecxydeerd beslag. De Schotsche afdetJing geeft een aantal goede kastjes te zien, eenvoudig van vorm en beslagen met zilver of tin op rood en groen leder, 't geen bij het groen-grijsgebeitste hout een eigenaardig cachet aan de meubels geeft. Enkele stoelen met hooge rugleuningen en lage zittingen zijn eer vreemd dan mooi te noemen. De geheele afdeeling ver toont iets kaals, iets kils. In een groote ruimte staat hier en daar een meubeltje; de menschen waarop men rekende tot vulling der zalen, ver mijden zorgvuldig dit deel der expositie, of loopen er snel door. De fout zit m. i. ook hier weder in de wijze van expositie ; had men van 't tentoongestelde een tweetal intérieurs ge maakt, dan was alles beter tot zijn recht ge komen. Nu verdwijnt zoo'n klein kastje tegen 't groote witte wandvlek, of maakt den indruk van speelgoed. Deze afdeeling werd door een viertal artiesten geheel ingericht, nl. Mackintosb, Macdonald, Mc. Nair, Taylor. Zweden exposeert een zeer massale rijigesneden kast, een meesterstuk van houtsnijkunst, dat in weerwil van zijn rijke versiering een een zeer rustigen indruk maakt. Anders is dat in de Italiaansehe afdeeling. Enorm veel kamers en meubels bevat deze sectie, doch men wordt zeer teleurgesteld wanneer men de qualiteit van bet tentoongestelde leert kennen. Wél is alles keurig afgewerkt; de schuld ligt niet bij de uitvoerders, doch bij de ontwerpers. De dolzinnigste versieringen zijn hier regel; om construotie eu vorm bekommeren zich heel weinigen. Het ornament moet alles doen, déarin ligt bij de Italianen het zwaartepunt. Hoe verkeerd dit is, behoeft geen betoog. Tot welke gruwelen men komt bij dit versieren in 't wilde weg, daarvan krijgt men eerst een goed begrip wan neer men deze reuzensectie doorworsteld heeft. De enkele goede intérieurs treffen direct door hun eenvoud en logische constructie; bijv. de werkkamer, door den architect Monti ontworpen, is, hoewel vrij rijk behandeld, aange naam van lijnen, terwijl ook de meubels goede verhoudingen vertoonen. Van Iseel is er een vertrekje van blank kastanjehout, zonder eenig snijwerk. In Italiëvindt men zoo'n eenvoudige kamer zeer rustiek; wanneer nl. alle oveitollige versieringen zijn weggelaten en de enkele vorm als 't ware overblijft, maakt dat op de Italianen den indruk van armoede. Zoo was dit vertrekje, goed door zijn eenvoud, slechts bestemd voor een optrekje buiten, en de ontwerper veront schuldigde zich voor dit zijns inziens pover stuk werk. Hij wist niet dat juist dit vertrek 't eenige was van zijn geheele reeks interieurs, waarop niets te zeggen viel! Blijkbaar zoekt ook hij nog in den blinde, evenals vele zijner landgenooten; getuige hunne vertrekken, waarin ik overal die onzekerheid terugvond. Vooral ook lijdt men er aan de kwaal: naturalisme, een -ziekte van de kinderperiode van den modernen stijl. Daaruit is reeds te zien dat Italiëin dit opzichtjfeikelijk nog achterlijk is. ~""'ikG'ra'v'ênhage P. J. W. J. v. D BTJKGH,*^ (Slot volgt.) Bouiek. Ingenieur. 1) Sectil-werk draagt zijn naam naar 't pro cédé. De tegels zijn niet vierkant, doch wor den gesneden volgens de lijnen der teekening. De ontstane stukken worden gebakken en daarna weder aaneengevoegd; men ontgaat hierdoor de hinderlijke verticale en horizontale lijnen der gewone tegeltableau's. Ifl het Sietielufc item. m. Het ' zal wel geen toeval zijn, dat de Ver eeniging tot het vormen van een Openbare Verzameling van hedendaagsche Kunst werd opgericht midden in den bloeitijd van onze moderne schilderschool ; veeleer mag men aan nemen, dat het besef van herleving der Hollandsche schilderkunst de oorzaak was, dat de begeerte levendig werd een verzameling tot stand te brengen, die een waar en blijvend beeld van dien groot en tijd geven zou. Als dit het doel der oprichting is geweest, dan is dit vrijwel bereikt met de collectie die het Stedelijk thans herbergt en die, zooal niet in haar geheel direct dóór de Vereeniging, dan toch zeker onder haar invloed 100 geworden is. Elk der corypheeën uit onze bloeiperiode is hier vertegenwoordigd door werk dat zijn naam waardig is: -Israëls' Zoon van het ottde Volk, Jb. Maria' Twee Molens, W. M iris' Zomertceelde, Manve's Houthakkers, Bosboom's Groote Kerk te 'i Gravenhage, Mesdag's Pinken in Zee zyn alle eerste- rangswerken van deze meesters. En ook van hen die een waardige groep om deze staf vormden, maar van wie sommigen zeer ongelijk gewerkt hebben, geeft dit museum schilderyen te zien, die de positie verklaren, welke z\j in de schilderswereld hebben ingenomen. Van Roelofs, Gabriël, Blommers, Alb. Neuhuys, Dncbattel en Apol heeft men bizonder goede stalen hunner kunst; alleen, zonderling genoeg, van Weissenbruch niets. Toch doet zijn gemis hier niet zoo pijnlijk aan als de onverklaarbare aankoop door het R\jk voor het Rijksmuseum. Uit het werk van den bejaarden schilder, die in zijn lange leven zooveel sappige, malsche schilderijen van ons heerlijk mooi waterland gemaakt heeft, koos men met echt officieele ongevoeligheid . . . een reisimpressie, een, natuurlijk knap geschilderd, maar zonnig, droog boschgezicht uit Barbizon, en dit stukje moet nu maar als eenig schilderij van dezen meester in de Rijksverzameling ver konden wat hij geweett is l Maar om tot het Stedelijk terug te keerer, kan men daar alzoo op een enkele uitzondering na de beste schilders uit de bloeiperiode in hun volle waarde leeren kennen, van geen geldt dit zoozeer als van Israëls. Het U een gelukkige omstandigheid, dat juist in dit museum een verzameling werk van onzen nestor bijeen is, die, zonder op volle digheid te kranen aanspraak maken, toch van de ontwikkeling van zijn kunst een vrij goed overzicht geeft en voor de kennis van zijn karakter menige belangrijke aanduiding biedt. Op die wijze toch wordt voor vreemdeling en nazaat de hulde verklaarbaar, die hier op zoo onderscheiden wy's aan Israëls gebracht werd. 't Is een treffend eerbewijs alleen zijn naam reeds bij het leven in een der tegelmedaillons te deen prijken; een ieder zal met welgevallen het fijnbesnedec, denkende gelaat in Veth's portret beschouwen; ook zijn statuette is een .aardige attentie, al zou die op ware grootte uitgevoerd een statuette gebleven en dan tevens een merkwaardigheid geweest tijn, hoe klein en tenger het persoontje wel wae, dat die kordate schilderijen maakte, maar de meest logische wijze, waarop uiting aan de bewonde ring voor den meester werd gegeven, was wel de aankoop van zijn kapitale doek Saul en David ter gelegenheid van het 25jarig bestaan der Vereeniging. Waar zulke goede bedoelingen hebben voorgezeten, zullen we in het midden laten in hoeverre de keuze van een schilderij, dat niet zoo geieel buiten het kader van zijn overige werk viel, gelukkiger geweest zoude zijn. Beschouwen we thans nader in historische volgorde het hier aaawezige werk van Isiaêls, dan vraagt het eerst onze aandacht zijn Margaretha van Parma en Prins Wilkm. Dit werk van 1855 is een historiestuk zooals er honderden in dien tyd geschilderd weiden, niet beter, niet slechter en in niets het ver moeden wekkend, dat voor den toen reeds 40 jarigen schilder, nog zulk een toekomst zou zijn weggelegd. Opmerkelijker is dit thans, nu we gewoon zijn dat schilders van dien leeftijd exposities van hun oeuvre houden, die van een rijpheid getuigen, welke den blik bezorgdvragend naar de toekomst richten doet. Zijn Gang langs het Kerkhof, slechts n jaar later gedateerd, is een sprrngzdó geweldig, dat het bij vergelijking dezer twee schilderijen haast ongeloofelrjk schijnt, dat zoo'n korte spanne tijds daar tnsschen ligt. Indien ergens, dan ondervindt men hier de kracht die van bezieling uitgaat. In zijn historiestuk was h\j nog de gedweëe volger der heerschende mode; toen, in het destijds nog primitieve visschersdorp Zandvoort gingen den kunstenaars de oogen open voor het schoone dat ligt in den kamp met de elementen en den harden strijd om het bestaan van het stoere visschersvolk en medevoelend hun wel en wee, vond hij in zijn kunst het middel z\jn aan doeningen uit te spreken. De impulsieve kracht als gevolg van het zich zelf- bewust- worden doet sterk zijn werking voelen in dit eerste resultaat van eigen visie. De poppen van het historiestuk zijn hiermenschen geworden; in wezen, in houding en gebaren is het tooneelmatige op eens verdwe nen en wat niet minder opmerkenswaardig is, even plotseling is zijn palet veel rijke/ geworden en openbaren zich gelijktijdig zijn coloristiache eigenschappen. Thans, nu Israëls zelf ons zooveel geleerd heeft, valt het wel op hoe gechargeerd die eerste uiting van den kunstenaar nog is; hoe hij het tragische van het geval op alle w ij jen gespuligneerd heeft uit bezorgdheid, dat het schilderij zijn werking missen zou. De straffe tegenstelling van dien somberen gebruinden reus en het blanke en daarbij tel belichte kindje op zijn arm, de naargeestige inktzwarte zee, de onheilspellende lucht, nog een veld slagen-lucht uit den Pienemantijd, alles moet medewerken om ons onder den indruk te brengen. Die opzettelijke overdrijving vinden we, nu sterker nog naar den kant van het sentimenteele, terug in z\jn Na den Storm. Maar in dit schilderij is de kleur al veel blonder en beschaafder, zien we in de schildering van menschen en huisraad al die verlustigicg in teere kleurnuances, die hij in later werk zoo ongeëvenaard zou weten door te voeren. Van zijn latere schilderijen, waarbij de 's men schen leed zijn ziel bewogen heeft, bezit dit museum er geen. We zouden moeten verwijzen naar zijn Alleen op de Waereld in het Rijks museum om aan te toonen, hoe allengs zijn macht tot verbeelden alle uiterlijke hulpmid delen versmaadde en hij in plaats daarvan door gevoelige schildering, door toon en kleur en tooverwerking van het licht een stemming van het schilderij doet uitgaan, die volkomen har monieert met den zielstoestand van hen, wier smart hij weergeeft. Als getuigenis dat Israëls ook oog heeft gehad voor de blijheid die de zee geven kan, hangen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl