De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 7 september pagina 1

7 september 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

F. 1315 DE AMSTERDAMMER A°. 1902. WEEKBLAD VOOE NEDEELAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en J.USTUS YAN MAÜRIK Jr. uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heeren{pracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, ir. p. post ? 1.65 Voor Incüper jaar « mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Pit blad U verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 7 September, Advertentiën van l?5 regels / 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Ajioouce» uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsiuitend aangenomen door de £nna KÜDOLF MUSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. I H H OU O i VAN TEBBE EN VAN NABIJ: Kuyper's antwoord aan Figaro " Nog eens de voeding van den Nederlandsohen soldaat II, (Slot) door A. O. Rehm. De kustverdediging in Nederland, door *?*. Hoofdmomenten oit den gemeenteraad, VIII, door Secans SOCIALE AANGELEGENHEDEN : Het soheidsgerecht in Nieuw-Zuid-Wales, IE, do ir mr. dr. H S. Veldman. - Patrimonium" aan het zoeken, door S. KUNST EN LETTEREN: Maziek in de Hoofdstad, door Ant Averkamp. De eerste internationale tentoonstelling voor moderne decora tieve knnst te Turijn, III, (Slot), door P. J. W. J. v. d Bargh. Premie-uitgave 1902 der maat schappij Arti et Amicitiae." door J. W. N. Nacht-SUene, door Marie Marx Koning, beoordeeld door H. Constant. FEUILLETON: Dissolving View. Een studie. Naar het Engelsch van Hnbert Crackanthorpe. RECLAMES. VOOR DAMES: Bezwaren opgesomd en getoetst, door Elïse A. Haighton. Op weg naar Transvaal. Een boek voor meisjes, door J. de Meester, beoordeeld door G. C Stellingwei'f-Jentink. Teresa Müauollo. Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELEEN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. SCHETSJES : Het eerste kind. Uit het Spaansch, van Louis Tabyada. - INGEZONDEN. ADVERTENTIËN. iiiiHMiiiiiiiiMiiiimiimiiiiiiimiMiMmiiiii Kuyper's antwoord aan Figaro". Dr, Kuyper heeft door middel van den Figaro l-et Nederlandsche volk doen weten dat zijn vacantie-reis hem niet met diplo maten in aanraking had gebracht. Hij sprak v. Richthofen noch Goluchowsky. Eerst den 2 laten of 22sten Augustus was hij door v. Loon, commissaris der Ned. Regeering voor de tentoonstelling te Turijn, ie weten gekomen, welke verhalen er in de Europèesche dagbladen de ronde deden. . Dit zal nu wel niemand meer betwijfelen. Doch hierbij is toch iets wat verwondering wekt. Toen dr. Kuyper Donderdags te Turijn vernam wat er gaande was, zal hij niet weinig zijn geschrikt. De wetenschap dat de Hollandache natie werd voorgesteld als genegen haar onafhankelijkheid prijs te gev§n, moet hem dermate hebben geërgerd en verontrust, dat hij dadelijk zijn scherp zinnigheid zal hebben te hulp geroepen, om aan zulk een voor zijn volk vernede renden toestand een eind te maken. Maar ziet ... hij deed niets. De daarop volgende week, Zaterdag, schreven nog bijna alle Hollandsche bladen over 't geval. Ware de Figaro reporter tehuis gebleven, misschien wisten wij nu nog niets,.?en dat aangaande de meest belang rijke zaak, waaromtrent wij Nederlanders inlichtingen konden verlangen. Nietwaar, had Kuyper, toen hij nu een maal met droef heid moest vernomen hebben, wat men aangaande hem vertelde, niet aanstonds een mededeeling aan Standaard of Nederlander behooren te zenden, om hun, die aldus over zijn geliefd vaderland spraken, den mond te snoeren ? Wat verder almede verbazing zal wek ken : boe wij een minister bezitten, die zich tot premier heeft laten uitroepen, en vier weken lang zich durft spenen aan de Europeesche pers, als had dan alles wat den goeden naam van Nederland kon belagen, hem de belofte gegeven te zullen rusten zoolang hij zich van huis bevond. Nu zou het hebben kunnen zijn, dat Kuyper voor zijn reistijd den heer v. Lynden, als getituleerd minister van Buitenlandsche Zaken, had opgedragen, bij ontstentenis van hem, premier, een oogje open te hou den voor de belangen van Nederland, voorzoover die het buitenland betreffen. Maar blijkbaar is dat niet geschied. Van Lynden stond niet met hem in briefwis seling, of v. Lynden las ook geen Euro peesche kranten... ten minste ook v. Lyn den liet Gods water maar over Gods akker loopen... Kuyper den 24n Juli op reis gegaan, vernam eerst den 21n Aug.... »de praatjes" die Ntêrlands reputatie voor langen tijd komen bederven van den heer Vin Loor. Een fraaie toestand! Zouden er in Europa meer landen zijn aan te wijzen, waar het ministerie van Buiten landsche Zaken, als er valsche en gevaar lijke geruchten over den Staat door de geheele pers gaan,... zoo lekker slaapt ? Het antwoord den reporter van de Fi garo, gegeven, was zeker voldoende om bepaalde geruchten te logenstraffen; «dezen keer" had dr. Kuyper v. Richthofen noch Goluchowski gesproken; maar door ons Nederlanders wordt iets meer verlangd dan die verklaring. De vraag, welke men in 't openbaar of in stilte stelt, luidt: bleef onze positie, ten opzichte van Duitschland, zuiver, is zij steeds zuiver geweest,^n bestaat er geen gevaar dat zij onder dit Ministerie onzui ver zal worden ? En hierop kan allerminst Kuyper's slot-uitspraak als antwoord gel den. »Wat de kern der zaak betreft, vergun mij die zelis niet aan te roeren, en u alleen te zeggen, dat ze behandeld zou moeten worden door de Kamer, al leen door de Kamer, indien deze dit ge schikt acht." Met deze wijsheid komen wij niet ver der; daarmee blijven wij in 't labyrinth. Dat de Kamer ten slotte bij elke toena dering tot of aansluiting aan Duitschland gekend zoude moeten worden, zal ook den journalist van den Jï^arotekend zijn geweest. In elk geval voor ons Neder landers beteekent. deze phrase niet veel. Wij hebben noodig te weten of Kuyper van zijn Kabinet kan getuigen, dat het volkomen zuiver staat, steeds stond, en staan zal, wijl het er ten krachtigste van overtuigd is, dat Nederland eene stricte neutraliteit, en dus een gelijke houding tegenover de verschillende groote Staten van Europa behoort in acht te nemen, en dit in 't bijzonder ten opzichte van Duitschland, Frankrijk en Engeland. En waarom, nu men de gelegenheid had van een publieke tribune als de Figaro te spreken ... dit niet ten duidelijkste ver klaard; immers niet alleen Europa, maar Nederland zelf heeft daar behoefte aan ? Zooals de zaken nu staan, blijft het wantrouwen heerschen. Reeds van den aanvang af hebben wij gewezen op de militaristische sfeer, waarin het Huf ten onzent leeft, en hoe bij de ontvangst ten Hove, een gala kostuum werd geëischt voor allerlei burgerlijke ambtenaren, museum-directeuren incluis! Het Militaire Huis werd in plaats van ingekrompen nog uitgebreid, 't Had er iets van als waren wij bezig ons op zijn Pruisisch te fatsoeneeren. De uitgaven voor leger en vloot stegen zonder ophouden, al wist ook ieder dat onze weermiddelen tegen Duitschland van geenerlei beteekenis kunnen zijn, en alken iets vermogen, indien het met Duitschland eens mee mag doen in een oorlog. In n der bladen zag men dan ook nu reeds verzekerd, dat we uit dit oogpunt beschouwd, reeds iets kon den zijn voor den nabuur. Dan: Kuyper de Militairist bij uitnemendheid, men denke slechts aan zijn tien millioen voor snelvuurkanonnen. Nauwelijks is de gelegen heid daar of hij gebruikt ze om naar Berlijn te reizen, en men vindt hem bij Wilhelm aan den disch. Toen destijds onze premier gegispt werd over de interviews, waarmee hij zich be langrijk maakte, hebben wij dat bezoek aan den Duitschen Keizer als t eenige gevaarlijke genoemd, dat te denken moest geven. Immers Wilhelm, die niet ophield zich als een Oranje-Vorst aan te wijzen en zijn- Oranje zucht te luc.Hen, had waarlijk reeds dynastische relaties met Nederland genoeg, zoodat geen Minister van Binnenlandsche Zaken zich er toe behoefde te leenen, om voor de oogen van het ergdenkend Europa de «vriendschap" nog meer te doen uitkomen! Gevolgd is de alles behalve onschuldige telegraafconventie, het eerste duidelijk bewijs, dat Duitschland begreep van Nederland iets meer gedaan te kunnen krijgen, dan een Staat, die neutraal wilde blijven, mocht toestaan. Nu heeft, zooals wij in ons vorig Nr. mededeelden, geen buitenlandsch blad, maar de Haagsche correspondent van de Middelburgsche, geschreven, dat er in de laatste maanden, behalve over een haven op een der Riouweilanden, om Singapore concurrentie aan te doen, nog o?er andere zaken met de Duitsche regeering bespre kingen zijn gevoerd. Reeds onder het vorig ministerie moet, volgens dezen zegsman dergelijke »gedachtenwisseling'' hebben plaats gehad «zonder eenig vast doel;" zij bleef zonder resultaat, zoo heet het dan verder, omdat men een zoo machtig bondgenoot als Duitschlaud niets had aan te bieden wat waarde had" enz. Wat hiervan aan is zal de tijd ons leeren, maar dit weten wij nu alvast, dat de telegraafconcessie, de eerste stap! werd voorbereid door het Ministerie Pierson, en dat Cremer haar verdedigd heeft, zoodat het toch niet zoo heel onwaarschijnlijk klinkt wat de Haagsche correspondent thans durft verzekeren. Maar indien het waar mocht zijn, dat ook het KabinetPierson met Duitschland aan groote politiek heeft willen doen, dan is toch ongetwijfeld de vraag geoorloofd: uit welken hoek in deze de wind waait, een wind die twee kabinetten het spoor bijster zou hebben doen worden ? De zaak, die men thans algemeen be spreekt is voor Nederland zóó ernstig dat het de dure plicht is van eiken vader lander het mogelijk gevaar van elke zijde te bezien ^?vóór het te laat is, wijl er verrassingen zich zoude» kunnen voordoen die niet meer zijn aftewenden al hebben dan ook de Kamers de eindbeslissing. Wanneer een ministerie in buitenlandsche aangelegenheden eens te ver is gegaan, is de toestand meestal te zeer bedorven, om hem weer zuiver te kunnen maken door een kamervotum. Dit is Kuyper natuurlijk evengoed als ons bekend. En daarom, nu in het Journal des Débats reeds de verzekering is gegeven, dat het Hof in een verlaten vanden neutraliteitsweg door een nauwere aansluiting bij Duitschlaud, een voordeel zou zien is het o. i. meer dan tijd, dat elke schijn van een streven in die richting wordt we.genomen; dat Kuyper met iets anders komt, dan met dat woord aan den redacteur van den Fiyaro, opdat Nederland zelf en de groote Mogendheden voor goed zullen weten dat er te 's-Hage direct noch indirect aan 't verkwanselen van onze vrijheid wordt gedacht. De Tijd heeft zich verklaard tegen den wensch van het Centrum, door de N. Rotl. Cl. en anderen, ook door ons geuit, dat de Kamer het Ministerie in de gelegen heid zou stellen zich van verdenking te zuiveren. Wij kunnen echter niet zeggen, dat wij naar bet antwoord nieuwsgierig zijo. Iedereen, die z:eh ook maar een weinigje met politiek bemoeit in Nederland, kan zonder bijzondere scherpzin nigheid voorspellen, hoj het antwoord luiien zal. Wat wij echter aan de Nieuwe Rolt. Ct. niet toegeven if, dat hetzij de Tweede Kamer, hetzij de Nederlatidsche Regeering, hetzij deze beiden vereenigd, het in de macht zouden hebben, aan de bedoelde gerucbten en beschouwingen in de buitenlandsche pers eea einde te maken. ,0p de meest formeele tegenspraak van de regeeringstafel zal in het buitenland eraan her innerd worden, dat, volgens het woord van een der groote meesters der moderne piiituk. De Talltyrand de f-praak aan den mensen gegeven is, om zijn gedachten te verbergen. Met een spottend lachje zal door buitenlandsche journa listen en politici gevraagd worden, of ,de mijnheers" hen werkelijk voor 66 naïef aanzien, om dadelijk te geloovec, dat er bij de Nederlandsche Regeeiing in 's geheel gein p'aunen bestaan, als die R°geering het zelf zegt ? Of het ooit gebruik is geweest, het profane publiek getuige te doen zijn en medezeggenschap te geven bij het voeren van onderhaidelineen van hoogst teederen aard tusscben twee RigeeringenP Of niet veeleer door staatslieden van elke na tionaliteit en staatkundige richting onbescheidenen en bemoeizue'itigen met bijzondere zorg uit de politieke keuken zullen geweerd worden, als zij daar niet alleen aan het werk gaan, doch in vereeniging met buitenlandsche collega's zich voorbereiden tot het gereedmaken van een gemeeEschappelijken schotel ? »Wij gelooven niet, dat het heel gemakkelijk zou zijn, al deze vragen zóó te beantwoorden, dat voor goed aan de buitenlandsche per?, indien deze hare redenen meent te hebben, om ons Lvad in verband met de groote politiek ter ' sprake te brengen, het zwijgen werd opgelegd. Van een interpellatie in de Kamer verwachten wij dan ook niets". Deze redeneering schijnt ons weinig overtuigend. Iedereen, zegt het blad, weet vooruit wel hoe het antw ord luiden zal. We bekennen gaarne dat we dat niet weten. Het antwoord kan door beslistheid geruststellend zijn, maar door dubbelzinnig heid, door een pogen, om het geven van een ruiterlijk bescheid op de gestelde vraag te ontwijken, het bewijs leveren, dat er iets te verbergen valt. Nu herinnert de Tijd aan de woorden van Talleyrand, en daarmede aan het leugenachtig karakter van de diplomatie, die er van houdt buiten het volk om alles te bekonkelen, wat haar lust. Daarom zouden de buitenlandsche bladen ook aan Kuypers of v. Lyndens meest besliste verklaring geen geloof slaan. Nu moge de Tijd met ons meenen, dat zelfs de meest formeele tegenspraak niet ALLE buitenlandsche bladen het zwijgen zal opleggen, wij hier in Nederland zullen althans weten, dat het huidig Kabinet geen aanslagen op onze onafhankeijkheid voorbereidt ter wille van dynastieke belangen of zekere materieele voordeelen van den een of anderen kring. Wij meenen, dat men in 't buitenland zeer wel zou begrijpen, hoe sterk het Nederlandsch publiek afkeerig is van een poli tiek die ons van Duitschland rechtstreeks zou afhankelijk moeten, rnaken, indien het ' op dit oogenblik zijn Ministerie dwong open kaart te spelen wat trouwens dat Ministerie welkom moet zijn, zoo het een zuiver spel in handen heeft. En Neder land salf... zal immers geen oogenblik daarbij aan Talleyrand denken, wetende dat een Christelijk kabinet het woord voert, wiens leider gewoon is te spreken en te handelen »onder biddend opzien tot God". | Van een interpellatie in de Kamer ver wacht De Tijd... niets. j Leeft misschien bij De lijd de vrees, l dat een beslist antwoord niet gegeven zou kunnen worden ... ? Welnu, is het dan geen groot voordeel reeds, dat het volk gewaarschuwd wordt en tot dubbele waak zaamheid aangespoord ? Men bedenke toch, l het gaat om het hoogste, wat wij al« volk bezitten, onze onafhankelijkheid. j Te dezea opzichte mogen wij niet... af wachten. Gelukkig heeft thans reeds een groot aantal bladen gesproken en klonk er al zoo iets van een waarschuwing. Maar Kuyper's woorden «alleen de Kamers zullen over zulke zaken te beslissen heb ban", verzwakken het wantrouwen aller minst. Naar onze meening had Kuyper tot de Figaro sprekende, zich niet achter de Kamer mogen verschuilen maar be hooren te antwoorden: geen Nederlandsen minister die aan het verlaten van den weg der staats-neutraliteit ^en oogenblik heeft gedacht. Nu moet men wel vragen . .. iets van dien aard te zeggen, kon hij dat niet ? Kog eens de voeding van den Nederlandschen soldaat. II. (S!ot). We hebben nog dezelfde kleine keukens met weinig licht en lucht, meestal zonder pomp of spoelbakken, noch gootsteen, het water moet veelal met draagtonnen van de binnenplaats worden gehaald, wat veel werk geeft, alles moest buiten gewasschen, gereinigd worden, in de open lucht of onder een afdak, al zijn in de keukens Senkingsfornuizen aangebracht, we hebben nog dezelfde groote ingemetselde ijzeren potten waarin voor 3-400 man kan ge kookt werden. Ook het keukengereedschap is nog zeer primitief: de houten etenstamper en het roerijzer zijn zoo lang dat de kok op een bank of op den gemetselden rand van den pot moet gaan staan om deze te hanteeren, waardoor er wel eens iets in dien pot kan vallen wat er niet in behoort, de bak om hst vleesch uit te spreiden om af te koelen, van beenderen te ontdoen en te verdeelen is mede van hout, het keukengerei is alles tamelijk stevig maar zeer verschillend van het moderne nette keukengerei van geëmail leerd ijzer. Oji groote stukken vleesch van 20 kilo bijv. te hanteeren en op te bergen zijn sterke vleesch vorken, groote vleeschbakken, groote soeppotten noodig, kan het misschien wel niet anders, doch we zouden wenschen kleine ménages in te .voeren van eene compagnie of althans per compagnie, escadron of batterij afzon derlijk te laten koken, dus voor 40?100 man hoogstens, naarmate van het jaar getijde. Dan zouden de keukengereed schappen: ijzeren potten, pannen, vergie ten, vleeschbraadpannen enz. van heel wat minder afmetingen, van geëmailleerd ijzer, dus zindelijker kunnen zijn dan van hout, want dat is trots alle afwasschen vaak op het laatst doortrokken van vet en moeielijk bacterievrij te houden. Als men verder de Senkingsfornuizen door eene moderne cuisinière verving kon men de bereiding der spijzen tot haar volle recht laten komen, zou zij niets te wenschen kunnen overlaten, nu is het uiterst moei lijk, zoo niet onmogelijk met de primitieve hulpmiddelen en de wijze van uitdeelen aan de personen. Gaan we dit na bij de verschillende levensmiddelen. Het vleesch wordt gekookt of gebraden verstrekt in porties voor ,i man wegende 15 25 dekagr., doch nadat het vleesch van de beenderen is ontdaan en geschikt om genuttigd te worden is die portie heel wat geslonken en weegt pi. m. de helft. Het vleesch gaat bij groote stukken in den pot, een halve nek, een voorpoot met schouder, een achterpoot met bil, een half ribbenstuk, het is opperbest dat het vleesch in zulke stukken geleverd wordt, de soldaat krijgt het geheele beest voor de ménage eii er kan niet geknoeid worden, doch nadat het vleesch gaar is moeten al de beenderen worden uitge sneden en dit is geen gering werk, waarbij de kok niet altijd alleen van vork en mes kan gebru-ik maken maar ook zijn handen nu en dan moet gebruiken tot vasthouden. Daarna wordt het vleesch voor een m nage in 3-400 zulke kleine porties ge sneden en of opgebraden of als soepvleesch op schotels gelegd bestemd voor 20 a 25 man (bawoners van eene chambree), na het opbraden worden de porties even eens op schotels gesorteerd. Dat bij dit alles de zuiverheid van den houten vleeschbak, de reinheid van de handen en van de kleeding van den kok en van de hulpkoks een grooten in vloed kunnen uitoefenen behoeft geen be toog, het soepvleesch is door al die ma nipulaties steenkoud geworden, het is geen smakelijke manier van opdisschen in zulke kleine stukjes en van gebraden vleesch zooals men het in een huishouden of in de onderoffieieremenage eet , heeft de gebraden portie voor den soldaat al heel weinig. Waarom kan het vleesch niet in stukken van 3 G'5 kilogram gewicht rauw vleesch per chambree worden verstrekt? De kor poraal der chambree kan het wel verdee len, ht-.t kan dan in de soep blijven tot de distributie, bleef warm en had zooveel nitt door de vingers te gaan van het keu ken personeel. Werden de ménages per compagnie gehouden, met per compagnie eene cuisinière, dan zou het vleesch hoog stens in 3 a 4 stukken behoeven gesneden te worden, naarmate van het aantal be woonde vertrekken dc-r compagnie, het werd dan met de soep opgedaan en bleef warm. Had elke compagnie zijn eigen cuisinière, dan zou het gebraden vleesch .in zijn geheel of in een paar stukken in den oven kunnen gaan, het kon dan aan de eischen van gebraden vleesch voldoen en men kreeg ook saus. Kleine ménages laten ook toe het menu meer te varieëren, het rijk verstrekt ossen-'of varkensvleesch, in het laatste geval ontvangt bijv. de eene compagnie de ribben en eet karbonade, de tweede een voor- of achterpoot en eet gebraden ham, de derde krijgt de kop en de hielen en eet erwtensoep, met rundvleesch eet de een gebraden rib, de ander buf, de derde lappen bijv. van den nek. Acht men het te veel uit den band sprin gen als de eene compagnie erwten, de andere aardappelen fourageert, dan make men aan de rijksslachterij, van het niet dadelijk uitgegeven vleesch, pekel vleesch of worst, dan is alle gevaar om worst aan de ménages te verstrekken geweken en het menu kan al weder vermeerderd wor den met gebraden worst en rookworst. De bereiding der vleeschspijzen kan dus oneindig beter, veel zindelijker en het eten zelf veel smakelijker en oogelijker zijn, dan bij de thans gevolgde methode. Met de andere levensmiddelen gaat het bij compagnies-ménages met cuisinièes nog veel beter toe. De heer van Gendt erkent zelf dat de Senkingofornuizen zeer geschikt zijn voor bereiding van soepen, die echter wat uit de mode raken, «minder geschikt, om niet te spreken ongeschikt zijn om groote hoe veelheden aardappelen te koken. «Het verwijderen van het water waarin ze ge kookt zijn, het behoorlijk 'opdroogen, het bij het opscheppen in geheelen staat houden van den aardappel is uiterst moeie lijk, zoo niet onmogelijk." Hiermede zijn de Senkingsfornuizen ver oordeeld dunkt ons. Wij wenschen de aardappelen, evenals in de huishoudens en in de onderofficiers-ménages geichiedt, te koken in ijzeren potten op eene goede cuisinière, waarna de aardappelen kunnen worden afgegoten, kunnen opdrogen en in geheelen staat met een schuiuaspaan opgeschept, oogelijk en waroi op tafel komen. Komt er dan nog verbetering in de verstrekte aardappelensoort, worden de aardappelen door vrouwen of door de koks geschild, hetgeen bij kleine ménages in den wintertijd mogelijk is, dan kan de soldaat een goeden, goed geschilden, goed gekookten aardappel te eten krijgen en zal zijne voeding enorm veel verbeteren, terwijl de hoeveelheid dan zeker wel wat zal kunnen verminderd worden, hetgeen den hooger prijs en de kosten van het schillen tegemoet komt. Het schillen der aardappelen door vrou wen is tot nu toe alleen gestuit op de kosten, die niet op de ménages konden gebracht worden, terwijl hoogere autori teiten het niet passend achtten dat de soldaat van zijne kleine soldij nog iets moest missen. Een onaangenaam corvée was het dikwijls" voor hem vooral des winters en na terugkeer van vermoeiende oefeningen, het is dan niet te vermijden, want \óór het uitrukken is er zomers geen tijd. Een ander voordeel van kleiner m nages met cuisinières is dat de toeberei ding der groenten beter tot haar recht kan komen. Het afkoken van groote hoeveelheden groenten en vooral het sto ven van groenten voor 3 tot 400 man is nagenoeg ondoenlijk, bij het gebruik van cuisinières kunnen de groenten naar eisch worden afgekookt en uit het 2X cent fonds kunnen wat specerijen, wat melk, misschien wat boter en suiker worden aangeschaft om de groenten smakelijk te stoven. Ook laten de kleiner ménages toe dat eene compagnie roode kool eet, eene andere koolrapen, een derde spinazie of sla, een groot gemak voor den leveran cier, die niet altijd zulke groote hoeveel heden van dezelfde soort groenten behoeft te leveren, terwijl er meer variatie in het menu kan worden gebracht, want groen ten die voor 400 man te kostbaar zijn, zijn voor 40 man wel te leveren, d.z. soorten als appels, peeren, bloemkool, peulen enz. Bij het verstrekken bijv. van rauwe sla voor 400 man, wat «en last om al die kroppen schoon te maken, het zand uit te wasschen, de bladen watervrij te krijgen, en de sla aan te maken, hoe kan die goed zijn? Voor 50 man is de last heel wat min

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl