Historisch Archief 1877-1940
F. 1315
DE AMSTERDAMMER
A°. 1902.
WEEKBLAD VOOE NEDEELAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en J.USTUS YAN MAÜRIK Jr.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heeren{pracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, ir. p. post ? 1.65
Voor Incüper jaar « mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Pit blad U verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 7 September,
Advertentiën van l?5 regels / 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Ajioouce» uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsiuitend aangenomen door
de £nna KÜDOLF MUSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
I H H OU O i
VAN TEBBE EN VAN NABIJ: Kuyper's antwoord
aan Figaro " Nog eens de voeding van den
Nederlandsohen soldaat II, (Slot) door A. O. Rehm.
De kustverdediging in Nederland, door *?*.
Hoofdmomenten oit den gemeenteraad, VIII, door
Secans SOCIALE AANGELEGENHEDEN : Het
soheidsgerecht in Nieuw-Zuid-Wales, IE, do ir
mr. dr. H S. Veldman. - Patrimonium" aan het
zoeken, door S. KUNST EN LETTEREN: Maziek
in de Hoofdstad, door Ant Averkamp. De eerste
internationale tentoonstelling voor moderne decora
tieve knnst te Turijn, III, (Slot), door P. J. W. J.
v. d Bargh. Premie-uitgave 1902 der maat
schappij Arti et Amicitiae." door J. W. N.
Nacht-SUene, door Marie Marx Koning, beoordeeld
door H. Constant. FEUILLETON: Dissolving
View. Een studie. Naar het Engelsch van Hnbert
Crackanthorpe. RECLAMES. VOOR DAMES:
Bezwaren opgesomd en getoetst, door Elïse A.
Haighton. Op weg naar Transvaal. Een boek
voor meisjes, door J. de Meester, beoordeeld door
G. C Stellingwei'f-Jentink. Teresa Müauollo.
Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL.
FINANCIEELEEN OECONOMISCHE KRONIEK, door D.
Stigter. SCHETSJES : Het eerste kind. Uit het
Spaansch, van Louis Tabyada. - INGEZONDEN.
ADVERTENTIËN.
iiiiHMiiiiiiiiMiiiimiimiiiiiiimiMiMmiiiii
Kuyper's antwoord aan
Figaro".
Dr, Kuyper heeft door middel van den
Figaro l-et Nederlandsche volk doen weten
dat zijn vacantie-reis hem niet met diplo
maten in aanraking had gebracht.
Hij sprak v. Richthofen noch
Goluchowsky.
Eerst den 2 laten of 22sten Augustus was
hij door v. Loon, commissaris der Ned.
Regeering voor de tentoonstelling te Turijn,
ie weten gekomen, welke verhalen er in
de Europèesche dagbladen de ronde deden.
. Dit zal nu wel niemand meer betwijfelen.
Doch hierbij is toch iets wat verwondering
wekt.
Toen dr. Kuyper Donderdags te Turijn
vernam wat er gaande was, zal hij niet
weinig zijn geschrikt. De wetenschap dat
de Hollandache natie werd voorgesteld als
genegen haar onafhankelijkheid prijs te
gev§n, moet hem dermate hebben geërgerd
en verontrust, dat hij dadelijk zijn scherp
zinnigheid zal hebben te hulp geroepen,
om aan zulk een voor zijn volk vernede
renden toestand een eind te maken.
Maar ziet ... hij deed niets. De
daarop volgende week, Zaterdag, schreven
nog bijna alle Hollandsche bladen over
't geval. Ware de Figaro reporter tehuis
gebleven, misschien wisten wij nu nog
niets,.?en dat aangaande de meest belang
rijke zaak, waaromtrent wij Nederlanders
inlichtingen konden verlangen.
Nietwaar, had Kuyper, toen hij nu een
maal met droef heid moest vernomen hebben,
wat men aangaande hem vertelde, niet
aanstonds een mededeeling aan Standaard
of Nederlander behooren te zenden, om hun,
die aldus over zijn geliefd vaderland spraken,
den mond te snoeren ?
Wat verder almede verbazing zal wek
ken : boe wij een minister bezitten, die
zich tot premier heeft laten uitroepen,
en vier weken lang zich durft spenen aan
de Europeesche pers, als had dan alles
wat den goeden naam van Nederland
kon belagen, hem de belofte gegeven te
zullen rusten zoolang hij zich van huis
bevond.
Nu zou het hebben kunnen zijn, dat
Kuyper voor zijn reistijd den heer v. Lynden,
als getituleerd minister van Buitenlandsche
Zaken, had opgedragen, bij ontstentenis
van hem, premier, een oogje open te hou
den voor de belangen van Nederland,
voorzoover die het buitenland betreffen.
Maar blijkbaar is dat niet geschied. Van
Lynden stond niet met hem in briefwis
seling, of v. Lynden las ook geen Euro
peesche kranten... ten minste ook v. Lyn
den liet Gods water maar over Gods akker
loopen... Kuyper den 24n Juli op reis
gegaan, vernam eerst den 21n Aug....
»de praatjes" die Ntêrlands reputatie voor
langen tijd komen bederven van den
heer Vin Loor. Een fraaie toestand!
Zouden er in Europa meer landen zijn aan
te wijzen, waar het ministerie van Buiten
landsche Zaken, als er valsche en gevaar
lijke geruchten over den Staat door de
geheele pers gaan,... zoo lekker slaapt ?
Het antwoord den reporter van de Fi
garo, gegeven, was zeker voldoende om
bepaalde geruchten te logenstraffen; «dezen
keer" had dr. Kuyper v. Richthofen noch
Goluchowski gesproken; maar door ons
Nederlanders wordt iets meer verlangd
dan die verklaring.
De vraag, welke men in 't openbaar of
in stilte stelt, luidt: bleef onze positie, ten
opzichte van Duitschland, zuiver, is zij
steeds zuiver geweest,^n bestaat er geen
gevaar dat zij onder dit Ministerie onzui
ver zal worden ? En hierop kan allerminst
Kuyper's slot-uitspraak als antwoord gel
den. »Wat de kern der zaak betreft,
vergun mij die zelis niet aan te roeren,
en u alleen te zeggen, dat ze behandeld
zou moeten worden door de Kamer, al
leen door de Kamer, indien deze dit ge
schikt acht."
Met deze wijsheid komen wij niet ver
der; daarmee blijven wij in 't labyrinth.
Dat de Kamer ten slotte bij elke toena
dering tot of aansluiting aan Duitschland
gekend zoude moeten worden, zal ook
den journalist van den Jï^arotekend zijn
geweest. In elk geval voor ons Neder
landers beteekent. deze phrase niet veel.
Wij hebben noodig te weten of Kuyper
van zijn Kabinet kan getuigen, dat het
volkomen zuiver staat, steeds stond, en
staan zal, wijl het er ten krachtigste van
overtuigd is, dat Nederland eene stricte
neutraliteit, en dus een gelijke houding
tegenover de verschillende groote Staten
van Europa behoort in acht te nemen,
en dit in 't bijzonder ten opzichte van
Duitschland, Frankrijk en Engeland. En
waarom, nu men de gelegenheid had van
een publieke tribune als de Figaro te
spreken ... dit niet ten duidelijkste ver
klaard; immers niet alleen Europa, maar
Nederland zelf heeft daar behoefte aan ?
Zooals de zaken nu staan, blijft het
wantrouwen heerschen.
Reeds van den aanvang af hebben wij
gewezen op de militaristische sfeer, waarin
het Huf ten onzent leeft, en hoe bij de
ontvangst ten Hove, een gala kostuum
werd geëischt voor allerlei burgerlijke
ambtenaren, museum-directeuren incluis!
Het Militaire Huis werd in plaats van
ingekrompen nog uitgebreid, 't Had er
iets van als waren wij bezig ons op zijn
Pruisisch te fatsoeneeren. De uitgaven voor
leger en vloot stegen zonder ophouden,
al wist ook ieder dat onze weermiddelen
tegen Duitschland van geenerlei
beteekenis kunnen zijn, en alken iets vermogen,
indien het met Duitschland eens mee mag
doen in een oorlog. In n der bladen zag
men dan ook nu reeds verzekerd, dat we
uit dit oogpunt beschouwd, reeds iets kon
den zijn voor den nabuur. Dan: Kuyper
de Militairist bij uitnemendheid, men denke
slechts aan zijn tien millioen voor
snelvuurkanonnen. Nauwelijks is de gelegen
heid daar of hij gebruikt ze om naar
Berlijn te reizen, en men vindt hem bij
Wilhelm aan den disch.
Toen destijds onze premier gegispt werd
over de interviews, waarmee hij zich be
langrijk maakte, hebben wij dat bezoek
aan den Duitschen Keizer als t eenige
gevaarlijke genoemd, dat te denken moest
geven. Immers Wilhelm, die niet ophield
zich als een Oranje-Vorst aan te wijzen
en zijn- Oranje zucht te luc.Hen, had
waarlijk reeds dynastische relaties met
Nederland genoeg, zoodat geen Minister
van Binnenlandsche Zaken zich er toe
behoefde te leenen, om voor de oogen van
het ergdenkend Europa de «vriendschap"
nog meer te doen uitkomen! Gevolgd is
de alles behalve onschuldige
telegraafconventie, het eerste duidelijk bewijs, dat
Duitschland begreep van Nederland iets
meer gedaan te kunnen krijgen, dan een
Staat, die neutraal wilde blijven, mocht
toestaan. Nu heeft, zooals wij in ons
vorig Nr. mededeelden, geen buitenlandsch
blad, maar de Haagsche correspondent van
de Middelburgsche, geschreven, dat er in
de laatste maanden, behalve over een haven
op een der Riouweilanden, om Singapore
concurrentie aan te doen, nog o?er andere
zaken met de Duitsche regeering bespre
kingen zijn gevoerd. Reeds onder het vorig
ministerie moet, volgens dezen zegsman
dergelijke »gedachtenwisseling'' hebben
plaats gehad «zonder eenig vast doel;"
zij bleef zonder resultaat, zoo heet het
dan verder, omdat men een zoo machtig
bondgenoot als Duitschlaud niets had aan
te bieden wat waarde had" enz. Wat
hiervan aan is zal de tijd ons leeren,
maar dit weten wij nu alvast, dat de
telegraafconcessie, de eerste stap! werd
voorbereid door het Ministerie Pierson, en
dat Cremer haar verdedigd heeft, zoodat
het toch niet zoo heel onwaarschijnlijk
klinkt wat de Haagsche correspondent
thans durft verzekeren. Maar indien het
waar mocht zijn, dat ook het
KabinetPierson met Duitschland aan groote politiek
heeft willen doen, dan is toch ongetwijfeld
de vraag geoorloofd: uit welken hoek in
deze de wind waait, een wind die twee
kabinetten het spoor bijster zou hebben
doen worden ?
De zaak, die men thans algemeen be
spreekt is voor Nederland zóó ernstig dat
het de dure plicht is van eiken vader
lander het mogelijk gevaar van elke zijde
te bezien ^?vóór het te laat is, wijl er
verrassingen zich zoude» kunnen voordoen
die niet meer zijn aftewenden al hebben
dan ook de Kamers de eindbeslissing.
Wanneer een ministerie in buitenlandsche
aangelegenheden eens te ver is gegaan,
is de toestand meestal te zeer bedorven,
om hem weer zuiver te kunnen maken
door een kamervotum. Dit is Kuyper
natuurlijk evengoed als ons bekend. En
daarom, nu in het Journal des Débats
reeds de verzekering is gegeven, dat het
Hof in een verlaten vanden
neutraliteitsweg door een nauwere aansluiting bij
Duitschlaud, een voordeel zou zien is
het o. i. meer dan tijd, dat elke schijn
van een streven in die richting wordt
we.genomen; dat Kuyper met iets anders
komt, dan met dat woord aan den redacteur
van den Fiyaro, opdat Nederland zelf en
de groote Mogendheden voor goed zullen
weten dat er te 's-Hage direct noch
indirect aan 't verkwanselen van onze
vrijheid wordt gedacht.
De Tijd heeft zich verklaard tegen den
wensch van het Centrum, door de N. Rotl. Cl.
en anderen, ook door ons geuit, dat
de Kamer het Ministerie in de gelegen
heid zou stellen zich van verdenking te
zuiveren.
Wij kunnen echter niet zeggen, dat wij naar
bet antwoord nieuwsgierig zijo. Iedereen, die
z:eh ook maar een weinigje met politiek bemoeit
in Nederland, kan zonder bijzondere scherpzin
nigheid voorspellen, hoj het antwoord luiien
zal. Wat wij echter aan de Nieuwe Rolt. Ct. niet
toegeven if, dat hetzij de Tweede Kamer, hetzij
de Nederlatidsche Regeering, hetzij deze beiden
vereenigd, het in de macht zouden hebben, aan
de bedoelde gerucbten en beschouwingen in de
buitenlandsche pers eea einde te maken.
,0p de meest formeele tegenspraak van de
regeeringstafel zal in het buitenland eraan her
innerd worden, dat, volgens het woord van een
der groote meesters der moderne piiituk. De
Talltyrand de f-praak aan den mensen gegeven
is, om zijn gedachten te verbergen. Met een
spottend lachje zal door buitenlandsche journa
listen en politici gevraagd worden, of ,de
mijnheers" hen werkelijk voor 66 naïef aanzien, om
dadelijk te geloovec, dat er bij de Nederlandsche
Regeeiing in 's geheel gein p'aunen bestaan,
als die R°geering het zelf zegt ? Of het ooit
gebruik is geweest, het profane publiek getuige
te doen zijn en medezeggenschap te geven bij
het voeren van onderhaidelineen van hoogst
teederen aard tusscben twee RigeeringenP
Of niet veeleer door staatslieden van elke na
tionaliteit en staatkundige richting
onbescheidenen en bemoeizue'itigen met bijzondere zorg
uit de politieke keuken zullen geweerd worden,
als zij daar niet alleen aan het werk gaan, doch
in vereeniging met buitenlandsche collega's zich
voorbereiden tot het gereedmaken van een
gemeeEschappelijken schotel ?
»Wij gelooven niet, dat het heel gemakkelijk
zou zijn, al deze vragen zóó te beantwoorden,
dat voor goed aan de buitenlandsche per?, indien
deze hare redenen meent te hebben, om ons
Lvad in verband met de groote politiek ter
' sprake te brengen, het zwijgen werd opgelegd.
Van een interpellatie in de Kamer verwachten
wij dan ook niets".
Deze redeneering schijnt ons weinig
overtuigend.
Iedereen, zegt het blad, weet vooruit
wel hoe het antw ord luiden zal.
We bekennen gaarne dat we dat niet
weten. Het antwoord kan door beslistheid
geruststellend zijn, maar door dubbelzinnig
heid, door een pogen, om het geven van
een ruiterlijk bescheid op de gestelde vraag
te ontwijken, het bewijs leveren, dat er iets
te verbergen valt.
Nu herinnert de Tijd aan de woorden
van Talleyrand, en daarmede aan het
leugenachtig karakter van de diplomatie,
die er van houdt buiten het volk om
alles te bekonkelen, wat haar lust.
Daarom zouden de buitenlandsche bladen
ook aan Kuypers of v. Lyndens meest
besliste verklaring geen geloof slaan.
Nu moge de Tijd met ons meenen, dat
zelfs de meest formeele tegenspraak niet
ALLE buitenlandsche bladen het zwijgen
zal opleggen, wij hier in Nederland
zullen althans weten, dat het huidig
Kabinet geen aanslagen op onze
onafhankeijkheid voorbereidt ter wille van
dynastieke belangen of zekere materieele
voordeelen van den een of anderen kring.
Wij meenen, dat men in 't buitenland
zeer wel zou begrijpen, hoe sterk het
Nederlandsch publiek afkeerig is van een poli
tiek die ons van Duitschland rechtstreeks
zou afhankelijk moeten, rnaken, indien het '
op dit oogenblik zijn Ministerie dwong
open kaart te spelen wat trouwens dat
Ministerie welkom moet zijn, zoo het een
zuiver spel in handen heeft. En Neder
land salf... zal immers geen oogenblik
daarbij aan Talleyrand denken, wetende
dat een Christelijk kabinet het woord
voert, wiens leider gewoon is te spreken
en te handelen »onder biddend opzien
tot God". |
Van een interpellatie in de Kamer ver
wacht De Tijd... niets. j
Leeft misschien bij De lijd de vrees, l
dat een beslist antwoord niet gegeven zou
kunnen worden ... ? Welnu, is het dan
geen groot voordeel reeds, dat het volk
gewaarschuwd wordt en tot dubbele waak
zaamheid aangespoord ? Men bedenke toch, l
het gaat om het hoogste, wat wij al« volk
bezitten, onze onafhankelijkheid. j
Te dezea opzichte mogen wij niet... af
wachten.
Gelukkig heeft thans reeds een groot
aantal bladen gesproken en klonk er
al zoo iets van een waarschuwing. Maar
Kuyper's woorden «alleen de Kamers
zullen over zulke zaken te beslissen heb
ban", verzwakken het wantrouwen aller
minst. Naar onze meening had Kuyper
tot de Figaro sprekende, zich niet achter
de Kamer mogen verschuilen maar be
hooren te antwoorden: geen Nederlandsen
minister die aan het verlaten van den
weg der staats-neutraliteit ^en oogenblik
heeft gedacht.
Nu moet men wel vragen . .. iets van
dien aard te zeggen, kon hij dat niet ?
Kog eens de voeding van den
Nederlandschen soldaat.
II. (S!ot).
We hebben nog dezelfde kleine keukens
met weinig licht en lucht, meestal zonder
pomp of spoelbakken, noch gootsteen, het
water moet veelal met draagtonnen van
de binnenplaats worden gehaald, wat veel
werk geeft, alles moest buiten gewasschen,
gereinigd worden, in de open lucht of
onder een afdak, al zijn in de keukens
Senkingsfornuizen aangebracht, we hebben
nog dezelfde groote ingemetselde ijzeren
potten waarin voor 3-400 man kan ge
kookt werden. Ook het keukengereedschap
is nog zeer primitief: de houten
etenstamper en het roerijzer zijn zoo lang dat de
kok op een bank of op den gemetselden
rand van den pot moet gaan staan om
deze te hanteeren, waardoor er wel eens
iets in dien pot kan vallen wat er niet
in behoort, de bak om hst vleesch uit te
spreiden om af te koelen, van beenderen
te ontdoen en te verdeelen is mede van
hout, het keukengerei is alles tamelijk
stevig maar zeer verschillend van het
moderne nette keukengerei van geëmail
leerd ijzer. Oji groote stukken vleesch
van 20 kilo bijv. te hanteeren en op te
bergen zijn sterke vleesch vorken, groote
vleeschbakken, groote soeppotten noodig,
kan het misschien wel niet anders, doch
we zouden wenschen kleine ménages in
te .voeren van eene compagnie of althans
per compagnie, escadron of batterij afzon
derlijk te laten koken, dus voor 40?100
man hoogstens, naarmate van het jaar
getijde. Dan zouden de keukengereed
schappen: ijzeren potten, pannen, vergie
ten, vleeschbraadpannen enz. van heel wat
minder afmetingen, van geëmailleerd ijzer,
dus zindelijker kunnen zijn dan van hout,
want dat is trots alle afwasschen vaak
op het laatst doortrokken van vet en
moeielijk bacterievrij te houden. Als men
verder de Senkingsfornuizen door eene
moderne cuisinière verving kon men de
bereiding der spijzen tot haar volle recht
laten komen, zou zij niets te wenschen
kunnen overlaten, nu is het uiterst moei
lijk, zoo niet onmogelijk met de primitieve
hulpmiddelen en de wijze van uitdeelen
aan de personen.
Gaan we dit na bij de verschillende
levensmiddelen.
Het vleesch wordt gekookt of gebraden
verstrekt in porties voor ,i man wegende
15 25 dekagr., doch nadat het vleesch van
de beenderen is ontdaan en geschikt om
genuttigd te worden is die portie heel
wat geslonken en weegt pi. m. de helft.
Het vleesch gaat bij groote stukken in
den pot, een halve nek, een voorpoot met
schouder, een achterpoot met bil, een half
ribbenstuk, het is opperbest dat het
vleesch in zulke stukken geleverd wordt,
de soldaat krijgt het geheele beest voor
de ménage eii er kan niet geknoeid
worden, doch nadat het vleesch gaar
is moeten al de beenderen worden uitge
sneden en dit is geen gering werk, waarbij
de kok niet altijd alleen van vork en mes
kan gebru-ik maken maar ook zijn handen
nu en dan moet gebruiken tot vasthouden.
Daarna wordt het vleesch voor een m
nage in 3-400 zulke kleine porties ge
sneden en of opgebraden of als
soepvleesch op schotels gelegd bestemd voor
20 a 25 man (bawoners van eene chambree),
na het opbraden worden de porties even
eens op schotels gesorteerd.
Dat bij dit alles de zuiverheid van den
houten vleeschbak, de reinheid van de
handen en van de kleeding van den
kok en van de hulpkoks een grooten in
vloed kunnen uitoefenen behoeft geen be
toog, het soepvleesch is door al die ma
nipulaties steenkoud geworden, het is geen
smakelijke manier van opdisschen in zulke
kleine stukjes en van gebraden vleesch
zooals men het in een huishouden of in
de onderoffieieremenage eet , heeft de
gebraden portie voor den soldaat al heel
weinig.
Waarom kan het vleesch niet in stukken
van 3 G'5 kilogram gewicht rauw vleesch
per chambree worden verstrekt? De kor
poraal der chambree kan het wel verdee
len, ht-.t kan dan in de soep blijven tot
de distributie, bleef warm en had zooveel
nitt door de vingers te gaan van het
keu ken personeel. Werden de ménages per
compagnie gehouden, met per compagnie
eene cuisinière, dan zou het vleesch hoog
stens in 3 a 4 stukken behoeven gesneden
te worden, naarmate van het aantal be
woonde vertrekken dc-r compagnie, het
werd dan met de soep opgedaan en bleef
warm. Had elke compagnie zijn eigen
cuisinière, dan zou het gebraden vleesch
.in zijn geheel of in een paar stukken in
den oven kunnen gaan, het kon dan aan
de eischen van gebraden vleesch voldoen
en men kreeg ook saus. Kleine ménages
laten ook toe het menu meer te varieëren,
het rijk verstrekt ossen-'of varkensvleesch,
in het laatste geval ontvangt bijv. de eene
compagnie de ribben en eet karbonade,
de tweede een voor- of achterpoot en eet
gebraden ham, de derde krijgt de kop en
de hielen en eet erwtensoep, met
rundvleesch eet de een gebraden rib, de ander
buf, de derde lappen bijv. van den nek.
Acht men het te veel uit den band sprin
gen als de eene compagnie erwten, de
andere aardappelen fourageert, dan make
men aan de rijksslachterij, van het niet
dadelijk uitgegeven vleesch, pekel vleesch
of worst, dan is alle gevaar om worst aan
de ménages te verstrekken geweken en
het menu kan al weder vermeerderd wor
den met gebraden worst en rookworst.
De bereiding der vleeschspijzen kan dus
oneindig beter, veel zindelijker en het eten
zelf veel smakelijker en oogelijker zijn,
dan bij de thans gevolgde methode. Met
de andere levensmiddelen gaat het bij
compagnies-ménages met cuisinièes nog
veel beter toe.
De heer van Gendt erkent zelf dat de
Senkingofornuizen zeer geschikt zijn voor
bereiding van soepen, die echter wat uit
de mode raken, «minder geschikt, om niet
te spreken ongeschikt zijn om groote hoe
veelheden aardappelen te koken. «Het
verwijderen van het water waarin ze ge
kookt zijn, het behoorlijk 'opdroogen, het
bij het opscheppen in geheelen staat
houden van den aardappel is uiterst moeie
lijk, zoo niet onmogelijk."
Hiermede zijn de Senkingsfornuizen ver
oordeeld dunkt ons. Wij wenschen de
aardappelen, evenals in de huishoudens
en in de onderofficiers-ménages geichiedt,
te koken in ijzeren potten op eene goede
cuisinière, waarna de aardappelen kunnen
worden afgegoten, kunnen opdrogen en
in geheelen staat met een schuiuaspaan
opgeschept, oogelijk en waroi op tafel
komen.
Komt er dan nog verbetering in de
verstrekte aardappelensoort, worden de
aardappelen door vrouwen of door de
koks geschild, hetgeen bij kleine ménages
in den wintertijd mogelijk is, dan kan de
soldaat een goeden, goed geschilden, goed
gekookten aardappel te eten krijgen en
zal zijne voeding enorm veel verbeteren,
terwijl de hoeveelheid dan zeker wel wat
zal kunnen verminderd worden, hetgeen
den hooger prijs en de kosten van het
schillen tegemoet komt.
Het schillen der aardappelen door vrou
wen is tot nu toe alleen gestuit op de
kosten, die niet op de ménages konden
gebracht worden, terwijl hoogere autori
teiten het niet passend achtten dat de
soldaat van zijne kleine soldij nog iets
moest missen. Een onaangenaam corvée
was het dikwijls" voor hem vooral des
winters en na terugkeer van vermoeiende
oefeningen, het is dan niet te vermijden,
want \óór het uitrukken is er zomers
geen tijd.
Een ander voordeel van kleiner m
nages met cuisinières is dat de toeberei
ding der groenten beter tot haar recht
kan komen. Het afkoken van groote
hoeveelheden groenten en vooral het sto
ven van groenten voor 3 tot 400 man is
nagenoeg ondoenlijk, bij het gebruik van
cuisinières kunnen de groenten naar eisch
worden afgekookt en uit het 2X cent
fonds kunnen wat specerijen, wat melk,
misschien wat boter en suiker worden
aangeschaft om de groenten smakelijk te
stoven. Ook laten de kleiner ménages toe
dat eene compagnie roode kool eet, eene
andere koolrapen, een derde spinazie of
sla, een groot gemak voor den leveran
cier, die niet altijd zulke groote hoeveel
heden van dezelfde soort groenten behoeft
te leveren, terwijl er meer variatie in het
menu kan worden gebracht, want groen
ten die voor 400 man te kostbaar zijn,
zijn voor 40 man wel te leveren, d.z.
soorten als appels, peeren, bloemkool,
peulen enz. Bij het verstrekken bijv. van
rauwe sla voor 400 man, wat «en last
om al die kroppen schoon te maken, het
zand uit te wasschen, de bladen watervrij
te krijgen, en de sla aan te maken, hoe
kan die goed zijn?
Voor 50 man is de last heel wat
min