De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 14 september pagina 1

14 september 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

l t Né. 1316 DE AMSTERDAMMER A°. 1902. WEE NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS YAN MAÜRIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerenffracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, ir. p. pust f 1.05 Voor Indiëper jaar , mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , .121/» Dit blad U verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het GrtnJ C»fé, te Parij». Zondag 14 September, Adverlentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f O.iO Hedaines per regel , 0.40 A-ouohceg uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUÜOLK MOSSB te Keulen en dool alle filialen dezer firma. I N H O U Ut VAN TEBBE EN VAN NABIJ: Woorden en daden. -f- Jhr. mr. Titus Anthony Jacob van Asch van Wijck, (met portret), door H. de Wilde. Het verarmen van den Javaan, door P. C C. Hansen Jr. Gerritsen's verklaring. Hoofd momenten «it den gemeenteraad, IX, door Secana. SOCIiLE AANGELEGENHEDEN: Honderd jaren fabriekswetgeving, door S. WETENSCHAP: Budolf Virchow t. (met portret), door E. D. P., I. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. De Architectuur in hare hoofd-tijdperken, door Henri Evers en De Architect onder redactie van het Genooschap Architectara et Amicitia, beoordeeld door v. d. P. Van de Passielooze Lelie, door Frederik van Eeden, beoor deeld door J. K. Kensbarg. De doornenweg van een Russisch dichter. Eene brochure van Toletoï. FEUILLETON: Kiysta. Poolsche novelle, van Maria Konopnicka. Naar het Duitsch, door M. v. O. RECLAMES. VOOR DAMES: Gewoue vrouwen, door M. K. Artsen der «iel, door F. J. van Uildriks. Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OEOONOMI90HE KRONIEK, door D. Stigter. SCHETSJES : De schriftkundige. Naar het Duitsch Tan Wilhelm Meyer Förster. INGEZONDEN. ADVERTENTIEN. Woorden en daden. De »Generaals" zijn in Amsterdam ont vangen, gelijk te verwachten was, met de warmste sympathie. De dagbladen hebben in "t breede er verslagen van gegeven onnoodig die te herhalen of aan te vullen. Slechts op n punt wenschen wij, naar aanleiding daarvan, te wijzen. Wat zijn wij Hollanders toch een volk van taaie redevoeringen, van preken en sermoen. Och Heere, wat een stroom van woorden in die .Nieuwe Kerk, voor menschen, die geen tien zinnen noodig hadden om te begrijpen wat er in ons omging. Wat een herhaling van oude banale gezegden; hoe zeldzaam afgewisseld door een pittig woord, dat hen het hart kon roeren. Maar 't ergste van alles, d ie deftige klinkklank van Prof. de Louter! Hoe kaneen mensen, op zulk een oogenblik, zoo saai en zoo taai zijn? Mijn Heme!, zoo zou men willen uitroepen, uit welk eoort van stof van gevoel en gemoed heeft Oaze Lieve Heer toch zoo'n hooggeleerde samengesteld? Zit er dan in de geheele ziel van zulk een «woordraachine" geen enkel vonbje, dat, zij 't ?dan ook maar even, mocht lichten door die stampvolle kerk! Daar zijn dan die drie helden aanwezig ?die de gansche wereld verbaasd hebben ?door hun pbysieken en zedelijken moed en die den naam van Holland, als het land huneer afkomst, met den glans hunner ?daden hebben bedeeld, als waren wij zelven opnieuw de dragers van al de deugden onzfcr vaderen uit het glorie-tijdperk, dat men gelukkig nóg niet vergeten heeft. En daar komt De Louter zoowaar, na aller lei praatjes van niets, als wist hij geen raad om dan toch iets te zeggen dut ..op een beteekenisvol woordje geleek, W, vertellen, wat wij Nederlanders wel voor Vrijstaat en Transvaal hebben gedaan! Geloof intusschen wat men u weieens ia de oorea blaast niet, dat uwe Hollaudsehe vrien den het bij woorden hebben gelaten. »Neder!and heeft meer gedaan. Te kleinen te zwak om openlijk als uw bondgenoot op te tre den heeft bet nooit geaarzeld zijn liefde en be wondering ondubbelzinnig en aanhoudend uit te spreken, tüer vond de sympathie van gansch Europa baar middelpunt en brandpunt. Neerlanfl's Koningin heeft niet geschroomd op raad harer Regecring in 1900, een arer oorlogsschepen beschikbaar te stellen om uwen grijzen StaatspresideLt veilig en wel over den Oceaan te bege leiden naar het bevriende land, waar tienduizen den hem met epen armen ontvingen. Het Nederlandsche volk heeft niet slechts in de dagen van uwen voorspoed aanzienlijke kapitalen ter beschikking gegield tot ontwikkeling van rijke hulpbronnen van uw land, doch ook ondanks de 2 «rare verliezen door den oorlog geleden, belang rijke sommen verzameld tot leniging uwer ram pen en verlichting uwer nooden. «Blijkens eene nauwkeurige berekening door mij, uit pas verschenen tfficieele beschrijvingen afgeleid, klimt het t< taal bedrag van ontvangst der verschillende vereeniginger, die met elkaar wedijveren, om u bij te staan, tot ver boven de 2 millioen gulden, waarvan ongeveer drie kwart de N. Z. A. V. alken stortte. Voeg dairbij de aanzienlijke giften aan het Roode Kruip, aan vele vereeniginger, die geen opgave deden, of nog niet gereed ZIJD, aan en door particulieren overgemaakt, en gij zult erkennen dat de warme wootden door klinkende d»den zijn gevolgd. Wat meer zegt, Nederland heeft velen naar verhouding meer dan eenig ander land ter we reld van zijne jonge en wakkere zonen, onder wie meer dan een dtor buitengewone gaven uit munten, afgestaan aan de zaak van uw lai d ei uw volk. Menigeen heeft bezwaren en ontberin gpn met u gedeeld, j», leven en gezondheid ge offerd, aan de zaak van nationaliteit en rectit vaardigde d, welke o t s verbindt. »Heeft het N dtrlaidsehe volk dus iiderdaa< bijgedragen tot behoud van uw volksbestaan t u t>t hulp in dt n nood, het is thans nietmir.de) dan gij, generaals, over den uitslag van den strijd bedroefd. Het Irenrt om uw leed, al om eigen leed, en rraagt zich moedfloos af, wa' te doen. Van n wacht bet antwoord. Is i) uwen geest in overleg met UT bi proefde Raads lieden een plan gerijpt o ai, ocdauks uwe onderv. erping aan het Britsche geza* en mi t inacht neming d*r overeengekomen voorwaarden, uwe natiotaliteit te handhaven en fe verh' Sm Nederland zal ook ra de tillooze bijdragen, reeds gegeven, wedercm bereil zijn den sti ff;lijken en zedelijken steun te verleener, dien gij behoeft. »Oader deze redelijke voorwaarden nochtans, dat het gegronde hoop mag koesteren dat zijne giften zullen strekken tot bereikirg van het be oogde doel: oph(fL-n der zwaar gttrtffcjn Afri kaner Nationaliteit, m. a. w. handhaving en verbreiding der Hollandsche taa1, van het Ho!landsche onderwijs, van den Hollandschen S'atenbijbel. Geen Hollandsche hulp aan Eagelsche belangen of Britsche po l hit k. Het is bekend, dat enkele gelukkig zeer enkele bezendingen van sttffelijki goederen naar de vr.uwenkauipen tunne bestemming niet bereikt hebben en in verkeerde banden verdwaald zijn. Dit ge vaar zou thans wel eens grooter kunnen worden, indien men niet weet, langs welke we2;en het doel kan vi orden bereikt en welke hinderpalen daarbij moeten worden voorzien en overwoanen. «Gelukt.het u, hieromtrent een aannemelijk en uitvoerbaar plan te ontwerpen, dan zal niet slechts Nederland, maar half Earopa u steunen. En waartoe moest nu deze blameerende grootspraak anders dienst doen, dan om de laksheid, het gebrek aan activiteit der Ned. ZuidAfr. Ver. te bedekken? Als de heer de Louter eens verteld had hoe veel van de twee millioen, niet door de Zu;d-Afr. Ver. gestort, maar door haar werken bijeengebracht was; wat zou het cijfer dan wel wezen ? Wat beteekende op dit moment, de verzekering, dat de N. Z. A. V. op een plannetje van de Zuid-Afrikaanders wachtte om weder iets te doen? Had de heer Louter zijn breedsprakige speech niet tot een tiende deel kunnen bekorten, als hij daar waar het zoo paste had kunnen mededeelen! wij, generaals, weten zeer goed waarvoor u geld zult coodig hebben; voor armen, voor vrouwen, voor kinderen, voor scholen, voor onderwijzers, voor aankoop van b.noodigdheden van allerlei aard en daar wij u, op grond van uw hooge vaderlands liefde, in zooveel opoffering getoond, vol komen vertrouwen, hebben wij al vast in geheel Nederland onze organisatie in wer king gesteld, en kunnen u thans reeds een paar ton aanbieden, terwijl wij bezig zijn ook in 't buitenland de samenwerking te zoeken voor een Europeesche en Amerikaansche inzameling ten behoeve onzer uitgemergelde stamgenooten ; rekent op ons, generaals, wij zijn de Ned. Zuid-Afr, Vereeniging, die heel iets anders u wil geven dan wowden want van daden zijn wij thuis. Maar ziet 't tegendeel is 't geval. De Louter heeft, zooveel maanden na het sluiten van den vrede, alleen woorden, woorden, woorden ... hij deed met zijn Ver eeniging niets; bij heeft, behalve 't restanije van vroeger, qwn, 'Cent. En dat moet de prof. nu excuseeren met die hoog wij ze waarschuwing in de Nieuwe Kerk: hoort eerr-, wij geven niet opnieuw, als wij niet zeker weten, dat van ons geldje geen stuiver aan een Engelscliman komt, en 't dus alles is voor de H llandsche taal, den Statenbijbel en de Hollandsche school. Nietwaar, wat een berekenende man zoo'n Hollandsche filantroop tóch is... als hij vergeten heeft onder de veelheid zijner woorden aan daden te denken! Ned. Zuid-Afr. V. waar blijft gij, hebben wij reeds gevraagd. Immers wel openden uit ongeduld reeds enkele bladen een inschrijving. Wat ons betreft, wij meenen, dat die bladen beter zouden gedaan hebben met de Zuid-Afr. V, door herhaald schrijven gelijk ook wij deden tot haar plicht te roepen. De inzame ling zal zij niet in kleine inzamelingetjes verloopen behoort n te zijn; in 't groot, goed georganiseerd, over 't geheele land op gelijke wijs zoo alleen komt men tot goede resultaten. Nu echter ook aan de overige bladen de .diepe zin van de Louters gespeech wel niet ontgaan zal zijn, durven wij hopen, dat er toch eindelijk door de pers op een krachtig optreden van de Z. Afr. V. met ons zal worden aange drongen. Er zijn nu woorden genoeg ge weest, het getreuzel of het niets doen heeft reeds veel te Jang geduurd deftige praters... komt t-, t daden !! f Jhr. Mr. Titus Anthony Jacob van Asch. van Wflck. Het smartelijk lijden en het heengaan van den Minieter van Koloniën herinne ren onwillekeurig aan ?'et tragisch einde van het leven van den Minister van Oor log uit het kabinet Kappeyne. Eindelijk was De Roo van Alderwerelt er in geslaagd van de groene banken in de Tweede Kamer naar de Regeeringstafel te verhuizen. Het doel van zijn jaren lang streven had hij bereikt. Zoovele Ministers was het leven door zijn scherpe critiek zuur gemaakt; thans was hij zelf belast met de portefeuille van Oorlog. Men had groote verwachtingen van hem helaas, hij werd ziek, ernstig ziek log voor hi] iets tot stand had kunnen bren gen. En het eind was de dood. Een gelijk lot wedervoer Van Asch van Wijck. liet was vtx>r nitsinaud een ge heim, dat diens eerzucht zich uitstrekte naar het Ministerschap. Het scheen iets onbereikbaars voor een man als hij, trouw wapenbroeder van dr. Kuyper. Ook nog wel om andere redenen. Tosh slaagde hij. Hoe gelukkig gevoelde hij zich, met wat blijden trots zwol zijrr hart, toen hem einde lijk de vrucht van een jaren langen noesten arbeid was ten deel gevallen. En zie tenauwernood had hij op het Piein zijn j intrek genomen, brandende van ijver om aan eenige gewenschte1 maatregelen en hervormingen zijn naam te verbinden, toen de doodelijke ziekte, die zijn toch niet zeer sterke physieke krachten langzaam maar zeker sloopte, hem overviel, hem niet los liet en hem overal vervolgde. Wel poogde hij, door zijn geestkracht en door zijn harts tocht om te werken, zich er over heen te zetten; hij worstelde tegen de ziekte met al de kracht waarover zijn bewonderens waardig werkzame aard beschikte. Met opgewektheid verdedigde hij zijn eerste Indische begrooting, zoodat alle partijen in de kamer, zoodat zelfs Van Kol, als om strijd zich beijverden om hem hulde te brengen voor de wakkere wijze, waarop hij alle sprekers wist te woord te staan en toonde zijn begrooting van stukje tot stukje te kennen. Vele jaren heb ik het-voorrecht gehad met den overledene te mogen samenwer ken. Ik kende hem en wist tijdens de behandeling van zijn eerste begrooting, die helaas ook zijn laatste zou zijn, dat zijn krachten waren ondermijnd, dat hij meer van zijn lichaam vergde dan het kon weer staan. H*4 bleek al spoedig, toen in de dagen tusschen Kerstmis en Nieuwjaar de begrooting in de E°rste Karaer moest wor den behandeld. Trouwens van de Putte helaas, ook deze bekende figuur be hoort reeds tot de geschiedenis! wist van de ziekte van Van Asch van Wijck. Met de goedmoedigheid, dien nobelen veteraan bij al zijn uiterlijke hardheid eigen, zeide Van de Putte dat hij thans niet een principieel debat zou voeren. Doch, hoezeer het lijden het stempel op zijn gelaat en op heel zijn houding had gedrukt, Van Asch van Wijck antwoordde onmiddellijk een debat, e°n principieel debat te willen aanvaarden. En hij meende dat in vollen ernst. Zóó was hij. Een man van strenge plichtsbetrachting, nauwgezet ik zou haast zeggen op volmaakte wijze ten aanzien van iedere taak, die hem was opgelegd, zich geen rust gunnende alvo rens de taak te hebben verricht ook al moest hij daarvoor zijn nachtrust opofferen. De ziekte dwong hem evenwel en dat in letterlijken zin zijn kamer te houden. Maar ook toen wist hij nog van geen rust. Altijd was zijn werkzame geest, zijn rusteilooze aard bezig. Correspondeer en, de stukken teekenen, het geschiedde alles met dezelfde nauwgezetherd als vroeger, Onder de hevigste]; pijnen, op zijn bed, zóó worstelde bij en bleef hij worstelen ook na de eerste goedgeslaagde operatie, die helaas de kiemen van de doodelijke krankheid, welke in zijn lichaam woelden, niet t ad kunnen wegnemen. Tot Zater dag 30 Augustus. Hij had er zich nog zooveel van voorgesteld, op het Loo de Koningin persoonlijk geluk te wen schen. Dit kon niet meer. De onverbiddelijke dood was hem genaderd. Daar tegen vermocht zijn ijzeren wilskracht niets. En op dien dag werd besloten tot een tweede operatie ... men weet nu het eind. Dinsdag voormiddag even voor 12 uur werd zijn levensdraad afgesneden in het gemeente ziekenhuis te 's Gravenhage, in tegenwoordigheid van zijn echtgenoote, die hem met bewonderenswaardige trouw en toewijding heeft verzorgd en die nim mer van zijn sponde week, heel den duur van zijn droevig lijden. De Roo van Alderwerelt en Van Asch van Wijck ... er is overeenkomst tusschen beider lijden. Of de overeenkomst vol komen is ik kan haar noch bevestigen noch ontkennen. De eerste is mij slechts bekend uit wat van hem door mannen van verschillende denkwijze is medege deeld : en daaruit weet ik, dat in de eer zucht van De Roo van Alderwerelt door sommigen een zeer sterk persoonlijk ele ment wordt gezien. Van Van Asch van Wijck kan evenwel met volle vrijmoedig heid en met volkomen zekerheid gecon stateerd worden, dat zijn eerzucht in de eerste en voornaamste plaats bedoelde voor anderen en voor zijn land nuttig te mogen zijn. Hij wilde de hoogste plaats innemen.... om daardoor het meeste en het beste te kunnen doen voor zijn land en volk. Daarom is zijn heengaan in de volle kracht van zijn leven, bij het begin van een loopbaan waarvan bij zoo veel, o zoo veel verwachtte zoo diep treurig, zoo onbeschrijfelijk tragisch. Tragisch ook nog in een anderen zin. Laat mij dit met een enkel woord toe lichten. Van Asch van Wijck heeft langen tijd vele en bittere persoonlijke tegens'anders ! gehad. Voor een zeer groot deel moet dit m.i. worden toegeschreven aan de bei sliste wijze, waarop hij zich schaarde bij de partij, die dr. Kuyper tot leider had. Wat Van Asch van Wijck deed, geschiedde nooit ten halve, maar geheel. Als hij zich ergens voor verklaarde, dan gaf hij daar aan ook al zijn krachten, geheel zijn persoon. Reeds als student onderscheidde hij zich door zijn ijveren voor het bijzonder onder wijs en zijn bestrijden bij verkiezingen voor den gemeenteraad te Utrecht, voor de Staten in liet Sticht en voor de Tweede Kamer van alle candidaten, die behoorden tot de liberale partij. In 1S78 leidde hij en organiseerde hij in heel de provincie Utrecht het volkspetitionnement tegen Kappeyne's schoolwet, met een onver schrokkenheid en met een energie, die de bewondering van de vrienden der bijzon dere scholen, maar de verbittering van haar tegenstanders spwekte. Die verbit tering was waarlijk niet zonder beteekenis. De aristocraten in het Sticht de Huydecopers en de Rnyaards, conservatief in merg en been konden het niet dulden, dat een jongmensch als »Titus" huis aan huis liep, den boer opging om de men schen, die tot heden steeds zoo trouw op J de candidaten hadden gestemd, welke door de rentmeesters der heeren waren aange wezen, afvallig van »de heeren" te maken, hen te bewegen uit eigen oogen te zien en te stemmen op een candidaat, die hun begin selen voorstond. Zelfs werd hij zedelijk gedwongen, door de hevige verbittering der Uirechtsche heeren, ontslag te nemen uit een overigens weinig aanzienlijke be trekking, ik meen bij het hoogheemraad schap van den Lekdijk. Doch Van Asch van Wijck was niet ! spoedig vervaard. Strijdlustig van natuur, ' had hem de tegenwerking der Utrechtsche j aristocratie te meer geprikkeld; en van nu af aan werd hij de leider van een oppositie in het Sticht tegen het Utrechtsche oud-liberalisme, dat in 1885 eindigde met de omzetting der Staten. Bewonderens waardig was de werkkracht, die hij daarbij ontwikkelde. Bij een periodieke Staten- en Kamer verkiezing als in 1883 en in 1886 scheen hij overal tegenwoordig te zijn. Met wer kende leden van de kiesvereeuiging *Nederland en Orarje" bezocht hij de kiezers huis aan huis; en kon toch. nog tijd vin den om vergaderingen van kiezers te hou den te Breukelen, te Baarn, te Zeist, ja waar al niet. Hij had in iedere gemeente zijn «agent" of «agenten" die hij voorzag van gespecificeerde kiezerslijsten, waarin zeer nauwkeurig de kleur van al de kie zers was aangeteekend. Het conservatief liberalisme van het Sticht, dat tot dien tijd door rentmeesters of burgemeesters en gemeentesecretarissen had «gewerkt", zag tegenover die overweldigende werkkracht en tegenover die krachtige organisatie zijn heerschappij ten einde spoeden. Was het dan wonder, dat «Titus'' de gehate per soon was, dien te treffen een genot zou wezen ? Maar »Titus'' was niet te treffen. Daar toe was zijn energie te krachtig, zijn ijver te solied, het vertrouwen dat hij allengs j bij de meerderheid der bevolking in net Sticht verwierf, te sterk en te innig. Werd hij beschimpt en gehoond in de deftige kringen, wees men hem met de vingers na als hij ergens gezien werd zijn partijgenooten, meest «kleine luyden", droegen hem op de handen. In 1881 vaardigde Zwolle hem af ro>r de Tweede Kamer ; kort daarop werd hij tot ieders verbazing door Heemskerk tot burgemeester van Amersfoort benoemd. Hierover was men het echter eens en dat was een troost voor zijn wederpartijders! dat daar niets van terecht zou komen. Titus kon de menschen oproerig maken tegen »de heeren", hij was een politieke agitator .. . maar een gemeente als Amersfoort te besturen, dat kon hij natuurlijk niet. Het begin van heleinde was nu gekomen. En zeker het was een begin, niet tot het einde evenwel, maar tDt hoogere positie. Want zonderling, Van Asch van Wijck, in wien nieta goeds was te bespeu ren, bleek een voortreffelijk burgemeester te zijn, die zeer Rpoedig het volle ver trouwen van al zijn gemeentenaren wist te verwerven: van radicalen zoowel als van roomsch katholieken, van oud-liberalen zoowel ah van anti revolutionairen. Ent toen hij in 1891 zijn gemeente verliet, was er in heel Amertfoort oprecht leed wezen over zijn vertrek, ja vloeiden de tranen bij menigeen over zijn heengaan. Hij bleef onder al de bezwaren, waar in hij allengs gewikkeld werd, een der krachtigste figuren, n der werkzaamste en meest wilsvaste revolutionairen, die dr. Kuyper onder alle omstandigheden onwrikbaar trotAv bleef. Vijf-en twintig jaren geleden scheen het een oogenblik, dat Van Asch van Wijck een anderen weg dan dr. Kuyper wilde opgaan. Het denkbeeld was niet vreemd bij hem om een soort van christelijk conservatieve jonker-partij te vormen tegenover de christelijke democraten van dr. Knyper. Doch het was slechts zeer kort. Spoedig werd hij overtuigd dat zoo iets onmo.gelijk was en geheel indruischte tegen de beginselen, die hij zelf beleed. Eenmaal daarvan overtuigd, schaarde hij zich on der het vaandel van dr. Kuyper; en hij bleef daaronder, wie dat vaandel oofc verliet. De anti-revolutiocaire partij heefi zeer veel aan hem te danken. Haast zou ik zeggen, dat hij naast dr. Kuyper het meest en toe heeft medegewerkt om die partij, welke 25 jaren geleden nog zoo onbeteekenend was, tot groei en bloei te brengen. Dat hij door zijn werkzaamheid voor de partij vele persoonlijke vijanden verkreeg, is reeds hier boven gezegd. En ook mag niet ontkend, dat nij door zijn vurige wijze van optreden zelf aanleiding tot verbitte ring gaf. Doch al het kwade en verdachtmakende, dat van hem in den loop der jaren is gezegd, is allengs gebleken op niet deugdelijke gronden te berusten. » Titus" werd in Uilenspiegel en consorten op dikwerf honende wijze bespot en bslachelijk gemaakt; hij was tot niets goede bekwaam. De voortreffelijke wijze, waarop hij een tiental jaren aan het hoofd van de gemeente Amersfoort stond, hetft het tegendee doen zier; en meer nog zijn Gouvei?Purschap over Suriname. Ik her inner me nog levendig, hoe sceptisch in de meeste onzer dagbladen over de be noeming van Van Asch van Wijck als gouverneur geoordeeld werd. Voor die ge wichtige betrekking was hij wel allerminst geschikt. De kolonie, die immers door het «wanbeheer" van Lohman in treurigen toestand verkeerde, zou nu de dup^ worden van het streven van het Ministerie-Mackay om de vrienrljes op het kussen te helpen ? En de uitslag? Die was al even bevre digend voor de vrienden van Van Asch van Wijck als de wijze waarop hij het burgemeesterschap had bekleed. Al spoedig na zijn optreden in Suriname wist hij het vertrouwen te winnen; er kwam rust en orde; en allen, die over de kolonie konden oordeelen, roemden over zijn bestuur. De gelukkige wijze, waarop hij tot twee keer toe zijn bedillers had teleurgesteld, had vanzelf een kentering gebracht in de ongunstige opinie, die bij niet weinigen over hem, over zijn kennis en zijn objec tiviteit bestond; en van daar dat zoogoed als niemand in afkeurenden zin sprak over zijn benoeming tot Minister van Koloniën. Van Asch van Wijck had eindelijk, dank zij zijn werkkracht en zijn toewijding aan de publieke zaak, het vertrouwen ook van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl