Historisch Archief 1877-1940
No. 1316
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
Wacht niet, als een tooneelscherm opgeschoven,
't verzwinden aller raadslen, 't zwart verhang
van waan verwelkt, en 't plots met vollen drang
toeslroomend heil uit open hemelhoven.
Zuster, de weg ter heiliging is lang.
Hij stijgt en daalt, verman u, en blijf loven
wanneer de wande' in licht-versloten kloven
weerballen zacht echo van engelzang
eenmaal verrukt gedronke' op lichten top,
Wij kunne' in 't ijle 'en eeuw'ge nog niet leven
nog niet op stille, zondelooze zwingen
van kruin tot kruin door zuiv'ren aether zweven.
Maar daal getroost wij beure' uit doiste
kringen
den onvernietigbaren licht-wil op.
J. K. NSBUBG.
NIEUWE UITGAVEN.
Bet huwelijk door alle eeuwen en de
vrouwemacht in het gezin, door mevr. MOINAT
TUIT. Amsterdam, C. L. G. Veldt.
Wie wir unsere grossen Dichter ehren sollten.
Ein Wort ber Dichter-Denkmaler nnd anderes,
von dr. ERNST SCUULTZB. Mit einem Motto
von Gustav Falke. Leipzig, Verlag von L.
Staackmann.
Bede, uitgesproken in een Broederschap van
Geestverwanten, tot toelichting van het opstel
getiteld: «Natura Artis Magistra" als gids naar
het gebied der gemeenschap. Amersfoort,
Valkhoff & Co.
>Het Nederlandsch Gasthuis voor behoeftige
en minvermogende ooglqderg," gevestigd te
Utrecht Drie en Veertigste Jaarlïksch Verslag
Zaterdag 5 Juli 1902, over 1901.
CHABLES ALBERT, Vrye liefde. Bussum, C. J.
W. Grentzebach.
.Een gevaarlijke proef, door FOKKO Bos.
No. 152 van >Warendorf's Novellenbibliotheek."
Amsterdam, Van Holkema & Warendorf.
Inhoud van Tijdschriften.
De Arbeid. 8e afl.: Een Zomer, door Henry
Bakels. Uit het vleesch, dat zwak is, door
L. Schutter. Broeder Henricus, door M,
Blokzyl. Verzen, door Ary Delen.
Zomerfoor, door Frits Moerman. Sonnetten, door
Richard de Cneudt. Vlaamsche kronieken,
door Victor de Meyere.
Europa. 9e afl : Geholpen, naar het Zweedsch
van Wil ma Lindtré. De man met de grieven,
door Louise Ahn. De kans, door Maurice
Maeterlinck. Vrijage in Oost-Pruisen, uaar
het Duitach van Marianne Wittich. Een
boekenpraatje, door Cenatos.
De Vrije Opmerker. 32s afl.: De tribune en
de dagbladpers. Een republiek Aan de
Nederlandeche vrouwen. Dronkenschap by
volksfeesten. Prinsjesdag en de Haagsche
gemeentewerken. Iets uit de rede van den
Minister van Waterstaat. Galanterie van den
Haagschen Gemeentesecretaris. Tout comme
chez nous. De brand van Flora en het
noodlot.?De allerchristely'kste Z.-A. oorlog.
Vloeken in de kazerne. Twee matenstelsel
bij onze justitie. De huwely'ksbode. De
heer v. d. Lotff te Utrecht. De heerEilers
te Sassenheim.
Tijdschrift voor toegepaste Scheikunde en
Hygiètte. 12e afl.: Enkele Enzymen, door dr. G.
H. Leignes Bakhuizen. Het
watergasapparaatsysteem dr. J. Kramers en Aarts, door dr. Alph.
Steger. Desinfectie van afvalwater, door J.
v. d. Bruggen, civiel-ingenieur. De openbare
waterwegen en afvalwater, door dr. J. E.
Enklaar. Toestelletje voor de ontbranding
van knalgas, door dr. G. Doyer van Cleeff.
Eene Nederlandsche Chemische Vereeniging.
Ingezonden stukken. Industrieele
mededeelingen enz.
Boon's Geïllustreerd Magazijn. 39a afl.: Buste
van president Krüger in het Z.-A. Museum.
Het Zuid-Afrikaansch Museum te Dordrecht,
door J. L. Kouwenaar. Fotografie onder
water. Het vaderland van de Afternoon- tea
Het zonderlingste diner dat er ooit heeft plaats
gehad, bewerkt door Holda. Twee honderd
mijlen in een uur op den spoortrein. Een
keizerlijke banneling, door J. G. B. Vos.
Verhalen van de Gold Star Stoombootmaat
schappij, door J. T. Meade en Robert Eustace
Hoog boven mecschen, (uit Fred. van Eeden's
Ellen: Een lied der smart.) .Dereukbran
der, door Tola Dorian (Prinses Metschersky.)
Voor het tooneel: (verzen, monologen, dialogen
en stukken.) De Pianostemmer, blijspel in
een bedrijf, door Jan Stork.
Eigen Haard, Np. 37: Waarom? door J.C.
Holberg. Rumphius op Ambon geëerd, door
Bintang Djaoeh,met af h?Vondel op Scheybeek,
door Jer°. de Vries, met portret en afb.
Het familieleven der dieren, naar het Duitsch
van dr. Th. Zeil. Uit Hasselt's verleden,
door L. Nooter, met. af b. naar foto's van den
heer Bolkesteyn, te Hasselt, I. Verschei
denheid. Feuilleton.
iiiiiiimiiiimi
IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIHIIIIIIIIillllllllllllllllllllimillllllllllllllllllllllllMMIIIIHIMIMIIIHIllMIMIIIH
MlimiflIMIfMHIlllllMIMIinillMIIIIIIHmillllMIIIIIMlIIII
YOOEl DAMEjS.
Gewone IMFen,
Wees wat ge zij t: een vrouw;
Indien ge meer wilt wezen,
Zoo zijt-ge er geen.
SHAKESPEARE.
Ik weet zeer goed, dat ik mij waag op ge
vaarlijk terrein, door een woordje te willen
spreken over gewone vrouwen, 't Valt niet te
ontkennen dat zij, bij de tegenwoordige voor
uitstrevende richting, het soms een beetje hard
te verantwoorden hebben. Haar aantal ver
mindert dan pok bij den dag althans in hare
eigene schatting. Daarom mocht ik wel
beginnen met te vragen: zijn er eigenlijk nog wel
gewone vrouwen F Zijn er nog vrouwen, moedig
en onafhankelijk genoeg om, bij de buitengewone
eisohen die tegenwoordig aan haar gesteld
worden, te e t kennen dat haar aanleg gewoon
en alledaagsch is en zij geroepen zijn om bet
gewone, aUedaagsche werk te verrichten in de
wereld, zich daardoor ongeschikt verklarend
voor hooger onderwijs, vrouwenkiesrecht of
artistieke opleiding?
De meeste vrouwen laken tegenwoordig naar
wat alleen het deel is van de zeer bekwamen
onder de mannen. Wij behoeven bier niet na
te gaan hoe die begeerte zoo algemeen is ge
worden. Natuurlijk heeft zij altijd gesluimerd
in het hart van elke vrouw, begaafd met buiten
gewone talenten, maar de drang der tijden, de
verandering der sociale toestanden heeft haar
krachtig 'ontwikkeld, te krachtig zou men bijkans
zeggen. En zoo zien wij het beden ten dage
gebeuren, dat menige vrouw liever het kleinste
talentje aankweekt, dan zich te wijden aan het
dagelijksche, gewone werk, ook al schijnt ze
daarvoor in de eerste plaats geschikt. Dat ook
groote talenten*8chaduwzijden hebben, dat schijnt
haar niet in te vallen. We willen daarom eens
nagaan wat daaromtrent het gevoelen was van
twee hoogbegaafde vrouwen: Engeland's groote
prozaschrijfster, George Eliot, en Engeland's
grootste dichteres, Elizabeth Barret Browning.
Beiden hebben zij, behalve hare groote
intelJlftluuu&K TF^11^*1-" de tftfth^dtin gfffliuaakt WL.
een gelukkig huwelijk. Wij behoeven slechts
Oeorge Eliot's dagboek te lezen om te beseffen
wat de liefde van haar echtgenoot voor haar
geweest is. Maar haar melancholiek tempera
ment heeft, zelfs over die geneuchten, een
schaduw geworpen, donker en blijvend, en in
de jaren, die voorafgingen aan haar gelukkig
samenleven met George Lewis, heeft zij zoozeer
geleden onder de eentaamheid van hart en geest,
dat zij van hare nederiger zustren zegt: *zij
behooren tot die liefderijke, beminnelijke zielen,
die zonder hunne tijdgenooten of de nakome
lingschap in verbazing te brengen, een middel
tot geluk zijn voor allen, die in hunne nabij
heid leven en op die wjjze de som der aardscbe
vreugd vergrooten." En ergens anders: .dat
het er, met u en met mij, niet zoo slecht uitziet,
ala het geval had kunnen zijn, dat is gedeeltelijk
toe te schrijven aan hen, die hun verborgen
leven trouw hebben geleefd en nu rusten in
graven, die niemand bezoekt."
Wat Elizabeth. Browning aangaat, in de
lange jaren van ziekte en pijn, die zij door
bracht op haar Sofa, heeft zij den beker der
bitterheid geledigd tot op den bodem. Eu
-hoewel die lijdenstijd werd opgevolgd door
vijftien jaren van eene innige zielsvereenigmg
met een man als Robert Browning, en door de
zaligheid van het moederschap, zoo laat zij toch
in Aurora Leigh, eene soort van autobiographie,
de heldin, eene hoogbegaafde vrouw, wier ge
dichten de wereld in verrukking brachten,
zeggen.
«?Licht hadd' ik meerder waar geluk gekend,
Als 'k min bekend n minder eenzaam waar geweest;
Misschien een beet're vrouw ook in 't geheel,
Als moll'gekinderarmpjes om mijn hals zich hadden
Geklemd en zachtkens mij getrokken naar omlaag;
De wijnstok, bukkend onder 't wicht dier vruchten
Is trotsch op zulk een last; de palm
Staat rechtop in een oceaan van zand."
De levensboom van menige vrouw van talent
staat in een ,oceaan van zand," terwijl baar
werk de eenige vrucht is die bij draagt. H t ar
gaven moeten wél groot, haar geest wél krachtig
zijn, als dit haar al de kleinere vreugden des
levens vergoeden moet. Deze vallen ten deel
aan de gewone vrouw. Voor haar zijn al de
nederiger en liefelijker werken des levens. Als
we de gelukkige dagen der kindsheid ons voor
den geest halen, dan verrijst voor ons oog het
beeld eener oudere zuster of ongetrouwde tante,
eener trouwe dienstbode wellicht, voor wie ons
kinderleed, onze kindervreugd niet te klein of
te onbeduidend waren. Zij hebbeu zei ren nooit
de hoogten des levens beklommen, misschien
nooit de zonzijde ervan gezien. Toch bebbenzij
den een of ander vroolijker, gelukkiger, beter
misschien, gemaakt en dat zegt heel wat in een
wereld, die zich zelve zoekt.
Meestal is de gewone vrouw getrouwd en
het valt niet te ontkennen, dat zij, in die positie,
bet best uitkomt. De een of ander heeft ont
dekt, dat zij bereid is zich geheel en al te
wijden aan de bevordering van zijn geluk en
beeft zich gehaast, zich van eene zoo aange
name levensgezellin meester te maken.
Instinktmatig heeft zij zich gewijd aan de studie, die
eene Amerikaansche dame onlangs wenschte
opgenomen te zien op het programma eener
meisjesschool: de studie van den man. En de ie
studie heeft aangename en nuttige resultaten
opgeleverd, wat niet van alle studie gezegd kan
worden. Voor haar is het leven altijd waard
geleefd te worden; zij is vol animo en belang
stelling voor zijne alledaagsche plichten en ge
noegens. Zij is bij uitstek geschikt voor de
kleine behoeften en eisenen van iederen dag.
In dit haastig bestaan van ons heeft zij altijd
den tijd om baar huis prettig en aantrek
kelijk te maken, want zij heeft niets anders te
doen. Voor haar echtgenoot is het in waarheid
eene rustplaats na zijn dagwerk, voor haar kind
de plek, waarnaar steeds zijn verlangen zich uit
strekt, als plicht hem de wijde wereld heeft
ingedreven, waarnaar hij altijd het gelaat houdt
gewend, als de pelgrim naar Mekka.
De gewone vrouw kan lief hebben, zonder voor
zichzelve te veel te eischen en te vragen, zon
der te twijfelen, zonder al te scherpziende te
zijn. En we weten het allen:
,Wie zalig zijn wil, moet niet alziend zijn."
Is dit niet maar al te dikwijls de voorwaarde
om gelukkig te zijn, in een wereld van zooveel
onvolmaaktheid?
Aan de gewone vrouw gelukt dit dikwijls in
haar huiselijken kring. Levende illustratie van
Schopenhauer's bewering, dat Alle Beichrankunff
beglückt, wordt zij geheel ingenomen door haar
engen kring van plichten, laat zich niet uit het
veld slaan door de kleine ellenden van het
dagelijksch leven, lost de moeilijkheden er van op
door haar praktiscben zin. Misschien zal men
haar, in gezelschap, een beetje vervelend vin
den, dwingt zij ons, nu en dan, een glimlach af
door haar naïef geloof, dat haar eigen kleine
wereld ook onze hoogste belangstelling wekt,
door haar totaal gebrek aan interest in al wat
de groote wereld daarbuiten boeit en beweegt.
Maar vol zielevrede, volgt zij haar beperkt
levenspad en mochten de omstandigheden baar
nu en dan drijven in wijderen kring en er een
flauw vermoeden bij haar opkomen, dat zij tiet
geheel beantwoordt aan de tegenwoordige eischen,
dan neemt zij spoedig weer de wijk in haar
eigen huis en in die veilige veste, blijft zij on
wankelbaar in haar geloof dat zij het beste
deel hè'ft gekozen. Daar houdt iedereen van
4uiM, «l kan zij zelden 4e diepere Mndeeningeu
van liefde, bewondering, geestdrift wekken.
Haar gaven zijn niet van de soort, die andere
vrouwen naijverig maken en de nederigen wor
den niet afgeschrikt door haar superieure hoe
danigheden.
Den besten troost heb ik tot het laatst be
waard; menigmaal zal men van haar kunnen
zeggen: geen talent maar een karakter. De
natuur streeft naar harmonie, Indien a der
vermogens bovenmate ontwikkeld is, tracht zij
het verbroken evenwicht te herstellen door aan
het ander zijn kracht te ontnemen.
We kennen ze allen de groote talenten, die
diep ongelukkige vrouwen zijn geworden. Daar
is Sonja Eonvalewska en mrs. Carlyle, George
Sand, mrs. Lynn Linton, Ouïda en Annie
Besant en zoovele anderen. Meegesleept door
gevoel en verbeelding, vertoeven zij steeds of op
de hoogten of in de diepten van het leven,
weten niet het evenwicht te bewaren der kalme
en krachtige naturen, hun levensscheepje voor
schipbreuk te behoeden, bereiken zij zelden
.wat zij begeeren. De gewone vrouw streeft
naar minder hooge doeleinden, maar bereikt die
meestal. In 't kort, zij is die tegenwoordig
zeldzame verschijning : eene tevreden, gelukkige
vrouw.
Moeten wij dan allen trachten gewore vrou
wen te worden P
Geenszins.
De wetten der natuur zijn onschendbaar. Er
zullen altijd vele vrouwen zijn die, door aanleg,
neiging of omstandigheden, geleid worden tot
hoog begeeren en schoon verwezenlijken. Zij
zullen zich een weg banen trots alle
belemnfering. Maar de gewone vrouw moet trouw
blijven aan haarzelf, zich niet schamen om te
zijn wat de natuur wilde dat ze wezen zou,
zich niet inspannen tot het uiterste om te
worden een ziekelijk product onzer beschaving,
waardoor ze noch haar eigen geluk noch dat
van anderen bevordert. Want verhooging van
levensvreugde, dat moet toch het doel zijn van
alle cultuur.
En als het haar tegenwoordig wel eens bang
om het hart wordt, tusscben alle
vooruitstrevenden om haar heen, laat haar dan bedeukeu
dat hoogten eenzaam zijn en het kil is daar
boven in de lucht ea dat de bloem van liefde
en gelnk het best wil tieren in de luwte van
een beschut hoekje.
H. M. K.
Artsen ter ziel.
Kunnen de mensehen elkander helpen in het
verkrijgen en bewaren van geestelijke gezond
heid, zooals zy elkander wel degelyk van dienst
kunnen zy'n met betrekking tot hunne licha
melijke gezondheid ?
Och," zegt een cynicus, van dat laatste
komt ook al niet veel; de dokters helpen
iemand van den wal in de sloot en bederven
veel meer dan zy verbeteren." En merkwaardig
genoeg gaat met den zwartziener mee de van
vredelievende melk- en waterachtigheid over
vloeiende en van zoete mensen- en dierenlie
vendheid druipende tolstouan en planteneter;
ook die is vuur en vlam tegen de dokters en
al wat met hen annex is. Met hun vergiften
doen volgens- hen de geneesheeren niets dan
kwaad, en ge kunt niet beter doen, heet het,
dan ze voor goed uit uw leven te bannen.
Wie goed oplet, verneemt door de heele
wereld heen die anti-medieche stropming, wat
niet wegneemt, dat de dokterskoetsj es keuriger
en talrijker worden, en dat by' de minste stoornis
in de lichaamsfunctiën. de menschen zoo gauw
mogelijk om den arts zenden. Dat laatste niet
al te gauw te doen en by een gezonde leef
wijze vertrouwen te stellen in den wil en de
neiging tot gezond zy'n, in 't normale lichaam
aanwezig, zoodat geduld en wachten tot 't weer
beter is, by kleine kwaaltjes worden toegepast,
lijkt ons nog altijd raadzaam. Maar stellig is
het niet minder gewenscht, dat wy vertrouwen
blijven stellen in de wetenschap en by' de
dingen, die zich eenigszins ernstig laten aan
zien, ons wenden tot haar en tot niemand en
niets anders van de velen en 't vele, die zich
tegenwoordig naast haar komen stellen.
En a propos van de geestelijke gezondheid ?
Zy'n er dokters te vinden, die, als ons geestelijk
oog niet helder ziet, ons aan een bril kunnen
helpen; die, als het oor onzes geestes niet fijn
onderscheidt, het kunnen cureeren, die, als een
ziekelijke woekering zou willen postvatten in
ons geestelijk leven, haar kunnen verwijderen;
die aan de geestelijk zwakken versterkende
middelen, aan de tragen naar den geest een
dosis opgewektheid, aan de jaloerschen een
quantum tevredenheid, aan de vi eesachtigen
een hapje moed, aan de wankelmoedigen een
portie standvastigheid en aan ons allen vele
greinen van 't groote universeele middel, het
medegevoel, kunnen toedienen ?
Wy' meenen zeker, dat die er zy'n; dankbaar
herdenken wy' artsen der ziel, die in ons leven
zy'n opgetreden, en nog steeds zy'n er, die als
zoodanig ons ten zegen willen wezen. Onder
die dokters naar den geest komen er voor van
meerdere en van mindere geleerdheid, men
schen van 't oudere licht en van het nieuwere,
maar merkwaardig is het, dat in tegenstelling
met de wetenschap, die de menschen naar het
lichaam gezond wil maken en gezond wil hou
den, de wetenschap van de artsen der ziel by'na
niet veroudert, zoodat een geneeswijze voor den
geest, die vijftig en meer jaren geleden goede
resultaten opleverde, ook thans nog probaat
zal blijken.
De kwalen en ellendeni waaraan het
menscbely'k organisme is blootgesteld, varieeren,
voor zoover ze het stoffelijk bestaan betreffen,
in den loop der eeuwen veel meer, dan waar
men op het terrein des geestes bly'ft. De tijd
van 't algemeen optreden van pest- en pokziekte
ligt achter ons; influenza en malaria zijn kwa
len van den lateren ty'd, maar kleinzieligheid
en hardheid, haatdragendheid en
menschenvrees, stugheid en onverschilligheid, inhaligheid
en baatzucht, leedvermaak en wangunst zy'n
vau alle tijden.
De dokters, die aan die booze geesten in de
menschen wereld wat moeilijkheden in den weg
kunnen leggen, hen misschien voor goed kunnen
bezweren b\j individuen en hun invloed kunnen
beperken op de menschheid in 't algemeen,
die dokters behoeven niet angstvallig te zorgen,
dat zy' de studie by'houden, van alle nieuwe
ontdekkingen en proeven op de hoogte blijven,
elk aangeboden geneesmiddel op zy'n essentiëele
waarde onderzoeken en van ieder ontluikend
procédéin de geneeskunde notitie nemen. Zy'
kunnen tot op zekere hoogte zich aan de oude
en beproefde medicijnen houden, en wat gisteren
een goed effect sorteerde, zal dat heden en
morgen weer doen in overeenkomstige gevallen,
terwy'l niemand hen ouderwetsch en achterlyk
zal noemen, zoo zy in hun behandeling met
geen mode en geen nieuwe methoden rekening
houden, maar alleen met wat de ervaring en
hun inzicht in het wezen van den patiënt hen
leerden.
Worden zulke artsen der ziel in scholen
opgeleid, aan academies gevormd, met diploma's
begiftigd en aan benoemingen geholpen?
Van wie zich zieleherders noemen en die
aldus worden gevormd, zy'n er die by hun
herderlijk ambt inderdaad over de gezondheid
van hun kuddeke waken en voor enkele van
de door hen- gehoede schaapkens soms als ware
artsen der ziel optreden, maar in de meeste
menschenlevens zullen de werkzaamste midde
len ten bate der geestelijke gezondheid gereikt
zy'n door ongediplomeerde, mogelyk ook wel
ongeschoolde medicy'nmeesters of wel door die
grooten naar den geest, wier lichamely'ke tegen
woordigheid niet eens noodig was, om een
weldadigen invloed ten goede van hen te doen
uitgaan.
Artsen der ziel, dat zy'n de grooten geweest,
wier geschriften voor tallooze kranken naar
den geest als heelende balsem hebben gewerkt,
soms door 't afschrikkend voorbeeld van gelyke
kwalen en gelyke zwakheden, als waaraan die
patiënten leden, maar meer nog langs indirecten
weg, eenvoudig doordien zij eenen verruimenden
invloed hadden op geest en gemoed, en zooals
in werkelijkheid by 't stygen op hoogten b\j
ruimer uitzicht meer wordt overzien, zoo wordt
ook 't inzicht in wat geestelijk ons en anderen
raakt, klaarder bij elke uitbreiding van den
geestelijken horizon. En 't is immers ook in
dezen zoo waar, dat men zy'n kwalen kennen
moet, om met succes ertegen op te treden.
Daarbij hoe versterkend is voor den geest
het bad der bewondering ! Als een toovermiddel
kan in ons werken de bewondering voor wat
kunstenaars en denkers hebben tot stand ge
bracht in hun scheppende momenten ! Zy kan
alle kleinheid van ons wegnemen, alle leely'ks
uit ons denken doen verdwynen; zy kan ons
opvoeren tot de hoogten, vsnwaar het klein.
menschely'ke met a_l wat krank en zwak en
leelyk is, wegdeint in onzichtbare verte. Wie
in bewonderende stemming is, wordt voor 't
verkeerde ontoegankelijk, welk? waarheid altijd
de echte kunstenaars tot weldoeners der mensch
heid stempelen zal.
Maar naast profeten en zieners, wysgeeren
en kunstenaars wandelen er met ons gelijk
vloers over de banen der menschheid van die
heel eenvoudige artsen der ziel, wier steunende
n genezende kracht niet schuilt in wat hun
penseel op het doek of hun pen ten papiere
bracht, maar in hun persoonlijkheid zelve, zoo
als die in kleine daden en soms
onbeteekenende woorden zich uit.
Kan ieder, die in zy'n herinnering zoekt, ze
zich niet voor den geest roepen, de ouderen,
die in onze jonge jaren ons altyd sterkten en
aanmoedigden, als weifeling of zwakheid zich
deden gelden, en die een andere maal, als een
stimulans een verkeerde of gevaarlijke uitwer
king kon hebben en ook geen tonicum vereischt
werd, dat tot krachtsinspanning en wilsverster
king dienen kon, dadelyk met hun ontspan
nende en verzachtende woorden en blikken
klaar waren en zoo het in opstand gekomen
gemoed tot kalmte brachten of aan den te
sterk geprikkelden geest afleiding en daardoor
rust bezorgden ?
Zy', tot wie velen opzien en van wie velen
zulk een geestelyke hulp verwachten, onder
wijzers, leeraars en andere geestelijke herders,
blijven dikwyls in gebreke in dezen, maar zoo
hun de gave geschonken is van 't rechte woord
en den rechten blik te kunnen brengen op de
rechte plaats onder de aan hun leiding toe
vertrouwde kleinen naar geest en lichaam,
verrichten zy' als artsen der ziel soms wonde
ren, brengen de heerly'kste genezingen tot stand
en weten de akkers in de harten zóó te berei
den, dat daar enkel groeit wat den kweeker
vreugde en den toeschouwer een
welaangenamen aanblik bereidt.
En dan nog de toevallige genezingen, de
wonderen, aan den eenen mensen door den
anderen verricht zonder opzet, zonder bedoe
ling om te helpen of te cureeren ! Wat school
kinderen in dit opzicht voor elkander kunnen
wezen en vrienden voor vrienden, ook als beiden
even jong en onervaren zyn, is met geen woor
den uit te drukken, onder geen cyfers voor te
stellen. Het onderling vertrouwen, door geen
enkel gezag ingesteld, door geen wet of regel
gehandhaafd, niet als plicht beschouwd en
evenmin als deugd, heeft dan dikwyls een uit
werking, waarover men versteld moet staan.
Want het is niet altyd door het geven van
een goed voorbeeld, dat die invloed van kin
deren onderling op elkander zich doet gelden,
dan zou men met de zucht tot nabootsing al
een heel eind heen komen met de verklaring.
Ook niet de macht der tegenstelling treedt
daarbij altyd op, al zullen die beide in veel
gevallen raadsels kunnen oplossen, neen, dik
wijls zal door een onverklaarbare werking de
eene knaap op den anderen gunstig
influenceeren, het eene meisje aan hst andere een kracht
ten goede meedeelen, die zich niet uit ver
schillende, noch uit overeenkomstige karakter
eigenschappen laat verklaren, maar die ons
plaatst voor het vraagstuk van den
onnaspeurly'ken en eubtielen onopzettelyken invloed van
de menschen op elkander.
Waar geen overeenkomst is in leeftijd, zal
men den invloed der ouderen op de jongeren
allicht aan meerdere ervaring en levenswijsheid
willen toeschrijven, maar hoe is het dan, dat
wjj ons uit onze jonge jaren zooveel ouderen
herinneren, wier woorden van opwekking of
aanmoediging, van lof of blaam ons absoluut
koud lieten, terwy'l anderen, huns gelijken in
jarental en wijsheid, in juist dezelfde omstan
digheden door ban woorden en daden, door
blikken of wenken soms reeds gezag en leiding
wisten te geven, ook waar die in 't geheel niet
werden verwacht.
Gesprekken tusschen ouderen, door kinderen
bygewoond, werken vaak lang na en bly'ken in
hun strekking oneindig veel werkzamer en meer
afdoend dan. 't mooiate preekje, voor vader of
moeder ter verjaring afgestoken en dan de
krachtigste vermaning van
eerste-rangspedagogen.
'c Is hiermee zóó gesteld, dat wy dedingen
niet juist nemen voordat, waarvoor ze zich
aanmelden, en wie in zich heeft de neigingen
't vermogen, om uit ei^en oogen te zien, zal,
twijfelend aan wat gepatenteerde
waarheidzoekers leeren, den invloed ondergaan van wat
niet te zy'nen eigenen behoeve was gedaan en
gezegd, vermaand en berispt, getroost ea op
gebeurd.
Zoo leven de menschen by en met elkander
en kunnen onderling elkaar ten zielearts zy'n,
vaak zonder het zelf te weten. De toegediende
geneesmiddelen zy'n meestal van onstoffelijken
aard, en als wy in de medicynkast van die
artsen der ziel snuffelen, zal 't blyken, dat
hun meest gebruikte artsenyen de etjquetten
dragen van liefde en vertrouwen. Aan die beide
hebben de artsen der ziel een groot deel van
hun succes te danken, en de meest hardLekkige
zielekwalen zy'n voor de gezegende werking
dier middelen op de vlucht gegaan.
Vooral die stimulans van het vertrouwen
werkt in bijna alle gevallen heilzaam, omdat
bij altijd weer nieuwe mogelijkheden tot ver
andering en verbetering opent, altyd hoop wekt
en den moed erin houdt en daarop komt het
toch per slot van rekenirg aan. Wachten tot
't weer beter is", het middel tegen kleine
lichaamskwaaltjes, kan ook aanbevolen worden
voor wat de geestely'ke gezondheid bedreigt,
want de neiging ten goede, de wil om gezond
te zy'n, in 't normale lichaam aanwezig, zy'n
in niet mindere mate eigenschappen van den
geest.
Loch'em. F. J. VAN UILDRIKS.
Wanda de Boncza. Sociaal vrouwelijk
hulpbetoon.
Eenige jaren geleden stelde een Parysch
dagblad de vraag: «Wie is de schoonste vrouw
in Par\js?"
Bij meerderheid van stemmen werd uitge
maakt, dat aan de Poolsche tooneelspèelster
Wanda de Boncza, het onbetwist brevet van
lichamelijke schoonheid kon worden toegekend.
Met haar schoonheid, met haar kort
schitterleven, bedwelmend van succes, vereering en
rijkdom is het gedaan. Het arme schepseltje,
nauwelijks dertig jaar oud, is bezweken aan
de gevolgen eener operatie. Iedereen kende
haar, want Wanda de Boncza bezat in hooge
mate >le besoin de semontrer". Misschien had
zy wel vierkante vingertoppen »les doigts
spa t ui es" volgens de leer der chiromancie een
attribuut van menschen, steeds belust de aan
dacht te trekken.
Op conrses, in den »Salon" op de »jour du
vernissage" overal hield de met wit satijn
gecapitonneerde landauer van Wanda de Boncza
stil en stapte zy' er uit met de sierlijke be
valligheid van een jeugdige prinses. Al haar toi
letten waren toonbeelden van smaak en verfijnde,
op-alles-bedachte ijdelheid. Als kind kwam
zy reeds naar de »Ville de Lumière" en leerde
de Fransche taal zoo goed en onberispelijk
spreken, dat de directie van het Odéontheater,
eer met haar inlegde. De wy'ze waarop zy' haar rol
speelde in de >Marquis de Priola" was van dien
aard, dat men luide verkondigde, dat Wanda wel
dra in >la Maison de Molière" als sociétaire haar
plaats zou innemen. Het mocht niet zijn. Door
haar vroegtydigen dood daalden jeugd, schoon
heid, talent en gratie in het somber-zwygende
graf.
Op haar ziek- en sterfbed sprak zij niet
anders dan haar moedertaal. Max von
Schenkendorf had gely'k toen hij schreef:
>Aber soll ich beten, danken,
Geb' ieh meine Liebe kund,
Meine Seligsten Gedanken
Sprech 'ich wie der Mutter Mund."
* *
*
Te Berlijn bestaat sinds jaren een
vereeniging van jonge meisjes en vrouwen tot hulp
betoon by het groote maatschappelijk werk,
dat op 't gebied van armenzorg en weldadig
heid, iederen dag toeneemt. Vele juristen en
medici, alle philanthropen hebben op het terrein
van armwezen en aanverwante sociale vraag
stukken ook ten onzent hunne
hoofdenjarenlang gebroken. Ean der hoofdkwestiën raakt
bijvoorbeeld het vernuftige en winst-gevende
bedel -bedry'f in zy'ne groote verscheidenheid.
Wie daarover ins ons land wil oordeelec,
behoeft niet juist lid van «Armenzorg" te zijn
of het Elbert'elder stelsel bestudeerd te heb
ben, een verblijf van een paar maanden in
een welvarende buitengemeente, waar geen
marechaussee wegen en paden veilig houdt,
zal hem beter van deze leemte in onze
armverzorging op de hoogte brengen, dan vele
geleerde, ingewikkelde betoogen over de kolo
nies Ommerschans en Veenhuizen.
Wat de Berly'nsche jonge meisjes- en
vrouwen-groepen eerst onder leiding van
mevrouw Schwerin, later onder die van de
energieke Alice Salomon hebben verricht, is
vermeldingswaard. Vooreerst staat der ver
een iging een uitmuntend theoretisch- en
praktisch-geschoold personeel ten dienste.
ledere groep der armen-verpleegsters heeft een
voorzitster, die de .werkzaamheden regelt.
Groep a is aan armenzorg en aan het openbare
welzijn gewijd en vestigt bare aandacht op
de middelen die tot stoffelijke en zedely'ke
verhefficg kunnen voeren.
Groep b omvat de blinden, zoowel de
alleenwonenden, als die in Blinden-gestichten.
Groep c strekt in velerlei zedelijke richting
hare bemoeiingen uit over het kicd.
Groep d is aan zieken-verpleging en het
toezicht huneer verwanten gewy'd.
De vereeniging slaat in verbinding met
by'na alle instellingen van staat en stad, die
hetzelfde doel beoogen en zy kan als
centraalbureau van eene andere Maatschappij van
Weldadigheid door vrouwen beheerd nimmer
genoeg werkkrachten leveren zonder
onmiddelijk op nieuwe aanvragen bedacht te moeten
zy'n. De theoretische opleiding der verpleeg
sters omvat drie cursussen in het winter-semester.
No. 1. Over de inleiding tot praktische
armverzorging van vrouwen.
No. 2. Over bizondere hoofdstukken over
het familierecht uit bet burgerlijk wetboek.
No. 3. Over de beginselen van de moderne
Duitsche volkshnishoudkunde. Bovendien be
staat er een jaar- cursus, tot vorming van
beroepsverplegers in zaken van armenzorg en
ander maatschappelijk hulpbetoon. Juist door
dergelijke samenwerking in verschillende
menschlievende werken, ligt de aanstelling
van bezoldigde, armverzorgsters door de stad
Berlyn voor de hand.
Ook te Weenen, Hamburg, Bremen,
Koningsbergen en Mannheim zijn dergelijke
vrouwenvereenigiugen voor sociaal hulpbetoon opgericht.
Vrouwen die baar tyd nuttig willen besteden,
behoeven zich niet bekommerd te maken, dat
er gebrek is aan werk voor hoofden,-harten
en balden.
Hilda's en Coroia'e, goidt u aan I
CAPRICE.