De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 14 september pagina 8

14 september 1902 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

r DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOB NEDERLAND. No.1316 bouw voor de spoorwegen berekent de heer G. F. Huntington, dat duizend personen in mijnbouw werkzaam, evenveel voordeel voor een spoorweg aanbrengen als tienduizend per sere», die in den landbouw arbeiden. Van verschillende andere deskundigen lees ik de meest gunstige verklaringen. Hét Mexico-syndipaat heeft voor Nederland n millioen dollars in deze onderneming ge reserveerd. Twee en een half millioen dollars zyn reeds in Amerika en drie en een half millioen dollars in Engeland geplaatst. De International Constrnction Compary, met haar kapitaal van 7 millioen dollars, heeft tot doel liet aanleggen van de Kansas City, Mexico & Oriënt Rwlway Cjmpany, die midden door bedoelde veelbelovende landstreek loopt vaa Kansas City naar de Stille Zuidzee. Het gou vernement van Mexico heeft aan deze maat schappij ruime subsidie toegestaan in den vorm van gouvernement»-bonds, boschgronden en myuGOEcea&ies, Voor het exploiteeren van deie boschgronden en mijnconcessies zyn op gericht een Timberland Company en een Mining Development Campary. De verwachting wordt uitgesproken, dat alleen deze my'nen genoeg zullen opbrengen om het kapitaal, voor den bonw van den spoorweg besteed, terug te krijgen. De aacdeeleu in deze beide maat schappijen behooren dus ook aan de aandeelhou ders in de International lostruction Cjmpacy. De koeten van aanleg zyn met veel zorg berekend. Als de spoorwegbouw voltooid is, zal voor elke dnisend gulden bewya-van aan deel in het syndicaat Mexico, beschikbaar geeteid kannen worden twee honderd dollars aandeel in bovenbedoelde Mfxiean T.mbeifhid Company en drie honderd twintig dollars aandeel in bovenbedoelde mynonderneming. De*e laatste twee waarden zijn afkomstig van de concessies van het Mfxicaansche gouver nement. Aan den houder van duizend gulden bewrjg van aandeel syndicaat Mexico zal dan tegen intrekking van dat bewy'-t, bovendien uitgekeerd kunnen worden, zeven honderd veertig dollars 4 pCt. vi.fcipj'mge ohligatiën Kansas City, Mexico en Oriënt R<«ilw»ycompaiy, voorts negen honderd vijftien dollars preferente aandeelen dito en zeven honderd vijftien dollars gewone aandeelen, of het provenu van al deze waarden in contanten. AU ik nu in aanmerking neem, dat de eerste mannen van de haute-finar.ce in Linden en in New-York, den vorigen keer genoemd, aan deze onderneming hun naam en geld geven en de leider van bet syndicaat, Mr. J. C. van Marie, die, meen ik, reeds op reisnaar MFXICO is, behoort tot de Am&terdamsche high- life en dat de leden van de commissie van advies, de vorige week in het naschrift genoemd, als solide en eerlijke mannen, volkomen vertrouwen verdienen, dan is het niet te verwonderen, dat ffiannen van kapitaal zich gaarne voor deze onderneming interesseeren. Voor hen is hier weinig te wagen en waarschijnlijk zeer veel te winnen. Van menschen echter, die van een ] vast conponbedragje moeten leven, mag geen geld verwacht worden. Hun klinkt zoo menig maal hard in de ooren: Wie heeft dien zal gegeven worden. Het plan van den Minister van Financien om den gouden standaard in Mexico in te voeren, is reeds de vorige week besproken. Amst, Marnixstr 409 l n 9 ,^ D STIOTBE BnsEum, Borneo . ( De flöoniÊBf eg M een Eassisch fiickler. E" zyn menschen, wier leven men, caar alle uiterlijke kenteekenen te oordeelen, als gelukkig zou beschouwen. Zy schijnen door het lot buitengewoon begunstigd te zyn en worden door velen beny'd. Hun lever, spad lijkt met rozen bedekt. Maar wanneer men dat leven wat nauwkeuriger leert kennen, vindt men in plaats van rozen doornen, niets dan doornen. Tot die gelukkig-ongelukkigep, die schyngunstelingen van het lot, behoort ook de be kende rmsitche dichter Maxim Garki. Zelden geraakte een schryvcr met zulk eene snelheid tot wereldberoemde vermaardheid. Zelden bereikte een man uit de laagste volks klasse in zulk een korte sranne tyds, eene hoogte in de letterkunde, als dit met Gorki het geval was. Weinige jaren geleden nog bakkersjorgen, toen. kwas verkooper, toen straatarbeider, is hy heden ten dage een man die in de voorste ry der moderne literatuur gelederen staat. De finantieele positie van Gorki onderlag al eene even grcote verandering. De doodarme horgerige proletarier, die geen dag verzadigd naar bed ging, is nu een gezocht man, krygende wat hij vraagt voor de novellen die nog nat v»n de "inkt door de als op een prooi loerende uitgevers van onder zyne handen worden weggerukt. _ In minder dan twee jaren heeft Gorki 810 <r roebel voor de boekuitgave van zyn novellen en romans ontvangen. Men zou dit du1? een gelukkig leven kunnen noemen. Schijnbaar ja, in werkelijkheid ziet 't er heel and°rs uit. Eenige mededeelingen omtrent Gorki's leven sedert een jaar tot op heden, zallen dit be wijzen zy zyn authentiek en genomen uit een brief vaa een duitsch letterkundige uit 'Nischny-Nowgerod, gedateerd Ju'i 19H2. Sinds ongeveer twee jaren wordt Gorki onder de in Rusland zeer rekbare beschuldiging van politieke misdaad vervolgd. Geen bepaald feit kan men hem ten laste leggen. Toch werd de uitspraak der Petereburger Akademie die hem tot eerel'id benoemd haï, door de russische regeering, op grond van een of ar dere gezochte paragraaf voor niet geldi» verklaard. Dat is nu niet zoo erg. Gorki zal ook zonder Akademietitel kunnen bestaan Veel erger is het dat men hem dat ontzegt wat den armsten toebehoort: de vrijheid om te leven daar waar hy het verkiest en waar het voor zyne gezondheid dienstig zou zyn, Hy wordt bij eiken stap achtervolgd _en ge observeerd en voelt zich tegenwoordig diep OE gelukkig. Geen wonder: Goiki is longlyder, en zijn pbysieke toestand verlangt een ander klimaat als dat van NischnyNowgorod. Met onbeschrijfelijk veel moeite gelukte het hem verleden jaar toestemming te verkrijgen om naar de Krim te mogen gaan, en dat naar het doroje Korehis, wel is waar onder voor waarde dat hy zich riet in Jalta zoude vertoonen." Die toestemming was echter niet voor langen tijd geldig, en duurde slechts tot 15 April 1902. Ea de russische politie week geen haarbreed van dien datum af. Op 15 April werd hy', op grond van een telegrafisch bsvel uit St. Petersburg binnen verloop van twee uren in de aangename beg leiding van gen darmes naar het station geleid en weer naar Nischty-Nowgorod overgcvoerd. Hij beproefde wel eerat zich by een kenris schuil te houden, want het was hem onmogelijk zyne familie zoo plotseling te verlaten da»r zyn zoon Maxim gevaarlijk ziek lag. Het hielp echter t.iets; toen de politie lucht kreeg van zy'n schuüp'aats, werd hy or gespoord en uit gewezen. Toen gebeurde het ove.b ergen naar Nischty-Nowgorod. Op alle grootere stations waren dubbele ryen gendarmes opgesteld, waar Gorki tusschen door moest loopen wat nee r hij naar het buffet wenschte te gaan. Soms waren ook hoogere beambten aanwezig, zoo bv. in Kursk, waar de vice-gcuverneur aich aan het station bevond, en op de vraag v»n den met de zelfde trein reizende milliorair O. of misschien de minister von Plehwe die juist indien ty'd de Krim bezocht verwacht werd, ten ant woord gaf- O neen! alleen maar de schrijver Gorki." Op de verwonderde »ra»g van den heer O , waarom dan alles zoo plechtig toeging, antwoordde de vice-gouverneur: Om demon straties en ovaties voor Gorki te voorkomen." Op die wyzr kwam de gedeemoedigde Gorki, diep orgeiust over den toestand van zijn zwsarzieken zoon, in Nif chi y-Nowgorod aar, waar by in een hotel onderkomen moest zoeken. Matr hier te blyven was onmogelijk, want zooals men weet, is N'schr y Nowgorod in alle jaarge'yder, voornamelijk echter in April, voor longlijdera zeer gevaarlyk. Bovendien wa? het der Reg'ering lagtig Gorki in eene groo'.estad als Nischi y te weten. Zoo werd hy dus find April near Areamas overgeplaatst, waar by tegenwoordig woont. Het is een godvergeten .stoffig neet dicht tij Nitchry Njwgorod. Stoffig vooral helaas, de arme Gorki geeft er duidelijk genoeg blijk van door hoestaanvallen die hardnekkiger zijn dan ooit... In Arsamas staal hy o-der pilitietoeziebt en de Isprawnik1' heeft het recht hem op elk uur van dag en r acht op te zoeken en antwoorden op zyne vr»gen te verlangen. Reeds lo de eerste dagen kwam het ook al dadelijk tot eene bot ing die voor Gorki zeer slechte gevolgen had. Toen eens de Isprawrik by hem verscheep, en op een heer, die Gorki juist bezocht wyzende vroeg: Wie is die heer?" kreeg hy ten antwoord; Vraag dat in het hotel." De Isprawnik werd toornig en zeide: Wanneer ge zulk een toon aanneemt, zal ik u wel toonen wat u pa&t." En nu toonde" en toort" hij 't hem rog steeds zoo duidelijk dat Gorki verklaarde niet meer noodig te hebben Schopenhauer en ar, dere pessimistische filosofen te lezen om te leeren waaruit de nietigheid en het lijden van het leven bestor den. Hy toonde"' hem het volgende: Hy vaardigde een bevel uit, d&t raast Gorki's woning een gendarme moest staan en er op acht mr est geven wie Gorki bezoekt en waar mede by' zelf zich bezig houdt. Voor de laatste opdracht doen de vensters goede diensten. Gorki, die een drama en een roman wilde schrijven, moet het voorloopig by het voor nemen laten blyven. Die steeds door zijn venster zichtbare cocarde maakt hem onbeschri,flijk zenuwachtig Wanneer hij met zijre vrouw, die intusschen bij hem is gekomen, ui gaat, volgt hem altyd natuurlijk geheel bij toeval, de Isprawnik. Zoo let ft de dichter Maxim Gorki, die het ongelocflijke geluk had in korten tijd benemd, te worden en veel geli fe verdienen. Longlijdend, verbannen, beppied en bewaakt, kan hy zyne scheppingskracht nauwelijks tot nieuwe daden omzetten. Hij teert weg in een stoffig cebt, zonder zich zelf toe te behooreo, zonder te weten waarheen hij den volgenden dag heen gevoerd kan worden, en welke vriendelijke oplettendheden" hem nog verder kunnen getoond"' worden. Dav tegen Gorki, a's reeds gezegd, niets feiteüjks kan aangevoerd werden, schijnt hij blijkbaar aan. deze vervolging prijs gegeven in zyne hoedanigheid van schryver die een grooten invloed uitoefent op de moderne russische maatschappij en op de russische jeugd. De groote vrijheidsdrang, die uit de meeste werken van Gorki spreekt, is dus, in verband met al die afschuwelijkheden, niet zoozeer literatuur" dan wel de kreet van een gekwelde onderdrukte natuur die in vrede in eer e vry's schoone wereld zou willen leven, doch elk oogenblik door willekeur en barbaarsch onrecht gepijnigd wordt. Zooals het leven van alle groote geesten in Risland het moedertje Rusland" dat voor hen meestal een stitfmoedertJB" was, is ook het leven van Gorki somber en vreugdeloos. Misschien is hierin ook den grondtoon zynt r romantiek te zoeker. Het groote, onmetelijke Rusland met zijne vel B schoone, zonnige landstreken, heeft voor een zijner grootste moderne zonen, voor den longlijdenden dichter Maxim Gjrki, niets over dan stof, en de bescherming van een Is-prawnik ! De rijke, gevierde, veelbewonderde en veelbenijde dichter Gorki vindt in het uitgestrekte russiscïie rijk geen rustig thuis, waar bij on gestoord kan leven, slapsn, waken cf arbeiden!... Wij weten of hever, wij weten niet, wij hooren 't alleen nu en dan mompelen, hoe de toestanden van dien aard tegenwoordig in Rus'and zyn ... nl. erger dan ooit. Deze feiten staven het t»n volle. Eene brochure van Tolstoï. In Duitsche vertaling is dezer dagen een brochure van Lao Tolsttïverschenen, waarin hy de vraag: «Wat is kunst'r"' op een wijze beantwoordt, afwijkend van de aesthetische beginselen, in da beschaafde wereld gangbaar. De arbeid van een Dante, Tasso, Milton, Shakespeare, Goethe, is evenmin voor Tolstt kiirstwerk als de tragedies van Sophokles, Euripides, Aeschylos en de comedies van Aristophanes. Rifael en Michel Angelo worden niet geheel, doch grootendeels verworpan en van Bach, Mozart, Haydn, Schubert, Chopin en Biet hoven blijft wel iets, daarentegen van Liszt, Berlioz, Brahms en Richard Strausz heelemaaal niets over. Ook dien anderen Richard, die het muziek drama tot een dusver ongekende hoogte voerde, gaat het onder den donkeren blik van den Russischen kunstenaar niet veel betar. Wanner wordt als een XlX-eeuwiche Albrecht Bjyling levend begraven. De toetssteen waaraan antieke en moderne kunstenaars door Tolsttïworden getoetst, is het godsdienstig bewustzijn van hun leverstijdperk. G??en zij aan die denkbeelden geen uiting, is niet het brandpunt hunner werken de afspiegeling dier verheven gevoelens dan is reeds daardoor de artist veroordeeld en zijn arbeid slecht. Het is niet onbelangrijk te vernemen, welke kunstenaars wél de kritiek van Tolsteïkunnen doorstaan. Als voorbeelden van de hoogste artisticiteit gelden voor den schrijver van den Kreuzersor.ate; Schiller's Banber, Victor Hugo's Mis rablet, Beecuer Stowe's Uncle Tom's Cabin, Gaorge Euot's Adam Bede, de romans van Dostcjewsky en van Dickens. Over Charles Dickens, die geen genade ver mocht te vinden bij hyper-modernen en hypernevrosen, die nu echter de periode van afbre king achter den rug schijnt te hebben, is het oordeel van Tolstcïte opmerkelijker, omdat ook Swinburne in de deftige Q, nart er l y van Augustus j), een nieuwen immortellen-krans om de slapen van den grooten Brit vlecht. Hoe eenzydig de kranige Ras dus over kunstenaars moge ocrdeelen, veelzijdig toont hij zich jegens den gezonden schrijver van David Coppeifisld. E«i fanaticus hetzij bij dwepe met godsdierst of kunst bereikt niet de klare hoogten, vanwaar de onbenevelde blik van den wetenfcbappelyken man moet staren om te oordeelen over beman der menschheid. Waar de Groot- Ir qaisitetir aan 't woord is, glimlacht de Nemesis der historie. HELTSJE1S Ie sctrilttniUie. Naar het Duitsch, vaa WILHELM METEB FÖHSTEK. Kleine JocJem had weer niets geleerd. Hij zat in de laag;te klas van 't gymnasium en was van de 63 leerlingen no. 45. Hij leerde eigenlijk nooit zijn les, hij was haast altijd lui. Of was het wel luiheid? Niemand keek raar hem om, zijn moeder die altijd ziek geweest was, lag op het kerkhof en sinds dien tijd was de vader v»n Jochem een gebroken man. Soirtijds als de jougen een al te slecht getuigschrift mee raar huis brachi, slceg zijn vader in drift hem om zijn ooren, auders ging de man zijn eenzamen weg zonder zich veel om zijn kinders te bekommeren. Jochems le»en wis afwisselend pretenarg>t. Pret had hij als 't geen school was en als hij ravotten en roovertje spelen kon; angst des morgens a's hij met een leeg hoofd naar school ginjr. Jochem liep dan heel langzaam en bad in stilte: Onze lieve Heer ik bid U laat het vandaag niet al te moeieiijk zijn, lieve Hiemaak dat vandaag alles goed gaat. Ik beloof U vlijtig te zullen zijn en een goed mensch te worden". Zeer dikwijls zag onze lieve Heer wat door de vingers, maar alles heeft zijn grenzen, Jochem maakte het soms te bont. Zoo ook weer vandaag. Jocbem bad totaal niets geleerd. Niet amabam, niet moveo. Gister avond had hij met glazin knikkers geknikkerd en in dat spel muntte Jochem uit, maar om te gaan leeren was het toen te laat geworden. Vurig zei hij in stilte zijn gewoon gebedje op en toen hij klaar was, voelde hij zich tevreden en vroolijk. Vandaag ging zeker alles goed, hij had een voorgevoel, dat er niets zou gebeuren. Van de 53 leerlingen werden er maar 4 of 5 uitgepik*-, het was dus tien tegen r e a dat men aan de beurt kwam. Bovendien was Jochem pas eergisteren er aan toe geweest. Zóó wal de theoiie, maar de praktijk viel heel andeis uit. Jjchem moest amabam op zeggen en Joohem wist, niets. I'i zijn aii0.o smokkelde hij en las het voor uit 't boek. Jociiem werd gesnapt! ! Dus je ber,t niet alleen lui," zei meneer Piito, »maar een bedrieger ook nog ! Nu mijn jonger, dat zal ik je leerec." Hij tam een stuk psp:er, gine; aan het tafeltje zitten, schreef een poosje en keek toen op de klok. »Het is nu half negen. Is je vader te hu:ï?'' i/Ja. mijnteer." //Je gaat nu dadelijk naar huis en laat dit briefja door je vader onderteekenen. Precies om negen uur moet je weer hier terug 2ijr>. Begrepei ?' Jochem nam het brief ja aan, zag als door eea nevel 52 piar oogen deelnemen', boosaardig, nieuwsgierig, angstig op zich gericht, p»kte ziju pet vau den kapstok en ging been. Ging de gang door. Ue trap af. Het huis uit. Eent toen bij om den hoek van de Rjcstraat het schoolgebouw niet meer kon zien, cpscde hij het briefje en las: Jochem heeft vindaag zijn peusum weer niet geleerd Toen hij overhoord werd, las hij het, op een bedriegelijke manier uit ziju boek voor. De ondergeteekende leer; ar verzoekt den heer Biüingdit briefje voor gezien te willen teckenen. Jochem werd doodsbleek. Wat te doen? Op een bedriegelijke manier ! Bedriegelijk Hij ging staroogeud sijn gewonen weg, zonder iets te zien, zonder iets te der.ker. Hij zou alles gegeven lusbben om nu dood te zijn. Weg, dood, voor altijd weg! Hij "bad ook zelfs riet. Daar'kou onze lieve Hef r tcch niets aan doen. Papa zou hem slaan en daar had hij gelijk in. O.n het slaan gaf Jochem niets, maar die arme papa'. Gisteren avond nog was papa aan zijn bed gekomen en had hem zachtjes over zijn wang gestreken en gezegd: ,/De volgende week zou mama jarig geweest zijn, vergeet dat niet Jcchem. Wij gaan samen naar het keik'iof." E'i nu dit hriefji'. Hij liep om het huis heen, door den tuin, de achtertrap op, door de keuker. N» maud. Toen op zij a teenen door de tang naar du kinderkamer. Zachtjes deed bij open. //Jezus! Jochem!V" Het oude Litjs zat er, het naaistertje, dst eens in de vier weken de wai-ch kwam verst-llen. Zij was een oud fac'otum, die door iedereen werd gewaardeerd; zij had juist haar eersten draad ingestoken eu haar laatste kopje kdli-i, om het warm te houdeu, op de kachel gezet. //Juchem'. Waar kom jij vandaan!? Is er wat gebeurd?!" Jochem zocht: Waar is de inkt?" Eindelijk vond hij etn inktkokertjs.dat nooit, gebruikt werd en van onder tot boven met stof zat. //Waar ie de penne.houder r" Ojk d:e vond hij; een l-eel oude pen die gespleten was en dubbel schreef. Hut oude Loijühad voor Jochem te veel respekt om er tusschen door te pra'en, maar zij veelde dat hier iets niet in deu haak, dat er is!s ergs was. Met ren bevende haLd schreef Jochem: //Heinrich B! lig." Toen ging hij wog. Hij k ?( k niet m-jtr naar liet brief] >. 11.t' d iij bra; il 'e lie-m iu zij;i hand. Toen kwam hij terug i i de school en gif zwijgend het papier aan meneer Püto. Deze keek bet briefje in en toen naar Jochem. Ga zitten. Het is go^ri." Eu weer keek meneer Piïto op het briefje. Hij was nooit een sehriftkundige geweest, maar nu werd bij het. De schooltijd was ten einde, meneer Piito ging i aar huis om te e'ten. No^ eens haalde bij het briefje te voorschijn. ijze twee woorden, die bevende handteekening, wat daarin niet lag! Doodsangst en kinderlijke eeivoud. Een heel kinderleven. Een vertwijfeling die leiden moest tot het minste, het treurigste. Op bedriegelijke manier " Dat, moe*.! de kleine jongen zijn vader ter onder'e kening voorleggen. Dat had hij, de paedagoog, van het kind verlargd. Den volgenden dag fprakhijmet Joctem. Het l arders dau anders. Heel zacht en heel kalm. Geen straf, geen nieuw briefje, niets. tee'eiiaal niets. En de luie kleine Jochem ging met Paschen over naar de vijfde. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuniiiiniiiiiniiiniminminiiiiimiiimniiiiiiiiiiiiM UlIltllllllllllllllHIllllllllllllllllllllItHIIIIIIIMI iiimiimiiiiitu Het behoud m ons Voirsnestaan en van onze Kolonies. Het heet dat ons allicht gevaar kan bedreigen, nu alle mogendheden tegenwoordig streven naar vergrooting van hare ryken en niet minder naar het bezit vsn kolonies, hoe dan ook. Ten dezen worden door sommigen, o.a. Australi en. Japan als gevsarlyk beschouwd. Zoo al, wij dan Duitscbland en Engeland niet minder. Dat Duitsche tijdschriften en couranten zoo dikwyls onze kolunies bespreken stemt tot radenken. Niet mindfr dat een Engelsrh kapitein ons Indiëheeft doorreisd tot het opnemen «n in schets brengen van onze verweermiddelen enz. Thans wordt door menigeen in ons land alliantie gewer.scht geacht, nog wel met Duitechland. Alliantie met welke mogendheid cok, brergt ons van den wal in de sloot. Neen, als de nood aan den man komt, dan maar alleen en zelf trachïen op den vasten wal te blijver, wat zonder eenige alliantie zeer wel mogelijk is als maar eerst algemeene dienstplicht is ingevoerd en eenige jiren in werking geweest. Wy moeten onze kracht, dus ons heil, heelemaal zoeken in macht te land, daar macht ter zee niets beslissecds kan of zal aanbrengen, maar alleen tot steun van landmacht zal kunnen strekken, gely'k de minister van marine zelf onlangs heeft verklaard. Wij moesten du* eindelijk helderziend worden en staken bet bouwen van zoovele groote, millioenen per stuk kostende schepen, die, al konde wij ze verdriedubbelen, dan nog niet opgewassen zullen zyn tegen de macht der groote mogendheden, als een zee-oorlog al voor ons denkbaar kon zijn, wat natuurlijk niet is. Nu wordt er waarlyk weder vyf millioen gevraagd om, ook weder, een schip te doen bouwen met onbereikbaar doel, dus zonder nut. In Indiëliggen in den regel, de meeste tegelijk in reparatie, hoe nieuw ook. De zeer vele millioener, die nu doelloos, dus nutteloos worden verspild aan macht ter zee, kunnen dan aan de quintessence van de zaak besteed worden, r amely k algemeene dienstplicht, onze levenskwestie, algemeene oefenplicht is palliatief, kost ook geld en leidt tot niets. Onz.e leus moet zyn «Allen Weerbaar" wat wy onder de bestaande leger en vloot inrich ting of regeling, niet half zyn of worden. Wylen de kundige generaal Knoop, idem ministers de Roo en Reather, zoomede vele nog in leven zynden, waren en zyn het eens dat algemeene geoefendheid van ons volk de eerste eisch is. Volgens hen moeten wij hebben een gewapend volk n esn leger, omdat een leger alleen voor ons niets geeft, maar niet, als de zuivere militairen willen, alleen een leger, wat, ook volgens hen, een penicieus stelsel is. In tyd van nood alles op landmacht zullende aankomen, is het onbegiijpelyk hoe men een zee-officier en niet van het leger, stellingkommandsnt kan make aan den Helder en te Hellevoetsluis, zijnde een zeeolli:ier op verre na niet op die hoogte van het defensie wezen. Ei zeer terecht trouwens. Wat betreft onze kolor ies, waarop eigenlijk de oogen van liefhebbers meer gevestigd zijn dan op ons land zelf, behoeven wij tot behoud daarvan nog minder alliantie, vooral niet met Duitschland, dat voorzeker belust is op orrze kolonies. Neer, laat ons op eigen wieken dry'fen, maar ook daar, de zoovele millioenen die aan versterkingen en vloot nu worden besteed, aan macht te land ten koate leg»en. En we), omdat op Java, op onnoembare punten goedschiks kan worden geland en wy ook daar, al hadden wy het driedubbele ditr groote schepen, niet tegen de vyandélyke vloot zullen zijn opgewassen om de landing te bele.ten, op welk punt ook. Laat ons dus zoigen in de eerste plaats voor walvaart ea tevredenheid onder de irlandsche bevolking, die dan zal begrypen wat zy aan de C»inpariie heeft, or.s dus in tijd van nood krachtdadig zal bystaan. Voorts voor een sterk, bepaald soliede leger, dus uitbreiden in stede van inkrimpen. Een voldoend sterk l«ger met eene tevreden bevolking, zal, als de vi.and eenmaal is geland, waartoe het toch bepaald zal komen, zoogoed als zeker hem in zee terug dry'ven, zynde dan aHes in ons voordeel, voor den vyand alles tegen. Wij moeten ook in Indiëonze kracht vinden bepaaldelijk in lerende strijd krachten te iand. Zelfs met het oog op binrer>landsche troabelen, als o a. in den laatste tyM op Djambi, Calebes, Born*o, Nieuw Guinea, om niet te gewagen van Aijéi, dat ons nog lang zal bezig houden, is het leger merkbaar te klein en daardoor ook steeds wir een groot deel invalide. Als men o.a. badetkt hoe de Atjéhera nog uitvallen doen met voor ons zoo treurigen Etijop, alleen als gevolg van te geringa troepenmacht. Wat zeemacht aangaat, hebben wy er genoeg aan twee kruisers voor vertoon, maar bepaalde behoefte aan vele, betrekkelijk kleine stoomers, snelvarend, weinig diepgaand en met \ :dragend geschut. K II. KOKNTZE, 7 Sept. Otd Kapitein der Aliriniers. Lintjesregen op 31 __ Uit dien wilden regen, hoezeer wij reeds zoo gezegend zijn met r.atuurrpgen, heb'jen wij kunnen ontwaren dat eigenlijk zoowel eer» christelijke als eene liberale regeering er op uit is om vriendjes te maken en te behouden. Anders zou onmogelijk telken j are in zulk een klein landje als het onze, zoo maar op n dag, eene zoodanige rondstreoiing kunnen geschie den. Ons land zoo klein zynde, kennen wy elkander over en weder timelyk, dus ook de verdiensten wel, zoodat uit die toekenning van zoogenaamde onderscheiding duidelijk blijkt, dat daartoe ryp en grotn, verdienstelijk en niet verdienstelijk, beduidend en onbeduiden i in aanmerking worden gebracht. Het eigenaardige van die uitdeeling of rondstrooiing is, dat juist by zulk eene gelegenheid de traditionele bekrompen principes en denk beelden van ons Hollanders weder uitkomen. Want aan den eenen kant wordt aan ver scheidene weinig beduidende bureaucraat j es, bureauoffieieren, predikanten enz rondgestrooid, daarentegen aan menigeen, die werkelijk ver diensten heefr, onverschillig op welk gebied, de medaille en het kruis toegekend, alleen omdat bij heet tot een zekere klasse van de maatschappij te behoorep, of ook wel, omdat hy niet tot een zekere klasse heet te behooren. Wy hebben, om maar bij een te blyven, het oog op den kapelmeester van een der regimenten infanterie, een zeer verdienstelijk musicus, reeds zeer lange jaren den staat trouw eerlyk en met hart dienende. Hem is nu de Orarje-Nassaumedaille toegekend in stede van het ridderkruis, vermoedelijk omdat hoe verdienstelijk ook, hy rang heeft nog beneden dien van officier, terwy'l paardenspelbazen en dergelijk soort van kunstenaars wel eens een orde hebben bekomen en nog wel bekomen. Bedoelde kapelmeester heeft verdiensten of bij heeft ze niet. In het eerste geval, wat dan toch erkend is door de hem toegedachte medaille, komt hem dan, van zyn standpui t gezien, het kruis en niet de medaille en de 0/arje-Nassauorde toe, te meer omdat nacr de wijze waarop met die orde wordt rondgesprongen (tiouwens met den L<euw niet veel minder) het bexit daarvan geene bijzondere onderscheiding is. Wanreer iemand zich in een of ander ver dienstelijk heeft gemaakt, behoort by dadel^k te worden beloond, maar daarmede niet gew»cht (e worden tot een leesteJy'ke gelegenheid, waarbij zoovele anderen zonder termen wor den bedacht. Voor den werkelyk verdienstelijke gaat dan veel verloren. 31 Aug. K. H. KOEKTZB, oudkapitein der Marmitrs. Een flrooM ter naiiupanist, Den heer W. G. van Nouhuys, 's Gravenbage. Hooggeachte lieer en collega, In De Amsterdammer Weekblad voor Ncdtrlar.d van Zondag 12 Augustus 11. doet n mijn boek: »Een d re o m er ter haringvangst", ondi r het opschrift: »Aan boord der Jeannette", de eer eener uitvoerige bespreking aan, waarvoor ik u dank zeg. Veroorloof my een toelichting. »Een droomer ter haringvangst" verscheen in 1897 reeds als feuilleton in het dagblad De Telrgraaf waaraan destijds de heer Herman II<?yermans Jr. redacteur der rubriek kunsten letteren was. Earst thans heb ik dit feuilleton onveranderd in boekvorm doen uitgeven. Na de eerste opvoerirjg van >0p hoop van zegen", het tooneelwerk van den heer HBijermanp, ruim vier jaren fater, was ons beider collega, de heer J. H. Röaaing zoo vriendelijk in zyn becordeeling van de première te wijzen og> do overeenkomst tusschen myn feuilleton van voor vier jaren en het nieuwe drama van den heer Heyermans Ik schreef toen in De Telegraaf een stulje waarin ik deed uitkomen, dat indien hier op grond van veel gelykeriis, van overeenkomst sprake mocht zijn, in geen geval mij het verwyt van inspiratie op anderer weik kon tnffin, daar immers vier jaren \óót van »0p hoop van zegen" de eerste letter was geschreven, »E->n droomer ter haringvangst" reeds door den druk was algemeen gemaakt. Toans haalt u, natuurlijk onkundig van ayn publicatie in 1897 zoowel als van myn ver weer in 1900, juist dezelfde gedeelten uit d? twee werken aar, die ik in myn verweer ala het meest zonderling op elkaar geiykend, deed afdrukken. Evenwel de niet-ingelichte kryVt uit een bespreking den indruk, als of h< t leven der Nelerlandsche haringvisschers het eerst door den heer Hey'ermars 19 beschreven en dat ik hem daarin navolgde. Wilt u zo> goed zy'n, deze voor my onaangename voorstellirg te verbeteren, zoo het kap, door publieeeririg van dit schrijven ? Ik zal u er te meer darkbaar voor zy'n, omdat dan tevens kan blijken, dat ook nr.ij i werk »Twee weken bedelaar" ciet is geschreven in navolgirg van Bmsse's van si- tot aanmor.steren, daar ik ruim twee jaren vropger dan mijn collega Brusse, in Nederland mij met wat u noemt »ie grootere en ver Jer strekkende reportage", »die van den artistieken reporter" heb bezig gehouden. Mocht het zyn, dat u dit schrijven cf den geest ervan niet kunt publiceeren, wil het my dan doen weten, opdat ik in »De l'tlegraof' irij in 't publiek kan verdedigen tegenover een aar.ty'ging van plagiaat en inspiratie op anderen die, hoe ook door u in verzachtende vormen gehuld, ttij te meer drukt, ru zy komt van iemand, dien ik heb leeren waardeeren als ernstig, waaiheidlievend en doorgaans weiingelicht. Mij durjkt dat u, indien u den heer Hey'eraana gelegenheid gaf zich order dit myn schiy'ven, tegelykertyd te verledigen omtrent de zonder linge overeenkomst tusscben zy'n werk en 't myr.e, dat hem, raar ik zeker weet, beken l was, voor by 't lijre schreef, de quaettie, dia r.iet allén u verkeerd beschouwt, voor goed uit de wereld zou zyn. Met collegiale grosten, hoogachtend, Uw dw. dr., A m s t, 21 Aug. B. CA.NTKB. Da heer Van Nouhuys zond or,s het boven staande ter plaatsing, met de bijvofgirg: »Den beer Cintar myne verzekerirg, dat ik zijn verhaal eerst in boekvorm leerde ker nen, en voor zyn mededeelingen dank zeg." Wy hadden geen bezwaar tegen de opr.amc, te oiirder nu uit Van Nouhi.ys'kriiisk, gtvolgi door dit schryven van den heer Cinter, onwaderspnkelyk blijkt, hoe de fortuinlijk-» samensteller van »Een droomer ter Hirirgvangst" en van >Twee weken Bsdelaar" in den loop van zijn kort leven reeds twee ravoigers heeft gehad, die hem niet alleen inhaalden, msar verre achter zich lieten': de heeren Heijermans en Brusse. Zoo iets behoort nr.ar eisch g? constateer J te worden, want het over komt allesr. den uitverkorenen. lied.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl