De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 21 september pagina 3

21 september 1902 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ko. 1317 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD Y O O K, NEDERLAND. Sty'fgeroest in ideeën, die voor veertig jaren den gloed van nieuwheid misten, waren zij, zjjn zij nog steeds ongeveer dezelfden. En in hun gedachten verheven boven fll walt daar wroet en afbreekt en opbouwt en tracht 'zijn plicht te doen in innig voelen ea werken en lieven, meewuuilen ze zelfgenoegzaam, halen de schouders op en glimlaehen meelijdend. Want, nietwaar, zij weten het. Harts tochten zij kennen ze niet, of het moesten die BOB die bet leven van vele jongere Itandelsbedienden vullen : Bitter, bier enzZij zijn zoo braaf, zoo burgermansfatsoenlijk, aanbiddend het godje, dat zij schiepen Baar hun beeld. Zy zijn zooveel beter dan die arbeiders, die maar praten van verbetering van toe* «tanden «n veel ei se hen en genot willen en kennis en?ja wat niet al?? EB behalve in lijn burgermansfatsoen .wikkelt de doorsneekantoorbedieode zich in Z^A dun jasje, drukt den roodgeworden hoed wat dieper op het hoofd en s pelt van kantoor naar huis en vice-verea om vaak een armoedig stuk brood te verdienen en ek& hoog te voelen hoog heel hoog JLJJ, 4e meneer. »Er zijn uitzonderingen," hoor ik mij toe-w^gen. »Ja,, Goddank, er zijn uitzon deringen. We zien derhalve dat alles, alles samen werken gaat, om te doen triomfeeren een allereenzijdigsie opvatting. Examina, kursussen, andersteuningsfondsen met een min of meer filantropisch tintje, «Ilfg werkt er toe mede. Tal van jongelui nemen deel aan de kuraussen; de examina voor de praktijk hebben leeraais gekweekt, die privaatlessen gaan geven, en tot de erkenning komen, dat ook het bezit van een staattdiploma zijn bekoorlijkheden heeft. Die privaatlessen (rekken leerlingen bij de vleet; er ontstaat een woeste wedren om fxamina af te leggen, om «en stoof te bemachtigen die ksate geeft, dat de bezitter er van wat meer in het oog loopt om een plaats te veroveren aan den maaltijd des levens. _De tijd kwam en die tijd is nog lang niet vo.orby dat men struikelde over de boekhouders met Meicuriusdiplorna b.v.b. en het geluk den ernetigeren jongeren han delsbediende niet volkomen toescheen, zon der het bezit van zoo'n papiertje. _Ja, zelfs waren er die op vier, vijf stoven ?wisten te klimmen, en van uit die hoogte aanspraak gingen maken op de beste positie. Of dat aanspraak maken hielp? Bij sommigen, die zich steunden op hun vier of vijf stoven wel, maar de meesten niet. Ja,_ zelfs zijn £>r die beweren, dat het examineeren en de ?examecjagerij den toe stand op d« arbeidsmarkt heeft verergerd; wellicht vind ik straks gelegenheid daarop nog eens te wijzen. Boe het zii, er stond een toestand ge boren te worden waarin bijna ieder gewa pend zou zijn met een Mercuriusdiploma b.v.b. en bet is zonneklaar dat in een der gelijk geval van verbeteringen in salarisrefreling etc. geen sprake meer kan zijn. Toen een dergelijke toestand zichtbaar begon te worden, vormden enkeie handelsbedienden, naar het voorbeeld van de Chartered Accountants in Engeland het Instituut voor Accountants, dat in den loop der weinige jaren, dat het bestaat. burgerrecht heeft verkregen. Of accountants noodig aijn ? Hun bestaan wijst op de noodzakelijkheid ervan. En stelt men zich wederom op het standpunt dat vakkennis het eenig begeer lijke, het allerhoogste is en waard, dat er een handels bediende voor leeft en strijdt en sterft, stelt men zich wederom op het standpunt, dat examina afgenomen door anderen, dan het rijk en niet bij de wet geregeld., het juiste middel zijn om de vak kennis van zoo'n kandidaat te taxeeren, Uil (fe*ltl*tlM«MtMHUI)lllUUII*mlMI rjll itttutmminintmiiiitfitiHiiHH KRYSTA. Poolsche Novelle, VAN MARIA KONOPMCKA. Naar het Dwitfch, door M. v. O. Da oude vrouw zat met gebogen rug en de kin op de ellebogen gesteund in h%t vuur te staren. Hare kleine grijze oogen stonden on bewegelijk en waren als verglaasd. Ze scheen verdiept te zyn in bittere herinneringen aan vervlogen ty'den geheel verzorken in droef gepeins. Wy zijn niet de eersten, die zoo iets overkomt en we zullen ook niet da laatsten zyr," zei ze eindelijk bitter 'c gry'ze hotrfd schuddend. In 't heele dorp is er geen soldatenmeifje dat zóó lang gewacht zou heb ben. Ja, »iiar is 't dat 't slecht is, dat't zor de is! Maar wat ia er aan te doen? 't Eenigste is om onzen lieven Heer Jezus een cffer te brengen! Anders echiet er niets op over! Ja dochter, ik heb op je gepast, zoolang je 'n klein mei»je was, maur tosn ben je groot en je eigen baas gewordt n en toen .. toen ... ja 't is nu tlecht uitgevallen God zij ge klaagd! Maar wat kunnen we er r.u aan doen ? En toeh toch hen je er nog niet zoo slecht aan toe, dochter l Je kunt toch maar heerlijk in je warme bed bly'ven liggen geen mensch drijft je na den derden dag tot werken, nie mand zit je achterna. Je moeder reikt je alles aan je hebt er maar om te vragen dat kan iedereen maar niet zóó hebben.... Hoe veel andere moeten ergens by' vreemde lui uit besteed worden.... Ja, hoe zou 't widers moeten?... En als eoo eece dan woer thuis komt... och Heer! . .. dan wordt er op elk hapje dat ze in haar mond steekt gelet en haar arm wurm van 'n kind zal meer in traeen dan in water gebaad worden En menigeen heefc niemand ter wereld, waarheen ze een toevlucht zoeken kan. Eerst wordt ze door zoo'n kerel bedrogen, en dan r.og bovendien bespot! En als ze den fcïurk vervloekt, dan lacht hij haar nog in zy'n vuist uit en zegt: Wat gaat die me aan ? ik heb niets met haar te maken!'1 Dan bsn jij er God zij dank toch vrij wat beter aan toe, dochter! .Natuur lijk kan ik je, als moeder, niet prijzen, dat dit je overkomen is; zeker kan ik niet zeegen, dat je goed gedaan hebt! ... Maar, ach Goi ! Pawel is toch nog zoo kwasd niet! alty'd vlijtig aan 't werk. En daar zit 'n flinke kop op, dan voorzeker is de stichting van een instituut van accountants juist gezien. In ieder geval al is het niet te bewijzen, dan misschien door den ingewijde, dat de ] stichting van het instituut van accountants een GEVOLG is geweest van overaanvoer op de arbeidsmarkt van gediplomeerde boek houders e. d., zeker is het. dat de stichting plaats vond in dien tijd, en het feit, dat . dat instituut saamgesteld werd op eigen initiatief door de mannen, die hun vereenigingen groot hadden gemaakt. (Mercurius telde bv. zoo langzamerhand een goede duizend leden) het feit dat diezelfde mannen ongetwijfeld juitt daarom (door hun vereenigicg), invloed hadden gekregen, dat feit geeft een massa te denken en onom wonden wordt het dan ook reeds uitge sproken, dat Mercurius bv. heeft gediend tot trap, waarlangs een klein getal voor mannen is naar boven geklommen. Het zou in dit geval de oude geschiede nis weer zijn; enkele leiders stijgen, door dat hun kollega's de schouders onder hen zetten. Van dat standpunt uit beschouwd zet het Instituut van Accountants (voorloopig?) de kroon op het werk. Voeg daarbij, dat dat Instituut van Ac countants examineert uiterst streng, zijn eischen heel hoog stelt; voeg er aan toe, dat onder de leden oprichters van dat In stituut kcappe mannen zijn, die ongetwij feld beantwoorden kunnen aan de ge stelde eischen, maar dat er.ook onderzijn, die er nooit en nimmer aan voldoen zullen en kunnen, die alleen accountant zijn bij het recht van eerstgeboorte, bij het recht dat zij zichzejf gaven, dan moet daaruit wel voortvloeien dat de jongeren het In stituut niet al te vriendelijk beschouwen. (Wordt vervolgd) DIXI. UJlenHMIHtHtllUIIIIItlmillllMIIITI Enlolf Virchow, t II. (Slot.) Prof. Waldeyer heeft in de rede, door hem bij Virchow's ter aarde bestelling ge houden, herinnerd, hoe Johannes Muller, Virchow's groote leermeester, reeds in 1836 met profetischen blik had gesproken over de echoone roeping van den toekomsti^en geleerde, wiens wetenschappelijke taak het zou zijn, op de grondslagen van de chemie, de physiologie, de anatomie en de kliriieche diagnose, de nieuwe wetenschap der patho logie als eene streng natuurwetenschappe lijke leer op te bouwen. Dit ideaal is door Virchow vervuld, op de meest schitterende wijze. En daarvoor was eece geniale cor.» ceptie als die der cellulair-pathologie niet voldoende. Zij moest worden bevestigd en aangevuld door een wetenschappelijkfn arbeid van zeldzamen omvang, bij welken het experiment en de praktijk steeds met de theorie hand in hand gingen ; zij heeft rijpe vruchten gedragen niet slechts in het werken van den meester zelf, maar ook in dat van drie geslachten van leerlingen. In onze dagen wordt, zooals iederen leek bekend is, bij vele pathologische verschijn selen eene groote, zoo niet de allereerste rol toegekend aan de microben en de door deze organismen afgescheiden giftige stoffen (toxinen), die de weefsels en de afzonder lijke «ellen aantasten. Men ziet daarbij wel eens te veel over het hoofd Virchow heeft er meer dan eens met groofen nadruk op gewezen dat de cellen (Ier verschillende weefsels en organen lacg niet alti.d, wellicht slechts bij uitzondering, tegenover die invasie eene lijdelijke rol spelen. Integendeel, zij verdedigen zich tegen HiiHiiiiiiiiiiiiimimi hy heelt van alles verstald; rooit is hem iets te veel. Hy werkt en zorgt voor alles alsof 't voor hem zelf was! hy drinkt niet spaart elke kop k op kijkt naar geen andere om en voor mij, als moeder, heeft hij 'n helsch respect! Naar loon vraagt hij ook heelemaal niet! Dus wat blijft er anders over, dan onzen lieven Heer 'n offar te hrengen en jelui zoo gauw mogelijk te laten afkondigen." O neen! moeder, neen, neen!..." viel Ktysta haar in de rede 4at zal niet gebeuren ! neen, noo't! Ik wil niet met Paw^l trouwen, in eeuwigheid nietl al kon hij gouddraad spinnen, ik neem hem niet' Die gemeene kerel heeft immers geweten dat ik om Antek treurde en toch heeft hy me niet met rust gelaten.... In een r.et heeft lij me gedreven, als 'n visch bij laa* water . . . -. Als 'n vogel in 'n strik .... O! kon ik maar dien ellendeling...." De oude viel haar driftig in de rede: Houd op! dochter, houd op met 200 op hem te schimpen. God geve dat 'c je geen ongeluk aanbrergt! Heeft hij ja dan gedwongen? Heb jij hem soms ook met vriendelijk aangekeken ?" Och wat, aangekeken! aangekeken! had ik maar liever uair den etpenl-oom gekeken waar men de pSariken voor een doodkist van zaagt in planis van naar dien man! Ach, voor mij is nu al.es uit... weg!.. . net zooala de wind 'n kaïrslichtblcern wegblaast! Niels kan me meer schelen, van alles heb ik 'n afkeer en van hem walg i<, bah! . . A!s hij r.itt... .'' O^h kom! wat helpt al dat gezeur!'1 tii-p de oude ongeduldig. Nu is er niels meer aan te doen! Jelui hebt j J nu eenmaal verbonden en daarrr a uit! We moeten 't nu maar tot 'n goed eii.de zien te brengen !" Maar Krysta schudde zuchtend let hoofd: 'n Gsad einde? Neen moeder! 't Zal r.ooir. meer goed worden; slecht zul 't gaan. Hij is slecht tiegonnen ea slecht zal 't ook eindigen." De flinke ou ie vrouw scheen r.u toch genoeg v&n 't gejammer te hebben en van den rand van 't bed opsprir gend, riep ze: Wel Heere m'n tijd! Ik zit hier maar met j; te babbelen en intusschen gaat m'n \uur heelemaal uit!" Zt> bKee ijverig op de kolen en zstte 'n ketel op, Daar ging de deur wijd open en een fliLke, opgeschoten j ir ge tnan, die zich bij den drem pel bukken moest, trad binnen. Hij droeg een korte kiel, had zwart krullend haar, een ki.orrif» gezicht eu breede, krachtige schouders Met ve«l drukte en beweging was hij binnengekomen alsof bij de huisheer was. Hij zette de bijl ia ; een hoek, dronk wftt<r uit e kruik en wendde : zich toen tot de oude vrouw: Xu, hoe is 'c? moet ik nog nair den rajlen om meel te halen, i of hoeft 't niet?" i Zeker, Pawel, zeker Eoet er meel zijn!" ; antwoordde de ciule haasiig, lijd er maar vlug heen. Intusechen zal ik leèkere aardsppeibali den aanval der parasitische organismen, en niet zelden met goed gevolg. Virchow, die steeds vastgehouden heeft aan het localiseeren van de meeste ziekten in be paalde organen van het lichaam, heeft de groote ontdekkingen der bakteriologen, de onderzoekingen van Pasteur, Davaine, Koch, Bjhring, Loeffbr, Roux, Yersin en anderen, ten volle gewaardeerd. Waar deze mannen aantoonden, dat de plaatselijke aandoeningen en verwoestingen in organen en weefsels verschillende manifestatiëa waren van infectie-ziekten, heeft hij hun volkomen recht laten wedervaren. Hij waarschuvvie echter ook ia deze richting voor (xclusivisme. »Men is" zoo zeide hij nog niet Jang geleden tot een Franschen interviewer *) door mikroskópische studiëu gekomen tot verrassende resultaten. Men heeft een groot aantal mikroben ont dekt, en verscheiden vau die ontdekkingen zijn weldaden voor de meischheid geweest. Toch geloof ik, dat men in den laatst e n tjjd te weinig werk heeft gemaakt van de studie der cel zelve, dfH mea de mikrobs teveel heeft afgescheiden van de middenstof waarin zij leeft n zich ontwikkelt. Gij kunt er verzekerd van zijn, dat mea zal terugkeeren tot de waarneming van de zieke cel, van hare abnormale ontwikkeling, van hare verkommering, in n woord, van haar gedegenereerd leven. Ea uit die experimenten zullen, naar mijne overtuiging nieuwe waarheden voortkomen." Ia Virchow billijk geweest ten opzichte van bakteriologea en uiikrobiologen, deze laatsten hebben aan hem ontzaglijk veel te danken, omdat hij eea helder licht heeft verspreid over de structuur van gezonde en zieke, van normale en van ontaarde weefsels. Bij gelegenheid van Virchow's tachtigsten verjaardag, toen hem door de geheele wetenschappelijke wereld een hulde werd gebracht zoo als zelden of nooit een geleerde is tnii deel gevallen, verscheen ook een »Virchow- bibliographiV', niet eene lijst van werken over hem, maar yan werken door hem geschreven. Die lijst bevatte tiet minder dan 118 bladzijden, en natuurlijk ontbreken daarbij nog de talrijke gt uproviseerde redevoeringen, die hij in ver gaderingen en op congressen hield. Jvaast de eigenlijke studiën op medisch gebiej waren het vooral ahthropologische en archaeologische onderzoekingen, waaraan hij zijn tijd en zijn krachten wijdde. Wat hij op dit gebied tot stand bracht, zou reeds voldoende zijn goweest om een rijk mecschenleven te vullen en hem tot een beroemd en gezaghebbend man te maken. Als hygiënist men denke aan de Bsrlijnsche 'Rlesclfelder" als hervormer van hospua'eii en ziekenhuizen, als bestrijder van besmettelijke ziekten, heeft hij niet slechts voor zijne naaste omgeving en voor zijn vaderland, maftr voor de geheele wereld baanbrekend gekerkt. Het spreekt vanzelf, dat men van alle kanten bij hen aandrong op het l een en van zijn naam aan elk wetenschappelijk, philanthropiÉch, politiek streven dat aan zijn onbetwist gezag en zijn builengtwor.e ker-uis glazen stt--'vn ! - .u onlleer.eii. De eerepoaten, die hij heen bekleed, zijn haast niet te tellen. Maar hij gaf' daaraan mér dan zijn iiaan eu zijn ge/.ag; hij gaf zijn volkomen toewijding. >0.n het even" schrijft dr. J. Kastan in het Berliner Tageblalt »of het de reorganisatie gold van de maatschappij van de Duiteche natuuronderzoektr,-! en arteen, of de bevordering der behingen van den geneeeheeren stacd, of de ontwikkelii g van archaeologisch en anthropologische studiën, of het onder nemen van prathistorische onderzoekingen in de Mark Brandenburg altijd en overal kon men zeker zijn van Virchow's kracht *) Ca. da Bjnnefon in den Figaïu van 6 September. (intijiiimimiiMiiumiiiiiimiimiiiiiiniHiiifniiiiiiiiiiiHiiiiMiimiiit)!» lelj:s voor je melicsosp koken." Och kom ! wat kau me dat scholen !" bromde hij voor zich heen. H j stond nu midden in het vertrek; de muts had hij van het hoofd genomen en krabbelde zich achter het oor terwijl hij ter sluiks naar lut b,;d keek. Slaapt KryitaV" vroeg hij eindelijk. Zij sliep tiet, maar sedert hij binnengekomen wa=, hal ze het hoofl naar den wand gekeerd en de oogen gesloten. De moeier haastte zich voor haar te antwoorden: Neen, ze slaapt niet; waarom zou ze o.>k? DJ nacht is lang genoeg om te slapen." K'yjtal'' be^on de jonge man, terwyl hij het becl naderde. Masir Kiyjta hield de oogan stijf dicht, Pavel lachte gedwongen en geërgerd: Jawel! dit kun j) begrijpen! i) en antwoorder, I Nog eer der zou die muur c1u;ir spreken dan Krysta ais ze er geen lust in hetfi!" Waarom zou ze er geen luit in hebben?" zei 't oudje v rj/olijkcud misschien is ze wel irgejommeld, 't arme ding!" Z? li?p naar het bad toe en trok aan de deken: K'j-jta, Pawel gaat naar den rnolec." Laat 'm gaan!" antwoordde de zieke zonder het hoofd om te wenden. Nu, j 3 mag hem toch wel's aankijken de Heer Je^es heeft 't nu eenmaal zoo gewild. Hy' is toch geen woif!" Krysta zweeg. Laat haar," zei de jonge man sember, voor anderen ben ik geen woif, maar voor liidr we1, schijnt 't. Het is vandaag niet vour 't eerst dat z<ïme niet wil aankijken ! Ik zal haar wel met rust laten l" Hij ging in den hoek om een zak te talen. De oude vrouw bleef b:j het bad staan. Zi was b:>os. Deze knecht, dis een goede flinke wei kraan was, bteeds tot alles bereid en geen loon vrong, ver diende goed behandeld te worden. Ze wilde hem door vriend-lijLUeid zaeliter itemmen. Hinnen korter of iangr-r tijd zou hij hier toch wel heer e.i raees'cr zijn nu was hij immers reeds b'jr.a haar schoonzoon. Zi reikte naar het omwikkeld pak en Siiald het op. Kom foch 's hier, Pawel," riep ze, en kijk eens raar je jongen! Zao il'.nk en jjterig, en hard als cea rioot! is het kertl'ju. Man zou za.rgen dat bij al minstens 'n week oud was, zoo'n kltulcr van drie dagen! Au! kijk 's hoe hij r/aar ui'n vin ger hapt! al> 'n kreeft heeft hij mr; te pakken, en 2Óó stijf!... En zie hem 's rondi ker, ! Moge de Heere Jejue hem zegenen!..." '/.*, lacite over hè: kind gebogen, terwijl ze het vaster in de luiers wikkelde en Pawei nog < ens riep. Dew y,:-rroerde zich niet; hij was woedend en erg.fde zich over Krysta, over zich zelf, 02 o ter oe oude vrouw. Daar is hier in huis wat veranderd, 't s r.f de outvel in 't sp-i is! Krysta wil me niet aan kijk;, n . .. niet tejjen me praten... . Yöji hteft dadige medewerking. En waar hij met zijn geniale werkkracht medehielp, kon men ' ook verzekerd zijn van het welslagen ?, want j hij werkte nooit en nergens alleen door een j stoot of een impulsie te geven, maar streng ? methodisch, consequent en met onvermoeid i plichtsbesef. Niets achtte hy gering, waaraan gij eenmaal zijne medewerking had toege zegd, en een eerepost, van welken aard ook, j was en bleef voor Virchow in den volsten zin van het woord een arbeidsveld, aan welks eischen hij steeds in alle opzichten j trachtte te voldoen." Mér dan dit: "?overal. ! waar zich zijn geestelijke invloed deed | gelden, werkte hij scheppend, organisch ] verder ontwikkelend; overal liet hij de diep ! insnijdende sporen na van zy'n geniale be gaafdheid; overal werkte hij bevruchtend, zoowel door zijne denkbeelden als door zijn aan het fabelachtige grenzenden werklust." Indien Virchow ooit eene zeer groote teleurstelling heeft ondervonden, dan is het zeker die geweest, dat hij in de laatste maanden van zijn leven zoo gotd als niets , heeft kunnen doen. De gedwongen rust, , waartoe het hem overkomen ongeval hem veroordeelde, was voor hem pijnlijk en drukkend. Nu hij niet meer werken kon, of liever omdat hij niet meer werken kon, } week zijn levenskracht van hem. De onver moeide en onvermoeibare bemerkte plot, seling, dat zelfs-voor hem »de ouderdom ! op zich zelf een ziekte was". In den aanvang bleef hij hopen en moed houden; in zijn brieven en gesprekken kwam de oude humor nog boven. Maar in de laatste weken i weigerde niet slechts het oude lichaam, j maar ook de zoo lang jong gebleven geest zijn diensten. Het is hem niet gegeven geweest, in het harnas te sterven. Toch zal niemand bij zijn heengaan het beeld van een lijder voor zich hebben ge zien. Wt:l dat van den wakkeren strijder voor waarheid en recht, vjor kennis en wetenschap. Eti zoo zal het beeld van den grooteii man worden overgebracht naar het nageslacht, dat hem eene plaats zal geven bij de helden van den geest en de weldoeners van de ruemchheid. E. D. P. Tentoonstelling m Oost- en ftst-Infliscli vlcclitf eit in den Haag, Ii het tydsverloop van twee jaren heeft de vercenigirg Oost m West, vier tentOOEstellingen kunnen orga!.isee:en, die te zamen een over zicht £even van hetgeen ds btwocers oczer Oost in staat zijn te presteeren op het gebied der kurstry'vfrheid. i Eerst de t n toonstelling van Oost-Indische | wapens, Oaarra dio van metaalwerk, waarop volgde r,ie grootsehe tentoMsstelling van Indisch' weefsels en batik", e;j i.u komt het vlechtwerk aan de beurt. Deze nieuwe tentoonteüirg van vlechtwerk is iiiet minder belangrijk, omdat het tcch een b3lans,rijke tak is der huisvlijt, nauw saamgegroeid mtt htt bestaan \a.n den Inlander, met zijne zeden en gewoonten, en dus inLi,j ver bonden met zijn lunstïin, zijn na'uuriykeu aanleg oin te sieren en mooi te maker. Een uitgebreide ca'alogu.«, met tal van weten swaardige mededeelinger, door Loeb .'samerges'.eld en te^en gerijgen prijs te itr'nriigen, is een uitstekende gids op een onbekend terrein voor velen. De plaats 1:3 d^r voorwerpen is zeer goed en doet elk voorwerp tot zijn recht komen. WaniHiimtilllliiiimiimiilliiiliiilimilli za nooit gesproken, dat u waar ! maar zóó als r u, was ze toch nooit! Wat is er toch gebeurd ? Heeft msn'hasr wat ingegeven? of... of... heeft ze 'c waor over dien adderen gehad? Alle duivel»!" Hij bromde en vloekte met ha'.f ingehouden stem en vroeg toen driftig: waar is de zak die ik meenemen moat?" Loop heen met ja zak!" riep de oula vrouw en kom tcch als ik j} roep!" Z? wilde niet toegeven, ze had hsar eigeti willeïj?. Ze over legde dat het kind die twee wel bijeen zou brengen. Krysta had weliswaar gezegd, dat ze hem niet hetiben wilde... maar wa' zegt men al niet! . .. Woorden . .. woorden, die door den wir.d ver weg gedragen worden. ... Da andere, die arme kerel, zou toch riet meer terugkomen, en Pawel zou hierx wel meester worden. Ze gat dus niet toe. De jonge man raderd; aarzelen;1, onwillig, verdrietig. Hij bleef aan het voeteneind van hef bad staan en keek nu eens naar het kind en dan weer taar Krysta, die nog steeds met het gezicht naar dan muur lag. Op c er s zag de oude vrouw hem aan en vroeg onel: Ea hoe ziullen we hem nu noemen? Op Sint Ursula is hy' geboren." Dat most Krysta maar beslissen," antwoordde Pawel knorrig. Het oudje legde het pak weer neer, steunde de kin op de opg;heven hand en begon Ie overlegge-n: Willen we hem Wotjek noe men ?... och neen, daar zijn a', zooveel Wofjalss in 't d'rp!... Misschien dan Jasick?... Maar ik heb al drie peetekinderen die Jasick hee'.en.»... O; S'ack dan?... Och neen, ook niet. We moeten niet i', te ver in o'en kalender teruggaan, anders zal 't kind nog scheel gaan kijken. Nu, hoe denk jij er o?er K;ysta? Antwoord dan toch en lig daar niet als 'n bh.k hout." No"m 'm zooals u wilt ! ' antwoordde de zieke ongeduldig. Plotselirg klapte de oude moeder in da hsnden, Wacht! ik weet wat! hoe zou j^ui 't vinden als we hem Antek noemden?" Hefiig keerde K'ysta zich om en richtte zich in bed op. Hare oogen schitterden, ze fronbte de wenïDrauwen en op haar voorhoofd kwam een diepe rimpel. Noen!" riep ze driftig 't hoofd ichuldend neen, i itt Ant<k! Jelui kunt h'em noemen zooalt j's wilt. maar niet Antek! Dat teil ik niet !'' Zj sprak haastig, hirtt-tochtf.lyk, met gloeiende wangen en verontwaardigd» stem. De cu'ie ra'-cdcr zweeg; ze wist riet wat ze dsa-op zeggen zou. Pawel verwijderde zich vin het bed; in ingehouden drift knapte hij met de vingers en slingerde zijn muts op de bark. 'n O.i^onbhk van stilte. Kiy.rta sloeg de banaan vnor het gelaat en wiogde zich zacht kreunend heen en weer. O, mijn hoofd ... meerzullen wy' een Museum krijgen waar zóó aTles tentoongesteld zal worden ? Wat zou dat belangry'k wordan, wanneer wy' zóó da producten van de verschillende takken der kaEstny'ferheid bij elkaar zonden zien, zoodat wij bij den eersten aanblik een voüedigen indrn< kregen van het karakter vau eiken streek. Wat zon dat het vergely'ken vergemakkelijken ! Allereerst hebben wij een groep, die ons de gebruikely'ke materialen voor het vlechten lesren kennen: de buigbare rotanstengels, de lan^e bamboestelen, de bladeren van den pandanstru k, palmbladen, verschillende bies- en varensoorten. Dan de groep waar de verschil lende vlechtwjjzen aanschouwelijk worden voor gesteld en die ons inwijdt in de geheimen van de techniek, waardoor onze bewondering voor de groote vingerlenigheid, voor het geduld, de intelligentie en . de vindingrijkheid van den iclander stijgt. Een derde groep is gewijd aan het gebraik van het vlechtwerk, omvattend de kleeding, den opschik, en geeft te zien eene collectie motsen, hoeden, sandalen, arubanden; vooits huisraad als: zitmatjs.», slaapma'ten, vrucitenschalen, sirihmanr'j >s, allerlei mandjes voor berging, reismanden, pylenkokere, krishangers, gordy'nmatten, zeven, wannen, vischtnig enz. En nu de 43 groep, het versierde vlechtwerk, dat eigenlijk alles omva* ; maar vooral de sierwaarde van het vlechtwerk doet uitkomen, de schoonheid er van doet spreken. Vóór alles noem ik het vlechtwerk i'.er ajaks. Welk een pittighei! in de versiering, welk een srringleïend ornamsnt, waarin msn de natuur van het volk voelt, wanneer het nog niet door ziek.en of door aanraking met de Mïleiers kwy'nt om langzaam uit te feterven. Als eene woi dermooie orchidee venchy'nt ons de tuist van de Dsjiks uit dat onbekende dorkere Borieo. Die kunst is voornsam, hoogst beschaafd, een product van een cultuur, van wie weet hoe veel eeuwen her, die op natuurly'be vijze van het eene geslacht op het andere werl overgebracht en met den mensch voortleefde. Op simpele rotaumattjn weten zij door be paalde vlechting der verschillend gekleurde vezels, decoratieve (ffecten te bereiken, zoo mooi, zoo rijk en toch zoo eenvoudig, zoo rijthinisch en zoo ha-moniscb, dat wy kwaWJt meer kunnen ? erlaagen. Voor hen die deze tentoonstelling bezoeken wijs ik op de volgendfr nummers: 264, 260, 267, 268, 269 270. 271, 272, 297, 322, 323, 331, 342; 344^ 350, 352, 360, 361. Sjmmige dezer vosriverpen doen, wat kleur aargaat, aan oud goudleer denken, daar bijv., waar de met drakenbloed (eene warm i ooIe verfstof bereid uit de locde tar^ die vooikomt op de vruchten van een soart rotanpalm) gekleurde vezels eecigszins bruin zijn geworden, en htt warms gou-lgeel van de evenzoo voor het vlechten gebszigde orchidse nsteugels, daartusschen blinkt en sc'-uttert. Het ornament is vaak at' te leiden uit het rnenEchenfiguur, waar de armei) en beenen in spiralen overgaan; soms or.tbreken da ledematen, en zijn d kwijls zoo tot ornament vergroeid, zoo vereenvoudigd, dat oningewijdea moeilijk da menschvormen er in ttrug,inden. De midienvakken van verschillende matten zouden prach tige rustige wandvullingen vormen voer onze interieurs, of voer verfraaiing der miri-tnries; by'v, boven tamely'k hooge lambrizeeiinjcn. Tot welke gedachten het egoïsme toch verleiden kan! Slechts r.oode verlaten wij die echte bewoners van B ,rneo, die menEcueii. vuu wie wij op school ieerden, dat zij bloeddorstige wezens waren» koppensneliers, en d'« Dr. Nieuwenhuis bevonden heeft te zi;n do meest goedaardige, zachtzinnige meLSche.n, die men zich denken kan, die misschien wtl af en toe eens terreurideeën hebbsn; maar dat ligt in den aard van het beestje, do guillotine kan er an m:êpraten. A'jeh geeft matten te zien met opengewerkt ornament, van blanke biezen gevlochten, een voudig en stijlvol, en ik denk mij daarbij de prachtige met goud doorweven purperen ?y' len kaine, de met goudï-'aad versierde bsadjss en broeken, de gebogen rentjong, de klewat-g met breed uitloopend gespleten handvat^el met gouden ornamenten ingelegd; en ik denk dat mijn hoofd!" klaagde ze mijn ongelukkig léven ! Kon ik dien man maav uit dpn we;? gaan! hoefde ik hem m&ar niet weer te zien !'' De mofder streelde haar zachtjes langs de wangen: ,Wees nu maar rustig, dochter! wees nu m»ar stl! Daar zijn nog geroeg namen in den kalender. Als j3 Antek niet goedvindt, zullen we nog wel 'n andere vinden. Wees nu maar rustig!" Ea zich tot den knecht wendend: Zeg 's, Pawel, breng ook nog 'n kan bran dewijn uit de s;ad mee, van de beste, gekruide. We zullen de gasten goed laten smi.llen, dan wenschen ze ons ook veel geluk.. ." Wat gaan mij uwe gasten aan!" pruttelde Pawel; wat kan mij al dat eten en drinken echelen l 't Is nog de vraag, wie er komen zal!" ? Nu, (dar hoef je niet bang voor te zijn ! De kamer zal zóó vol z!jn, zeg ik j3, dat de menschen zich tot in de gang zullen verdringen. Ja, wacbt maar tot 't bekend zal zijn dat z zwartzuur krijgen, hm! d! 3 maakt niemand m\j zóó na ! Zoodra ze den lever en den brandewijn geroken zullen hebben ... komen ze allemaal. Als we dan maar net zoo veel bordenen lepels bij elkaar zullan hebben als er gretige monden zullen zijn !" Ik zou lisver zien, dat wij alleen met ons vieren naar dïkerk gingen en 'f, kind zonder veel spektakel gedoopt werd, in plaats vaa " Verder koa Pawel niet spreken. De oude vrouw was van drift vuurrood geworden; midden in de kanoer stond ze met do handen op de heupar, terwijl haar kleine grijze oogen flik kerden. Wat weet jij daarvan mee te praten!1'riep ze met den voet stampend. Wat voor onzin zou dat zijn ! Moet ik me soms voor de men schen verstoppen ? Wat ? moet ik iae voor de mensrhen schamen ? Wat ? kan Krysta den vader van haar kiud riet aanwijzen ? heeft ze dat Hnd dan op straat sf achter de heining opgedaan ? Of heeft ze als 'n meid, 't in 'a doek gewikkeld, uit 'n dienst mee naar huis gebracht?... Zij is een boerendochter, begrepen? Op baar eigen stuk grond leeft ze, begrapea ? In haar eigan huis aan haar eigen hasrl en by' haar moeder woont ze, begrepen P Wee r degene die er haar bard om zal vallen!... ?Als jij je voor de menschen schaamt en alles zou willen wegmoffelen, dan had j3 maar 'n. andere moeten uitzoeken, de dochter van eea of anderen knecht had je moeten nemen. .. of 'n dagïoonster... of 'n meid was goed genoeg veor je geweest! die had je makkelijk in 't do;p kunten virden ! . .." Ze kon niet verder, ze was buiten adem van 't driftige en harde spreker. (Wordt vcrwltjd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl