Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1318
orkest als een noodzakelijk attribuut beschouwde
om bet kwaalsprekend gebabbel aan het eene
tafeltje voor het andere onhoorbaar ta maken.
Men gevoelde zich dan vry'er in zyn spreken
en het is dan ook wel eens gebeurd, dat by'
een plotseling geheel onverwacht zwijgen van
het orkest, een woord van et n heer of dame
door de zaal klonk, dat baar en al haar
tafelgenooten met den zakdoek voor het gelaat
voorover AteA buigen onder bet luid gelach
der overige bezoekers Dit is nu allemaal uit l
Er wordt bier geen kwaad meer gesproken...
Waar goede muziek al niet goed voor is t
Intnsschen heeit Hutschenruy'er het verbazend
druk. Toch heeft hy te midden van al z\jn
werk, nog den tyd gevonden om de hier zeer
gewaardeerde volksconcerten (de zoogenaamde
dubbeltjesconcerten) in te voeren. Deze con
certen vallen zoozeer in den smaak, dat den
heer Hutschenrujjter by het laatste concert in
het vorige seizoen door de getrouwe bezoekers
een krans werd aangeboden, aangekocht geheel
uit by dragen van een cent of hoogstens 2 X cent.
Dat de correspondenties, repetities, concerten
en tal van beslommeringen meer, die by zulk
een gezelschap onvermy'dely'k zy'n, geheel zy'n
tyd in' bei-lag nemen, zoodat hu niet meer
denken kan aan componeeren, zooals hy vroeger
-vel met succes deed, is te begrijpen. Maar de
heer Hulsehemuyter voert er heel laconiek een
andere reien voor aan: och ik vind," zegt
by, .dat er al gecoeg goeie muziek gemaakt
la en wordt; en ik ben best tevreden dat ik
uitverkoren en er toe in staat b:n, om die
goeie muziek goed te doen uitvoeren l"
In den zomer veroorlooft deze werkzame
artist zich ergens op een stil plekje in
Duitschland uit te rusten en eens naar geene andere
muziek te luisteren dan die hem uit de
boomtwy'gen en het struikgewas tegenklinkt. Maar
in het concertseizoen gatt hij zoo geheel in
zy'n werk op, dat hem haast geen tyd rest om
zich aan de zijnen te wyden. Doch in de
weinige u-en, die het hem vergund is in hun
midden door te brengen, vindt h\j in den
\riendelrjk-huiselyken kring, die hem steeds
met verlangen verbeidt, een weldadige rust,
waaruit hy telkens nieuwe moed en levens
lust put.
Mimiiiiiiiiiiiiiiimmini
Socia/e
De Kaners vaüAfleid en ie YerDmitoboniL
i.
Da ii het laatst vao het vorige jaar opge
richte Ver brui kersbon d wiens doel is de ver
bruikers aan ie moedigen zooveel mogelijk
die producten te koopen, welke zijn vervaar
digd en ten verkoop worden aangeboden
o:ider billijke arbeidsvoorwaarden voor het
personeel, dat bij die vergaard! ging of dien
verkoop dienst doet en die dit doel o. a.
tracht te bereiken door een z. g. witte lijst
te vormen, waarop voorkomen de namen
van die producenten^ en handelaars in wien
werkplaatsen of winkels wordt gewerkt
onder billijke arbeidsvoorwaarden, heeft
zijn taak aangevangen met het verzamelen
van gegevens voor het vormen der ge
noemde witte Ijjst. Daartoe heeft de Bjnd
aan de vakverenigingen en de Kamers
van _A.tbeid lijsten ter invulling gezonden
ten einde te weten te komen:
1. of door de georganiseerde arbeiders
bepaalde eisenen zijn gelormuleerd en zoo
ja, of deze eischen als billijk mogen worden
erkend ;
2. in welk opzicht de bestaande arbeids
voorwaarden nog afwijken van de boven
bedoelde wenscben;
3 de namen der patroons, die reeds geheel
of gedeeltelijk aan deze eischen voldoen of
geneigd zijn voor hun personeel het beste
te doen wat de bestaande omstandigheden
en verhoudingen veroorloven.
Gelijk gezegd, zijn deze lijsten ook ge
zonden aan de Kamers van Arbeid in de
verwachting, dat die Kamers, welke reeds
een onderzoek hebben ingesteld naar de
toestanden der bedrijven door haar ver
tegenwoordigd, bereid zouden zijn aan het
verlangen van den Bond te voldoen. Het
is echter gebleken, dat bij sommige Kamers
de vrees voorzit op dit verzoek in te gaan
en omdat deze schroomvalligheid der
Kamers zonder eenige twijfel zich ook in
andere gevallen dan het hier bedoelde geval
zal doen gelden en dientengevolge door de
Kamers niet zal worden gegeven hetgeen
zij kunnen en waartoe zy naar mijne meening
bevoegd zijn, acht ik het van belang, de
twee voornaamste redenen, die geleid hebben
tot het niet voldoen aan den wensch van
den Bond, «ens onder de oogen te zien.
1. Kortaf wordt door sommigen geant
woord, dat het geven der bedoelde inlich
tingen niet ligt op den weg van de Kamers.
Het wil mij yoorkomen, dat deze stelling
niet houdbaar is. Immers wat bepaalt art.
2 sub. c. der wel. op Kamers van Arbeid?
Dat de Kamers haar doel kunnen bereiken
door »het dienen van advies en het ont
werpen van overeenkomsten en regelingen
op verzoek van daarbij belanghebbenden."
Deze litt. c. is later ingevoegd en wel
naar in de bekende editie- Schuurman wordt
meedegedeeld, om de volgende reden.
Men meende, volgens het voorloopig ver
slag der 2a Kamer, dat de Regeering terecht
de taak der Kamers van arbeid wilde be
perken tot de bevordering van de belangen
van patroons en werklieden in onderlinge
samenwerking, maar men was toch van
oordeel, dat die taak ten onrechte bepaald
werd tot de bevordering van het doel door
de in art. 2 met name genoemde middelen
(a, h, en d).
Men wees op een aan de 2e Kamer in
gediend adres, houdende opmerking, dat
het bij de tegenwoordige redactie niet vrij
zou staan op verbetering in besteksbepa
lingen, ambachtsouderwijs en op invoering
van leercontracten aan te dringen, noch
om loontabellen samen te stellen, waarin
een krachtig werktuig ter bestrijding van
onedele concurrentie, voortvloeiende uit
betaling van te lage loonen, zou worden
gevonden.
Dit gevoelen juist achtende, meende men
dat met de genoemde aangelegenheden,
naar het Rsgeeringsvoorstel de Kamers
van Arbeid zich enkel zouden kunnen
inlaten in zoover zij daaromtrent advies
aan de Regeering kunnen geven, terwijl de
strekking van hetgeen in den bedoelden
geest reeds thans wordt gedaan, bepaaldelijk
van de vaststelling van loontabellen, is
invloed uit te oefenen op de regeling der
in den kring der Kamer bestaande inrich
ting van den arbeid en waar de ervaring
het nut van de bedoelde bemoeiingen, al
is daarbij van het vaststellen van dwingende
voorschriften geen sprake, beeft aangetoond,
achtte men wijziging van art. 2 in den
aangegeven zin wenschelijk.
De Regeering antwoordde hierop bij hare
memorie, dat door de omschrijving van het
doel der Kamers >de belangen van patroons
en werklieden in onderlinge samen werk ir g
te bevorderen," hare werk zaamheid geenszins
zdó wordt beperkt, dat zij niet alle belangen
van den arbeid raken zou, dat de middelen
tot bereiking van het omschreven doel,
vermeld in art. 2, integendeel zeer alge
meen spreken van »arbeidsaangelegenheden"
eik van >de belangen van den arbeid",
zoodat dan ook ongelw'rjfeld de Kamers
van Arbeid organen kunnen worden, die
krachtig medewerken tot het verkrijgen en
verspreiden van kennis omtrent maatschap
pelijke verhoudingen op het gebied van den
arbeid en die kennis, door toepassing van
art. 2 a en b te vergaren en mede te deelen,
strekt mede tot bereiking van het beoogde
doel.
Juist zegt de Regeering verder
omdat de wijze, waarop de Kamers tot het
verkrijgen van inlichtingen en het geven
van adviezen werkzaam zullen zijn, niet
is omschreven, en zij daarin geheel yrvj
worden gelaten, kan bezwaarlijk eene ruime
opvatting van hunne taak worden ontkend.
Het verwijt, dat het de Kamers niet vrij
zou staan al datgene te doen wat in het
bedoeld adres, volgens de aanhaling daarvan
in het voorloopig verslag, gewenscht wordt
genoemd, komt niet gegrond voor. Niet
enkel in den vorm van adviezen aan de
Regeering, doch ook als middel_ter voor
koming of vereffening van geschillen, mag
de Kamer van Arbeid zich met deze aan
gelegenheden inlaten. Opdat echter geen
twijfel zou overblijven omtrent hare be
voegdheid en om te voorkomen dat zij zich
tot onthouding verplicht zoude achten,
zoolang van het dreigen van eenig geschil
nog op geenerlei wijze is gebleken, is in
art. 2 een nieuwe letter c ingevoegd.
Uit het bovenstaande blijkt dus, dat de
Regeering bij het indienen van het ontwerp
van wet op de Ka-ners van Arbeid heeft
gehuldigd een ruime opvatting van de taak
van deze.
Volgens haar kunnen deze z'ch bezig
houden met »arbeids aangelegenheden" in
den ruimsten zin, en dit nu doet ook de
Verbruikersbond.
Volgens haar kunnen de Kamers worden
krachtige werktuigen voor het verkrijgen
en verspreiden van kennis omtrent de
maatschappelijke .verhoudingen op het ge
bied van den atbied, en pok dit wil de
Verbruikersbond door middel van de
witte lijst.
Volgens haar mogen de Kamers de onedele
concurrentie, voortvloeiende uit de betaling
van te lage loonen, bestrijden en aangezien
de Verbruikersbond juist tot het voeren van
dezen strijd is opgericht, zou samenwerking
zoo hoogst gewenscht zijn.
Tusschen de Kamers en den
Verbruiksbond bestaan zoovele punten van aanraking
en zij zullen blijken elkaar zoo noodig
hebben, dat het zeer te betreuren zou zijn,
indien een te enge opvattinjfvan hare taak
door de Kamers deze samenwerking onmo
gelijk zou maken.
Vast moet dus staan, dat de Kamers
in den uitgebreidsten zin zich met de
arbeidsaan gelegen heden mogen bezig hou
den en dien overeenkomstig moet dan ook
worden opgevat het sub c genoemde, het
dienen van advies en het ontwerpen van
overeenkomsten en regelingen.
Het is mogelijk, dat nog een struikelblok
zal zijn de daarop volgende woorden : op
verzoek van daarbij belanghebbenden. De
vraag zal wellicht gedaan worden : is de
Verbruikersbond te beschouwen als daarbij
belanghebbende ?
Zonder eenigen twijfel is dit het geval.
Immers de Verbruikersbond is het orgaan
der verbruikers, derkooperg. Deze Jaatsten
zijn als het ware samengekneed tot den
Bond, die voor hen handelt en geacht kan
worden ia hunne rechten te zijn
gerobrogeerd. De gedane vraag wordt dus deze:
zijn de verbruikers te beschouwen als
daarbij belanghebbenden?
Mijn antwoord is zonder eenig voorbehoud
bevestigend. De verbruikers toch zijn de
indirecte werkgevers. Een artikel wordt
niet geproduceerd ter wille van zichzelf,
maar ter wille van de vraag; zoolang de
vraag bestaat, gaat de productie door;
houdt de vraag op, dan staat de productie
stil. Zoo rust dus op de verbruikers de
groote, zware verantwoordelijkheid voorde
productie, ja voor de wijze waarop gepro
duceerd wordt. Verzetten de verbruikers
zich niet tegen een bovenbedoelde oneerlijke
concurrentie, dan zullen zij mede verant
woordelijk zijn voor het uitbetalen van te
lage loonen. Indien zij niet willen, dat lan
ger onder slechte arbeidsvoorwaarden ge
werkt worden, dan zal een eendrachtig
samengaan, een eensgezind weigeren om
de aldus vervaardigde artikelen in het
vervolg te koopen, tengevolge hebben, dat
of de productie zal stilstaan of de voor
waarden anders moeten worden. Ziedaar
in het kort de macht van de verbruikers
en van hun orgaan, den Verbruikersbond,
En zou dan deze B jnd niet belan ghebbende
zijn bij alle belangen van den arbeid ? Mij
dunkt, bij eenig nadenken zal men mijne
opvatting deelen. Ei als dat het geval is,
dan vloeit van zelf uit litt. c. van art. 2
der wet voort, dat het wel degelijk op den
weg der Kamers van Arbeid ligt den Ver
bruikersbond te steunen door liet invullen
der toegezonden lijsten.
In het slotartikel over een ander punt.
Kampen. Mr. dr. H. S. VBLMIAX.
Büflraie tot de geschiedenis oer
bij Kantoorbedienden.
HL
Reeds nu .heeft de stichting van het
Instituut van Accountants tengevolge, dat
velen, niet-leden van dat Instituut, zich
werpen op accountancy, er niet aan den
ken de noodige examina af te leggen en
den Accountants-leden van het Instituut,
een geweldige concurrentie aandoen.
En die outsiders zijn volstrekt niet immer
beunhazen, zocdat ook op dat veld, dat
oorspronkelijk enkelen gereserveerd scheen
als arbeidsveld, een hevige sUijd woedt,
een strijd 'die ongetwijfeld in de eerstvol
gende jaren niet afnemen zal in kracht.
Wij zien derhalve aan de hand van het
aangevoerde, dat het doel, dat zich
handelsbediendenvereenigingen als Mercuris
b.v.b. stelden, niet bereikt werd.
Het doel was, door het aan k weeken van
vakkennis, en van vakkennis alleen, den
handelsbediende een weg te banen naar
een betere maatschappelijke positie, hem in
staat te stellen zich op te werken.
De ervaring leerde, dat een en ander
slechts gelukte aan enkelen, en dat die
enkelen in de allereerste plaats te vinden
waren in de rijen van hen, die voormannen
waren in hun vereeniging en daardoor in
staat waren invloed te oefenen.
Al is het dan niet geweest met opzet,
dan valt het toch niet te ontkennen, dat
vereenigingen als Mercurius een faktor van
aanbelang hebben uitgemaakt in den
promotiegang van enkele bestuurders e. a.
En' dat kan zeer licht. Door alle
vereenigingfjaren heen was de stelling op den
voorgrond gezet en vooral in de ge
schiedenis van Mercurius komt dit zeer
sterk uit dat de belangen van patroons
en handelsbedienden, van werkgevers en
werknemers iedentiek waren, steeds even
wijdig liepen. Immers, waar de patroon een
goed jaar maakte, daar was het jaar van
den bediende ook goed ; viel in een of
andere zaak een konstante groei waar te
nemen, de toestand en positie van den
bediende verbeterde van jaar tot jaar.
En waar b.v. Rotterdam's handel een
ongekende hoogte bereikte, daar werd dan
ook de maatschappelijke positie van den
handelsbediende, ats wij de gulden middel
maat tot maatstaf nemen, een schitterende?
Zoo had het moeten zijn als het orakel,
dat sprak door den mond van leiders van
Mercurius, waarheid verkondigde.
Maar ik vrees, dat de resultaten verre
beneden de verwachting zou len blijven,
zoo er een retrospectief onderzoek zou
kunnen plaats hebben.
Een feit is het, dat trots vooruitgang in
den handel, trots mooie dividenden, trots
hooge salarissen aan enkele halfgoden, de
toestand van vele handelsbedienden te
wenschen overliet, en een aantal gesalari
eerd werden naar een maatstaf, die alles
behalve in evenredigheid was met den
gepresteerden arbeid. Inderdaad bleek de
theorie van het vakkennis-verzamelend
individu onhoudbaar in de praktijk.
Toch ging een vereeniging als Mercurius,
op dewelke vooral in het vervolg het oog
gevestigd moet worden, omdat daar vooral
de strijd tusschen oud en nieuw, tusschen
konservatieve en vrijzinnige opvattingen,
aan den dag treedt, gestadig vooruit,
Voor een belangrijk deel was dit te dan
ken aan de winteravondlezingen, die ge
legenheid boden tot ontspanning en voor
namelijk, (het teekent de handelsbedienden
zoo juist) aan de zoogenaamd litteraire
lezingen; lezingen, die overigens heel vaak
(gelukkig niet aliijdyl met litteratuur even
veel uitstaande hadden als ja, als... het
letterkundig bijvoegsel van het Roüerd.
Nieuwsblad met letterkunde.
Een Rotterdammer zal de mate begrijpen
en die het Rolterdamsch Nieuwsblad en zijn
letterkundig bijvoegsel niet kent, geloove
dat hier van een minimiteit sprake is: hij
verliest overigens er niet bij, of hij die
kennis mist.
En voor het overige vind men de
kursussen nuttig, de examens nog nuttiger, de
lezingen aardig, het( nderdaad bij Mercurius
goed beheerde) ondersteuningsfonds met
filantropischen tint uitstekend,
msnschlievend, humaan, etc : men keek biddend op
tot het Instituut van accountants, wijl de
leiders van Mircurius accountants waren
bij de gratie Gads; dan deed de praktijk
zich weder voor: man zuchtte, maar vond,
dat alles nogal go jd ging en men liep weder
heel kalm het oude weggeij 3 neuriede
zachtkens het liedje na, dat de leiders
zongen en dat zooiets vertelde van vak
kennis en individualiteit en overeenstem
ming van belangen van werkgevers en
werknemers en van tevredenheid .. .ja van
tevredenheid vooral. Men was dan ook
tevreden, maar onder al die tevredenheid
broeide het en smsulde het reeds.
(Wordt vervolgd). Dixr.
Enquête van het comitéter verkrijging
van een -wettelijk vastgesteld slui
tingsuur voor winkels en maga
zijnen te Amsterdam.
Ingevolge de door bovengenoemd comit
verzonden circulaire met vragenlijst, betref
fende het onderzoek, naar dan toestand der
winkelbedienden te Ansterdatn waarvan door
het comitéde resultaten vóór het 3s intern.
congres voor den middenstand zouden gepu
bliceerd worden, wordt belanghebbenden mede
gedeeld, dat hoewel een beduidend aantal be
antwoorde ly'sten bij de er quote- commissie
van het comitéinkwamen, het resultaat nog
niet van dien aard is, dat het reeds kan wor
den bekend gemaakt. Winkeliers en
magazijnhouders en bidienden, die tot heden niet
bezocht werden, wordt verzocht, vragenlijsten
ter invulling aan de volgende adressen aan te
vragen: B'j den hear B Feitsma. voorz. Kerk
straat 411 b l Utrechtsehestr., huis; mevrouw
M. W. C. ter Braake, 2j secretaresse,
Cjintuurb. 137, boven; M M. Bimberg, N Achter
gracht 17, huis; II. J. A. Mulder, G.
Fiinckstraat 304, huis; G L'sugendam, N. Doelen
straat 9; J. Polak, P C. Hooftstr. 86, boven.
Na nauwkeurige beantwoording en
onderteekening aan een der vermelde adressen op
te zenden. Den leden, der commissie voornoemd,
wordt dringend verzocht de nog in hun be
zit zijnde vragenlijsten en eventueel ontvangen
bedragen met de verantwoording daarvan, op
de inteekenlijsten hun verstrekt, ten spoedigste
by het bestuur in te leveren, T^n slotte wor
den, alle winkelbedienden opgewekt het comit
in zijne actie zoo krachtig mogelijk financieel
te steunen.
Geldelijke bijdragen kunnen gezonden wor
den aan genoemde adressen, waarna ze aan
de penningmeesteres worden ter hand gesteld.
uiwmittininiimiiiimitmiimiiii
tmiuy
in e Hoofdstad,
Nadat gedurende eenige weken de heer
AndréSpoor den stuf gezwaaid had in het
Concertgebouw, kwam de heer Mengelberg
Donderdag 18 dezer de lening wederom zelf
in banden nemen. Naast Beethoven's vyfde
sympionie wa'en het twee noviteiten, die het
programma in beslag namen, n.l. de ouverture
van de opera les B ar bar es" van Siint-Saëns
en de muziek voor het ballet Riymonda"
van Glazounow.
Het is reeds lang geleden dat men voor het
openingsstuk eener opera een mairigatl 1) ge
bruikte en dit dan liet spelen in plaats »ar> zingen.
Liter kwam L'illy en plaatste een eenigszins
gefugeerd middengedeelte tusschen twee lang
zame fragmenten ; deze toonen nog duidelyk
hunne afkomst van het mairigaal, door hua
eigeraa dig gedragen ka-akter. Men zou deze
Grace-stukken ze fs dadelyk willen zingen. De
oude Scarlatti eerst ontwikkelde ds inleiding voor
een opera tot een grooter en gewichtiger
muziekstuk. Het werd in zijn ty'd gecoemd
Sinfonia, een woord trouwens dat niets anders
beteekent als meerstemmige muziek. De sinfonia
van Scirlatti bestaat uit een Allegro, een G.-ave
en ten slotte wederom een Allegro, of ookwel
een Presto. Daar men nu deze sinfonia's ook wel
uitvoerde zonder de op?ra's, wavby' zij be
hoorden, kwamen er.ke e componisten op de
gedachte zulke siiïfonia'a apart te com
poneeren en da i maakten zy er, in plaats van
n stuk in drie tempo's, drie van elkander
afgescheiden gedeelten van. Nu behoeft men
slechts nog het Menuetto van vader Haydn
tusschen het tweedeen derde deel in te lasschen
en men heeft den vorm van onze tegenwoordige
symphonie. Men kan d in e'genlyk volkomen
terecht beweren dat <?e tyuiphonie aan de opera
haar ontstaan te dankan heeft.
De oorspronkelijke Sinfjnia echter, het
openingastuk voor eene oper., verkreeg spoedig
den vorm eener Sjnate, gelijk ook het eerste
gedeelte der tympUonie. Het is in dezen vorm
dat wy' de heerlijke ou»er?ures van Mozart,
Beethoven en Weber bezitten. Deze stukken
zijn het kla«sTeke mod;l geworden van den
Allegro vorm en de grootste meesters, van
Mozart tot Brahms, hebben hunne heerlijkste
ingevingen neergelegd in dezen vorm. Hut
publiek is er mede vertrouwd en het verwacht
zoo te zeggen de gewone cpsenvolging der
thema's, het luistert met gespannen aandacht
naar de bewerking daarvan en voelt zich
bevre'igd, wanneer later de herhalingen dier
thema's optreden.
Wagner heeft den vorm der ouverture
wederom gewijzigd. In het Lohengrin-vooispel
b. v vindt men tlechts een paar motieven
aaneengeschakeld tot een lange melodische phrase
en herhaald in verschillende liggingen. Het
Tristai-voorspel heeft ongeveer dezelfde ge
daante. 11 het Meis'ersinger voorspel daaren
tegen, vindt men de hoofdmotieven van het
geheele werk op byzonder grootsche wyze ge
xposeerd en ontwikkeld tot een geniale com
positie, welke haar afkomst van den ouden
ouverturevorm ter nauwernood rog laat
lierkennen.
En Lihengric, i Tristan a Meistersinger
zy i gelukkig goede bekenden van ons ge
worden. Wanneer wy de m itieven uit de
voorspelen hooren, kennen wij hunne
beteekenii en stellen wij ons voor wat zij in het
drama zeggen willen. Daarom is reeds het
hooren van zoo'n voorspjl ons een genot
Bij het hooren van het voorspel van 'de
opera les Barbares" van Saint Saëns was
dit nie'. het geval. Het werk is riet in den
ouden ou/erture vorm geschreven. Vermoedelijk
moeten wy in alle melodische passages zien
reminiscentien aan en zinspelingen op verschil
lende plaatsen van de opera. Daar dit ons nu niet
bekend is, moest het j ilste genot en de
appreciatie va-i een en ander wel uitbhjven
Alleen zy dalelyk erkend, dat het werk
met groote distinctie en tegelyk met on
betwistbaar meesterschap is gtï^strumenteerd.
Saint Saëns is ean groot kunstenaar,maar ditmaal
konden zijne motieven weinig meer beteekenen
dan phrasis wier zin ons ontsnapte. Met graagte
zien wij de programma's met toclichtirgen
wederom tegemoet. Wanneer het werk later
nog eens gespeeld wordt, mogen wij misschien
een korte beschrijving vii'den van den inhoud
van het jongste dramatische werk des franschen
meesters.
Misschien deed het gemis daaraan zich nog
sterker gevoelen omdat van de tweede noviteit
van den avond, het ballet Raymonda" van
Glazounow een vrij uitvoerige beschrijving ge
geven was. Ten gevolge daarvan kon men zy'ne
phantasie laten werken en als men b.v. met
gefloten oogen zat te luisteren, kou men zich
nu eens de sierlyke bewegingen voor den geest
tooveren van de dansende pages en jonge
maagden, dan weder kon men de graceiijke
figuur van Rayoionda bewonderen, een ander
maal kon men Abdourahman met zijn
oogverblindendea pronk en zijn talryke prachtvol
uitgedoste sla7eu en. slivinaen zien, Raynonda
het hof makende, doen .... met gesloten oogen
zeg ik, want indien men ongelukkigerwijze de
oogen opende en men zag naar de bewegingen
van den heer Mengelberg of naar die van zijne
strijkende en blazende, tokkelende en slaande
medewerkers, dai wachtte den toeschouwer
een ontgoocheling. De heer Mengelberg en de
zynea zullen het mij ten goede houden, hoop
ik, dat ik het ontwaken uit dien droom niet
anders bestempelen kan. Het genot was dus
ook hier niet onvermengd. Maar toch had men
gelegenheid om op te merken, dat Glazounow van
zy'ne gaven een kwistig gebruik gemaakt heeft.
Schitterende en kleurryke instrum
ntatie.weelderige rhythmiek en hier en daar oostersch getinte
melodtek zy'n de kenmerken van het overigens
niet bijzonder diepgaande zeven en vyftigste
opus des russischen meesters. In het vijfde en
zesde tableau van de eerste acte en tegen het
slot verheft zich de inspiratie van den componist
tot een grootere hoogte.
Eigenaardig is het zeker dat ook het ballet
aan de opera zijn ontstaan te danken heeff.
Vroeger was er geen opera denkbaar, vooral
niet te Parij?, zonder ballet. Het was Wagner
die dit onding uit de opera verbande en zoo
doende den ernstigen toehoorder niet meer
noodsaakte, by het aanhooren eener opera
voorstelling, zijn verstand een wijle vacantie te
geven. Dat het met die hervorming niet zoo
heel gemakkehjk ging, kan de lezer zich her
inneren, als bij denkt aan de schandelijke
intrigues der Parijsche Jockey club, by gelegen
heid van de eerste Tannh a user-op voering te
Parijs in 1861.
Toen nu langzamerhand het ballet als deel
eener op ara losgelaten werd, moest het zich
op andere wyze een goed heenkomen zoeken
en ontwikkelde het zich meer en meer als
zelfstandige kunstvorm, verbond zich zelfs met
de pantomime. De Fransche componisten en
onder hen vooral Bizet raet zijn Ttoma en
Délibes met zyn Coppélia en Sylvia hebben
zich met grooten y'ver en met welverdiend
succes op het ballet toegelegd en het moet
1) Madrigaal of herderslied van ILandra,
herder en gal, lied.
gezegd worden zy zy'n hierin nog niet, ook
niet door Olazaurow overtroffen.
Zal ik nu nog over Beethoven's vyfde" iets
zeggen ? Dit is wel overbodig. Laat ik dus nog
even mededeelen dat de heer Mengelberg by
zyn verschenen met applaus werd begroet en
dat reeds dad lyk de klank vaa het orchest
buitengewoon mooi en poëtisch was. Zoo schoon
als ooit te voren. De nieuwe werken konden
bezwaathjk in onberibpelyker uitvoering hunne
entree gemaakt hebben.
Norma van Ballinil Wie mijner oudere lezers
gevoelt niet een stuk geschiedenis uit zyn jeugd
weer opleven by het hooren van d.e namen ?
Wie denkt niet dadelyk aan de beroemde aria
i'ista diva en aan de zangeressen Malibran,
Patti en andere beroemde diva's?
Norma ia een opera uit de oude djos, zoDals
men dat zegt; een opera waarbij niet het ver
stand en het gemoed mede leven, maar waarin
de melodie, het bel canto hoogty' viert; een
echte, oude italiaa-.sche opera, maar van de
beste soort!
Zeker is Norma Bjlliai's beste werk. Het is
niet vluchtig geschreven maar met zorg be
werkt. Men beweert dat Bellini vroeger ver
weten is dat by zijne instrumentatie ver
waarloosde en dat hy' daarom in Norma deze
vooral beter verzorgde. Hoe dit zij een
schoon e, rijke instrumentatie verwachte men
niet van den italiaanschen componist. Het zou
zeker onbilly'k zyn moderne eischen te stellen
aan dit belangrijke onderdeel zijner compositie.
Men vergete echter niet dat B allira leefde van
18 )1 tot 1834 en dat hij dus tijdgenoot was
van Beethoven en Schubert. Van den ernst
dezer beide meesters bezat bij niets, maar zelf»
Mozart, die tien jaren vóór zyn (Bellini's) geboorte
gestorven was, vermocht hy noch in gratie, noch
in degelijkheid van bewerking en instrumentatie
te evenaren. Doch zooals ik zeide Bjllini, is de
meester van het bel canto. Meer zoeke men niet
in zyn muziek, want hy' bedoelde er ook niet
meer in te geven. En in dat genre heeft hy
waarlijk uitgeblonken en mag hy gerust de
evenknie genoemd worden van zyn landsman
Oonizetti, zoo niet zrjn meerdere. Toen hij op
33 jarigen leeftijd stierf was hy op het toppunt
van zijn rosm gekomen en, gevierd als hij
was, werd hy niet alleen in Italië, zijn vaderland,
maar vooral ook in Frankrijk, ten diepste
betreurd.
Dit werk werd door de Nederl. opera uit het
stof der bibliotheek weer eens opgedolver- En
zij deed goed daaraan ; want het is nuttig de
tegenwoordig levende generatie op de hoogte
te houden vaa het uitstekende dat in vroeger
dagen voor het voetlicht kwam en succes had.
Een andermaal wil ik iets over de opvoering
mededeelen, thans wil ik nog even vermelden dat
bij de Algemeene Muziekhandel van Norma"
een leiddraad is verschenen van J. v. d. B., de
tweede in de reeks, waarin op bevattely'ke
wijze de inhoud vao het stuk is medegedeeld
en waar de talryke notenvoorbeelden den be
zoeker op de hoogte brengen van de voor
naamste muzikale motieven.
ANT. AVEHKAMP
De Brische tentoonstelling en
tnnstwetenscaaD.
Als in tal van buitenlandsche bladen en
tijdschriften verscheen er ook bij ons een
autoritair" artikel over de Brugscne tentoon
stelling, en wel in 't Bulletin van den oudh.
Bjnd Steller is» dr. Voge'sang, privaat docent
in de kunstgeschiedenis aan de Amsterdamsche
Universiteit. Wat nu bij dit stuk allereerst op
merkelijk ma» heeten, als een gunstige
afwyking met zoeveel andere kunstgeleer Ie studie's,
is dat de schrijver nog andere belangen dan
die der vakmannea wil gekend zien. Hij
rekent het een dusdanig samenbrengen van
oude schilderijen zeer terecht als een fout aan,
dat daarby al te hoofdzakelijk wordt betracht
een verzamelen van documenten, dienstig als
materiaal voor de studie der
kunstwetenschappelijken. Al is het woord show", dat hij bezigt
hier wel wat al te sterk, een betiteling, die
bijv. beter gepast had bij de tentoonstelling
van U'rechtscae meesters, eenigejaren geleden
toch is het waar, dat er waren binnengevoerd
pakhuisvoorraden van oude schilderijen,
(ivaartusschen men) tevergeefs de stille aandacht en
de stemming zocht, die toch eindelijk tot
vruchtbaar zien. onmUbaar zijn".
Verder zegt de heer Vogelsang : Hoe prachtig
ware 't geweest een salon carréin te richten, waar
op ruime wanden naast en tegenover elkaar, hing
wat ons de oude Nederlanders
bewonderenswaardijs hebben nagelaten, en hoe weldadig wanneer
een lading hideus' en middelmatigs naar een
gtët'questeerde historische afdeeling" was
verhuisd. Zoo hal dan een zuiver publiek het
verlangde gevonden en de kuiistgeleerden had
den toch ongestoord allerlei geestelijke spel
letjes kunnen spelen, die, ik geef het, zelf van
't vak zijnde, gaarne toe, niet zonder eigen
aardig gecot zy'n. Het publiek had even wel m.i.
onder het schromelijk egoisme van geleerden,
die gaarne, voor het vergelyken alles wat maar
eenigszins gelijksoortig is, bij elkaar hebban,
niet mogen lijden".
We moeten nota nemen van zulke uitingen
bij een kunsthistoricus van professie. Za wijzen
op een breedere gezindheid, die, komende van
een kant, waar al te dikwyls honk wordt ge
houden in een afgebakend terreintje, wel op
prijs mag worden gesteld, 't Is wel eens gezegd,
dat droomerijen voor kunstwerken moeten ge
staakt worden, om plaats te maken voor ernstig
onderzoek en nauwgezette nasporing. Maar
onderzoekingen waatby het uitzicht verloren
gaat, zoo 't er ooit geweest is op het
levend element in een kunstwerk, dat zich
slechts openbaart aan hem, die daarmee steeds
geestelijk voeling houdt, kunnen slechts leiden
tot uitkomsten van zeer ondergeschikt belang.
Indien ge u met iemand onderhoudt en zy'n
persoonlijkheid tracht te doorvorechen, zal de
hoofdaandacht niet gewijd zijn aan de coupe
van zijn hoofdhaar of de krul van zy'n knevel;
kunstgeleerden nu, vergeten al te dikwyls een
schilderij in de oogen te zien. Voor alles moeten
zij trachten zich inniger te verdiepen in den
aard van verschillende kunstvoortbrengselen,
door te dringen tot de oorzakelijkheid van hun
wording, de beteekenis te begrijpen van hun
verschijning in de algemeen kunsthistorische
cultuur. Als ze bij hun studie, dikwyls minder
opwekkende naspeuringen hebben te verrichten,
(geestelijke spelletjes, zegt de heer Vogelsang)
moeten zy de vruchten van dien arbeid voor
zich, of binnen hun kring houden tot eigen
verbruik, maar niet het oningewijde publiek
voorzetten. Kunstwerken zijn er allereerst om
genoten te worden; (beoefening der kunstge
schiedenis kan het genot verhoogen door wijder
begrijpen) niet om te dienen ah oefenstukken
in een leerschool van kleine groep menschen.
Nu het inrichten van tentoonstellingen van