De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 28 september pagina 6

28 september 1902 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEE WEEKBLAD VOOE NEDERLAND. No. 1318 ten lande en ook bijna overal elders door bijna lederen geneesheer veroordeeld word, en ook nagenoeg niet voorkomen. Dr. K. Groote woorden. Aan Frèderik van JSeden. Amice, Ge weet dat ik u persoonlijk genegen beo, uw werk bewonder, met groote belang stelling uw pogingen tot verbetering van de maatschappelijke toestanden volg; ook hebben we elkander wel eens vriendendiensten be wezen. Met dat al mag ik u niet verzwijgen dat nw opstel over woordkunst in de laatste afl. van De ZXe Eeuw imj meermalen onaangenaam aandeed, niet omdat ik de waarheid niet ver dragen kan, maar omdat ik een vijand ben van geschetter en groote woorden, waaraan ge n m. i. in genoemd opstel wat veel bezondigt. Ik vind dat dat opstel te veel de sporen draagt van maar-raak-schry'verij en niet buitengewoon doordacht en belegen is. Zoo vind ik 't om te beginnen zeer over dreven te zeggen dat ge nooit iets goeds in »de Gids" hebt gelezen; die bewering znrlen we toch wel met 'n verbazende hoop zont moeten slikken. Bovendien beschuldigt ge Van Hamel zoo maar zonder blikken of blozen van onop rechtheid en literair gescharrel, waar ge toch geen schy'n van bewijs voor hebt. Intusschen ben ik 't in die Giza Riteehl beoordeeling noch met u, noch met Van Hamel, noch met Verwey, Borel, Kloos en wie haar nog meer mochten prijzen,. geprezen hebben en zullen prijzen, ns, maat ik vind die heele opkammery van haar stumperige, onbeholpen versjes, hoe »simpel," »naier' en »echt" dan ook, 'n paakwil. Kan 't ook zy'n dat lieden die ben en blasélijn van stemmingen, sensaties en emoties, dergelijke kinderachtigheden en flauwe ulevelbanaliteiten, dat onbenullig en nietszeggend gelal van een dame die niet behoorlijk Hol landsen kent, als een openbaring beschouwen van »het" echte, ware, diep- gevoelde en aandoen lijke ? Meen overigens niet dat ik >de Gids" en wat er aan annex is a tort et a travers wil ver dedigen of dat ik de party' er van wil kiezen omdat ik tot de »vriendjes" behoor; my'n ver houding tot dat tijdschrift is op 't oogenblik verre van vriendschappelijk, maar er moeten toch geen onware dingen over gezegd worden. Om nog eens op Giza Ritschl terug te komen. Is 't niet veelbeteekenend dat juist de jonge werkers in de literatuur, van wie men over 't geheel kan aannemen dat ze 't frischt denken en voelen, door wier zielen en hersenen nog niet zooveel stemmingen enz. zy'n heengesy'peld, om haar werk hebben gelachen en 't hebben geparodieerd ? Ge klaagt over 't verdwijnen van ridderlijkheid by de jeugd; herinner u eens hoe ge zelf indertijd den mdderly'ken held" Damas, iemand die 't goed meende en werkelijk chevareleske neigingen had, hebt bespot. Bovendien, ik vind uw behandeling van Van Nonhuys, iemand wiens eerlijkheid en zelf standigheid boren verdenking zy'n, verre van ridderlijk. Ge noemt eenige namen van personen, die volgens n zoo wat de eenigen zy'n, die iets maken wat de moeite van 't lezen waard is. Misschien denkt ge u zelf bij dat gezelschap, waartoe ge, wat talent betreft, volkomen 't recht hebt. Maar dat de rest niets is, dat geef ik u niet toe. Gesteld een kunstcriticus zei: »er zyn in den laatsten tijd maar vier schilders geweest die wat beteekenen, de drie Marissen en Israels"; dat zou evenals de uwe, een zeer subjectieve opinie zy'n, maar zondt ge niet vinden dat Weisaenbrnch, Gabriel, Blommen, Mesdag, Baner, Breitner, Toorop, De Zwart, Haverman enz. enz. ook nog wel hun eigenaardige ver diensten hebben ? Hensch, ge zyt veel te ?iweeping" in uw beweringen en de knobbel van waardeering schijnt by' u te verschrompelen. Ge spreekt over 't uiterlijke van verstechniek en over de gemakkely'kheid waarmee men tegen woordig de taal hanteert. Is dat een schande, of een nadeel ? Moet een vers noodwendig hard zijn en hotsend en stootend ? Ik wil hier geen aanbeveling schrijven voor een gladde, eentonige dictie zonder ziel, maar ik voor mij houd nog wel van muziek in een vers, en verkies een zuiveren, klaren stijl boven onbe holpenheid en gewrongenheid. Moet de goed willende maar ongeveer niets kunnende Hongaarsche worden opgehemeld ten koste van Helene Swarth ? Stel n eens voor dat een kunst criticus de krabbeltjes uit 't schrift van den kleinen »Moritz" van F liegende B/aHer-faam iiMiMMiliimii De nationale VrouweraU ra Merlanl II. (Slot). By' dit alles dient wel in het oog te worden gehouden, dat de Nationale Vrouwenraad zy'ne groote beteekenis ontleent aan zy'n lidmaatschap van den Internationalen Vrouwenraad. Deze is de vereeniging van alle Nationale Raden ter wereld en de aanhef zyner statuten luidt: Wy', vrouwen van alle natieën, vast overtuigd, dat het heil der menschheid zal worden bevorderd door meer eenheid van gedachte, streven en sympathie; en dat eene goed georganiseerde vrouwenbeweging het welzijn van huisgezin en staat 't meest zal behartigen, sluiten by' dezen een verbond om samen te werken, ten einde in maatschappij, zeden en wetten de toepas sing te verkrijgen van den Gulden Regel: doe anderen, wat gy wilt, dat zy' u doen. Evenals den Nationale Raad binnen de grenzen van een enkel land dit doet, wil de Internationale Vrouwenraad een middel van gemeenschap verschaffen aan de vrouwenvereenigingen van alle landen. Zoo min als eenige Nationale Vrouwenraaad dit mag doen, beoogt de Inter nationale eenig ander doel dan onderlinge voorlichting, onderlinge waardeering. Ofschoon de oprichtsters allen aanhangsters waren van drankbestryding en vrouwenkiesrecht, hebben zy' er toch zorgvuldig voor gewaakt, dat de Internationale Vrouwenraad zich ooit aan een van deze beide zaken zou gaan wijden. ledere Nationale Vrouwenraad, die toetreedt tot den Internationalen, behoudt volle vry'heid wat betreft eigene inrichting en wijze van werken, eene vry'heid te noodiger, omdat de aard en de zeden van ieder volk aan de vrouwen beweging overal verschillende vormen zullen doen aannemen. Voor een kleurloos cosmopolitisme bestaat dan ook geen gevaar. Integen deel, de ondervinding hier te lande heeft bewezen, dat het onderhouden dezer internaging pry'zen ten koste van Liebermann of Leibl. of Lenbach. Ge spreekt van Van Deyssel en zegt dat volgens n niemand meer 't goede heeft gezocht dan hy. Behoort 't ook bij 't zoeken naar 't goede z'n medemenschen te grieven ? De waarheid of wat iemand daarvoor houdt kan op waardiger wijze gediend worden. De Engelsche auteur S«intsbury gaf eens een boek uit getiteld «Corrected Impressions." Ik hoop dat ook gy nw impressies zult corrigeeren en dat er spoedig een >editio ancta et emendata" van nw stuk moge verschijnen. In dit stuk mis ik al te zeer den ernst en de huma niteit die vele van uw vroegere geschriften kenmerken. Met beste wenschen en groeten t.t. Den Haag, 20 Sept. 1902. EDWABDB.KOSTEB. Inga Heine, naar het Deensch van J. BLICHEE-CLAUSEN. Utrecht, Honig. . 1902. De opzet van dit boek is in zeker opzicht niet modern Nederlands en daar is het beter om. Nu gaat er kracht van uit, die er als in 'en leidse fles in vastgelegd is. Dan was Inga Heine 'en willoos schepseltje geworden, moreel slap aangedraaid en niet in staat tot 'en op offering als deze jonge Deense. Het spy't mij voor het Nederlandse ras, maar we schijnen niet meer de kracht te hebben van vroeger, de oude vrouwelike heldhaftigheid is verhuisd naar Zuid-Afrika als men ten minste op onze romans mag afgaan. In werkelikheid geloof ik dat niet, maar dan wee over de slappe romanschrijvers zelf, die in hun werken de mensen zo geheel anders tonen ais ze zyn, of liever, want dit zon 'en zware beschuldiging wezen, die by voorkeur de moreel gevallenen tot heldinnen maken. Maar in 'en ander opzicht is het ook niet Nederlands en daar is het minder om. Waarom zoeken onze schrijvers by voorkeur de zenuw lijders op? Omdat zij realisten zy'n, diepresieg willen weergeven de mengen en stemmingen die zy waarnemen en de gewone mens geeft daarvan lang niet zo'n verscheidenheid als de abnormale, zodat het moeilike van het werk onze schrijvers tot die soort personen gebracht heeft. In dit deense boek hoor ik de toon van Anderaen'a sprookjes doorklinken en menig tafreel zou door 'en Nederlandse schry'ver meer waar beschreven zy'n. Maar laat my eerst aanduiden welke goede kracht er uit dit boek je tegemoet stroomt. Inga Heine, 'en talentvol meisje met aanleg voor boetseren, woont na gestudeerd te hebben in by' haar grootmoeder op 'en landgoed by' de duinen. Daar ontmoet zij de man met wie haar ziel onafscheidelik verbonden zal bly'ren, al kunnen zy ook niet trouwen. Hij heeft 'en vrouw, die zich aan hem opgedrongen heeft en nu naast hem leeft, ook al staat de kleine Kai er tussen als verbindingsteken. Hy en't meisje worden geweldig verliefd op elkaar, maar de oude grootmoeder weet de kracht-van-willen, die er in Inga zit, wakker te kry'gen en het geluk van het kind, dat niet verwoest worden mag, doet Inga besluiten van hem weg te gaan na de dood van haar grootmoeder. ? Man en vrouw worden beide ten slotte toch noch nader tot elkaar gebracht door de zorg voor het geluk van datzelfde kind. Gelukkige inval, dat alles te laten gebeuren om 'en aardige krullebol van 'en jonge. Geweldig is de strijd tussen hartstocht en plicht by Inga en haar geliefde, maar op beurend en natuurlik is het verloop. Ziedaar de kracht van 't verhaal, waarvan de zwakte heel gering is: b.v. het bezoek van de dokter en z'n vrouw by' de grootmoeder en Inga zou stejlig door de schrijfster van «Hartstocht" met veel meer gloed van realiteit beschreven zyn. Hier wordt wel wat veel in »levenswoorden" gesproken, meer dan mensen gewoon zijn. Maar het mag my'n bedoeling niet zy'n op al dergelijke dingen te wijzen, omdat ik veel te blij ben dat dit verhaal in eenvoudig en natuurlik Nederlands proza is overgebracht. Laat hy als tegengift dienen van menige Neder landse. Haarlem. J. B. SCHEPEKS. HtTSJES tionale betrekkingen het nationaal bewustzijn versterkt. Het is juist onder de aanhangsters van onzen Raad, dat eene vereeniging als het Algemeen Nederlandsen. Taal verbond vele trouwe leden telt. Het eerste plan eener vereeniging van alle vrouwenvereenigingen in alle landen rees in de Vereenigde Staten, toen in 1888 te Was hington door de Amerikaansche Nationale vereeniging van vrouwenkiesrecht een congres werd samengeroepen van afgevaardigden van alle Nationale vrouwenbonden zoo binnen- als buitenlandsche. Dit congres gaf aanleiding tot de oprichting van eenen Internationalen Vrouwenraad, samen te stellen uit de verte genwoordigsters van ieder der Nationale Vrouwenraden, wier oprichting in alle andere landen men zich ten doel stelde. In later jaren sprak mra. May Whright Sewall, de eerste, die de grootsche gedachte uitsprak, van die dagen als van eenen tijd van droomen en visioe nen ; en inderdaad men peinsde op niets minder dan op eene voorbereiding van de komende eenheid der volken. Om de vjjf jaar moest die Internationale Vrouwenraad, die in 1888 was opgericht, in openbare samenkomst vergaderen. De tweede bijeenkomst had dus plaats in 1893 te Chicago. Feitelijk was toen eerat ne enkele Nationale Vrouwenraad georganiseerd, die der Vereenigde Staten. Aanwezig waren echter vertegenwoor digsters van een dertigtal andere landen, die, teruggekeerd naar eigen huis en baard, daar belangstelling voor de bedoeling van den Internationalen Raad wisten te winnen. Toen niet in 1898, maar wegens by'zondere omstandigheden in 1899, te Londen de derde vyfjaarly'ksche samenkomst plaats bad, was het aantal leden van den Raad dan ook reeds tien maal grooter: Aangesloten waren toen, in rangorde der data van toetreding: de Ver eenigde Staten, Canada, Duitschland, Zweden, Groot-Brittanniëen Ierland, Denemarken, En afscfttiJ. Naar dr. HAMS LIESAL. Er heerschte een ongewone kalmte aan het anders zoo woelig en druk station; men. miste er het egoïsme der reizigers, dat een welopge voed mensch brutaler doet zijn dan een kruier, dat een dame er toe brengt, zich met de elle bogen ergens doorheen te dringen, dat de kin deren en hun dolle dartelheid overal in den weg loopen in iederen op de teenen trappen doet, en dat iemand tegen wil en dank grof maakt, tegen hen, die het niet verdienen. De reizigers stonden met hun bagage zonder die zenuwachtige haast, die hun gewoonlijk eigen is; een Engelache dame had zelfs haar Puck onder haar mantel te voorschijn laten komen en scheen er geen erg in te hebben, dat het arme diertje erbarmelijk jankte en huilde van de kou; de koetsiers vandedroschky's gluurden door de ruiten, om goed in het station te kannen zien en letten er niet op, dat de trein van Brescia reeds aangekomen was, de beambten, de krantenjongens, en de schoenpoetsers verdrongen zich met alle andere aanwezigen om een groepje reizigers. Ze waren met hun vieren en werden vergezeld door vrienden en familie en door den dokter van de plaats, waar ze van daan kwamen. Een man, een vrouw en twee kinderen. De man, een forschgebouwde gestalte, had een houding die den oud-soldaat verried, een zwaren knevel en vriendelijke, trouwhartige oogen. Hij sprak niets; glimlachend hoorde h\j alles aan, wat er om hem heen werd ge zegd, maar zy'n zenuwachtig trekken met de bovenlip en een zekere doffe onverschilligheid vormden een scherp contrast met z(jn krach tige, mannelijke figuur. Het kleine kind, een aardig, rond, mollig kereltje, dat op moeders arm zat, was in een groot en wollen doek gewikkeld; de franje zat tusschen zyn blonde krulletjes verward. Hy' Meld met beide handen een grooten appel vast, waarvan hij voorzichtig kleine stukjes afkloof en als hij van ty'd tot tijd zyn gezichtje achter den appel verborg, leken de appel en z'n frisch bakkesje n te zijn. Het tweede kind, een jongen van een jaar of negen, was een tengere, fijngevormde knaap met groote donkere oogen, een smal en bleek gezichtje. De roode randjes om de oogen en de gezwollen oogleden, verrieden maar al te duidelijk, dat hy geschreid had. De vrouw was wel het meest opgewonden van allen; zy was een mooie, nog zeer jonge blondine, met brandende wangen en oogen, waaruit een waanzinnige angst sprak. Het was haar niet mogelijk, een oogenblik stil te blijven staan; met haar kind kramp achtig tegen zich aan geklemd, liep zy' voort durend op en neer, nu den een, dan den ander aansprekend, nu eens toornig met den voet stampend, dan weder uitroepend, of ze nu nog niet konden weggaan l De kleederen hingen haar los aan het lijf en van n der prachtige, zware vlechten, waren de haarspelden waarmede zy rondom het hoofd aan de andere vlecht bevestigd waren, losgeraakt, zoodat zy halverwege haar rug hing. De dokter, een kalm, nog jong uitziend man, deed alle mogelijke moeite, om haar tot kalmte te brengen. Er is niets," zei hy, het ont breekt je aan niets. Je maakt je veel te zenuw achtig. Kom, wees verstandig en houd maar goeden moed. Turijn ligt toch niet aan het eindje van de wereld... en als je je al niet goed mocht roeien, dan kun je onderweg toch uitstappen !" Wezenlijk dokter, ik kan niet! Ik ben zoo doodsbenauwd, ik heb een gevoel, of ik stikken zal, het is niet om uit te houden. O, Jezus, Maria, help ons! Waarom moest dat ongeluk mtf nu juist treffen!" Kalmeerend legde de dokter zijn hand op haar schouder en voegde haar op ernstigen toon toe: Bedaar toch, bedaar toch, denk aan het kind, het moet gebeuren." De dokter had de rechte snaar weten te treffen. De arme vrouw brak in tranen uit en verborg luid snikkend het gezicht in den wollen doek van het kindje. Er was een dolle hond in het dorp geweest, die menschen en kinderen had gebeten; nu werden ze van gemeentewege naar Turijn ge zonden, om aldaar de Pasteursche geneeskuur te ondergaan. Ze waren geen leden uit n gezin, noch aan elkander verwant, het waren vier ongelnkkigen, door eenzelfde nood lottig toeval getroffen. De man was door den hond in den arm, de jongen in het been ge beten ; de vrouw had geen letsel bekomen en toch leed zy de meeste pijn... ze was ten doode toe getroffen in haar moederliefde. Aan iedereen liet zy de handjes van haar kind zien, waarin de scherpe tanden van den hond kleine, diepe nog bloedende sporen hadden achterge laten, en ze kuste ze telkens en drukte ze hartstochtelijk aan haar mond, als wilde zy het gif uit de wonden zuigen. Af en toe legde ze haar hand liefkozend op zijn hoofdje, keek het knaapje met van liefde gloeiende blikken aan en riep dan woest uit: Hij is my'n eenige, mijn alles, hij mag niet sterven. Ik wil niet, dat hy' dood gaat; ik wil niet zonder hém blijven l" En eenige oogenblikken later klonk het weer zachter en op doffen toon: Als m'n jongen sterft, wil ik óók niet meer blyven leven, dan verdrink ik me." Haar man, veel ouder dan zy, en even be droefd, bleef voortdurend aan haar zy' en by' elke nieuwe uitbarsting van wilde droefheid, w_erd zy'n blik treuriger, boog zy'n gestalte zich dieper. Hy deed geen pogingen, om haar tot bedaren te brengen, alleen vroeg hy' haar nu en dan wat, bly'kbaar om haar aandacht op iets anders te vestigen. Heb je je kaartje ? En geld, je knipje, pas er goed op, hoor l Waar is het, toe, kyk eens, of alles in orde is. Wil ik eens zien ?" Maar ze vond niets, wist niets, begreep niets ; ze was heengegaan, zooals ze daar stond, zonder aan iets anders te denken, dan aan haar kind, zonder iets mee te nemen. Je hebt niet eens een hoofddoek om, hier, neem dien van my maar I" zei een der vrou wen, die haar vergezeld hadden. Zy bond haar den doek om, doch met een heftige be weging rukte de jonge vrouw hem weder van het hoofd. Ik stik, ik kan dat ding niet op mijn hoofd velen. Laat me liever met rust l" Toen wendde zy zich plotseling tot een heer, die haar vertrouwen scheen in te boezemen, greep hem by' een pand van zy'n jas en vroeg met gejaagde, angstige stem: Wat denkt u meneer ? zouden wjj nog vroeg genoeg komen ? De hond is gestorven met het bloedige schuim nog om zy'n bek. Hy was klein, en zwart... vlak by de huisdeur heeft hy mijn kind aan gevallen. Ik had het even op den grond gezet. Och, Jezus, had ik het maar op my'n arm gehouden! Maar hy' wordt zoo zwaar op den duur, weet u?" En dan weer riep ze uit, de vuist ballend: Ik kan geen hond meer zien, ellendig, zwart vee is 't!... Maar de dokter in Turijn zal hem redden, my'n lieveling, nietwaar meneer ? ... O, my'n hoofd, my'n arm hoofd l" Men wist haar eindelijk, met geweld bijna, in de wachtkamer te kry'gen, maar no_g van verre waren haar wanhopige uitroepen duidelijk hoorbaar. De familie van den grooten jongen was op het perron gebleven. Een zusje van hem, een bescheiden meisje met een madonna gezichtje, dat schuchter uit een zwarten doek te voor schijn kwam, stond stil te schreien. Aan de gezwollen oogleden kon men zien, dat ze reeds lang had geweend. Die vrouw maakt zoo'n vreeselyke bereddering over haar jongetje en dat is lang zoo erg niet bezeerd als my'n broertje," zei ze. De hond heeft m'n broertje de stukken vleesch uit zijn been gerukt....'' Iemand trachtte haar moed en troost in te spreken, doch ze schudde bedroefd het hoofdje. Neen, we hebben geen van allen hoop meer, de hond was razend van woede en dan be staat er ook geen redding, zeggen ze allemaal l" Een medelijdend man vertelde haar van Turijn, van de knapheid der tegenwoordige dokters; haalde voorbeelden aan van menschen, die óók door dolle honden gebeten waren, veel erger nog, en die toch na verloop van eenigen ty'd ook weer beter waren geworden, maar tusschen haar tranen door, sprak een bittere ironie uit haar oogen. Och, dat zegt alle maal niets," hield ze hardnekkig vol, voor hem zal toch wel geen hoop zy'n!" De jongen, speelde intusschen met een paar kameraadjes. Het meisje zag hem aan en snikte: Ja, nu wil hy' moedig schijnen, maar den heelen nacht heeft ie gehuild." De knaap, in zyn zondagsche plunje gesto ken, schertste en lachte wel wat al te veel, om gewoon te zyn; de reiskoorts had hem aangegrepen en hy scheen niets te vermoeden van het huiveringwekkend spooksel, dat hem omzweefde. In zijn uitgelatenheid, greep hy een zijner kameraadjes by den arm en deed, alsof hij er in byten wilde. Laat je 'm los l" riep in eens een boer uit, met de harteloozc oprechtheid dit soort menschen eigen, wou je hem ook dol maken soms?" De jongen deed of hy' niets hoorde en ging voort met spelen; een vrouw zei: H iiimiiiimMiiiiiliiiiiiiimii DAMEjS. Nieuw Zuid-Wales, Nederland, Nieuw- Zeeland en Tasmanië. Vele andere landen, niet alleen Europeesche, maar ook Aziatische, Afrikaansche en Australische, waar nog geen Raad was opgericht, waren door afgevaardigden hunner voornaamste vrouwenvereenigingen vertegen woordigd. De vierde vergadering van den Internati onalen Raad zal in 1904 te Berlijn worden gehouden. Daar de Raad op de tweede verga dering te Chicago slechts n enkel lid ry'k was, maar in 1899 te Londen reeda tien leden telde, welk aantal sedert tot dertien steeg door de toetreding van Italië, Frankrijk en de Argentyneche Republiek, mogen van die vierde bijeenkomst zeker groote verwachtingen worden gekoesterd. Vraagt men nu, of dit alles reeds eenig tastbaar goed heeft gedaan, dan zy daarop geantwoord, dat zich dit het best laat nagaan in de resultaten van het werk der Nationale Raden, die op aansporing van den Internati onalen zy'n opgericht. Deze kunnen met feiten staven, dat hunne werkzaamheid heeft gestrekt om vooroordeel te bestrijden en eene vriend schappelijke, zusterlijke verhouding in het leven te roepen tusschen aanhangsters van zeer verschillende gezindten, rassen en partyen, als ook om een middelpunt te vormen, om hetwelk allen zich kunnen scharen, die willen werken voor het wel zyn der menschheid. Zij hebben nauwkeurige gegevens verzameld omtrent vrouwenarbeid en vraag en aanbod daarvan. Zy' hebben versnippering van krachten voorkomen door het vormen van eene menigte vöreenigingen met n zelfde doel te ontraden. In tal van adressen hebben zy' zich tot de verschillende regeeringen gewend en daarby' voor veel tegemoetkoming en voor menige inwilliging van haar verlangen mogen danken. Zy hebben vertrouwen in eigen arbeid versterkt, en begrip voor dien van anderen verruimd door gelegenheid te geven tot uitwisseling van daar liep een koude rilling over m'n rug; het was me als had ik iemand het doodvonnis over dien stumperd hooren uitspreken." Bij den man met den zwaren knevel en het krijgshaftig voorkomen stonden slechts weinig menschen. Hij scheen geen naaste bloedver wanten by' zich te hebben; degeen, die zich het meest om hem bekommerde, en hem voort durend met angstige blikken aanstaarde, was een soort idioot, een krombeenige, oude man, die hem peet" noemde. De aanwezige nieuws gierigen kwelden den gewonde met hun niets zeggende op- en aanmerkingen en een snoeverige koetsier schreeuwde op luiden toon, terwy'l hy met zy'n zweep in de lucht sloeg: Och, wat! Behandeling l Dokters! Allemaal onzin l Met vuur moet je hier werken! Als het my overkomen was, zou ik my'n arm op de plaats, waar de wond zat, boven het vuur houden en gewoonweg alles uitbranden " De gewonde haalde, zonder iets te zeggen, den verbonden arm uit den doek, maakte de windsels los en hield hem den zwetser voor, die van schrik over de breede, gapende wond, met haar vellerige, branderige randen een paar pas achteruit week. Even sprakeloos als hy' hem te voorschijn had gehaald en laten zien, even stilzwijgend pakte de man zyn arm weer in en de omstanders dropen, zonder zich eenige opmerking meer te veroorloven, af. De burgemeester van de plaats, waar het ongeluk gebeurd was en die hen allen vergezeld had, trad op hem toe en bleef eenige oogen blikken op vriendely'ken en bemoedigenden toon met hem staan praten. Hy antwoordde kort en met een vaste uitdrukking in zy'n stem. Beter, dat het mij treft, dan een ander," zei hy' eenvoudig. Ik heb vrouw, noch kind op de wereld en het beetje geld, dat ik nalaat, nu daar kan die arme kerel, hier, (op den idioot wyzend) zich mee in een gesticht koopen, dan is hy goed bezorgd." De idioot, die geen oog van hem afhield, barstte nu in een luid weeklagen uit. Houd je stil, kerel!" beval de oud-gediende op strengen toon, maar zyn mondhoeken trilden zenuwachtig onder den zwaren knevel. Eindelijk kwam de trein voor Tury'n. Het duurde nog eenige minuten, voor het viertal in het afzonderlijk voor hen bestemd compar timent was gebracht; toen liet de locomotief zy'n schril gefluit hooren. Allo, terug daar, achteruit!" klonk een stem en de verwanten, vrienden en nieuws gierigen, weken haastig achteruit. Blazend en snuivend zette het reusachtig gevaarte zich in beweging. Tot ziens ! Moed gehouden! Voorspoedige reis! 't Beste!" klonk het verward dooreen. Voor de raampjes van een derde-klas-wagen verschenen de hoofden der vier slachtoffers. Naast het blondlokkig kopje van den kleinsten knaap de brandende wangen en de als waan zinnig schitterende oogen der moeder.. ? het fijne profiel van den ouderen knaap met zy'n page-gezichtje ... de man met zy'n stoicynschen blik en den zenuwachtig trillenden mond.... Voorspoedige reis l" Bittere ironie! waarheen'? Naar de Eeuwigheid misschien! 40 cents per regel. K AM STB A's Matrassen-, Bedden- en Slaapkamer-Meubelfabriek, SP eek. BED DER TOEKOMST met 10 jaar garan tie. Leverde sedert 1896 pi. m. 7OOO stellen. Geïllustreerde Prijscourant grati*. Honderden bewijzen van tevredenheid. Specialiteit in ENGELSCHE LEDIKANTEN. Piano-, Orpl- en Mnzletalel MEYROOS * KAIXIIOVEN, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. meeningen en persoonlijke kennismaking. Ons Nederland heeft by' dit alles veel te geven, zooal niet te ontvangen. Althans de positie der ongehuwde vrouw is hier te lande zoo bevoorrecht als ergens ter wereld. Bekend heid met Hollandsche toestanden kan van groote waarde zyn voor vrouwen elders, die nog tastend en struikelend den weg zoeken, waar wij reeds veilig wandelen. Ook dit is eene zaak, waarin een klein volk groot kan zyn. Door de leidsvrouwen van den Internationalen Vrouwenraad wordt er steeds met nadruk óp gewezen, dat het einddoel der vrouwenbewe ging niet is de vrouw, maar het gezin, de maatschappij. »Wy" houden vast", getuigde lady Aberdeen op de groote vergadering van 1899, »wy' houden vast aan de overtuiging, dat de eerste taak der vrouw ligt in haar gezin. Haar gezin is de maatstaf, waarnaar zy' zal worden geoordeeld. Het gezin bepaalt de waarde, de kracht n van haar n van haar volk. Met het gezin staat of valt de Staat." Het einddoel is en bly'ft de samenwerking, de eenheid van man en vrouw. Maar de vrouw wordt zich steeds helderder bewust, dat alleen dan, wanneer de man haar als zy'ne gelyke erkent en als zoodanig achting toedraagt, zij j in waarheid kan zyn eene hulpe tegenover hem. Het is in het belang van baren zoon meer nog dan in het belang van hare dochter, dat menige moeder thans ijvert voor gelijkheid van opleiding, voor gelijkstelling van rechten, voor economische onafhankelijkheid van de vrouw. Inderdaad, wie coëducatie voor het meisje onnoodig acht, vrage zich tevens af, of de knaap die niet behoeft ? Het zal het meisje wel altyd tot zegen zyn geweest, als zy den broeder in liefde leerde dienen. Maar heeft het dezen nimmer geschaad, dat hy' zich de meerdere achten mocht? Is niet menige jonge man, die den omgang met de zuster, als niet zy'ne gelyke, versmaadde, daardoor te weerloozer geweest tegenover andere minder nobele invloeden ? Het zal n den man n der vrouw ten goede komen, als men breekt met dat meten met tweërlei maten, waarbij men sommige plichten en deugden meer by'zonder laat gelden voor de vrouw en andere meer byzonder voor den man, in plaats van ze voor beiden gelijkelijk verbindend te achten. Het is dat nzijdige pry'zen van reinheid en zachtheid in de vrouw en van verstand en kracht in den man, dat de vrouw onvrouwelijk en den man onman nelijk maakt. Gelijkheid wordt thans gevraagd om te beter te kunnen komen tot die eenheid van man en vrouw, waarvan het huwelijk da hooge, de heilige uitdrukking is. Gelijk men dit het einddoel der opvoeding heeft genoemd, dat de opvoeder overbodig wordt, zoo zullen Nationale en Internationale Vrouwenraden dit de schoonste kroon van hun werk achten, dat vrouwenvereenigingen in welken vorm ook, hare reden van bestaan verliezen en wegvallen, omdat zy' hebben uitgediend, evenals het om hulsel, verdord en verdroogd, wegvalt van de gerijpte vrucht. JOHANNA W. A. NABEK. Sociale onderzon. Melk voor zuigelingen. II. (Slot). Dr. Dufour 1) was het, die te Fécamp met de door hem gestichte vereeniging >Gontte de lait" in 1894 begon met het thuisbezor gen, dagelijks in 9 portiën, van gehumaniseerde, gegynaeficeerde melk (waarover straks.) Tevens 1) Mede op instigatie van- 'den bekenden kinderarts prof. dr. Budin. Zie voor 'n kort bericht in deze zaak o.m.: Soc. Wkbï, 16e jr., No. 30, p. 359.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl