De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 5 oktober pagina 4

5 oktober 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1319 de keurige vorm alleen diende om da feiten en meer in gen scherp uiteen te zetten, was er niets dat van die feiten afleidde, niets dat aan de perceptie daarvan afbreuk deed; een scherp omschreven beeld bleef bestaan. Stokvis bezat de gave van het woord. De taal was voor hem meer dan een middel van gedachtenwisseling. Eerbied voor taalvorm en taaigeluid, een juist gevoel voor de beteekenis en waarde van klank en woord, naast een idealistische levensopvatting, hebben aan enkele zijner gedichten (want hjj was ook dichter), die onder den pseudoniem van J. de Jong zijn uitgegeven, een groote bekoorlijkheid gegeven. Taaistudie stond b\j hem hoog aangeschreven. Hu drukte zich in een 6-tal levende talen gemakkelijk uit. Velen herinneren zich nog de voortreffelijke Fransche rede bij de opening vin het congres te Amsterdam in 1879; een Engelsche rede in Edinburgh, toen hij daar het doctoraat honoris causa ontving; een Italiaansche toespraak, die in Rime een enorm enthousiasme veroorzaakte. Zgn toespraak tot Virchow werd in krachtig en kernachtig Duitsch uitgesproken. Geen wonder, dat de beminnelijke, levens lustige geleerde een geëerde en rangeziene ' persoon was bij alle congressen, die hu bezocht en dat het voor Nederland een groot voorrecht was, hem als representant te kunnen zenden. Wat hjj voor de w eter schap in en ge ren zin geweest it>, kan hier niet uiteengezet worden. Eet zij voldoende te vermelden, dat zijn werk niet vergeefsch geweest is. Hij heeft enorm veel gepresteerd, meer nog dan men zou denken 'bij een oppervlakkige beschouwing van orgeveer 120 kleinere en grootere verbande ingen en eenige grootere werken in boekvorm. Van zijn laatste meest omvangrijke werk, een uitgebreid volledig leerboek over geneesmiddelen, heeft hu eenige dagen voor zijn dood de laatste vellen voltooid.' Zyn laatste wetenschappelijke daad van beteekenis is wel geweest zijn werk zaamheid in de internationale conferentie te Brussel ter unificatie der formules van heroische geneesmiddelen. Het gelukkige feit, dat men tot 'eenheid gekomen ia, deelt hij rog mede in het Tijdsclirift van Geneeskunde" van 27,S -ptember j.l Als docent, als geleerde zal Stokvis niet vergeten worden. Maar evenmin als mensch. Wie het voorrecht gehad heeft hem in zija familiekring, op zijn laboratorium, inhetdagelijksch leven nader te leen n kennen, kan niet anders dan etn onuitwischbaren indruk terughou den va>i het edele karakter, de blijmoedige levensopvatting, het fijne gevoel voor humor, het zonnige humeur van den beminnelijken, eenvoudigeu man. Welk een bezieling, welk een bekoring ging van hem uit l Hoezeer wist hij ain anderen zyn enthousiasme voor het schoone mede te deelen, zijn bewondering voor het goede! Hoe toegeeflijk was hij voor ande ren, hvj die zoo streng was voor z ch zelven! geen karakter- eigensclap trad wel zoo bij hem op uen vo >rgrond als juist een heerlijk idea lisme; de ueigiüg om het goede, het schoone te zien, overal waar men het slechts kon vin den. Ea daardoor is hij jong gebleven, jong tot aan het laatste pogeublik van zijn weibesteed acht-en-zestig-jarig leven. Daardoor bleef hy belangstellen in alles wat jong en edel en goed was; daarom droeg hijj het zonnetje in zijn hart, daarom lachten zyn oogen, daarom verspreidde hij geluk om zich henen en daagde de hoop aan de lijdecssponde. Die blijmoedig heid maakte hem het zwaarste werk Jicht en gaf hem tijd voor alles. Waar hij hielp en hij hielp zoo veel daar werd naast de hulp gok de wijze van helpen ongetwijfeld evenzeer gewaardeerd. Sl-'chts zeer weinigen is het mogelijk zich zelven steeds zoo terzijde te schuiven, als bij het deed. Da groote bekwaamheden en de goed heid des harten werden door hem op elke mogelijke wijze ten dienste van de gemeenschap gesteld Zijn taak als voorzitter van het Ned. Israëlitisch armbebtnur, van het college van regenten van het Ned. Iir. Oude mannen- en vrouwenhuis, van het Krankzinnigengesticht werd door hem met evenveel opgewektheid ala ijver en rauwgezetheid vervuld.' In alle verdere lichamen of commissies waar van hij deel uitmaakte werd zyn toewijding en krachtige medewerking op hoogen prijs gesteld. Evenmin als men hem ais Voorzitter of Hoofd bestuurder van de Ned. Mij van Geneeskunde cf als eeielid van het Ned. Tooneelverbond vergeten zal, evenmin zal hij als Comm sielid voor de Universiteitsbibliotheek, als be stuurslid van de veréeniging voor Dootstommen onderwijs te Rotterdam, van de vereeniging voor vacantiekolonies enz. vergeten worden. Men is niet blind geweest voor de buiten gewone verdiensten van Stokvis. Hij bezat de hoogste wetenschappelijke onderscheiding, die in OES vaderland gegeven kan worden n.l. Let lidmaatschap van de Kon. Academie van Weten schappen, en was zelfs ondervoorzitter van de natuurkundige sectie. Doch ook het buitenland had hem herhaal delijk gehuldigd: ik herinner slechts aan de Académie des S.iences in Frankrijk, in Brussel, aan de Edinburgsche Hoogeschool en aan enkele andere genootschappen. A*11 koninklijke onder scheidingen heeft het hem evenmin ontbroken getuige zyn benoemingen tot commandeur in de orde van Oranje-Nassau, tot ridder der orde vaa den Nederlandschen Leeuw, tot officier van de Eikekroon, als mede in eenige buitenlandsche ridderorden. Ons vaderland heeft ten allen tijde groote mannen bezeten. Zij zijn het geweest, die eerst den roem vaa Nederland hebben gevestigd en later gehandhaafd. Door Stokvis' heengaan is opnieuw zulk een Heros geveld. Doch zijn werken kunnen niet weggevaagd worden Zyn naam is reeds met gulden letteren gegrift in de annalen der Wetenschap en men zal hem noemen als men een Groot Man noemt. . J. WEBTHEIM SALOMONSOK. Emile Zola. f Geboren den 2den April 1840 uit 'n Italiaanschen vader en 'n Fransche moeder, Emilie Aubert, gestorven, onverwacht, den 28sten of den 29sten September van .dit jaar. Daartusschen, van omstreeks 1860 af, 'n leven van strijd, van ontzaggelijke werkkracht, van onbedwingbaren scheppingsdrang, van onverpoosden arbeid. 'n Leven, aanvankelijk van verguizing, hoon, spot, tegenwerking, heel zelden iet wat verzacht door aanmoediging en steun van enkelen; later van overwinning, zege, roem, maar doorgaans vergald door het lijdelijk verzet, de tegenkanting en zelfs het verraderlijk optreden \an ve'.en, die met leede oogen zagen, dat zijn rijzende zon hun lichtjes verzwolg. Een der grootste en beroemdste mannen van de negentiende eeuw, wiens werken over landen en zeeën zijn gegaan, ver taald zijn in bijna alle Europeesche eu eenige andere talen, verspreid zijn bij honderdduizendtallen overdegeheele lezers wereld, 'n Man, wiens scheppingen kreten van de diepste bewondering en de grootste vereering nebben doen uiten en in Holland iemand als Lodewijk van Deyssel gelegenheid hebben gegeven schitterende bladzijden van lyrische kritiek te schrij ven , maar ook velen met ergernis en afgrijzen hebben vervuld. Er ia nog 'n derde soort van lezers; deze lezen Zola's werken niet om 'tgeen z'n doel was te geven, met name natuurgetrouwe kunst, maar om 'tgeen zij meenen er in te vinden: pornographie. Deze man, gigantisch van wilskracht en doorzettingsvermogen wat iedereen erkent, erkennen moet en 'n reus van talent wat weieens betwist wordt , heeft taliooze pennen, overal en overal in de beschaafde wereld, in beweging ge bracht. De litteratuur over Zola is bij kans even omvangrijk als die over Shakespeare en over Goethe. Er is over hem geschreven in uiterste toonaarden: vóór hem, in groote liefde en bewondering, dithyrambisch; tégen hem, in heftigen haat en booze opgewondenheid. Hij be hoorde tot de titanische enkelingen, tot de zeldzame figuren in den loop der eeuwen, die, allén, gansche stelsels van kunst en gedachte omverwerpen en, met onverzwakte geestdrift hun leven lang, nieuwe opbouwen, voegende 'n verrassende reeks van daden bij het krachtig uitge sproken woord; tot de omwentelingsgeesten, wier invloed zoo diep en schokkend in grijpt in het tijdgenootelijk denkleven, dat het den tijdgenooten niet mogelijk schijnt, rustig en onbevangen over hen te oordeelen. Hij heeft 'n school gesticht, de school der naturalisten, en ook, zijns on danks, scholen in 't leven geroepen, die de machtige werking van de zijne tracht ten te keeren. In de ruimten der woord kunst heeft hij stellingen verkondigd, die aangewassen zija tot 'n litterairen eeredienst. En het is te voorzien, dat zelfs nog over ettelijke jaren de gemoederen niet rustig en kalm zijn, als ze hebben te strijden over de verdiensten van dezen grootmeester. Ititusschen, het moet erkend worden, dat in de laatste jaren de belangstelling in Zola 'n weinig vetflauwd is, ofschoon ze 'n wijle tich wté? snel aanwakkerde, toen hij zich, geheel belangeloos, met woord en daad partij stelde en op welk 'n schitterende wijze! voor den rampzaligen Dreyfus, en onversaagd te gen machtige grootwaardigheidsbekleeders zware beschuldigingen inbracht. Waaraan die verflauwing is toe te schrijven? Eens deels aan grooie wereldgebeurtenissen, zooals de grootsche worstelstrijd in ZuidAfrika, die ook hier in Frankrijk veler belangstelling opslorpte doch anderdeels ook aan de aandacht, die nieuwe kunst beginselen vroegen en verkregen. Z'n torenhooge verdiensten werden nog wel in ruimen kring erkend, maar het jongere geslacht, als bijna altijd zoekende naar nieuwe kunstvormen, ging niet zijn rich ting uit. Zooals de romantiek heeft moeten wijken voor Zola's naturalisme, heeft deze kunstleer langzamerhand plaats moeten maken voor andere. De tijd spaart nie mand. Het aanvankelijk vage vermoeden, dat ook het naturalisme zwakke plekken heeft, is allengs ingediept tot 'n zeker weten. Zola's leer is er een, waarbij de hoop, dat levenwekkend, bezielend gevoel, als 't ware smadelijk uitgestooten wordt. De gansche cyclus der Rouyon-Macquart gebouwd op de theorie der erfelijke be lasting, is troosteloos, grijs en somber. Eu in het gemoed van zelfs menigen bewon deraar van Zola kwam iets in onuitge sproken opstand tegen de grauwe erfelijk heidsleer. Het idealisme, dat in geen enkel wezen geheel vernietigbaar, uitroeibaar is, verzette zich tegen die theorie. Maar Zola was zoo welbewapend, zoo «gedocumen teerd". Hij was de man van vele en groote experimenten. Gegevens verzamelde hij en werkte hij uit, met onvergelijkelijke nauw gezetheid. Z'n stelsels bou-vde hij met zooveel zekerheid op, Z'n tegenstanders versloeg hij door de kracht van z'n logischen zin. Doch de wetenschap schreed geleidelijk voort en zie, schroomvallig en schoorvoetend eerst, maar gestadig met meer gewisheid, kwam ze tot het troostbrengende besluit, dat, in overeenstemming met alles in de levende natuur, de ab normaliteit niet van geslacht tot geslacht wordt voortgezet, maar integendeel de soort, trots tijdelijke afwijkingen, streeft naar terugkeer tot, of, zoo men wil, behoud van den normalen typus. Krank zinnigheid, dranklust, moordlust, mis maaktheid, zeker, invloed gaat er wel van die ontaarding uit, doch binnen be paalde grenzen. Ze zet zich gelukkig niet onafgebroken voort, van geslacht tot geslacht. De normzoekende kracht wint het op den duur van de normvliedende. Dat, door de wetenschap zuiverder dan de dilettantische van Zola verkregen inzicht heeft aan het naturalisme den felsten slag toegebracht, te gereeder, nadeinaal het on troostrijker was n den zoekers gelegenheid gaf tot het vinden van nieuwe wegea. »Lo roman expérimental" werd daardoor »vieux jeu". En het idealisme herkreeg z'n rechten. Jsiettetnin, al zijn enkele inzichten dezen kolossus vooruitgesneld, al bleek hij tot op 't laatst van z'n veelbewogen, welbesteed leven vastgegroeid te zijn in z'n groot dogma, laten wij niet dan met ontzag ge wagen van den «letterkundigen Hercules'', die de litteratuur eenige stappen verder heeft gebracht door haar te verlossen van de leelijke uitwassen der \e-gedreven romantiek, de wildheid der buitensporige fantasie te temmen en ons aan te zetten tot gewetensvolle studie van de natuur en de levensverschijnselen. In alle opzichten was hij ver boven de gewone maat. 'n Buiten gewoon mensch was hij. Iets heroïsch stak er in hem. En op 'n leeftijd, waarop de meeste kunstenaars op hun nadagen zijn, schiep hij 't geweldige boek, dat naar mijn inzien het meest heroïsche werk van de negentiende eeuw is: La Debacle. Dat epos allézou hem reeds onsterfelijk hebben gemaakt. De lijst zijner werken op te noemen mag overbodig worden geacht. Ze zijn gemeengoed, wereldbezit geworden. Ver schillende uitdrukkingen van Zola zijn gevleugelde woorden en zelfs leuzen ge worden. Zoo: »Uoe oeuvre dart est un coin de la nature vu a travers un temp rament"; zoo: »La vériiéest en marche". De gansche wereld heeft zich met hem bemoeid. Nu, nu z'n levensdraad zoo plotseling en noodlottig is afgesneden, terwijl hem nog zoovele jaren levens toe bedeeld schenen, voegt het der gansche wereld, te rouwen om het zoo droeve ver scheiden van zoo'n groot man. Niet alleen als kunstenaar was hij heel groot; in de Dreyfus zaak heeft hij ook getoond "n heel groot mensch, 'n held in humaniteit te zijn. Het laatste is het hoogste. V., 30 September 1902. S. P. Oordeelvellingen over Zola, van Christelijke zijde: De Ti/d: //Wij zullen aan de ragedachtenis van dezen schrijver slechts luttele woerden wijden. Indien, zooals Buff jn gezegd heeft, de stijl den mrnsch teekent, dau zeker de keuze der onderwerpen den schrijver, la de laatste jaren scheen Zila, die het grootste gedeelte van het door hem gewonnen g'iud opgeraapt had uit Let slijk, zich geroepen te achten om < p te treden als wereld hervormer in ziju »Les q istre E?angiles". Zijn b;kend markiscareeuweng op'reden tegen de militaire rechters van den tweemaal veroordeel den landvenader Drtyfus was d;n reclame-held ten volle waardig. O k deze tragische dood draagt een (ypisch zolaïsc'-i karakter." Het Centrum : ^Wanneer wij hier den grootmeester der naturali t sche school gedenken, dan geschiedt dit niet zoozeer om zijn persoon, dan wel om het feit, dat hij e 'n rii'fitiny vertegenwoordigde. Het ziekelijk pessimisme, dat overal slechts be derf en ontbinding ziet, wai iu hem belichaamd. Ea niet minder tiet grove materialisme, het stuitend sensualisme, dat met het bovennatuur lijke te eenenmale gebroken heeft. A les was aardsch in dezen mar, ontdaan van al het hoo gere, dat in de christen-leer zijn oorsprong en nooit verfhuwendeu stimulans vindt. En zijce voortbrengselen zij',', dsir, om te bewijzen tot welke diepte de mensch dan afdaalt, hoe hij steeds verder als in een moeras wegzinkt, ook al is hij bet'aafd met de zsldzaamste talenten." De Standaard : »De eerste pennevruchten, die de algemeene aandacht trokken, waren eeuige noveilet1, onder den titel yContts a Ninou" in een bundel verza meld. Sedert is eene gansche reeks romans uit. zijn vruchtbare pen gevloeid. Z'jne werken behooren tot de meest geleiene in de Fransche litteratuur, maar helaa?, huu plat, ja vaak s'uitend en ge meen realisme maakt, dat ze voor ons op de lijst der verboden boeken staan. Althans, van de meeste geldt dit, van de eerste boeken met Dame die Zola schreef. We denken o. a. aau ffNaua" cm. Schaoaer naam heeft Zala zich o. a. verwor ven door het schitterende aandeel, dat hij ge nomen heeft in den strijd in de Orcyfuszaak, een s'rijd die hem persoonlijk veel last en leed heeft veroorzaakt en hem zelfs i o>dzaakte tijdelijk naar het buitenland de wijk te nemen, maar waarin hij de voldoening heeft gehad, dat ziju eigenlijke doel, het leveren vau het bewijs voor de. noodzakelijkheid der revisie van het vonnis van den krijgsraad van 1S9-1, is bereikt. We waardeeren den dorst Laar \vaarluid, die Zola verteerde. Zijn merkwaardige brief J'accuse", die tot zijne veroordeeling leidde, is eeu fctuk dat hem tot onvergankelijke eer strekt." Misschien kan het nuttig zijn, tot verzach ting van eenige dezer uitspraken, de woorden van den goed geloovigen katholiek Huysmans, die Zola persoonlijk gekend heeft, hieraan toe te voegen: »C'óiait un brave homme, un brave homme.... Voici toute mon oraison funèbre.'' Frederik van Ectón en de woorötet. i. Met Frederik vaa .ïjdeu weet men nooit richt, hoe men het heeft. Altijd staat men van zijne zijde aau verrassingen, soms ontstellende, blout. Een eerlijk man zal met scliromer, den voike koud te doen vaa wijzigingen in zijne overtui ging, maar wanneer, zooals bij Van E'den het guval i«, herhaaldelijk vroegere uitspraken wor den herroepen, hetzij opzettelijk hetzij onbewust, dan wordt de zaak ingewikkeld. Zelfs de gedul digste, welwillendste, meegaandste toeschouwer kan dan zijne kalme berusting niet in lengte van dagen behouden. Velen werden er in ous land gevonden, die Frederik vaa Eeden volgaarue door dik en dun volgden, meenend, dat voor dezen kunstenaar ecne soort van apostolische arbeid was weggelegd. M ssehien, wat.t de auto suggestie werkt hypnotiseerend, verkeerde ook hijzelf in dien waan. Maar vergis ik mij niet, dan neemt het aantal dtrgenerj, die taar de woorden van dezen mensch luisteren als naar eece moderne openbaring, met den dag af. Of zulks Van Eeden al dan niet koud laar, is eece zaak, waarin niemand zich heeft te mengen. In de September-n'l;veriiig van De XXe Eeuw heeft hij het gthad ovtr de woordkunst, in welk artikel hij zich heeft onderwonden den lezers te beduiden, »dat het in Neerlands kunst-warande zoo droavig staat en staan zal, wel tot onze kleinkinderen groot zijn en langer. Hst is zoo en zal vooreerst zoo blijven, zonder hoop, om het weztu van onze ssmeulevii g." Dat in die zinnen de taal der profetie is aangeslagen, be hoeft Liemand te verwonderen, die zelfs maar twee bladzijden bchrifïs vau dezen schrijver heeft gelezen. Wel daareiit-geu zal Li t hem den opmeikzamen lezer verbazen, temidden van dergelijke gezwollenheid order meer de her haalde platte verzekering te vernemen, dat ,rilles is larie en apekool1'. Echte profeten vallen nooit uit den toon. Die disharmonie in stijl, in uitingswijze, neemt echter volstrekt niet weg, dat het artikel bizonder lezenswaari is, ten eerste omdat het waarheden inhoudt, die bezwaarlijk zijn aan te ta-ten, ten tweede omdat uit sommige u tspraken zonneklaar blijkt, dat Van Eeden op kritieke oogenblikkea weieens schuilevinkje met zijne overtuiging speelt. Een staaltje van dit spel worde ter verduidelijking mijner bewering even te berde gebracht. Na de pcë/.ie, echte zoowel ah valsche, en de onbevoegdheid der bedendaagsche kritic behandeld te hebben, maakt hij een merkwaardig glippertje naar het ruimere gebied van het proza. De drie. dichters die ons niet teleurstelden heb ik reeds genoemd en daaronder schijnt mij Albert Vei1\vey degene die door de grootere beteekenis van zijn aanleg en de blijkbaar steeds toenemende macht over zijn gaven, nog jong en ongebroken, het meesterschap wel 't dichtste benadert. Maar men dcnke niet dat ik in woordkunst een essentieele scheiding maak tusscheu dicht en proza. Nog altijd is mijns inziens al een de oude scheiding in lyriek, epiek en dramatiek geldig en ik hoop over deze drie vo'inen van woordkunst in drie opstellen te spreken. Maar 't is mij om 't even of de nooi'den in gerijmde en evenmatige regels of in vrije phrasen zijn aaneengevoeg.1 mits zij iets schoons zeggen met intensieve kracht. De rang die van Deyssel onder onze Nedei'landsche woordkunstenaars liu;l kunnen bekleeden wordt evenmin als de rang weikeu hij inderdaad bekleedt', bepaald door den kunstvorm dien h<j voorkeur gaf. Wat zij'i de diepere oorzaken waardojr ook liij nog niet is geworden wat bij wilde/ijn ? Ik wil niet zoozeer de aandacht vestigen op het feit, dat de hooïste lufspraak aaa NoordNederlaridtrs, die Van Et den aan zijne pen doet oatvloe en, gericht is aan Verwiy en Van D yssel, en zulks in een tijdschrift, waarvan beide laa'sfïenoemden de hoofdredactie voeren. Dit samtn'reff^n, hoe opvallend ook, kan, op zichzelf beschouwd, aan louter toeral zijn 1e wijten. M*ar bevreemding wekt die episode zeker voov wie denz Ifdcn schrijver in 1SS7 beshtt hebhen hooreii vtrklaren : Ja, bet hoogste. Mrant ik ze.;', dat ik hem, die n mooi vers mankt, gelukkiger reken, dun d-u schrijver van een boekenplank vol goede prozawerken. Is m die vijfti'n jaar zijne insei ing omtrent de waardeverhoudias; tus'chen poëzie en proza inderdaad zoo sterk gewijzigd P In bereidvolle afwachting van zijne toegezegde drie opstüllen over lyr.ik, epi.tk en dramatiek, zij hier evtn aangestipt, dat in de, in 1887 geschreven woor den de g'oed der overukiag duidelijk kenbaar is, terwijl het andere ci'aa'. niet veel meer is dan armzalig gestamel. Daarin is met de aiigstvaliigheid, die het gebrek aan oriwrikbare ge voelens kei markt, gezocht r;aar een'geleidelijken overgang. »Maar men deiike niet dat ik... enz." waarlijk, die glijbaan is nift gla^ ge noeg om tr alle lezers op te doen elisïerj. Betrekkelijk sterker nog is het hybridische in het artikel zelf. Dat coch Kloos r.och. Van D yssel hebban bereikt wat zij zich voorstelden te bereiken, kan gevoegelijk btscbouwd worden als cene onpartijdige waardebfpving vaii ge noemde woordkunstenaars door een' ex Nieuwegidser, d:e voorheen in hun midden optrok tegen het leger der ou-feren. G ien van beiaen heeft waarlijk het me;sferscbap bereikt, zegt, Van E,:den oprcchtelijk. Doch bij K loos wordt zu'ks aan zwakheid van karakter", brj Van Diy;S(-l aan »niaatscLapp:lijke wirkiügeir' geweten! Dat is pc n meten met gelijke maat. Z;ehitr nog iets merkwaardigs. Sprekend over het g u;e, or.derricut hij als medicus : Ook de verhevenste geest m >et een goede a;irdsclic woning hebben en beschikken o\er eeu uvzoud eu g'-liaru lichaam en ern wel gelxilauceeru gemoed, om tot de grootst mogelijke hoogte te ^tijgen. Eene bladzijde verder komt ec'itcr de goedgeloo?ige idealist aan de Oeurt: Alleen de iioou-itheganfde, het genie, de nllerzelil/aamste. ma'ir daarom even/eer volgens vaste wetten optredende uitzondering, vennag van schoonheid en liet onuitsprekelijke te getuigen on,Ier alle omstaudighe len. Niet* kun zijn vlucht tegenhouden, zijn kracht breken. Hij is tegelijk hartstocht,'lijk en vol overleg, uitbundig en gemat gd, zinnelijk eu mvstiek aangelegd, hij heeft een eimitputtelijke behoefte aan aetie, /onder ooit minder euiileniphtlief te zijn, een onbcgrensi weerstandsvermogen, een oneindig geduld eu een oneindige lust om moeite te doen; zijn ver nuft beheer cht de omstandigheden, /ijn wijsheid eu energie de menseden, zelfs nit een door "rfelijk k\\aad belast lichaam \veet hij do:>r beleid wonderen van arbeid te trekken. Schrijft de heer Van Ee.'en er soms maar op los, meenende, dat (ie retrekkelijk oorspronkelijke wijse, waarop hij zijne gedachten onder woorden br<-n«t, een dekmau'el is van de taliooze tegen strijdigheden, die bij niet zelden doet samenscholen r Mij althans komt het voor, dat zijn ernst niet altijd boven verdenking verheven is eu de apostel zich w«leen«, oa'newust misschien, in het narreripak steekt. Hetgeen ten zeerste te bejirum?ren is, daar Van EccUn, los van velerlei invloeden der samenleving, dikwijls waarheden verkondigt, die de meeste andertn niet kunnen, willen of durven zeggen, en omdat hij, hoe men ook over zijne veelbesproken persoonlijke op?attirgen van kunst en leven dsuke, iemaud is vau talent eu veelzijdige ontwikkeling. \Vaar, ontnuchterend waar dunkt mij de be wering, dat h >t, eene dwaling is te gelooven, dat op de litteraire beweging van l S 80 eene algemeene blijvende verbetering is gevoigd, dat de fijne smaak, het versgevoel en het juiste oordeel aUervvege z;jn toegenomen, dat er nu veel meer goede en veel miuder slechte kuLst wordt gemaukt. Ongetwijfeld heeft genoemde letterkundige omv, euteling schoon sc'iip gemaakt in Nederlands litteraire kunst-warande-", en er de lucht gezuiverd van duif:: geurtjes, die door menigeen als kostelijke reukwerken werden opgesroven. Zeer ten rechte streed ze tegen onecht heid, nabootsing, vooze rhetoriek. Doch als alle revolut.ëu heeft ze, ia hare heftigheid, naast veel goeds ook kwaads gebracht. Alle theorieën omtrent kuist a!s ballast overboord werpende, ruimde ze de beaiainde op, maar schiep zelf nieuwe, even onvolkomen en ge vaarlijk als de oude. Predikend tegen schoolschLeid en aandringend op individualiteit, verzuimde ze een' dam op te werpen tegen ongeschooldheid en töwaarschuwen voor onbeduidende indivi dualiteit. Ten onrechte alle rhethoriek uit den booze noemacde, vergat ze, dat ze zelf bezig was een gebouw van nieuwe rhetoriek op te trekken, wa'iria ze te ceniger tijd zelf gevangen zi zitten. Werd voorheen kennis vrij algemeen voldoende geacht om zich met vrucht op het maken vau kunst toe te iegger, de leiders der litteraire beweging van ISiO legden uitsluitend den nadruk rp het gevo*l. En du resultaten F Voor sc':co'schhcid is ongeschooldheid in de plaats gekomen. Voor gebrek aan oorspronkelijkheid, hier en daar in dividualiteit, zeker, maar meerendeels wc ?zinwekkend leelijk en hopeloos onbeduidend. Voor oude rhetoriek, nieuwe, even knellend als de vorige. Ea aangezien tchoolscliheid in elk geval eene verdere stadie is dan ongeschooldheid, | aangezien ook gebrek aan kennis kennelijker is dan gebrek aan gevoel, is er na meergenoemde beweging een overstelpend leger van lebrijvcrs en schrijfsters opgestaan, welk verschijnsel als i eene frisscue herleving van onze letteren begroet zou kunnen worden, indien de bij massa's ver schijnende geestesprodukten evenzoovel^ kunst werken waren. Maar het lijkt er niet naar! Hoeveel werken van de honderden naar nieuwen trant, die er in de laatste dertig jaar zija ver schenen, hebben zich ook maar een paar jaartj-s kunnen handhaven? Toch zijn er, volgens de kritiek, in die periode allerlei «nieuwe geluiden" gehoord geworden, hebben er taliooze dagteekeningen" in de vaderlandsche litteratuur plaats gevonden, zijn ettelijke schildknapen tot ridder geslagen. Oho, de kritiek! Ojk ia dien opiichte is de markt overvoerd. Drie generaties kritiseeren er tegenwoordig onverdroten op los; de gene ratie van vóór 1880, die van 1880, en die van ia 1880 Van de eerste is het meerendeel, vreezende voor de gedurige bespotting der latere en oi.machtig zijn oorspronkelijk standpunt te ver dediger, gemakzuchtig en veiligheidshalve naar het nieuwe kamp overgeloopen. De kritiek dier meerderheid is uuê^aand, baars ondanks, slap, duf, mist overlu'giüg; ze riekt naar berusting in het onvermijdelijkf. DJ »'achtigers" zelve, al te spoedig gehuldigd en erkend als meesters, doen wat gemeenlijk gedaan wordt door helden van den dag, qui se croient arrivéi": ze be schermen aanhangers en volgelingen, deelen prijsjes uit, moedigen aar, knikken goedkeurend, spreken als vroede mannen zegenwenschen uit^ zegenend vooral huu' invloed op d ?, kunst van den dag. Een' heel eikelen keer bulderen zij nog wel, maar zij hebben in hunne stormjarea al zooveel gebulderd, dat zij thans, als gepo seerde matnen, het eigenlijk onvoegzaam achten te donderen als \66t jaren, toen zij zich de zege nog veraf dachten. Doorgaans loven zij in hunne navolgers zelfi den schija van verdienste, mits deze tchijn schoon genoeg is om hun de gelegenheid te geven de eertijds met jeugdig vuur verkondigde kunstbeginselen nogeecs te bevestigen. Het grootste gedeelte der kritici van het jongere geslacht bestaat uit decadenten en epigonen, die, opgegroeid in den tijd, dat de ideeën van de revolutionnairen van 1880, hunne naaste voorganger?, zich nog krachtig doen gelden en gestadig veld winner, geene eigen inzichten hebben en zich een sopje halen in den regen van nieuwe kunstbegrippen, dien sttrkere voorgangers op N .iands letterdreven hebben doen vallen. Huune kritiek is teugelloos, stelseiloos, verward. Hun oordeel rust niet op den grondslag van kennis en zelfstandig denk(n. Ia hunne jonge j wen vernomen hebbende, dat in kunst'aken gevoel een voornamere faktor is dan kennis, hebben zij de kennis gansch over bodig geacht eu zich uitsluitend toegelegd op het aankweeken vaa hun vermeend of werkelijk aangeboren kunslgevoel. Zij schermen met woor den als stemming, plastiek, visie, observali», sensatie, psychologie, sensitivisme, impressioliism?, klank-( xpressie, descriptief vermogen, lypi k, individualisatie en wat niet al, dat zij er ten slotte in verwaid raken en zoo hiller worden als modder. Zij werden voor, de rhetoritk te verdoem e , maar zwemmen zelve rond in het ruime sop der rederijkerij. Zïker, en gelukkig, zijn er uitzonderingen aan te wij;en. O.idtr elke der drie gsaeraties zijner enkelen, die zich onafhankelijk weten te houden, met, tigen oogen zien en uit eigen mond spreken. Doch de algemeene toestand is onmiskectaar zooals die hierboven is geschetst Na de snelle overwiurjing der tachtigers" en hunne even snelle afmatting was die toestand zoogoed als onvermijdelijk. Ea zoo is er thans op het gebied der Nederlandsche lettereu eeiie siort van chaotische verwarring, waar wij, tijdgenooten, Dioeilijk uit kunnen, maar waarvan een rustiger nageslacht Holland gewis zal bevrijden. Het groote publiek, het publiek, dat zich gaarne lant voorlichten, staart die wanorde met ont zetting aan en... laat zich dan ook niet meer voorlichten, gaat te rade met eigen smaak of laat zich door het toeval leiden. De reputaties in de kunstwereld vinden hoogst zelden weerklank bij het groote publiek. D<t zal wel altijd zoo geweest zijn, doch nu sterker dan ooit tevoren. De kritiek van Busken Huet was gezaghebbend; nirmands oordeel is het thans. In de krituk zijn wij achteruitgegaan. (Slot KO/fft.) OTTO K SA ii'. MultlllJillllllllIliHIIItMIHIIIHIliUIUIIIItlfmlItlflIIIIIIIMIIIIIlUÜI 40 cents per regel. TRADE MARK HARTEU'S C06NAC, Dit beroemde inerk is verkrijg baar bij alle Wijiikandelaars en bij de vertegenwoordigers Wijnhandelaars te Amsterdam. TUD af ? 2.50 per FW. Hoofd-Deppt VAK Dr. IAFGEfi'8 SÏIQ, Sonial-ïflliirtilelM. K. F. DEUSCHLE-BENGEB, Amsterdam, Kalverstr. 157, Esnig specialiteit in desa artikelen in gebeel Nederl, .)!? 81 lul 1MEYK«OS * KALSISOVEN, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANIXO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Kuilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl