Historisch Archief 1877-1940
ff"
ffn»
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1320
had den indruk verkregen dat de verwoesting
in de beide republieken en de ellende van
vrouwen en kinderen reeds zóó vreeaelijk waren
geworden, dat daarom alleen de gewapende
' . burgers d*n strijd zouden motten opgeven en
de meerdetbeid onder ben tot bet bange besluit
zich te onderwerpen moest komen.
. «Indien de Nederlandsche regeering had kun
nen vermoeden, dat de door haar 1 usschenkomst
opgevatte ondei handelingen zouden leiden tot
den vrede zooals die inderdaad is tot stand
gckomer, dat is: met algeheele vernie
tiging der Boerenrepublieker,* een
aflwap dre m Nedeiland vooral met zoo innig
lei d wezen en met zoo groot e verslagenheid is
vernomen zou onze R geerinj?, had zij dit
kunnen voorzien, de nota toch iie bben afgezonden ?
Veel vin 't gefn tot het gedwongen besluit
der Boeren heeft geleid, is nog onbekend. Wel
licht cal bet worden opgehelderd in het boek
dat gfnersal De Wtt eerstda» s zal in hst licht
geven. Maar, voor zooveel wij thans weten,
beeft de Nederlandsche nota enkel gediend om
aan de Britsche regeering de welkome gelegen
heid te v e:ecbi S -.r, onderhandelingen met de
bertlvocrende B«itngemraals nit te lokken
met <Je daarop gt volgde stemming onder de
Boeren afgevaurdigder,' waarvan de meerderheid
de-alkTongU! 9tige vredesvoorwaarden heeft
aangeuomeo.
A*n Terder Woettwrgieten en verwoesten,
MB let lijd-en van vrouwen en kinderen is
ctemtasr een einde genaakt. Maar helaas! tevens
8S& het onafhankelijk btitian, z-lfs aan de
zrffregwriRg der Bserenatateti! Waarlijk, tot
zulk een u terste hadden de Boeren tog altijd
zssder ewiige tusschenkomst kunnen geraker.
D»t het de Nederlasdsche repeering is
gewwat, die dit laagte door hta' (ïeker anders
bedeelde) tusschtLkorost tot groote YoWoenrag
wfe Engeland, beeft verhaast, «ij kansen niet
awkrs dan het blijven betreuren.
,Wij achten htt tegenwoordig oogeablik, uu
vA5r alles camenwejking noodig is om bet lot
der tot onderwerping genoopte Bseren te
verzachter, niet geëindigd om u<yg meer over dit
cméerwerp te zesrger. Maar wij htrba'.er, dat
wij nooit getwijfeld hebben aan de goede be
doeling ven Dr. Kuyper."
Hieruit blijken drie zaken :
1. Dat de redacteur, tegen de verkla
ring van Reitz in, het aantal opgeofferde
vrouwen en kinderen van de Boeien uog
niet groot genoeg achtte, om nu reeds met
een gerust geweten vrede te kunnen sluiten;
2. dat de verklaring van Reitz, dat
Kuyper de Boeren een dienst heeft be
wezen, door den heer Boissevain niet volko
men betrouwbaar wordt geacht;
3. dat een ongeluk alweer in een klein
hoekje heeft gezeten. Had de heer
Boissevain dadelijk geschreven: »maar wij ver
klaren dat wij nooit getwijfeld hebben aan
. de goede bedoelingen van Dr. Kuyper," de
meening, dat het Handelsblad de geschie
denis der nota op rekening van Kuyper's
ij«lelheid had gesteld, zou ganschelijk niet
entataan zijn.
latuascfaen, de poging om zich te
verOBtsehuldigen, moge geslaagd zijn of niet,
ook voor hen, die t laatste meenen te
moeten getuigen, gelijk Standaard, Tijd
e, a., «al het niet moeilijk vallen te erken
nen, hoe, waar de krachten te kort scho
ten, de goede wil toch te prijzen is.
HoöfiIflittHifuUn uil den gemeenteraad.
XI.
Te vrije Vrije l7rouwen. »7s h-.t nu zoo
vaar om dienstbode te zijn."
Er was in de raadszitting van Woens
dag j.l. een adres ingekomen van de » Vrije
Vrouwenvereeniging", waarin verzocht weid
een regeling te treffen, waarbij aan de
meisjes, opgevoed wordende in het
BurgerWeeshuis, de gelegenheid werd geboden
of zelfs de verplichting opgelegd, om na
het verlaten der lagere school zich te be
kwamen in eenig vak, door haarzelven in
overleg met het bestuur te kiezen.
B. en W. stelden voor, dit adres in hun
handen te stellen ter afdoening en dit zou
dan ook wel dadelijk zonder dtbat ge
schied zijn, indien de adressanten niet de
Vrije Vrouwen waren geweest, die zich
eigenlijk met dingen hadden bemoeid,
waarin zij haar neusjes niet hadden be
hoeven te steken. Ten minste den heer
Zeehandelaar waren deze Vrije Vrouwen
veel te vrij geweest, want zij deden het
volgens zijn meening, voorkomen, alsof
de regenten van het Burger-Weeshuis
zich in het geheel niet met de toekomst
der vrouwelijke weezen bemoeiden.
En dat dit niet aldus was toonde hij
met een aardig etatistiekje aan, waaruit
bleek dat, na het verlaten van het wees
huis op 21 jarigen leeftijd, gemiddeld negen
tig procett als dienstbode en de rest als
onderwijier««, wrnkeljufiVouw of pleegzuster
een betrekking vond.
De Vrije Vrouwen hadden blijkbaar
niet zoo goed onderzocht als de heer Zee
handelaar en daarom was hij zoo vrij een
protest te laten hooren over zooveel vrij
heid.
De heer Schippers, die regent is van
het weeshuis, bracht den heer Zeehandelaar
hulde voor dit bewijs van attentie. Den
meisjes, deelde hij mede, werd, nadat zij
de lagere sehool hadden verlaten, gevraagd
wat zij wilden worden en wilden zij dienst
bode worden dat volgens de statistiek
van den heer Zeehandelaar voor haar het
meest begeerlijke baantje schijnt te zijn
dan kregen zij daarvoor in het gesticht
een uitstekende opleiding met daarna goede
diensten, waarin zij steeds zeer tevreden
waren.
*.Is het zoo ongelukkig,'' vroeg hij, »dat
die meifjes voor het grootste deel dienst
bode willen worden? Is het nu zoo naar
om dienstbode te zijn? Voor velen is het
veel beter en gezonder om dienstbode te
wezen in een goed gezin, dan b.v. op een
kantoor te zitten." De »dames", meei de hij,
hadden geschreven zonder te onderzoeken
en het giog niet aan om een blaam op het
weeshuis te leggen.
Dit uu had de heer Schippers betoogd,
nadat de heer Harmsen er op had gewe
zen, dat hij den indruk had gekregen dat
het adres opkwam tegen het be= taande
systeem van opleiding, waarbij de meisjes
eerst op 21 jarigen leeftijd uit het wees
huis werden ontslagen. In het buitenland
had men met een ander systeem betere
resultaten en daar bij er nu wel iets meer
van wilde weten, stelde hij voor het adres
ten fine van praeadvies te stellen in handen
van B. en W.
Wij willen ons in deze quaestie geen
partij steller, maar wij vinden het toch
vreemd dat van de G mei.-je-j die in 1901
het gesticht verlieten, 5 als dienstbode in
betrekking gingen. Volgens den heer Zee
handelaar onderzocht het bestuur wel dege
lijk waarvoor de mei?jes het best kunnen
opgeleid worden en nu blijkt uitdecijfeis
dat dit onderzoek voor het grootste ge
deelte heenwijst naar de positie van dienst
bode. Nu geiooven wij wel, dat d aar voor
zooals de heer Schippers zeide, de oplei
ding in het weeshuis »uitmuntend''is, maar
het aanleeren van de noodige kennis voor
een andere betrekking schijnt toch altijd.
een uitzondering te zijn en het is vermoe
delijk tegen dit uitzonderingssyèteeHo, dat
de » Vrije Vrouwenvereeniging" het f t willen
opkomen. Zij meende wellicht, dat het
burgerweeshuis nu juist niet moest zijn
een fabriek van dienstboden, hoe nuttig
en noodig deze ook in de maatschappij zijn.
In het jaar 1900 wij nemen ele cijfers
van den heer Zeehandelaar werden er
dertien meisjes op 21-jarigen letftijd ont
slagen ; daarvan werden er twee verpleeg
ster, n werd onderwijzeres, a ging naar
haar familie en negen kregen »eeri dienst".
Op het oogenblik waren er van alle meisjes
drie op de industrieschool en twee op de
kweekschool voor onderwijzeressen en de
vraag rijst dus van zelf op of de neiging
om. tot dienstbode te worden opgeleid niet
haar oorsprong vindt in de richting die
de directie zelve daaraan geeft. In een
groot gesticht, waar voor wollen- en
linnennaaien, voor koken en tal van andere
huishoudelijke bezigheden vele handen noo
dig zijn, kunnen meisjes van haar veer
tiende tot haar een-en-twintigste jaar zeer
goed gebruikt worden en het gevolg daar
van is, .dat een rueitje dan ook op haar
een-en-twintigste jaar geen andere kundig
heden bezit, dan die noodig zijn voor dienst
bode of hoogstens voor naaister.
Het is dus wel jammer, dat de voor
zitter zich namens B. en W. zoo pertinent
verklaarde daar de zaak in de eerste
plaats bij het Burgerlijk Armbestuur be
hoorde tegen het geven van praeadvies.
Wellicht was de burgerij dan meer gerust
gesteld over de opleiding der vrouwelijke
weezen in het Burger-weeshuis, welke vol
gens den heer Harmsen een zoo groot
financieel offer vroeg. Het geven van een
advies door bet burgerlijfc armbestuur
sloot toch het geven van een praeadviea
door B. en W. niet uit.
De heer Harmsen trok, na de pertinente
verklaring van den voorzitter, zijn voorstel
in, maar vermoedelijk zullen »de dames"
het er niet bij laten en krijgen wij de
zaak nog wel eens in den raad.
A m s t., 10 October. SECANS.
Ter verantwoording geroepen.
Naar wij uit betrouwbare bron vernemen,
is in de laattt gehouden kring vergadering
door de Amsterdamsche gene.esheeren be
sloten, dr. D. A. van Riemsdijk,
gemeentegeneeskundige, belast met het onderzoek
van personen, die dingen naar een gemeente
betrekking, het controleeren van ziekte
gevallen bij gemeente ambtenaren enz. te
dagen voor den lïaad van discipline.
Op welken grond?
Op grond dat dr. D. A. van Riemsdijk
zich de vrijheid veroorloofd heeft, in het
Handelsblad zijne, op ervaring gevestigde
meening te zeggen, omtrent de wijze, waarop
door aan den gemeentelijken geneeskun
digen dienst te Amsterdam verbonden
geneesheeren de hun in goed vertrouwen aan
gewezen taak werd opgevat en vervuld,
onder de thans (tot l Juni a.s ) nog geldende
verordening.
Zou het waar zijn? «Maar de beoefenaar
der vrrje kunst" zou dr. Blooker zeggen
(zie de discussiëa in den gemeenteraad van..
Ju» i) ....; ja, zeker zou zoo iets den
beoefeisar der vrije kunst, die men genees
kunst noemt, onwaardig zijn; evenals hunner
oiwaaidig is, wat dr. v. R. van hen
mededeelde in bedoeld Handelsblad.
Intusschen het eigenbelang is'n groote
factor, zoowel bij den enkelen mensch, als bij
een groep van menschen.
Waarom zou dit bij de medici anders zijn ?
O Asmodéus! geef zekerheid en licht!
Burgemeester 's Jacol).
Eenige ra*en geleden stond er in een
derde-r*Bg3 blad, zoo weir'g officieel als
maar mogelijk is, als een vermoeden op
twiifelachtigen grond, te lezen, dat eer:
coi:flict tusschen den R otterdamsehen G-?
meenteraad en zijn voorzitter, burgemeester
's Jacob, over de kwe tie van het genees
kundig toezicht op de openbare huizen, iu
de lucht hangt; en hier en daar wordt aan
de biertafel reeds het heengaan van den
burgemeester als zeer «el gebeurlijk be
sproken.
Maar nietwaar, aao de biertafel weet men
altijd zooveel. Het is toch bijna ondenkbaar,
dat om die kwestie een burgemeester,
overigens zoo vol en krachtig in zijn functie,
zou heengaan. Het is toch een zeer aard*ph
verschijnsel, dat een burgemeester een be;luit
moet uitvoeren tegan het remen waarvan
hij zich als voorzitter heeft verzet. En vooral
in onzen tijd, met zijn sterke democratische
strooming en zijn velerlei noodsakelijke
concessies aan de »7ox p"pali", moet ook
de meest directe afstammeling der regenten
van weleer, al gaat zjjn persoonlijke nei
ging ook rog zoo in een andeie richting,
zich daarin nu eenmaal
schikkenEén overwegingechterdoethet vermoeden,
dat de heer 's Jacob, indien het hard tegen
hard zou gaan, rog eerder zou heengaan
dan zijn hoofd buigen voor een krappe
raads-meerderheid, voedsel geven ; en dat is:
het steile k arakter van dezen merkwaardigen
man.
Er is hier onlangs een schets gegeven
van den heer Hintzen, als de beste troef
die de oud- liberalen van Rotterdam tegen
den wassenden invloed der democratie heb
ben uit te spelen. Ik geloof dat het onvol
ledig zou ziin, door nitt naast, hem burge
meester 's Jacob te stellen. Want de heer
Hintzen moge als politicus, als financier en
als staathuishoudkurjdige boven den burge
meester staan, hij moge voorzichtiger en
mér efoe/treffacd zijn de oude garde
zou riet gaarne de vierkante, stevige en
knappe figuur van burgemeester 's Jacob
van den voorzittersstoel zien verdwijnen.
Integendeel, ze vereeren hem, ze vertrouwen
het eerste ambt onzer stad ten volle in zijn
handen, want mér dan iemand anders is
hij de man. die een krachtige leiding juist
van RMfrdam in zijn hand weet te houden,
en wiens woord rcér dan gewone autoriteit
voor heu heeft.
Heoy Dekking, de bekwame tenschetaer,
heeft reeds meer dan nmaal van onzen
burgemeester een letter-teekening gegeven,
n in »\Voord en Beeld", n naar ik
meen in »E>'gen Haard", die >im ganzen"
wel juist zal zijn. Burgemeester 's Jacob
s'atit uit een oud, aanzienlijk geslacht; zijn
vader is gouverneur-generaal van
Ned.Indie geweest, en onze tegenwoordige stads
magistraat heeft, geruimen tijd in lodie
doorgebracht, wat trouwens aan sommige
absolutistische neigingen nog zeer «el
beruerkbaar is. Hij heeft een carrière ais
ingenieur achter zich, waarin hij zijn groote
technische kennis ruimschoots hteft doen
blijken. Later heeft de Rotterdamsche
bur| gerij hem een mandaat voorden Riad toever
j troüwd bet ging toen veel gemakkelijker
j dan mi, de mannetjes der oude garde daar
binnen te brengen en sa eenige jaren
als wethouder van publieke werken te hebben
gtfuugeerd, is de heer 's Jicob benoemd tot
opvolger van Vening Meinesz, die den
Rotterdamsehen burgemeesterszetel verwis
selde met dien der hoofdstad.
En thans staat hij op zijn plaat?, zoo
zelfbewust, met zooveel fisrheid en beslist
heid, alsof hij die nooit meer zal verlaten.
Zijn technische kennis, ruime ondervinding
en veelzijdige wetenschappelijke ontwikke
ling komen hem uitstekend te stade. Rot
terdam met haar groote water- en bouwwer
ken biedt aan een ingenieur-burgemeester
een bijna bevoorrechte positie. Want wan
neer de wethouder van publieke werken
wat zwak is en dat gebeurt nog wel eens
'n enkele keer dan kan de burgemeester
hem bijvallen, en djn woord en advies
hebben meermalen een zeer beslissenden
invloed.
Dekking heeft al deze kwaliteiten
breeduitgemeten; en wie den burgemeester ietwat
van nabij kent, of hem langen tijd in zijn
functie heeft gade geslagen, zal daarop niet
gaarne iets willen afdingen. Maar zulk eene
beschrijving »ap vereerend verzoek", in den
bekenden aureool-achtigen tijdschrift-vorm,
is toch altijd min of mser gedwongen. En
nu heeft Dekking toch niet kunnen nalaten,
mee te deelen zii het dan slechts heel
vluchtig en in een fluweelea randje dat
de burgemeester niet populair is; hij had
er zonder eenige kans op tegenspraak bij
kunnen voegen, dat burgemeester 's Jacob
ook nooit populair zal worden.
Nu is dat volstrekt niet altijd een grief.
Impopulaire menschen zijn niet zelden zeer
oprechte menschen, die nu eenmaal niet
de kunst verstaan, en ook niet trachten
deze te leeren, om zich bij de menschen
aar genaarn te maken. Maar het kan ook
andere, bijkomstige oorzaken hebben. En ik
peloof, dat er hier dezulke niet vreemd zijn.
Want burgemeester 's Jacob is hoog en
hooghartig. Er is niets hartelijk?, niets
gemoedelijks aan hem. Als zijn onder
danen .... paidon, zijn «medeburgers"
hern passeeren, en hij vliegt door de straten
in zijn cquipage, met de beide bont ver
lakte lakeien op den bok, dan is het geen
blik Van vriendelijkheid, die hem nagaat;
men veelt zich vreemd van hem. En als
hij te voet gaat, het knappe hoofd wiegelend
op den nek, dan is men geneigd, ietwat
terzij te eaan. Er is hardheid aan hem,
dje onaangenaam aandoet; een hardheid,
die ken mei kt den regent, welke z;cti voelt
ver boven alles die hem omringen. Iets
van «Ban ik mijns broeders hoeder?" Het
is de steile incarnatie van de oud liberale
beginselen waaraan de Heer 's Jacob, als
bet te pas komt, in de Eerste kamer of
in den Gemeenteraad, de consequente ver
dediger is, en die hem bij de mindere
klasse des volks ook immer vreemd en
antipathiek zal doen blijven.
Burgeme°6ter 's Jacob heeft volstrekt niet
de kalme, immer afgemeten, phlegmatieke
natuur van Vening Msinesz. Integendeel,
hij kan soms buitengewoon scherp zijn, en
dan stormt en ziedt het uit zijnen mond.
Gaat het uu over meer technische zaken,
dan is het gewicht der argumenten meestal
in overeenstemming met de zwaarte van
gestes en stem. Maar lonpt het over
algemeene, sociaal-politieke of daaraan verwante
sangelegenheden of zulke die beginselen ra
ken, dan ontaardt de scherpte en de
woordenstorm niet zelden in uitvallen, die allén ver
geving vinden en waarde krijgen, omdat....
de burgemeester het zegt. Ik herinner mij
een kort debat, het vorige jaar in den Raad
gehouden naar aanleiding van een subsidie
aanvraag voor het bijzonder
bewaarschoolonderwyg. Sedert de intrede in den Raad
van jhr. De Geer, die met jhr. DeSavornin
Lohuian en mr. Verkouteren de redactie
van De Nederlander waarneemt, hebben
dergelijke debatten een beteekenis gekre
gen ver boven het vroegere niveau, wijl
deze jonge, niet geëxamineerde theoloog
er steeds op breede, eminente «ijze de hooge
poluiek bij te pas brengt. EU in dat element
voelt onze burgemeester trouwens even
als de heele oude garde zich niet thuis.
E a toen hij in bedoeld debat een slotwoord
sprak, zeer vanuit zijn hoogte, plompte hij
er uit aan hft alres eler kerkelijke raads
leden: »En bovendien, m\jne beeren,
wie wat bijzonders wi1, die moet er ook
maar bijzonder voor betalen!" Dat was het
eenige »principieele" antwoord, wat de bur
gemeester momenteel op aanvraag om sub
sidie wist te geven. De kerkelybe heeren
zaten perplex; en de heer Voorhoeve vond
zich zelf het eerst van allen terug OTQ tegen
deze spiksplinternieuwe argumentatie des
burgemeeslers met klem te protesteeren.
De burgemeester antwoordde niet, maar ik
geloof, dat hij later van dezen lompen
uitval .vel spijt gehad zal hebben.
Heftig kan hij ook zijn tegen de uiterste
linkerz\jde. Zoodra door den sociaal
deoaocraat verdedigd wordt eenigerlei aanvraag
om looas verhooging, en de gemeente in haar
qualiteit als werkgeefster wordt aangevallen,
valt de burgemeester met zijn volle zwaarte
daarop in, en men weet wel ongeveer, ete be
ginselen der oud liberale aroep kennende,
welke argunsenten daarbij op de schaal
worden geworpen. Dit is kenmerkend: elke
hervorming ten dienste der minder gegoeden,
van Wcilk^n aard of b( e kenis ook, vindt
den burgemeester tegen zich, vierkant en
met zwaar gebaar. Elke concessie aan wat
men noemt den «modernen geeat des tijds",
meerdere be.-cherraing en meerdere
berechtigirig der onterfden, verwerpt hij, en ook
de kleite veroveringen op dat gebied motten
er komen ondanks der burgemeester.
In n situatie eeiUer en ook dat moet
vermeld verwekt deze stoere man wel
eens medelijden. Dat is nl. ongeveer altrjd
als hij geroepen is, een gelegen neids-speech
af te steken. Nu weet ik wel, dat het maar
weinigen gegeven is, dit op sierlijke wijze
en met gemak te doen. Rotterdam telt er
order zijn publieke personen niet heel veel.
Gerreteon in het charmarte, en Van Rijswijk
in het holle, zijn al rniêde besten. Maar
de burgemeester is het nog al eens aan zijn
ambt verplicht, en ... het gaat bitter moei
lijk. Als er een raadslid afsteift een
speech. Moet er een tentoonstelling of een
fanry-fair geopend wolden ? een speech;
heeft er een fchietwedstrijd plaats of jubi
lee ren de Batavieren te paard een speech...
En de burgemeester kt>n dat nu eenmaal
niet. Wanneer er in den Raad een afscheids
rede moet worden gehouden, stijgen er diepe
zuchten op, en is het, alsof de woorden met
knijptangen van onder de schoenzolen
moeten worden weggehaald. En dan, als
het zoo moeilijk gaat, vergist men zich nog
wel eens 'n enkele keer, of althans komt
er wat raara te voorschijn. Zoo vertelde
mij onlangs een der raadsleden, dat,
toen de burgemeester een woord van
afsche d sprak tot den heer Sanson, die
naar Parijs vertrok, hij de hoop uitsprak,
dat zijn collega's, die zoovele jaren enz. enz ,
nog dikwijls in de gelegenheid zouden
komen, de «warme hand" van den heer
Sanson te drukken. Men hield zich goed,
zei m n zegsman, maar... niet zonder moeite.
Bij het speechen ligt, althans bij de men
schen die deze gave iet bezitten, het hart
op de tong, En toen onze buigemesster
indertijd ele fancy-fair opende in de Doelen,
en omringd was van ji fiers, kon hij blijkbaar
niet nalaten, zijn hart te luchten tegen de
emancipatie, door zoo en passant even op
te merken dat er heel wat schooner en
vooral meer vrouwelijker taak voor de
vrouwen is weggelegd dan zich te bemoeien
met allerlei sociale en politieke kwestie...
Neen bij het speechen is onze burge
meester niet in zijn kracht. Hij voelt zich
thuis op den regeerstoel, met de
blinkzilveren ambtsketting over de breede borst,
en in het vertrouwen op een stevige meer
derheid. Het is een man van hoekig karak
ter, maar vooral van karakter; er leeft in
hem een marka.nt stuk van de oude regen
ten, en bij draagt dit met waardigheid.
Maar hij zou het, geloof ik, niet vol kunnen
houden, in een Raad, waarvan de meerder
heid in de meest belangrijke zaken niet
dacht als hij, cosh zich vrijwillig kunnen
schikken in een omgeving, die hem niet
een groote portie autoritaire mach-t ver
leende. Het is een man, gewapend met
vele bekwaamheden, fonch en sterk, maar
voor wier, door den wassenden stroom der
democratie, door het voet voor-voet terrein
verlies der oude garde, door den groeienden
invloed van het »rolk" wat hij van
zoohóóg ziet en voelt wriemelen aan zijn voe
ten, aan zijn broekspijpen, al minder en
minder ruimte blijf', zóó te regeeren als
hij meent dat behoort.
Maar zooals de zaken er nu eenmaal
voor staan, zou het heengaan van dezen
burgemeester, uit een oogpunt van stads
beleid, allerminst met vreugde te begroe
ten ziJQ. P.
De redevoering
van den Franschen Premier.
Het jaarlijksch feestmaal, door het
Conutérépublieain du commercc et de
l industrie in het Grand Hotel te Parijs
gegeven, was voor den minister-president
Combes eene welkome gelegenheid om
eene program-rede uit te spreken, die
althans wat twee hoofdpunten aangaat
aan duidelijkheid niets te wenschen over
liet. Die hoofdpunten wareo l°de houding
der regeering tegenover de oppositie der
clericalen en nationalisten, en 23 de
buitealandeche politiek van het ministerie.
Wat Let eerste betreft, was den minieter
de weg geëffend door den heer Brisson:
oud premier en oud Kamervoorzitter, die
het netelig onderwerp inleidde. Na te
hebben herinnerd aan de groote meerder
heid, welke de regeering bij de laatste
vei kiezingen verkreeg, zeide de heer Brisson.
»Onze tegenstanders hebben zich in die
nederlaag ukt willen schikken. Toen zij
zagen, dat het eerste Kabinet der
republikeir.sche verdediging en zijn eminent hoofd
(Waldcck-Rousseau) zich terugtrokken,
meenden zij de aanvallen te kunnen her
halen, die de Republiek om de acht of
tien jaren noodzaken zich tegen hare
vijanden te keeren en die haren vooruit»
gang tegenhouden. AU terrein voor den
strijd, kozen de congregatiën ditmaal de
wet op de vereenigingen en achter de
muren harer scholen, in uitgezochte streken,
verhieven zij met voorbedachten rade de
v*aan van den opstand.
»Door eene berekening, de harten der
jezuïeten waardig, hebben zij vrouwen en
kleine meisjes het gevaar doen loopen van
het verzet tegen de wetten, hopende op
die wijze fcet openbaar gezag en de open
bare macht te doen terugdeinzen. Onder
die inblazing heeft men kunnen zien, hoe
nieuwerwetsche patriotten, terwijl zij met
grove krijgslUt »leve het leger j1' liepen,
op Fransche officieren en soldaten de
projectielen deden regenen, welke door
Cambronne onsterfelijk zijn gemaakt. Op
die wijae heefe de contra-revolutie der
dompers en der snobs de Fransche revo
lutie uitgedaagd."
De heer Cumbes had nieta dan lof voor
de woorden van den he«r Brisson, »dieu
republikein zonder vrees of smet, dat vol
maakte type der democratie, diea men
zeker is overal terug te vinden waar een
voorbeeld te geven en een plicht te ver
vullen is." Mogelijk zou het beter zijn
geweest, als de minister-president dezen
keer het voorbeeld van zijn vriead Brisson
niet had gevolgd. L'austère Brisson doet
zich niet op zijn voordeeligst voor, als hij
grappen maakt over ongeurige projectielen,
aardigheden welke den heer Combes ver
leidden om te spreken over de kleinzonen
der Chauans, die onder de bevelen van.
»piieaters met weinig kieskeurige neusgaten"
de groote dadin hunner voorvaderen op
hunne wijze hernieuwden. In haren strijd
tegen de congregatiën mo;'B de regeering
het forroeele recht aan hare rijde hebben,
de maatregelen, welke zij heeft moeten
nemen zijn desniettemin van te pijnlijken
aard om het ruw verzet eener misleide en
onontwikkelde bevolking alleen op
spottenden en smalenden toon te vermelden.
Maar het moet óók erkend worden
de regeering is door de coalitie van cleri
calen en nationaluten tot het uiterste
getart en getergd. En dat... in naam der
vrijheid. »De contra-revolutie" zoo klaagt
de heer Combes »heeft haar e'gen taal
afgezworen, om de onze over te nemen.
Het is niet meer in den naam van haar
eigen beginselen, van het goddelijk recht
van den paus of het erfelijk recht van
den monarch, dat zij woelt en bevelen uit
geeft, maar in naam van de
republikeinsche beginselen, in naam van de vrijheid."
Dit is natuurlijk bijionder onaangenaam
voor de regeering, die overtuigd is van
haar goed recht en van de snoode bedoe
lingen harer tegenstanders. Maar van het
hoofd der regeering zou men liever, al
deed hij daarmede overbodig werk, een
korte, bezadigde uiteenzetting van dit goed
lecht vernemen dan oratorische phrasen
over »de kloosterwereld, die, plotseling
verlicht door de revolutionnaire gratie
(lachen" en toejuichingen) zich aan den
voet der altaren werpt en den god van
den Syllabus aanroept tot getuige van de
onverdraagzaamheid der vrijdenkers."
Laat ons, in 't voorbijgaan, uit de rede
van den heer Couibes de zinsneden op
merken waarin hij alle verdeeldheid in den
boezem van het ministerie loochent. Zulke
verklaringen hebben een zeer voorbijgaande
waarde; zij gelden slechts
. . . ce que vivent les roses :
L'espace d'un seul jour.
Getuige de strafpredikatiën aan het adres
van de ministers PelLetan en André! Dat
de heer Combes den indruk der onvoor
zichtige woorden van zijn bside collega's
nog niet geheel weggenomen achtte, bleek
uit hetgeen hij ook nu over Frankrijks
vredelievende gezindheid meende te moeten
zeggen. En deze woorden halen wij met
groote ingenomenheid aan.
»Het is een gemeenplaats geworden, te
zeggen, dat de vrede het hoogste goed
is, evenals, de oorlog de grootste ramp.
Maar, mijne heeren, hoe afgezaagd deze
waarheid ook moge schijnen, wij zullen
niet moede worden haar te herhalen, en
wij zouden ons onwaardig rekenen, aan
de regeering van dit land mede te werken,
indien wij andere gevoelens koesterden.'"
Frankrijk zoo herinnerde de heer Cjmbes
heeft na 1871 in alle internationale
quaestiën steeds de meest vredelievende
houding aangenomen. Geen andere mogend
heid heeft zich meer geneigd getoond, om
Internationale moeielijkheden aan een
scheidsgerecht te onderwerpen. Te vergeefs
heeft het «nationalisme" tot tweemalen
toe, door voorspiegelingen van roem, over
winning en verovering, gepoogd Frankrijk
van dien verstandigen weg af te brengen.
Frankrijk is zich bewust van zijn kracht;
het hetft het volste vertrouwen in zijn
voortreffelijk leger. *>Maar hoe trotsch het
ook moge zijn op zijn historisch verleden,
hoe hoog het ook zijn eer en zijn roem
moge blijven houden, hoe vastbesloten het
ook moge zijn het zwaard te trekken om,
zoo ncodig, zijn grondgebied en zijne rech
ten te verdedigen, het repubiikeinsche
Frankrijk, dat zooveel geleden en zooveel
geleerd heeft, heef c een steeds
toenemenden hartstocht opgevat voor de leer der
beschaving, die de gedachten der volkeren
afwendt van moorddadige oorlogen, door
hen in te lichten omtrent hurjre werkelijke
belangen, en die hun de ware bronnen
van den voorspoed der natiën en der in
dividuen toont in de vruchtbaarheid van
den vrede."
Óók bij deze woorden vinden wij
aangeteekend: levendige toejuichingen."
Zij verdienen ze ten volle.