Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1320
TUI belang zjjn ontbloot eens te kunnen nagaan
hoe bjjv. de j enever- comsumptie in den loop
der jaren is gestegen en gedaald. Mitschien is
een enkele zoo gelukkig daaromtrent gegevens
te bezitten, die in het Haagsche jaarboekje een
plaats mogen vinden, terwijl de heer Gram
willicht nog het een en ander zal publiceeren
uit de histoire anecdotique van de Witte, waar
hjj uit vreeze van te veel te geven, zich beperkte.
Velen buiten de residentie kunnen m;tHuygens
uitroepen;
Zijn d' hoenders niet te koof), wat doen zij uirt de kooi"
want waar dag- en weekbladen zoo naarstig
allerlei bijzonderheden puurden uit dit
guldenboek, valt het te bejammeren, dat het niet in
den handel verkrijgbaar is.
, F. A. B,
Fwtöft m Eeflen en UB woorttnnst,
II (Slot).
De heer Van E^dsn haalt drie sonnetten van
Héne .Lapidoth-S sarth aan, ten bewijze, dat
deze dichteres is achteruitgegaan en zich tegen
woordig bezondigt aan ,hol gerijmei en ijdel
woord-schuim." De aanhaling bij het beginvan
het derde sonnet sluitende, zegt hij:
Nou ja, ik schei er maar uit. De andere helft is
ook ZOD, of bijna. Gaarne zou ik deze poëzie snert
noemen als ik daarmee niet aan een voedzaam ge
recht tekort deed.
Misschien zal de schrijver wel willen erkennen,
dat de geestigheid daarin er eene van heel ver
dacht allooi is de vrij geestige Cornelis
Paradijs is al lang dood. Mis chien is he.t oak
wel geoorloofd hem vriendelijk te vragen, of
bij, met het oog op bovenstaanden uit,vu), wel
de aangewezen man is om den jingelieden, die
Giza R.tschl's verzen geparodieerd hebber, ge
brek aan ridderlijkheid voor de voeten te werpen.
Doe1] er is rog wat anders. Van Biden laat
kalm de verklaring achterwege, w arom die
verzen niet deugen. Hij citeert twee vtrsregch
van eeii' ander en roept, eveneens zonder op
heldering, uit: » Maar bij mijn ziel! het is poëzie!"
lnd.<n nu de lezer niet zoo'n groot vertrouwen
stelt in de zielsgetuigenissen van Van Eeden
a's hijzelf doet, wat dao P
Ia het waar, volkomen waar, dat de
waardeeiing van poëiie buiten cenig verband staat
met i verstandelijke redenen?" Dat het hier
slechts eene gevoelskwestie is?
Het is met de echtheid van poëzie als met iemands
eerlijkheid. De scherpe waarnemer voelt, zonder te
weten hoc, of iemand hem bedriegt of niet. Men
mutt woordkunst gelaovtn om hiiar t^ verstaan, en
hij 't lezen vau slechte verzen als de aangehaalde is
het deze uitroep die naar de lippen rijst: ik geloof
er geen drommel van!"
Dit uitsluitend verwijden naar de uitspreak
van het gevoel is gemakkelijk en gevaarlijk.
Gemakkelijk, omdat men zich of anderen geen
rekenschap behoeft te geven van het mooi- of
leelijtvinden.Givaarlijk, omdat.... Het is immers
zeer gosd mogelijk, dat van twee kunstrechters,
die over hetzelfde gedicht motten oordeeleii,
de eene zegt: ,Bij mij L e ziel! het is poëzie!''
en de andere: «Bij mijne ziel! het is snert!"
Verheeld u, dat een derde fij r proever zich in
het twistgesprek mengde en uitrit p: »Bij mijne
ziel! het is noch poëzie noch snert!" Als nu
geen van de drie aan zij a' beleefden vloek eene
nadere verklaring heeft toe te voegen.... Welke
hoogere rechter beslist dac, welke der rechters
ter eerste instantie gelijk heef ? Want zonder
uitzondering kennen alle litteraturen zich eeue
groote mate van gevoel toe. On even op be
doelde sonnetten vau Hóe je Lipidoth-Swarth
terug te komen, ofschoon technisch zuiver, zijn
ze daarom niet mooi, omdat bet onmiskenbaar
peuter «er k is: de beelden zijn, men ziet het
duidelijk, gezochte en niet vanzelf verrijzende.
Dat b toch eene verstandelijke reden?
Zoo hoven 't hlanke sneeuwland vau mijn leven
Doorzweven plots mijn reiu-etherisch-kalmen
Ideeënhemel, droomen wild, verdreven
Van de open zee door kou en honger, talmen
Bg 's Levens meer, tot marmer» loer versteven,
Op Levenabiom cu lang weevschalt hun galmen.
Mij dunkt, het is nogal duidelijk, dat daarin
gekunsleldheid en gezochtheid aan het woord
zijn. En dan gaat het toch niet aan, dat
Erederik van Esden het versgevoel voor zich en
nog een paar anderen monopoliseert. Al willen
wij hem gaarne op zijn woord gelooven, dat hij
een stem en de gunst der Muze heeft gekre
gen," tiet nemen wij zoo maar klakkeloos aan,
dat versgevoel zoo'n heel bizonder mysterieus,
onbepaalbaar ding is, waarmede de wereldorde
slechts heel enkele wezens op dezen onzaligen
aardbodem genadiglijk begiftigd heeft. Wie
herinnert zich niet, dat hij veertien j w geleden
ook de kunst van ,schilderijen-zien" heeft ge
tracht ia handen te spslen van eene naamloaze
Ja Antek, van jou ben ik, alléa van jou"
Ze bidderde en klapperfandde. Nu rcag er
gebeuren wat er wil," dacht zs dat kan me
niet meer gehelen! Al zou ik tot in eeuwig
heid in de hel moeten branden "
Waarom ril je toch zoo, arme ziel?"
.0, Antek, ik heb 't zdó koud l ..." Ze
trok het hoofd tusschen de schouders en sloot
de oogen.
Kom dan, Krysta, kom! laten we gauw n aar
huis gaan, dan zul je tpoedig warm worden."
E a hy zette zich in beweging met zijn hand
op haar schouder. Esrst nu merkte ze, dat
Antek wat hinkte, maar ze zei niets. Hare oogen
zagen het, maar verder drong het niet tot
haar door, want over haar ziel was een on
doordringbare nevel....
Eerst toen ze bemerkte dat Antek den grooten
weg op wilde gaan, kwam ze tot bezinning.
Laten we den weg oyer den dyk nemen,
Antek, niet door 't dorp.... Deze weg is ook
nader."
H j lachte. Och jij! kleine meid!1 Wat weet
jy nu van wat na en wat ver is! Ik zou je nu
h;el wat kunnen vertellen l Heer in den hemel!
«Sar ben ik al niet geweest! la'n stuk we:eld
zelfs dat heel ver. achter de zee ligt! ...
Daarom heb ik me ook maar heelemaal niet
met Bchrjjm\j opgehouden. Hoe zou zoo'n stukje
papier die .heele reis terug hebben kunnen
maken? heb ik bij mezelf gedacht!"
Ach, Antek, als je toch wist hoe ik naar
'n brief van je uitgekeken en verlangd heb . ..
als h.t uitgedroogde veld naar regen ! ... Och,
had j a ten minste maar nmaal geschreven ...
dat je nog leefde. Waarom, o ! waarom heb
je toch niet...."
Ik heb geschreven ! Bg God zweer ik je
dat ik eens een brief geschreven heb! Eerst
nu heb ik hem in Artel terug ontvangen omdat
hy': onbestelbaar" was, zooals ze 't noemen.
Over de vier maanden heeft dat ding rondge
dwaald! Stel js voor, vier maanden lang!
Ze hebben me in Artel gezegd dat 't kwam,
doordat 't adres niet duidelyk genoeg was.
Wat blief, niet duidelijk?" htb ik gevraagd.
Daar s'.aat toch met g'oote letters: Aan
vennootschap van vijftig personen, hemzelf p!us
negen-en-rveertig andere?
«Men kan niet zeggen waarom verzen mooi
zijn, evenmin als melodieën," luidt het te aoderer
plaatse. Ik weet niet, in hoeverre Van Eeden
musicus is. Ia elk geval vergelijkt hij verzen
dikwijls met muziek, poëtisch gevoel met muzi
kaal gevoel. Deze parallel lijkt redelijk. Toch
is ze, om eens zijne eigen terminologie over te
temen, larie en apekool. De poëzie staat minder
na aan de muziek dan aan de oytrige kunsten.
De muziek is de eenige kunst, die niet nabootst.
De poe ae, de beeldende kunsten, de bouwkunst,
de tooneelspealkunst, elke harer bootst na, uit
het leven, het tastbare en het zichtbare. Over
woorden, kleuren, gestalten, ruimtevormen en
herinneringsbeelden beschikken zij In zinnelijk
aanschouwelijke beelden vertellen zij ons ge
schiedenissen. Waar zij zich niet doen begrijpen,
veroordeelen zij zich bij voorbaat. Laat uw werk
duidelijk zijn, eischen wij van al die kunsten,
en dat uw werk z'chzelf verklare. Zelfs van de
bouwkunst vergen wij, dat, waar desnoods
onderdeelen htt begrip van oningewijden mogen
ontga&n, het doeleinde van het gehed iedereen
helder voor oogen sta. Die nabootsing is niet
mogelijk zonder een bepaald gedacbtenleven.
Zet de dichter, de schilder, de beeldhouwer, de
bouwmeester, de tooneelspeler zijn
gedachtenleven wpg, zco is zijn werk onbegrijpelijk en
ten docde gedoemd Willen zij met hun kunst
materiaal kunst a aken, naast den kunstenaar
heeft de verstandsmensen de materie te bewerken.
Het begrip kan zied niet van inmenging
onthouden. De muziek daarentegen behoeft geene
nabootsing. Zij is dj eenige kunst, welker
grondslag uitsluitend gevoel i». Zij alleen kan
een bepaald gedaehtenleven missen. Uit het feit,
dat Van Eeden gepoogd heeft het versgevoel
en het muzikaal gevoel onder hetzelfde myste
rieuze dak te brenger, blijkt mijns inziens
zonnek'air, dit hij zich volstrekt niet bewust is van
het groote verschil in wezen tusschen beide,
slechts schijnbaar verwan*e eigenschappen. In
de muziek, de absolute, instrumentale muziek,
is klankgevoel hoofdzaak; in de poëzie, Van
Eeden ten spijt, niet. Al wat hij trouwens
verder over muziek heeft geschreven, zijn
gemeenp!aa's3D, uit de groote kast ia allemans
winkel te voorschijn gehaald om eene voorop
gezette stelling te stuiten.
* *
*
Zeer lezenswaardig is hetgeen Van Eeden
omtrent Giza R.tschl'j versjes zegt. Vooral ru
sinds ettelijke jiren in de Hollandsche woord
kunst de eenvoud van de lucht i?, kan het zijn
nut hebber, zijne opoieikiiigen te dien opzichte
ter harte te nemei*. Dat woorden, in diepen
ernst gesproken, ons banaal kunnen toeschijnen,
omdat wij diezelfcb woorden vaak uit banalen
mond hebben vernomsn, inderdaad heeft Van
Eeden ons die voor de hand liggende, doch
veelal vertreden waarheid levendig voor oogen
gesteld. Daar mag men hem in dizen tijd van
onbeheerschte en opgeschroefde kumtdnfo erken
telijk voor zijn. Belangwekkend is voorts de
volgende mededeelicg:
Niet zijn overigens belangrijke gewikstheid, maar
alleen een goedgunstig.; lotsbestiering heelt hier even
als iu de Julia-geschieduiis den Gids-redtwtenr ver
hoed er danig in Ie vliegen. Het werk van Giza is
even echt en onbeholpen als Gnido's Julia onecht
en knap was.
Itts verder wordt er zelfs van ^verraad"
melding gemaakt. Wat mogen wel die goed
gunstige lotsbestieriag en dal verraad zijn ge
weest, die de heeren Van Hall en'Vaa Hamel
verhoed hebben er danig in te vliegen? De
beschuldiging is zoo zwaar, dat de lezer waailijk
wel het recht beeft op volledige onthullingen
ter sake. Zou dit wellicht het geschiedenwje
zijn?: Voordat Willem Kloos en Albert Verwey
Giza Ritschl's verzen hadien besproken, zond
een nieuw au'eur<J3 eene recensie daarover aan
den r.e;r Van Hall, met verzoek die in De Gids
te willen opnemen. Vrij lang daarna ontving de
recensent zijn s1 uk terug mst een brief j s des
heeren Van Hall, waarin deze zijn leedwezen
betuigde het artikel niet te kunnen plaatsen,
aangezien ten der Gids-redaktturs tusschentijds
het voornemen te kenr.en had gegeven, die
verztji zelf te beoordeelen. Zijn stuk herlezend,
zag de recensent, dat er een paar woordjes in
veranderd waren, naar alle waarschijnlijkheid
door den heer Van Hs.1'. Oak meende hij uit.
eenige kenteekenen te oiitdekken, dat zijn artikel
al in handen des zetters was geweest. Kirtom,
het had er allen schijn van, alsof het diogske
aanvankelijk waardig geioag gtki urd was om
in de kolommen van het achtbare tijdschrift
opgenomen te worden. Ruim eene maand later
vcrecbeen de kritiek van profeisor Van Hamel,
en toen trof het den onbikenden recensent, d ;u
beginnelin», met zalige verrassing-, dat het oor
deel van den professor ia menig opzicht
woiideiiiimiiiniiiiiimiMimiiiiiii/n
Kryita de Saldalenl. uid. Daarop zeiden ze
me, dat dat niet voldoende was. Och kom!
ik heb wel dadelyk gedicht dat die brief
onmogelyk dien beelen langen weg terug kon !
Ik zelf ben er lam by geworden," schertste bij
vroolyk.
Och, Jezus... Jezus... Doet 't erge pyn ?"
Nu, dat gaat nog al! Onderweg heb ik
veel pvjn gehad. Maar EU is 't al veel beter;
met jiu, zou ik nu nog wel tot Kascielnica
kunnen loopen !"
Ze liepen langzaam, dicht tegen elkaar aan.
Hy hield het hoofd rechtop, keek met stra
lenden blik rondom zich en over de velden,
kuste haar af en tos, liet zijn hand sjreelend
oeer baar vlechten glijden, vertelde of vroeg
haar uit. Hij zou haar 'c liefst alles wat bij
beleefd en ondervonden had aan a stuk ver
teld hebben en ook van haar alles achter el
kaar hebben willen hooren. Het gemoed was
hem zóó stikkend vol van zalig geiuk, dat hij
meer dan eens ophield met spreken om in luid
jubelend gelach uit te barsten. Het begon
reeds te schemeren, de lacbt boven hen was
grauw, de velden rondom waren kaal, maar
hem kwam het voor dat alles vol blydachap
en glans was, en hem toelachte en hij lachte
vroolyk terug.
Krysta liep naast hem op zy'n arm geleund,
met starenden buk, als iemand d e mst zyae
gedachten ver weg is. Slechts nu en dan sche
nen enkele van Antek's woorden tot haar door
te dringen. Ze was geheel verzonken in ge
dachten als overlegde ze iets. Hare wenk
brauwen waren hoog opgetrokken en over de
gebeele breedte van haar voorhoofd liep n
diepe rimpel die zich als een streep daarop
afteekende. Zoo kwamen ze op den dyk.
O Kry.-ita, ik ben toch zoo gelukkig en zoo
blij zóó bly, als had men mij zoo maar op
eens honderd roebels in de hand uitbetaald !
Och, wat zeg ik daar, honderd roebels ? Neen,
mé£r, veel meer nog! En al had men mij
hondêrdvyftig roebels gegeven, dan zou ik daar
nog niet eens zoo bly rees hebbsn kunnen zy'n
als ik nu ben, dat ik weer bij je ben. Ik heb
toch zoo naar je verlangd! zoo erg Kry&ta,
lijk overeenkwam met het zijne; alleen was het
professorale stuk natuurlijk langer en geleerder
ea academischer. Maar, om op de beschuld girg
terug te komen, indien ze op dit simpel
getchiedenisje berust, kan men Io3h bezwaarlijk
veronderstellen, dat de hooggeleerde ook maar
een ziertjj heeft overgenomen van de ideeën
van den onbekenden beginneling?
Het slot van Van Esdens artikel verloopt in
sociaal-economische beschouwingen, die wat
vreemd doen in een opstel over woordkunst, al
komen ze niet onverwacht voor wie Waarvan
leven, wij? van denzelfden schrijver hebben ge
lezen. Of het hem gelukt is, in die luttele
bladzijden zijne buitengemeene inzichten aan
nemelijk te maken, is eene vraag, die, met het
antwoo-d daarop, buiten het kader valt van dit
opstelletje. De laatste drie bladzijden houden
eene soort van geloofsbelijdenis in, die heel
gevoelvol is en waar de verstokte huldigers van
het meestal gruwelijk misbruikte vl'art pour
l'art" bun voordeel mede kunnen doen. Ik haal
daaruit aan: «Sla eenmaal raak en honderdmaal
mis," om met blijdschap en bewondering te
erkennen, dat Frederik van Eeden, al is het te
betreuren, dat hij zich in zijn bier besproken
opstel niet genoeg heeft vrijgemaakt van
tympatbische en aatipathische gevoelens, een van
de heel, heel weinige personen in ons land is,
die niet bang zijn mU te slaan, a's zij hart
grondig meenen, dat slaan noodig is. Daartoe
behoort moed, groote moed.
A m s t., 27 Sept. 1902. OTTO KNAAP.
NASCHRIFT. Nauwelijks was ik met boven
staand opstelletje gereed, of de open brief van
den heer Edward B. Koster aan Frederik van
Eeden, in dit blad van heden, kwam mij ouder
de oogen. Misschien vindt de heer Koster, wiens
jeugd onverwelkbaar schijnt, bierboven uitsluitsel
op de kwestie Ritschl-Van Hamel-Vau E;den.
Een nienw Vlaams tüfóclirift,
De Vlamingen gaar, te begu.iien met l
Januarie 1903 een nieuw letterkundig tijd
schrift uitgeven, het Maandschrift Vlaanderen
Do Redaksie bestaat uit Slijn Strcuvels,
Herman TeirliccV, E. de Bom, A. Verineylen,
A. Hegenscheidt en P. van LiLgendonck.
Er zal wel hier en daar beweerd worjen dat
er geen voldoende reden van bsstaan voor zulk
een tijdschrift te bedeaken is: er zijn periodie
ken genoeg, en de beste Viianse schrijveis
krijgen gemakkelik hun wetk geplaatst ook in
Noord-Nederland.
Die redenering pist volkomen bij het oude
kongres-idee : d spelling, j spraikkunst voor
Noord en Zuid ; de taaloroeders, door politiek-3
grenzen gescheider, ia de letterkunde weer ver
enigd. Al werd het r.iet altijd even duideLk
uitgesproken, de Noorderbroeders voelden zich
gewoonlik de sterksteu en waren meest over
tuigd dat de Zuidehke bondgenoten, de zwakken
die wat achterhk waren, zich naar hen te f cbikkeo.
hadden in taal en htteren. Van de fpjlling
uit zou de gelijkmaking beginnen ; het Woorden
boek zou een hulpmiddel wurden om 't Vlaams
te beschaven; de kromspraak zou verdwijuen,
de uitspraak overal dezelfde worden Er waren
verdienstelike Vlaamse schrijvers, maar huu
wendingen herinnerden Ie veel aaa 't Frans;
ze gebruikten te veel Franse of (te ver gedre
ven purisme) letterl.k uit het Frans vertaalde
woorden, soms Log wel vertaald in striji met
het N;derlands »1aa'eigefc". Menige Vlaamse
uitdrukking klonk ook ooers. Weiden dergelijke
fouten verbeterd zoals iu een bloemlezing
wel gebeurde dan bJetk zo'u Vlaamse schrij
ver mee te mog-tn (loer.
Zo was niet het algemene oordeel, zo werd
ook maar zelden gtsprokeu, maar zo dacht tocil
menige kongres-bezoeker eii n ffisiële letterkun
dige". En zo doctilea v-eel gewone lezers.
Toen kwam in de Naderlaudse literatuur de
beweging die veelal naar het jiar '80 of naar
de Nieuwe G.ds genoemd worüt, en die onge
veer samenviel met een l erziening en vernieu
wing van de gangbare dei kbaelden en opvat
tin g-n in de taalwetenschap. Het Vlaamse
land Hel zich ook horen : hei tijdschrift «Van
Nu en Straks" was het orgaan van de voorgangers
onder de j mgereu. 't Werd die jorgeren wel
eens kwalit genomen dat ook zij zie i beschouw
den als de apos'elen vau een nieuwe tijd:
't was hun mimerp in Njord-Nederlacd al
voorgedaan, ze hadden maar te volgen; en dan,
er was zoveel kaf oider 't koren. Maar toch,
er waren jongens onder die jongeren, waar de
manueu die ze worden zouden, al in te kennen
waren. Toen //Van nu en Straks" verdween
bleven de namen van enige medewerkers in ere,
ea kwamen van tijd tot tijd in
Noord-Niderlauds: maand wtrkeu voor.
Eu uu mag een auteur als Stijn Slreuvds
schrij?en in een taal d.e van 't gebra.kehk
4;iiiiiiiiifiiimiimiiii iiimiiimiuiiimiiMimiiniimiuiiuiultlHiiili
dat weet j.; r.iet! Wat? wat zeg je, Ivy^ta?"
Ze Lad niets gezegd, meende ze. M»ge:iuk
was aan haar lippsn een woord vau wanhoop,
vaa vertwijfeling ontsnapt ze witt't niet....
Nu maar kyk toch niet aldoor naarden
grond, Ktyita! Kyk my liever aan!... O,
jou oogen heb ik zoo vaak voor me gejien,
b!;na altijd, ook toen ik heel ver weg was
dai\', aciter de zee ... Dus dus van Walck
heb je 't gehoord dat ik terugkwam?"
Ze had het hoofd opgeheven. Ja, daar
straks pas ...."
Wanneer ia hy bij jelui geweest ?"
Ik heb hem onderweg ontmoet....'
Waarheen wilde je dan gaan V"
Haar gezicht werd \uurrood. Och Antek,
ik ... ik was maar zoo ..." Op eens herin
nerde ze zich en voelde 't ook dat ze
het, voor zijn z'telenheil bestemde geld, in het
lapjs gewikkeld, nog vast in de hand gedrukt
hield. En onwillekeurig, als vaag daartoe ge
drongen zei ze : Vandaag is 't Allerzielen."
De soldaat zuchtte. Schenk ze de eeuwige
vrede, o Heer ! wees hen genadig en laat uw
goddelijk licht over hen schijnen."
t\men !" voeg'ie Krysta er met zachte stem by.
Hij het hoofd alweer opgericht, lachte, en
naar het dorp wijzende: Zio eens wat 'n
rook er uit al die huizen opstygt. Zouden de
vrouwen bezig zijn brood te bakken-, of wat is
er toch aan de hand? Zie je we), Ktysta?"
Ei zonder haar antwoord af te wachten, ging
hij levendig voort: Wees gegroet, grauwe
rookwolken, rook van ons kreupelhout l Hahaha !
En ik die r.iet gedacht had 't ooit meer te
zullen beleven ... om nog eens thuis te komen . ..
en jou weer te zien ! God zij lof en dank ! ...
Laten we wat vlugger loopen, Krysta. Zou
moeder 't al weten 't. . ."
Hij beefde van ongeduld en zy'n bruin ver
brand ingevallen gezicht straalde van geluk.
Vol overmoed vatte hij haar om het middel
en kuste haar. Goddank dat wij nu weer bij
elkaar zijn, nietwaar Krysta ?''
Ja Antek... bij elkaar..."
En ben je ook gelukkig, meiske ?"
O, zoo gelukkig ! ... zóó gelukkig dat 't
NIEUWE UITGAVEN.
Het gemeente archief. Verzameling van be
scheiden voor de gemeenteadministratie. Ie
jaargang. 4j cfl Groningen, J. B. Wolters.
De Architectuur in hare hoofdti/jdperken,
door HEKRI EVERS Aft 5 De Romeinen. Gro
ningen, J. B. Wolters.
liriecen van Nicolaes van Reigersberch, aan
Ilugo de Groot Uitgegeven door dr. II. C. ROGGE.
Amsterdam, Johannes Muller.
Eobied voor htt levend materiaal in de
tuinkumt, door GKERTEUIDA CAKEI.SEN. Haarlem,
H. D. Tjeenk Willink et Zoon.
Bijdragen tot de Geographie an Eomeo's
Wettirafdeeling, door J. J. K. EXTIIOVEN. 7e
sttk. Leiden, Boekhandel en drukkery, voorh.
E. J. Brill.
»literair" Nelerlands heel ver afstaat; bij mag
riet alleen Vhamse woorden bedgen, maar zijn
taal mag vol zijn van gewestelike eigenaardig- \
heden, die voor veel Vlamingen zelfs verklaring ]
nodig hebben; toch wordt hij met volle waar
dering gelezen en staan zijn bijdragen vooraan
in de tfl;veringen van de Gids. j
't Kon schijnen dat hier een krachtig
a'gument geleverd was tegen het oprichten van een '
eigen Vlaams t'jdschnft. Maar: de krachtigste
Vlamingen zijn zo, als Stijn S'reuvels, hun
eigen weg gegaan; ze hebben zich niet laten
normalizeren; hun taal is Vlaams gebleven; ze
spreken vau 'c Vlaamse land, vaa Vlaimse
mensen en toestanden; zij zien uit Vlaamse
ogen. Daarom is hun kunst, niettegenstaande
de hogere eenheid van alle kunst, er toch een
op zichzelf, m-jt een eigen karakter; een kunst
die als de kunstenaar het produkt is van zijn
volk en zijn tijd, en 't b-st verstaan wordt
door gelijkgevormden. De zelfbewuste kracht
wil wel baas zijn ia eigen huis, al is er ge
legenheid te over om onder cea vreemd dak
een behooil k onderkomen te vinden. Volkomen
vrijheid, die ontwikkeling van alle krachten
toelaat, heeft men alleen binnen eigen muren;
en de gelegenheid om samen te werken met
wie men ztlf kiest, tot zich te trekken, wie
nog te zwak is om in den vreemde te gaan,
geeft alleen het eigen dak.
Als het Algemeen Nederl. Verbond al wat
Diets is Famen tracht te brengen, dan komt
zeker de Vlaming onmidiellik naast de
NcordNtdeilander te staan. In dat Grjot-Nederland
is er geeu verschil tusschen Njord en Zuid;
daar zijn het Zuid-Afrikaans en bet Vlaams en
wat wel eet s het Hoog-Nsdtrlands genoemd
wordt maar n taal.
Adders is 't in de literatuur, die in het diep3t
van 't individu, van het volk, geboren wonlt.
Wie dat zo gevoelt zal met instemming de
woorden kunnen lezer, waarmee VlaanderenV)
door de Ritaksis aangekondigd wordt.
Het zal zijn", staat er ia ds circulaire, yde
volledi2st3 en zuiverste uiting vau het groeiende
geestesleven in Zuid-Nederland.
»Wij rasenen, dat zulk eeii uitgave er komen
moest en dat thans vooral het oogenblik gunstig
is: in Vlaanderen l.etft de jongere beweging
haar recht doen gelden en is de slrijd u
tgestreden. Nu kunnen alle waarlijk levende kiach
ten, van oadrr eu nieuwer geslacht, op breeder
grondslag samcnweiken tot veredeling van eigen
taal en bewustmaking van eigin weier. D.t
kmnen zij zuiver Ier en vollediger in een spe
ciaal Vlaamsch tijdschrift, dat het gezamenlijke
Vlaamscbe geestesleven wil weerspiegelen.
«?Zuid-Nederland bevindt zich in eene andere
ontwikkelmgspbase dan Holland, eu 't werk der
Vlaamsche schrijvers d^eut dan ook van een
eenigszins ander standpunt ingezien eu beoor
deel! te wordec.
Velerlti om^tand gheden werken te zamen
om deze liteiatuur eeu eigen groei te verzekeren.
Strevend naar eenheid met de Holland^che, doch
hiervan genoegzaam verscheiden om eigen maat
staf voor kritiek te mogen vergen, za! iu «Vlaan
deren" ook beter haar oorspronkelijkheid uit
komen".
Lr.cht zal een voorstander van de
VlaamsNederlandse eenheid vrezen dat hst ontsnai p;n
aan de krietiek van het No'jrden de Zuidehke
kunst niet voordelig wezen zal. Maar het Noorden
zal z'n krietiek niet sparen, al heeft bet niet
nit te maken of een bijdrage al dan niet in een
maandehkse sfl:vering opg^no.nen zal worden,
en dat oordeel zal ook wel tot, Vlaanderen door
dringen. Voor wie inziet dat htt individu alleen
dan iets voir de gemeenschap kan betekenen
wanneer het zich als individu heeft kunnea
ontwikke'er, is er alle reden, om met belang
stelling en vertrouwen het nieuwe tijdtchr.ft
teg( moet te zien.
J. L. C. A. MEIJKK.
1) Uitgever C. A. J. van Dishoeck te Bussum.
Zie de circulaire.
is, a'sof mijn hart barsten zal... van geluk !"
Z3 drukte beide handen op de borst en
steunde zacht. Haar gelaat werd afwisselend
rood en bleek en ze baalde hijgend adem.
Vaag, onzeker keek ze rond. Zs waren voorby
den di;k gekomen en liepen langs de tuinen.
Het dorp was reeds vlak bij.
Zuchtend bleef Antek stilstaan en wreef zijn
been. Ach, ik wilde zoo haastig loopen en nu
gaat 't toch niet!... Ik heb me onderweg te
veel ingespannen." Krysta was 't alsof ze
een brok in de keel had zitten ; slikken kon
ze bijna niet. Een oogenblik aarzelde ze ...
daarop hief ze haar gezicht, dat er vaalgrauw
uitzag, tot hem op en zeide toonloos:
Loop jij maar hr;el langzaam aan, Actek,
dan vlieg ik alvast vooruit... om 't aaa moeder
te zeggen.''
Och neen! doe dat niet.... Bly'f hier en
laten we liever samen gaan."
Maar ik kom dadelijk weer terug.... Ga jy
maar heel kalm, Antek. Je zult 't zien, ik ben
weer dadelijk hier." En voort ijlde ze.
Wacht toch, lOysta .,. wacht 'n oogenblikje"
riep Antek haar na. Maar zij wachtte niet. In
tegendeel verhaastte zy hare schreden. Ze was
reeds een eind ver weg, terwy'l hij nog op de
zelfde p'aats stond en zijn been wreef.
Plolsefing keerde zs zich om, liep terug en
viel hem onstuimig om den hals.
Heb je me lief, Antek? heb je me werkelijk
lief?'1
Hy wilde antwoorden maar zy drukte hare
lippen vast op de zyne en vlijde zich aan zy'n
borst. Een wilde, wanhopige smart lag in deze
liefkozing. Antek lachte stralend: Zie je, nu
ben je toch tot me teruggekomen!"
Ze rukte zich met geweld van hem los. Ga
jij nu maar heel langzaam. Antek, voetje voor
voetje" zei ze, ik zal vooruit loopen om moe
der te vertellen dat je komt, en dan keer ik
weer terug... dadelyk! Nog vóór dat je by
dien wilg c'a<ir zult ziin, ben ik al weer terug,
Antek!"
Sael verwyderde zij zich; de laatste woorden
stierven weg in de nevelige avondlucht.
GEAAF LEO TOLSTOÏ, Wat is Religie en waarin
bestaat haar weeën? Gouda. J. T. S
wartsenburg.
De nood der gemeenten en de middelen tot
uitkomst, door L SIMONS. Amsterdam, Scheltema
& Holkema's Boekhandel.
Waar vele millioenen reeds gebleven zyn en
Waar vele millioenen nog zullen bly ven. Eenige
zeer noodige toelichtingen en nog wat, door
G. ROESSINQH VAN IiEESos. LaideD, S. C. van
Doesburgh.
Inhoud van Tijdschriften.
Di XXe Eeuw. ICb afl.: Primavera, door
Nico van Suchtelen. De Heilige Tocht, door
Ary Prins. Zomernachf, door Albert
Verwey. Boeren- gezin, door J. EvertsJr.
Aeolie of de wind door den Gulden Winckel,
door L. van Deyssel. Ia 't Stadje, door H.
Bonma. Kunst.door Ksrel van de Woestyne.
Muziek, door J. C. Hol.
laai en Letteren. 93 Afl.: J. Koopmans,
Saghelyn van Jeruzalem. J. Koopmans,
Mevr. Kooistra haar Gidsstuk. J. C. L. A.
Meijer, Indische Letterkunde. M. M.
Kleerkooper, Engelsche gedichten door Starter
nagevolgd.
Europa. lOa Afl.: Kalverliefde, door M. J.
Brusge. Incognito naar Andréas Silomé.
Rinalo, door Oaida. Een boekenpraa'je, door
Cenatos.
De Levende Natitu : 7a Afl : Spricgzaad (met
14 illustraties), door E. Heimans. Rokaija
(met 8 illustratie?), door A. H. Biaanw.
Gymnadenia Odoratissima, een nieuwe indigeen
(met 10 illustratief) door A. R. Schouten en
J. Jeswiet. De Satnaragdhagadis (met 2
illustraties), door H. C. Dalsman Jr. De
Ornithologische Vereeniging op Texel (met 2
illustraties), door Jac. P. Thysse. Uit ons
dagboek (met l illustratie), door D. en B. de
M. Overzicht der voornaamste waarnemin
gen op ornithologisch gebied van l Mai 1901
tot 30 April 1902, door mr. R. baron Snouckaert
van Schauburg.
Teekenen des Tijds. 5? Afl.: Evangelie en
moderne moraal, door P B. Westerd\jk. Wat
is het verschil en de overeenkomst tusschen
de oude kerkleer der erfzonde en de
erfelykheid der wetenschap, door P Steen. Waarom
beoefening van ideëele, vooral van theologische
wetenschap ?, door C. M. ten C»te. Iets over
de kruisiging van Jezus, door v. H. Kroniek:
De verschillende partyen in de Ned. Herv.
Kerk. Seheidsgerecht onder de schoolgaande
kinderen, door G. J. A.
De vrije Opmerker 869 Afl : Onze couranten.
Politieke brieven. Sluit Schiedam. Een
Eogelschman over Engeland in Zuid- Afrika.
Iets over onze posterijen. De drankwet.
Ean ambteraarswet. Zyn we nogineenvr\j
land ? Voor hoofdopzichter der reiniging
is geen kennis noodig. Gaven. Een
bodeckelyke fout in de Staats-Courant. De
rechten der vrouw. Instantané's uit
ZuidAfrika Een heilinstituut te 's Gravenhage.
La Revue. 19a Afl.: Dr. Cheinisse, Comment
on enseigne la morale en France. Elisée
Reclus, Riiateia la Sicieé. Carmen Sylva,
Piriu, la dernière ree. Dr. E. Rsgif, La
foule dans l'art dramatique G. Saint Aubin,
Souvenir B irédits de la vie de Leconte de
Lislp. Henry Paris, Lss Frarcjiis dans
l'enseignement secondaire en Allemagne.
Leconte de Lisle, Poësies inedites. Edouard
Schuré, L« miroir de Ia vie. Marius Ary
L^blond, L^ peinture Sociale Beige (Gjravures).
Rudyard K'plinsr, Ntfcngay Doola. Analyse
des revues. Caricatures politiques (9 giav.).
Niderland 10e Afl.: Mr M. G L. van Loghem.
Geen druiven van doornen. Is. Q lérido
Moderne werkers, Frans Coenen (vervol?.)
Joha^na Steketf , Onrust. Vera, Eencff^r.
Kroniek. Poëzie: Jaeob de Haan, Dood
kind in de Snykamer.
uiuiitiiiiniiiiiiiitiiiiiiiiiiimiiiiiiiii
IIIIIIIIIIIIIIIIUM
40 cents per regel.
tmMiiilMiiiiiiimiHiiiiifiitiiifiiniimitmiiiiimitiiiiififiMiHMiii
A KAI.SHOY KJ?,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren ~ Stemmen Ruilen.
Op de bank achter de tafel zat Pawel ia een
rieuwe pelijas met de muts achterover gescho
ven en telde het geld na, dat hy op de jaar
markt voor twee jonge oss.en ontvangen had.
Naast hem zat de oude Karbowiak rog in haar
ZonJ8gjche kleeren en met kettingen van glas
en bloedkoralen om den hals. Ze had de elle
bogen op tafel, steunde met de kin op de hand
en keek met moe-knippende oo^en op het
u'tgetelde geld, wat soeserig door een (ractatie
onderweg in de herberg. Ia een hoek van het
vertrek, dicht by' den haard, wiegde de doove
Anna bet kind en lepelde daarby gretig uit
een br>rd overgeschoten soep. Daar werd de deur
geopend en K ysta kwam naar bicnen gestoven.
Ev«n keek ze de kamer rond en bleef toen bij
het bed staan. De hardop tellende jonge man
keek op en ziceeg. De oude vrouw wendde het
hoofd om: Kiysta!'1 riep ze met onzekere
stem. Waar ben je toch zoo lang geweest?"
Krysta antwoordde niet. Hare lippen waren
vast op elkaar geklemd, het gezicht doodsbleek
terwijl de oo^en twee groote zwarte vlekken
schenen. Ze wierp den doek van het hoofd, trok
haar schort IOP, stopte den lap waarin het geld
gebonden was onder het hoofdkussen, keek een
oogenblik niar de moeder, toen naar het kind,
rukte den rozenkrans van haar hals en liep
haastig de andere deur weer uit.
Wat is er toch te doen ? Waar gaat Krysta
heen?" vroeg de oude vrouw, rillende van de
ijzig-koude wind die door de opengebleven deur
naar binnen woei. De jonge knecht zat met
groote oogen te staren en het geldstuk dat hy
in ce haad had gehouden, lolde over de tafel.
Krysta rende weg. Ze vloog floor den tuin
en het kleine stuk weiland heen naar het water.
En toen ze by den stroom stond, die geweldig
gezwollen was en met dof geraas voortbruischte,
sloot zy' de oogen, trok de schouders op en
met beide handen voor het gezicht, sprong ze
in de diepte, zonder 'n geluid te geven.
Op het zelf<le.. oogenblik trad Antek de kamer
binnen.