Historisch Archief 1877-1940
I*. 1321
DE AMSTERDAMMER
A°. 1902.
WEEKBLAD YOOE NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Mi blkd U verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capncinw tegenover het Grand Café, te Parjj».
Zondag 19 October,
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel , 0.40
uit Duitechland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle fi ialen dezer firma.
I K H O C Di
VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Dure huishouding
door dr. O. W. B. Hit laatste pantserschip in de
Tweede Kamer en nog wat, door G. De
suikerkwestie, door O. B. J. Bentfort Wetenschap
pelijk onderzoek van onze Koloniën, door V.
Een Held, (met portrtt), door K. 80CIA.LE
AANGELEGENHEDEN: Organisatie van procu
reurs- en dearwaardersklerken, II, (Slot), door
Gerard G Lenseliük. Th Kirknp. Geschiedenis
van het moderne socialisme. Naar bet Engelsch
bewerkt door J. en W. van Woensel Kooy beoor
deeld door B. KDNST EN LETTEBEN : Muziek
in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Ten
toonstelling in het Sted. Museum van werken door
de dames M. de Boode-Heyermans en A. Duthil en
de heeren M. l'roekman, C. J. v. Hoef en 8 H.
de Koos, door J. W. N. De wonderen van den
Antichrist, door Selma Lagerlöf. Vertaald uit het
Zweedsch door Betsy^Nort, beoordeeld door v H.
Wijsbegeerte aan de Hoógescholen in Nederland,
door dr. H. C. Maller. - De Licht-geneesmethode
volgens Finsen, door dr. C. H. van Herwerden, be
oordeeld door dr. K. FEUILLETON : Margi eta's
Bedevaart, vau CJara Viebig. Naar het Duitsch,
door M. v. O. RECLAMES. VOOB DAMES:
Haagsche Vakschool voor Meisjes, door Elise A.
Haighton. Zorg voor gebrekkig* kinderen, door
J Rinkes Jr. Allerlei, door Caprice. Uit de
Natuur, door U. Uit de laatste Portefeuille van
W. O 3. Nieuwenkamp. Tentoonstelling W. O. J.
Nieuwenkamp, door Jan Feith. Het ethnografisch
museum te Leiden, door L. Laeomblé. SCHAAK
SPEL. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE
KBONIEK, door D. Stigter. De fluit van Stevens,
door Henri Ludolph. INGEZONDEN. -
ADVEKTENTIEN'.
MmmiiMiiiiiiiliitiiiiiiiiHi
Dure huishouding.
Tot afschaffing van den euikeraccijns
kan niet worden overgegaan, omdat de
schatkist deze millioenen onmogelijk kan
nissen!
De voorgestelde opheffing der Staats
loterij wordt bestreden, omdat deze zonder
linge staatsbemoeiing een aardig duiije
aanbrengt!
Voor sociale hervormingen, die in nabu
rige landen reeds lang zijn ingevoerd, is
in Nederland geen geld!
Enz. «nz., het is altijd hetzelfde klaag
lied ea intusschen wordt er nooit -ernstig
gedacht of misschien bezuiniging .mogelijk
is; of -de geheele staatsinrichting van
Nederland misschien ook op t«
weelderigen voet is ingericht.
Niet of hier of daar de post van een
bode of «en ambtenaartje op de begroeting
kan worden geschrapt, maar ofdegebeele
opzet van onze staatshuishouding in over
eenkomst is'met de beteekenis onzer natie
en vooral of de behoeften, die aan den
eenen kant steeds meer uitgaven vorderen
en waaraan niet of slechts al te spaar
zaam kan worden voldaan, het niet noodig
maken aan den anderen kant in te krim
pen, zij het ook op uitgaven, die vroeger
geoorloofd waren of die althans toen ter
tijde niet iets beters, iets meer dringend
jioodigs tegen hielden.
Om ditmaal niet te epreken van oorlog
«n marine, wil ik wijzen op de ontzaglijke
«ommen, die voor water.«taatswerken wor
den uitgetrokken, die voor justitie steeds
worden gevraagd en het onderwijs aan
drie (vier) Hooge scholen vordert. Dit
laatste kent, om zoo te zeggen, geene gren
zen, wanneer beweerd wordt, dat de weten
schap de een of ander nieuwe ambtenaar,
nieuwe inrichting, nieuwe uitbreiding van
gebouwen of werkplaatsen vordert, dan
moge dit een korte poos aarzelend door
een 'minister worden tegengehouden, steeds
eindigt de regeering met het toe te staan.
Een voorbeeld levert d't jaar weer de
begroeting van Waterstaat enz., en dat
ik wil aanhalen, juist omdat het aanleiding
geeft te wijzen op de bezuiniging in groote
richting, die het eindelijk tijd wordt onder
de oogen te durven zien.
In deze begrooting lezen wij:
De navolgende werken dienen in de
eerste jaren uitgevoerd, te worden, zal de
Rijksveeartsenijscbool geacht kunnen wor
den op de hoogte yan haar tijd te blijven:
I. a. Een gebouw voor het onderwijs in
ziektekundige ontleedkunde en bacterio
logie met daaraan verbonden bijgebouw
met secties en pathologisch-anatomische
demonstratiën f 50,000.
b. Inrichting van de ub a genoemde
Jocaliteiten ?6000.
IL Afbraak van het bestaande houten
gebouw en bet maken van eene manege
met daaraan grenzende lokalen voor
travail-bascule, radioscopie en chirurgie
?20,500.
III. Een plantenkas /"l 100.
IV. Een houten wachtlokaal voor het
publiek bij de praktijkzaal ?1000.
V. Verschillende verbeteringen en ver
anderingen in bestaande lokalen en stallen
?6150.
Totaal ? 8(4,750.
In verband hiermede wordt nog een
jaarlijksche uitgaaf van ?2200 coodig
geacht ter uitbreidirg van het personeel
van leeraars. Om in ronde cijfers te spre
ken kan men zeggen, dat er voor deze
j inrichting van onderwijs weer opnieuw een
kleine ton gevraagd wordt en in het ver
volg eene vermeerdering der jaarlijksche
uitgaven van een paar duizend gulden.
Waartoe dient nu die school, welke zijn
de onkosten en wat levert zij op? Hierop
vinden wij een gemakkelijk antwoord in
de jaarverslagen, zooals zij voorkomen in
de officieele blauwboeken van den land
bouw. Op de Siaatsbegrooting wordt wel
iswaar in de laatste jaren gemiddeld een
bedrag van ? 88 000 ieder jaar uitgeirok
ken, doch daartegenover staan verschillende
inkomsten, die gemiddeld ?22,000 bedra
gen. De werkelijke onkosten zijn echter
als volgt, zooals zij tot heden zijn gepu
bliceerd :
(xam.kosten fnmen
in 1895 ?58,72-2.99 + ?3000 ? (H,72:2.99
, 1896 ,59,48290-' +. 3'00 * 62,i82.!i65
, 1897 , 65 1-^.66' + , 3000 , 68 127.663
, 1893 , 58,501.18r' + ,3000 6150H83
, 1899 , 75,063.03 + 3000 , 78063.03
Over vijfjaren /331,9üO.B35
De resultaten, die de school opleverde,
waren als volgt:
in 1895 slaagden 9 jongelui als veearts
1896 . 12
* 1897 , 8
, 1898 12
, 1899 n 16
samen o»er vijf jaar'57
Iedere veearts heeft das vijfduizend
acht honderd drie en twintig gulden
gekost.
Al loopen deze getallen slechts tot 1899,
het is zeker dat na dat tijdstip geen ver
betering is ingetreden ; de begrootingscijfers
wijzen het uit en bovendien zien wij, dat
de uitgaven crescendo gaan. Men moet
ook niet uit het oog verliezen dat de
feitelijke onkosten voor deze opleiding voor
het beroep van veearts zeer veel hooger
zijn, omdat geen rente van de in gebouwen
enz. vastgelegde kapitalen is berekend,
zooals b.v. op de begrooting van dit jaar
weer ?84,000 is aangevraagd.
De vraag is zeker niet ongepast of zulk een
bedrag van bijna ?6000 voor iederen veearts
niet waarlijk wat veel gevorderd is uit de
algemeene kas en of zij evenredig is aan
het nut en althans bezuiniging niet mogelijk
zou wezen?
In geheel Nederland zijn nog geen 200
veeartsen gevestigd en een jaarlijksche
aanvulling met ongeveer een elftal, zooals
het gemiddelde aanwijst, schijnt inderdaad
voldoende; voor de gewone praktijk zijn
zij slechts noodig in streken waar wel
varende veefokkers wonen en in de steden
vooral voor de houders van luxepaarden.
Op het platteland van vele provinciën,
zijn zij slechts zeer spaarzaam aanwezig,
omdat bij de kleine veehouders hun diensten
zelden gevraagd worden en er voor hen
geen bestaan te vinden is.
Het veeartsenijkundig Staatstoezicht
heeft velen van hen echter noodig als
district- en plaatsvervangend districtveearts,
ter bestrijding van besmettelijk veeziekten.
Wij "willen de vraag niet stellen of een
Veeartsenijkundig Staatstoezicht nog wel
gewettigd is nu het Geneeskundig Staats
toezicht is opgeheven, maar toch of deze
tak van dienst alleen reeds voor de op
leiding van personeel zulke aanzienlijke
offers mag vorderen ? l)
Hoe dit zij, aan de behoefte is op veel
goedkooper manier te voldoen en dezelfde
Begrooting van Landbouw geeft den weg
aan. Evenals veeartsen zijn (r jaarlijks
een beperkt aantal houtvesters noodig;
hun geheeie opleiding kan hier te lande
niet geschieden. Ten einde daarin te gemoet
te komen, worden zij na een toelatingsexamen
aangenomen als zoogenaamde rijksalurnni
en ontvangen als zoodanig gedurende enkele
jaren eene rijkstoelage om in het buiten
land hunne studiën te voleindigen, waarna
zij, mits voorzien van gevorderde diploma's,
in aanmerking komen voor eene benoeming.
Dit voorbeeld is in den laatsten tijd gevolgd
bij de studie voor leeraren in
landbouwkunde en tuinbouw.
Ook deze kunnen met behulp van eene
Eijkstoelage in staat worden gesteld zich
voor hun aanstaand vak verder te be
kwamen in het buitenland en worden
aangenomen order denzelfden titel. Deze
rijksalumni ontvangen gewoonlijk gedurende
twee of drie jaren elk eene tegemoetkoming
van ? 800 ieder jaar.
Het is proefondervindelijk bewezen, dat
deze wijze van opleiding doeltreffend is,
wanneer een niet te groot aantal bevoegden
voor een bepaald vak noodig is en dit vak
geen specifieke Nederlandsche eischen van
kennis omvat. Aan beide eischen voldoet
1) Wel zijn onder de jaarlijks toegelaten vee
artsen ook eenigen bestemd voor paardenarts
bij het leger, doch ware deze vorming hoofdzaak,
dan zou in «Hen geval hun opleidingskosten
behooren pp de Begrooting van Oorlog en niet
als een uitgaaf ten behoeve van den landbouw
mogen te boek staan.
de betrekking en de studie van veearts;
in het buitenland zijn uitmuntende scholen
en de behandeling van zieke dieren kan
er niet anders zijn dan hier te lande.
Indien onder de noodige waarborgen, zof>als
ook voor de andere bovenbedoelde
»Rijkskweekelingen'1 geschiedt, voor aanstaande
veeartsen toelagen werden beschikbaar
gesteld, zouden er gemakkelijk evenveel
jongelui gevocden worden, die er van
wenschten te prijfiteeren als zich nu aan
melden voor He veeartsenijkundige school
te Utrecht. Het kan geen bezwaar ont
moeten diegene, die zich niet van te voren
voor paardenarts of op andere wijze aan
Rijksdienst verbonden hebben te verplichten
in bepaalde plaatsen tijdelijk althans zich
te vestigen als praktiset rend veearts, nu
juut dezer dagen de R^geering aan aan
staande vroedvrouwen, die haar opleiding
op Rijkskosten ontvangen, die voorwaarde
heeft gesteld.
Enkele plattelandsgemeenten, die het
vestigen van een veearts in haar midden
wenschelijk achten, zouden bij voorbaat
de betaling van zulk eene toelage op zich
kunnen nemen. Op die manier zouden de
onkosten voor iederen veearts gemakkelijk
kunnen worden teruggebracht tot de helft
of een derde van het bedrag daaraan thans
ten koste gelegd en ieder jaar, zooals wy
zagen, steeds klimmende.
De schatkist zou er op eenvoudige wijze
elk jaar een halve ton aan verdienen en
reeds dit jaar beginnen bovendien een ton
te behouden.
Ja, maar dat gaat niet! hoor ik van
verschillende kanten al roepen, doch daar
tegenover sta de vraag, waarom niet?
Zeker, iedere tak van dierst acht zich
zelf allicht onmisbaar; wie aan het hoi fd
staan willen hem steeds zoo goed mogelijk
zien ingericht en hem in overeenstemming
houden met de toenemende eischen van
den tijd ; de bureaux en de administraties,
die er aan verhonden zijn, zullen nimmer
nalaten bij den Minister erop aan te dringen,
hoe de eene of anifev?, verbetering noodig
is, 't ligt in den aard dat zij nimmer zullen
adviseeren tot inkrimping, omdat zij hun
eigen beteekenis daardoor zouden ver
zwakken, maar dit neemt niet weg, dat
de burgerij, die ten slotte alles moet be
talen, het recht heeft van tijd tot tijd een
schouwvoerin-g te houden om na te gaan
of er niet het een of ander is wat, zij het
met een ietwat plechtige uitvaart, overboord
kan worden gezet.
In het bovenstaande heb ik met duide
lijke cijfers een voorbeeld gegeven; indien
op die wijze, zonder al te angstvallig te
letten op voorkeur, op standsbelangen, op
bureauadviezen of traditie, ook in andere
richting den blik geworpen wordt, zou het
niet zoo heel rnoeielijk zijn meer dergelijke
staaltjes van dure huishouding te vinden.
Indien een ernstige wil in toepassing
werd gebracht om daarin bezuiniging aan
te brengen zou het blijken, dat er veel
kon worden aangevat, waarvoor thans
gezegd wordt geen geld beschikbaar te
zijn. . G. W. B.
Het laatste pantserschip ia de
Tweede Kamer, en nog wat.
Ten vervolge op onze artikelen in de
nummers van dit blad van 24 en 81 Au
gustus j 1., waarin wij de aanneming van
het wetsvoorstel voor den bouw van nog
een pantserschip type Koningin Regentes
op technische en economische gronden be
slist ontraadden, zij nog een enkel woord
gewijd aan de behandeling van het wets
voorstel in de vergadering van de Tweede
Kamer van 30 Septemper j.l.
Zooals reeds vooruit gemompeld werd,
zouden de leden van de anti-revolutionaire
en van de katholieke partij besloten heb
ben om vóór te stemmen, en daardoor
was het lot van het wetsvoorstel daar
deze leden de meerderheid uitmaken
beslist.
Dat onder die omstandigheden de
discussiën niet uitgebreid waren behoeft geen
betoog. Na zeer goede redevoeringen tegen
de aanneming van de voordracht door den
liberalen afgevaardigde Goekoop en door
den socialistischen afgevaardigde
Hugenholtz kwamen de verdedigers van het
pantserschip aan het woord bij monde van
de heeren De Visser en Van Vlijmen. De
belangrijkheid van het discours van den
laatste wordt voldoende gekenschetst door
de zeer juiste woorden van den overzicht
schrijver in Het Volk aan te halen, dat hij
sprak, of liever las, onder algemeene af
wezigheid van aandacht; terwijl de heer
De Visser de hoofdzaak zoo goed als ge
heel onaangeroerd liet. Zeer ten onrechte
was het, dat de heer De Visser de liberalen,
die indertijd gestemd hadden voor de drie
schepen type Koningin Regentes onder het
bewind van minister Roëll voorgesteld, nu
ook opriep te stemmen voor dit schip. Al
heeft men zijn stem gegeven aan de voor
gaande schepen, dan behoeft men toch
niet voor alle volgende schepen te stemmen.
Over de verdediging van den Minister,
die daarna aan het woord kwam, zullen
wij zwijgen; men raadplege, om het
juiste te weten, maar eens een der toe
hoorders.
Slechts op n punt van het door den
Minister gesprokene moeten wij terug
komen. Door den heer Goekoop was er
o. a. op gewezen, dat de bouw van een
pantserkruiser nog de voorkeur zou ver
dienen. Met die voorstelling kon de Minister
niet medegaan. »De eerste voorwaarde voor
een dergelijk schip zou moeten zijn een
grcote snelheid bijv. van minstens 20 mijl"
(dat is juistj »en om deze te
ver»krijgen zou men nagenoeg alle strijdkracht
»moeten opofferen, hetgeen ongeveer zou
»leiden tot een type Holland met wat
»meer pantsering; wilde men zulk een
krui»ser ook genoegzaam of- en defensitf
»vermogen geven om op voldoende wijze
»in Indiëte kunnen optreden, dan zou
»men een schip krijgen van minstens
lus»schen de 7500 en 8000 ton, voor een prijs
»van wellicht 11A millioen guldtn. Met
«dergelijk schip zou ik hier in de Kamer
miet durven aankomen".
De heer Mees lachte en vond dit
blijkens zijne gesticulatiën glashelder.
Maar het Is duidelijk, dat alles besloten
ligt in de qualificaiie van «genoegzaam
ofen defensief vermogen." Blijkbaar wenscht
de minister ook aan boord van dezen
pantserkruiser het zoo veroordeelde zwaar
feschut. Maar hoeveel kost een
pantserruieer met een hoofibewapening van 6
of 8 beschermde snelvuurkanonnen van
15 cM. en zonder de onnoodige, slechts
voor het eigen schip gevaarlijke
torpedolanceerinrichtingen ? Er zijn er velen, die
aan een dergelijk schip als strijder veel
waarde toekennen; zeker niet minder dan
aan een tchip type Koningin Regentes.
Grooter snelheid het is bekend maakt
een schip duurder ; de machines zijn zwaar
der, en zij behoeven, evenals de berging
van de kolen, meer ruimte. Maar de snel
heid van een schip beheerscht niet alles;
herinnerd moge worden aan de betrekke
lijke geringe kosten van de torpedo booten,
die wel 23 mijl en meer loopen. Om
dus de juistheid van de vergelijking te
kunnen beoordeelen, had de minister meer
gegevens moeten verschaffen, dan alleen
het noemen van een hoog cijfer. Er zijn
wel pantserkruisers van 10 en 12 millioen.
Hoe nu te oordeelen over het genoegen,
dat de heer Mees smaakte? Maar hoe het
zij, het deed er ailes niets toe.
Er werd gestemd; 50 stemmen ver
klaarden zich \óór den aanbouw, 33 daar
tegen. Bijna de geheele linkerzijde libe
ralen, vrijzinnig-democraten en sociaal
democraten stemde tegen, waarbij zich
aansloot de heer" Staalman ; daarentegen
stemden vóór de liberalen Mees, Roëll,
van Karnebeek, Cremer meer en meer
eene onafscheidelijke fractie van oud-libe
ralen vormende Verhey en den Hertog
en de aanwezige leden van de anti revo
lutionaire, christelijk-historische en katho
lieke partijen; onder deze noemen wij de
heeren Talma en Van Vliet.
Voorts de heer Btjleveld, die 14 dagen
te voren nog voor de kiezers moet ver
klaard hebben, dat er nu voor leger en
vloot genoeg gegeven is en dat, wat er
nog over is, voor andere dingen moet
worden besteed.
Kenschetsend, is dan ook dat er bij het
uitbrengen van 's heeren Bijleveld's stem
gelach in de Kamer vernomen werd.
Hoe is nu reeds uitgekomen, wat de
heer Troelstra ook op grond van zijn
parlementaire ervaring met zekerheid
kon voorspellen. Hoe ijdel zijn toch de
woorden van het Algemeen Handelsblad,
als het nog steeds voortgaat met te spreken
van den »Christelijken vrijzinnige" of den
«Christen-democraat" .., den heer
Bijleveld. Zeker, deze mag vrijzinnige of demo
cratische denkbeelden uiten en ook hebben,
maar de Kamer binnengetreden kan
hij zich niet onttrekken aan de ijzeren
partij-discipline. Hij zal stemmen zooals
de partij dat wil, en zijn... of hij zal
niet zijn. Of zou men willen beweren, dat
het slecnts aan eene toevalligheid moet
worden toegeschreven, dat juist alle katho
lieke en anti-revolutionaire kamerleden
voorstanders van dit pantserschip zijn?
Of is soms bij het al of niet toestaan van
een pantserschip een specifiek christelijk
beginsel betrokken?
Bij de liberalen en de vrijzinnig-demo
craten bestaat die ijzeren partij-discipline
niet. Zeker, ook daaraan zijn nadeelen
verbonden, maar het behoeft geen betoog,
dat die nadeelen veel geringer zijn, en dat
die nadeelen alleen gevoeld worden door
de Regeering, die aan het bewind is.
In dit verband moge ten slotte herinnerd
worden aan een hoofdartikel in de Standaard,
van 6 Juni j.l., getiteld: «Argeloos", waarin
juist naar aanleiding van het wets
voorstel voor den bouw van een nieuw
pantserschip feitelijk de theorie
ver' kondigd wordt dat het de plicht van de
Regeeringsmeerderheid in de Tweede Kamer
is om aan te nemen wat de haar bevriende
Regeering voorlegt.
Waar gaan wij heen! Het is tastbaar
een verzwakking van parlementaire zeden.
i En nu terugkeerende tot het onderwerp;
| weer is vier millioen en zeven ton
(4.700.000) toegestaan voor een pantserschip,
| waarbij velen, zeer velen twijfelen of wij
1 wel krijgen: »waar voor ons geld."
Wanneer zal het eens tot de hersenen
van het Nederlandsche volk ook tot
| die van hen, die nu steeds mopperend
, hun belastingbiljet voldoen, en die nu de
Regeeringsmeerderheid meenen te moeten
steunen doordringen, dat jaarlijks bijna
25 pCt. (vijf en twintig percent;, dat wil
' zeggen een vierde, van alle Staatsuitgaven
worden besteed voor Leger en Vloot ?
6 Oct. 1902. G.
De siiikcrkwestie.
(Ingezonden.)
De suikerkwestie maakte eenige maanden
geleden een onderwerp van debat uit in
de Eerste Kamer (interpellatie Sassen op
l en 2 Juli 1.1) en bracht gisting in de ge
moederen van sommige leden. Het zakelijk
en afdoend antwoord van den minister van
finantiën was daartoe de aanleiding. De
interpellant had vermoedelijk verwacht,
dat de suikeifabrikanten reeds dadelijk
door de regeering zouden geholpen worden.
Nu men daartoe niet voetstoots bereid was,
wekte de ministeriëele verklaring teleur
stelling.
Bij den tegenwoordigen stand der sui
kercrisis onderscheiden we drie belang
hebbenden: 1°de fiscus, 2°de fabrikanten,
3°den landbouw en de schipperij. Daar
't de raffinadeurs goed gaat, kan men
deze buiten beschouwing laten. Jarenlang
is de fijcus, tengevolge van wetten, die
niet met den tijd meegingen, door de
fabrikanten verschalkt. Geruimen tijd
hebben dezejgroote winsten gemaakt, dank
zij de overponden en de flinke suikerprijzen.
Eindelijk kwam er een wet, die de accijns
winst der fabrikanten fixeerde en een
afloopende premietabel vaststelde, opdat
de schatkist ten minste eenige zeker
heid had van de opbrengst van den ac
cijns. Nu doet zich een buitenkans vóór,
die, niet ongevallig bij den tegenwoordigeu
stand der geldmiddelen, den fi-calen schoot
van ons vaderland met twee millioen
gulden zal vullen. Immers de suikercon
ventie schaft met l September 1903,
krachtens artikel l, alle directe en indi
recte premiën af, die er in de landen der
contracteerende partijen bestaan. Orerde
vraag wat er met die twee millioen zal
fadaan worden, is al dikwijls gesproken.
ommigen willen de accijns verlagen (zie
verslag Kamer van Koophandel over 190 L
te Rotterdam), anderen willen hem liefüt
geheel afschaften (de te Wageningen op
gerichte anti suikeraccijnsboad). 't Beste is
de schatkist haar twee millioen te laten
behouden. Tariefswijziging staat voor de
deur, het nieuwe invoerrecht of de
verhooging van 't bestaande moet, wil 't wat
opbrengen, worden gelegd op artikelen van
dagelijksch gebruik. Int men nu de volle
opbrengst van den suikeraccijns, dan kan
't vrijgevallen premiebedrag in mindering
komen van 't geen men aan invoerrecht
meer denkt te heffen. Bij slot van reke
ning blijft 't toch hetzelfde of men aan 't
een wat meer betaalt en aan 't ander wat
minder of omgekeerd.
De suikerfabrikanten hebben vele goede
jaren gehad. Door de overproductie, ont
staan door de beschermende bepalingen,
zijn de prijzen sterk gedaald en thans'
tot zulk een laag peil gekomen, dat de
productiekosten ongeveer gelijk zijn aan
de marktwaarde, zelfs in vele gevallen
hooger. Een redmiddel blijft volgens hen
de premie en als die straks afgeschaft is
de surtaxe. De bestaande toestand noopt
de fabrikanten tot beperking, de kleine
fabrieken moeten staken (wellicht voor
goed), de groote werken goedkooper en
zullen voortgaan. De beetworlelfabricage
zal inkrimpen en dit is juist 't geen de
conventie beoogt. Er bestaat een crisis,
die doorgemaakt moet worden. De fabri
kanten meenen dat de Staat hen helpen
moet en zij beroepen er zich op, dat die
hulp niet alleen voor hen is, maar ook
voor den landbouw en de schipperij. Zij
wenschen een invoerrecht. Het gevolg hier
van zon zijn, dat hun inkomsten grooter
worden, immers de prijs van hun product
kunnen ze dan hooger stellen. Krijgen zij
hun zin, dan eten we duurder suiker te
hunnen voordeele. 't Verbruik in 1900 ruim
62 millioen kilogram zou onder deze om
standigheden zeker niet toenemen, eerder
verminderen. Doch laat ons gerust zijn,
de beetwortelfabricage zal, als er geen
surtaxe komt, niet te gronde gaan.
Lang