Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1321
&
fff
versie twee millio«n pond. Als de sultan
kliakterrde munt hoort dan is er niet veel
noodig om hem tot onderteekening van de
noodige stikken te overreden.
Als ik de uitgebreide effactenlrjst verder
«verzie dan ontmoet ik eenig herstel van het
de vorige week geleden verlies voordeFerlak
Pètr. Maatschappij. Wellieht ia hiervoor eenige
«eden.-De vermindering over het derde kwar
taal ton slechts betrekkelijk kunnen zijn,
indien de buitengewoon groote productie van
het tweede kwartaal als abnormaal wordt be
schouwd. Bét eerste «n derde kwartaal
gaven ongeveer gelrjke resultaten. Voorts zie
ik den koers van de Intern. Landsyndicaten
van 170/4 tot 172 vooruitgegaan. Binnen
enkele dagen mag een nitkeering van f 4 80
per aandeelbcwrjg verwacht worden. De leider
van dit syndicaat, dat tot nog toe den houder*
der bewijzen belangrijke kapitaalvermeerdering
en groote uitkesrirgen bracht, zal binnen
enkele dagen weder naar de Nieuwe Wereld
vertrekken om een inspectie ter plaatse te
tanden. Hij verwacht, naar ik meen gehoord
*e hebben, spoedig hoogere uitkeeringen.
?nimiminiitiiiniHiiMiniHiiiiiiiiHiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiHiuniiiiiniiiiiiiiin
De fluit van Stevens.
Daar la een tijd geweest waarin de ge
dachte aan een fluit en natuurlijk aan het
geluid dat zoo'n ding maakt, aangename
Herinneringen bij mij opwekte. Ik dacht
dan aan de herder i-fluit met haar
melancolieke tonen, aan de speelsche dwarsfluit,
aan de roerfluit op het kerkorgel, aan de
"fluit van Orpheus, aan de To o verf! uil van
Mozart ja, ook de gedachte aan een
hondcfluitje, een brandfluitje, een politie-fluitje
kon mijn geestelijk evenwicht niet verstoren.
Zelfs de gedachte aan de stoomfluiten van
booten of locomotieven vermocht geen duur
zame ontstemming bij mij teweeg te brengen,
al hebben de eerste in de Luthersche. kerk
de laatste in de Diergaarde, mij menigmaal
hartgrondig geërgerd. Ik ben genoeg ver
standsmensen om mij bij de eischen van
het praktische leven neer te leggen. Mits
ik maar werkelijk overtuigd ben, dat die
eischen de onaangename geluiden die een
muzikaal mensen in de maatschappij moet
verduren, gebiedend noodzakelijk maken.
Ik kan veel verdragen wat mijn
gehoorzenuwen betreft. Het on ver mijdelij k geraas
van menschelijken of machinalen arbeid
van verkeer, de natuurgeluiden der dieren,
bijv. het janken van een hond, uit eigen
beweging of geprovoceerd door een draai
orgel of een trap op zijn staart, dat alles
deert mg niet. Ik noem dit eenigzins uit
voerig om den lezer duidelijk te maken dat
geen buitengewone gevoeligheid mij naar
de pen doet grijpen, dat het geen
neuraethenicus is die hier den lezer met zijn
jeremiade komt lastig vallen, maar een
gewoon normaal mensch als hij zelf.
Want de t\jd waarin de gedachte aan een
fluitaangenarneherinneringen bij mij wakker
riep, is voorbij. Denk ik tegenwoordig aan
een fluit, dan denk ik aan de fluit van
Stevens, en krijg kippevel, dan voel ik een
phyaieke pijn, dan word ik kregel en
humeurig, dan wordt elke goede gedachte
verdrongen door een gevoel van machte
looze woede, dan zou ik, een zachtmoedig
en gematigd karakter, kunnen bulderen en
vloeken: die yerd.... fluit van Stevens,
dan komen er in mij, die nog geen vliegje
?IIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIII1I11IIIIIIIIIIIIIM11
Jolins PruUdnian Brommeijer.
Jacob had al
een keer of wat
om mij
heengedraaid als een kip
die een ei moest
leggen, maar het
niet kon kwijt
raken. Zoodra hij
mij zag, zooals wel
eens voorkomt, in
een houding, als
had ik niets te
doen en stond ik
nergens aan te
denken, kwam hij
op mij af en
schraapte zich de
keel, maar dan
scheen hij op een s
te merken dat het
toch het ware mo
ment niet was, en
hieldzijnspeechje,
dat hem op de
tong lag, voor
zich. Had hij een bijzondere gunst te vra
gen, een nieuw pak, een paar dagen vrijaf,
opslag of zoo iets, dan kon je zijn plan
om je te vangen, waarnemen aan die
soort van manoeuvres. En daar ik het
nooit kwaad vind als patroon aan je onder
geschikten je menschenkeanis te laten
blijken, voorkwam ik hem ditmaal en zei:
Vooruit maar, wat wou je eigenlijk?
Mijnheer, begon hij, ik heb een klein ver
zoek. Zoo, zei ik, als jijzelf dat klein
noemt, dan weet ik elaar alles van. Geen
praatjes asjeblieft, is 't weer
opmijnportemonnaie gemunt... inhalige smakker ?
Mijnheer, 't behoeft u geen cent te kosten.
U heeft waarschijnlijk ook wel gelezen, dat
Kee Hupsch de zilveren medaille van
de Oranje-Nassau heeft gekregen voor
50jarigen trouwen dienst... Jawel, viel ik
hem in de rede, dat weet ik, maar ik ver
zoek je je onbeschofte lippen een beetje
te polijsten, en dus niet van Kee Hupsch
te spreken, als was dat zoo maar een gewone
booi, met wie juilie beneden, zooals
je dat gewoon bent, je mijnheer en
mevrouw zou kunnen lasteren, om bij
het naar huis gaan je zakken vol te
stoppen van al het gestolen goed, dat je
niet zoo dadelijk in je maag kunt bergen.
Wie jij daar Kee Hupsch noemt, is een
geboren jufirouw Cjrnelia Heesakkers, die
een bezoek gehad heeft van 's lands eersten
minister en van den Commissaris der Ko-'
ningin in Noond-Brabant; baron v. Voorst
tot Voorst; die dus veel te hoog staat om door
juilie keuken- en kelderdieyen getituleerd te
worden, als was zij een van juilie's gelijken.,.
Zeker, mijnheer, maar over die medaille
wou ik u juist spreken. Een nicht van mijn
moederszij heeft een vriendin te Vucht, en
die heeft haar verteld, dat het met die
Keetje Heesakkers een doodgewoon geval
was vanwege de preteksie en de
recummenkwaad zou doen moordgedachten op tegen
den mij totaal onbekenden bespeler van
dat afgrijselijke instrument, hoewel ik weet
dat de man slechts doet wat hem gelast
is zijn plicht.
Ik zal u dat uitleggen. Ik woon in de
nabijheid van de fabriek van Stevens, een
labriek van tapijten, karpetten en matten.
De oude heer Stevens vestigde die zaak op
een oude buitenplaats aanden Ligedijk en
noemde haar Werklust. Bij de uitbreiding
der gemeente verkocht hij het voorterrein
ter bebouwing, maar bleef erachter in het
oude huU wonen. Aanvang en einde der
werktijden werden het personeel kond ge
daan door het luiden van een bel. Zooals
het kerkklokje aan de Hofl*an luidt voor
vroegmis, groite mis, Angelus, vesper en
lof, zoo klepelde de oude heer Stevens
zijn Liboremus en Reposamus l
Maar de oude man had een zoon en die
zoon werd een groot artist in lijn en kleur.
En hij teekende mooie nieuwe patronen,
behaalde prijzen en bracht nieuw leven in
de zaak, die door hem in omvang en
beteekenis won. De tijd kwam dat door uit
breiding en ook door de hoogergestegen
eischen van hygièae, een nieuwe fabriek
moest gebouwd worden. Ds wet noemt zulk
een fabriek een nnrichüng die gevaar, hinder
of schade kan veroorzaken" en vraagt eerst
naar de bezwaren der omwonenden. Nie
mand had bezwaar, integendeel, ieder juichte
het voornemen toe. Een nieuwe fabriek van
een nuttig artikel de werkman1 in een
hoog en beter ingericht lokaal plaatsen
werk voor meer handen, zulk een fabriek
is een zegen voor velen, en de ondernemer
die er zijn geld in steekt, doét heel wat
beter dan een beurs- of grondspeculant.
En zoo verrees een nieuwe fabriek, in- en
uitwendig het welsprekend bewijs van den
smaak des bouwheers, van zijn zin voor
lijn en kleur! Maar de oude bel werd op
geruimd. Het personeel zou voortaan worden
binnen geroepen en weggezonden door de
stoomfluit.
Ik zal -geen sentimenteele ontboezeming
houden over het meer pcësche van die bel.
Wil Stevens fluiten, dat hij fluite! Ik wil
ook niet (protesteeren tegen het menig
vuldig gebruik van zijn fluit, die van
's morgens G tot 's avonds 8, 21 zegge
een en twintig maal bespeeld wordt; het
is mogelijk dat dit niet minder kan. Maar
ik protesteer tegen de flait zelf. Het is
niet noodig dat de toon, die een stoomfltiit
afgeeft, in de normale diatonische of
chromatische toonladder past. Het is niet
noodig, dat bij meerstemmigheid een mooien
drieklank, of een zuivere dissonant wordt
gevormd ; maar het is totaal overbodig, dat
een fluit een- geluid maa"kt zóó oor verscheu
rend en afschuwelijk, dat het iemand door
merg en been gaat. Zulk een flait is ge
vaarlijk voor de omwonenden, voor zwangere
vrouwen, voor zenuwzwakken, voor zieke
kinderen. Ik kan het gevoel dat men bij het
hooren van die ftait krijgt, niet beter ver
gelijken dan bij het krassen van een griffel
op een lei. Ieder die schooFgegaan heeft,
weet dan wat ik bedoel. Maar die gewaar
wording nu, die zoo heel kort b, verlengd
in duur, versterkt in intendteit en dan
herhaald, die gewaarwording geeft u de fluit
van Stevens. Het is de gemeenste, de
valachste, de afschuwelijkste fluit die ooit
op een stoommachine gestaan heeft. Het
is de parodie op een fatsoenlijke stoorpflait.
Het is een flait van niks, en dikwyls zit
er water in, dan kan-ie»er niet uit komen;"
dasie. Er zat niks geen verdienste in om
bij de Hupschen het vijftig jaar uit te
houden, want het is daar een heele beste
dienst, goed eten en drinken en hoog loon,
veel verval en niet te veel werk. Kee
was van der jonge jaren af een knap, net
meisje, maar zooals er duizenden meer zijn,
en waarvan geen honderd, misschien wel
geen tien, zoo'n best huis treffen ; ook was zij
nooit in de gelegenheid een flink huwelijk
te doen, wat al heel ytel verklaart, want
anders had zij zeker niet bij de Hupschen
de vijftig gehaald; en, zoo zei dan ook
die vriendin van mijn nicht van moederszij,
dat de Hupschen zelf net zoo goed recht
op een zilveren medaille hadden, als Keetje
Heesakkers, omdat je als iemand, die nooit
in een anderen dienst geweest was, toch
moeilijk op je zeventigste verhuizen kon, als
ze je der niet uitgooiden.
Zoo zei ik wordt er door juilie in
je nijdige jaloerschheid zoo over die zaak
gekwebbeld, dan zal ik je dat even anders
vertellen. Ik heb de zaak ook onderzocht,
en je begrijpt toch dat mijn relaties iets
meer beteekenen dan de jouwe, hèp]n
nu weet ik, dat die dienst bij de Hupschen
een van de zwaarste is, en vooral vroeger
een van de zwaarste was, die j i maarden
ken kunt. Er is een tijd geweest, dat er
veertien kinderen tegelijk aan buis waren
en twee buitenshuis, waarvan dan nor de
wasch moest gedaan worden. In 't geheel
heeft ze achttien kinderen helpen groot
brengen en je vat, al waren de Hup
schen een nette familie, tienmaal netter
dan jij en je nicht met die N7uchtsche
vriendin, dat de spoeling er wat dim werd.
Maar daar zag Keetje Heesakkers niet op.
Werken en dienen was haar lust, en
zooals het bij jelui maar altoos is nog
meer of' ik ga heen", bleef'het bij haar altijd
tevredenheid en dankbaarheid te weinig
was het haar nooit. Ea het huis vau de
Hupschen was een heel bewerkelijk huis,
dat kan je wel nagaan met z xiveel kin
deren ... 't is 't eenige in den Bjsch met
vier verdiepingen ea een ?outerrain, en
nu heeft diezelfde (Jornelia Hee-sakkert jaren
achtereen op de vliering moeten slapen,
omdat er lager geen plaats waa; waarheen
een afschuwelijk lastige trap liep, waarvan
zij niet minder dan viermaal is gevallen,
zoodat zij op den grond terecht kwam : eer s
met een schedel breuk, eens met gekneusde
ribben en later nog met een gebroken arm. En
toen e chirurchijn, die haar behandeld had,
haar geen rekening wilde uitschrijven er
zijn in den Bjsch meer goede meuschen !
nu toen, die ook maar 't geringste leeken
gaf' van haar te willen onderhuren voor een
dubbel loon zei ze, neen meester, ik
denk er niet aan ; mijn roeping is het de
Hupschen te helpen ; geen fatsoenlijk meisje
dat niet van haar mijnheer, mevrouw en de
kinderen houdt, of een anderen dienst zoekt
zoolang ze niet wordt weggejaagd Nou
hè, kom daarmee eens bij juilie aan!
Dat zijn de principes die Minister Kuyper
in Keeije heeft geëerd.
Ik moet eerlijk zeggen, dat ik dat alles zoo
dan denk je: 'k wou dat-ie er in bleef!
D_ie flut ia een beleediging voor den machi
nist, voor het geheele kantoor- en
fabriekspersoneel en bewijst dat de patroon, hoe
veel zin voor lijn en kleur hij ook hebbe,
absoluut geen zin voor toon heeft, anders
had hij die fluit geen dag, geen uur op
den stoomketel geduld!
Maar 't ergst is die fluit voor de omwo
nenden. Ze kunnen de ramen hunner
achterkamers niet me«r open houden. Dat
het geluid verschillen moet van de andere
fluiten vau gasfabriek van
stoomschepen, locomotieven, misthoorns, etc. dat
begrijpen ze. Maar dat die fluit zulk een
wanklank zulk een geraffineerd martelwerk
tuig zou moeten zijn zie, dat kunnen
zij niet begrijpen.
Ze zien met welgevallen en bewondering
naar de fabriek als naar een pauw die
?pronkt. Maar als het beestje zijn stem doet
hooren, dan is de betoovering verbroken,
en als de fabriek haar fluit gebruikt, moe
ten ze de ooren toestoppen.
De fluit van Stevens is een vergrijp
aan den goeden smaak, een beleediging
voor het oor, een vlek op de
reputatie-vanharrnonieus-ontwikkeld-mensch van den
jongen eigenaar. Kome hij tot inzicht en
erkenning en zoo tot verbetering. Zoo
zij het!
HENKI LUDOLPH.
Rotterdam, C Oct. '02.
iiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiii iiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii
'ngizönbw.
IIIIIIHIIIIIItlllllllHIl
Mijnheer de Redacteur,
Mijn taam is X, correspondent van het vak
blad De Manufacturier. Met J. A. Levy's ideeën
door bemophet coagres vanden handeldrijvenden
middenstai-d verkondigd, ben ik het grootendeels
eens, terwijl ik ook van meening ber>, dat de
kerkelijke pirtijen, met d.t congres een begin
wilden maken met het pogen de groote middel
klasse onder hare baaieren zich te doen scharen.
De Redactie van bovengenoemd blad is het
vootloopig m?t de ideeën van mr. L. niet eens,
en onderschrijft ook niet mij a idee omtrent
werkelijke propaganda, wil dus mijn stuk niet
p'aa's;n. Wilt u zulks doen? Wilt u mij ge
legenheid geven, om het uit te spreken dat de
handeldrijvende middenstand zijn kost wil ver
dienen door eigen bekwaamheid en inspanning,
die staalt en machtig maakt, dat de midden
stand vrij wil blij yen met haar strijd om het
bestaan, niet gestoken wil worden in een keurs
lijf van wetten die ondernemingsgeest doodt,
ots gelegenheid tot eerlijk werken beneemt,
maar wel nieuwe wetten wil zien geschapen,
die aan grove onbillijkhet'ei eeu einde maken?
Ik noem het door mr. 'L. v. d. Bergh behan
delde onderwerp van snel en goedkoop recht, ik
noemde den door den heer J. B.eselaar gestelden
eifch van verbetering van ons belastingstelsel enz.
Want ik bsn overtuigd, namens tal van
lieden te spreken, die daarom niet geteld
wordsn wijl zij z:eh niet laten hooren, eensdeels
uit lauwheid, anderdeels u't vrees niet verstaan
te woid;n eu giootendeeh omdat het open
uiten van een eerlijke meening, o zoo dikwijls
gestraft wordt met benadeeling ven
ko-twini.'n». Ik vraag u deze gunst omdat uw blad
veel gelezen wordt.
Mtn was met het rondzenden der circulaire
maar uit mijn duim zoog, daar ik noch van
Keetje Heesakkers noch van de Hupschen
ooit iets vernomen had, en zelfs er nu nog
niet meer van weet, dan uit het krantenbericht
is af te leiden. Maar ik begreep, dat ik
Ier beveiling van het prestige van liet Gezag
Jacob en dat andere volk, dat zoo laat
dunkend over een handeling van Neerlands
eersten Minister en van een Commissaris der
Koningin durfde redeneeren, dadelijk den
mond moest snoeren ; en werkelijk bleek me
dat ook wel gelukt. Mijnheer, zei hij, had
ik dat alles vroeger geweten, ik zou u niet
lastig hebben gevallen met die vertelselljes
van mijn nicht en haar vriendin. Ik begrijp
heel goed, dat ik in 't vervolg niet van
Kee Hupsch, maar van mejuffrouw
Cornelia Heesakkers hoor te spreken ... het
zijn die venijnige vrouwen tongen, die altijd
het kwaad stichten. Ei, zei ik, als je
dat maar beseft! Maar, zoo vervolgde
hij, om op mijn verzoek terug te komen
zou het nu niet nuttig kunnen zijn ook
eens iemand een medaille te geven, waarran
de heele wereld weet, dat hij in een goeden,
gemakkelijken, prettigen, def'iigen dienst..
ik zal maar zeggen vijf' en twintig jaar het
heeft uitgehouden, zooals ik bij J'... ? Aha !
riep ik uit... o, jou leepert l Ju, mijnheer,
vijf en twintig jaar is ook al een lange
ti.id en van de vijftig is dit toch eigenlijk
alleen de verdienstelijke helft... daarin
had die vriendin van mijn nicht immers wel
gelijk ? En als ik u nu de volle waarheid
mag zeggen : u wordt zelf al wat oud, en
als u eens stierf... dan zou een zilveren
of' gouden medaille me niet weinig te pas
kunnen komen
Nu is er niets wat ik brutaler van zoo'n
vent zou kunnen vinden, dan iemand als
mij aan het naderen van zijn dood te her
inneren. Terwijl ik hem nopal goedig had
zitten aanh >oren, stoof' ik op, eu riep hem
toe: zeg dat nog eens, als je 't durft, vlegel...
»als ik stierf": dat woord moest jij op je
lippen nemen l.è, om me week temaken..!
Ja denk je dat ik js niet doorzie, laag
hartige schoft! Alles is aan jou en je soort
tegenwoordig egoïsme... wat weet je anders
te bedenken daa op welke plek je me beet
zult pakken om uit me te schudden, waar
J3 lange vingers op staan te wachten ...
Mijnheer! Mijnheer!! riep hij uir. Geen
woord, zeg ik je. Jij. en een zilveren m?daille!
Jawel hèuit de handen van Exc. Kuyper
en van mijnheer Gijs van Tieuhoven, dien
je ar. der s naar 't spoor brengt en ik
daarbij om je j3 vieze handen te drukken...
Een mooie verlooning ...! Vraag mijnheer
Bouwmeester of hij 't voor je spelen wil..!
Jij, een medaille... laat er zelf' maar een
maken van al de fooien, die je met j 3
schijnheilige tronie Bühringer, Qaack,
Sauvage en al de andere goedgeefscne lui
hebt afgezet, 't zou er een kunnen wezen, dieje
als een keisteen om je nek hing. Zoo onder
't spreken hem al meer naderende begon hij
van zelf' achteruit te schuiven naar de
de deur. Toch, miinheer, wist hij nog in 't
midden te brengen, U zult moeten toeetem
men, dat zoo'n beioonirg beter past bij
ter bijwoning van het congres van den
handeldrijvendan middenstand niet scheutig, ten min
ste niet in het Noorden, er zijn tal van koop
lieden die niet anders opgewekt werden daa
door berichten in de plaatselijke blaien, wel
hoorden van toegang onder zekere voorwaarden,
maar die niet op avontuur naar Amsterdam wilden
trekken met kans niet ter bijwoning te worden
toegelaten.
Nu vreesde ik deze kans niet, doch werd als
zoovelen met mij teruggehouden tot bijwoniag
van het ongres, moet dus al mijn wijshsid
putten uit courantenverslagen en de rapporten
mij ter elfder ure nog door de Redac'ii van
De Manufacturier met veel moeite zeer welwil
lend verschaft. Wat m:j het eerst trof was dat
de Voorzitter van het congres prof. Noordtzij
uit Kampen was. E in congres van den
handeldrijve^den middenstand, een congres belegd in
hoofdzaak door en mst moeite vaa zorgen van
de A-rnterdamsche winkeliersveresn'giug wordt
gepresideerd door een kooprmn. door een be
stuurslid van die Vereenigicg, niet door een
prof issor van een theologisc'ie school. De A. W. V.
heeft, zegt m'in, dit Voorzitterschap aangeboden
omdat prof. Noordtzij als afgevaardigde van de
Regeering op het Belgische congres vau het
vorige jaar een zekere autoriteit had, mij dunkt
een winkelier of handelsman was op dit congres
beter autoriteit; nu gaf het bestuur van de A. W. V.
zichzelf een brevet vaa onbekwaamhe d, iets
dat, alleen daarom reeds verkeerd is, omdat de
middenstand thans toonen moest een coagres
onpartijdig te kunnen houden, zelfstandig te
kunnen optreden om niet te geraken onder
voogdijschap van enkelea. Ea de A. W. V.,
voor dit keer de hoofdvertegenwoordiger van den
middenstand, toonde thans geen zelfvertrouwen
en onafhankelijkheid mair wel sterke beïnvloe
ding van derden.
Vóór het congres bijeen kwam, las ik een
aansporing aan de sociaal democraten om naar
bet congres te gaan; er was daar voor hen
propaganda te maken, dit, is niet gelukt, echter
ook niet daf,, wat prof. Noordzy, dr. A. Tb. de
Visser, de heer Rudolph Tutein Nolthenius' tegen
woordigheid en sp-eektrant zouden doen
vermosden. latussc'ien onder dergelijke beïivloeding
is reeds aangenomen een motie, dis spreekt
voor wettelijke regeling der Zondagsrust, en nu
mag het wel gezegd worden dat wij winkeliers
menschen zijn die zaken doen, en het geloof
daarbij niet moet worden gemoeid.
Inteli*ente kooplui zouden nu reeds zich van
elk samenwerken onthouden, indien zij ook mair
in de verste verte vermoeden konden, dat de
middenstand, opkomende voor hare belangen,
een werktu'g van een staatkundige pirtij zou
worden.
Komen we nu op het hoofdpunt der bespre
king op het congres, de oneerlijke concurreutie
waarm.se ten nauwste samenhangt uitverkoop
onder valsche voorgevecs, daa zien we mr.
L?vy en mr. B. Palenaar te eener zijde, mr.
Aalberse ter andere staan. Da beide eersten
die onmacltig blijken de zaak wettelijk te regelen,
de laatste die zulks wel wil doen. Liten we
eens zien hoe mr. Aalberse die taak opvat.
Mr. Aalberse dtfi jieert oneerlijke coicurrentie
als dojr misleiding het hindelsdebiet te ves
tigen, te behouden of uit te breiden, en noemt
het verkeerde daaraan niet, dat men een anders
recht schendt, maar wel dat men zijn scc'ale
plicht vau waarachtigheid schendt.
Mat alle eerbied vonr den geleerden heer mr.
Aalbersc, maar zulk eene dtG.uitte is m sschien
zeer juriitisch, echter in de ooren vaneen koop
man fltuwe onzin.
Dus mijnheer J. heeft het recht zijne waren
op de stoep voor het hu s uit, te stallen, de
heer B. weet dat recht te scheidjr, daarin
schuilt volgens den heer Aalberse het ver
keerde niet.
Maar mijnheer Z. biedt een nieuw artikel te
koop aa'j. De klant vraagt hem of dit artikel
goed trekt bij andaren. O, zegt mijateer Z., ik
verkocht daarvan reeds honderd dozijn. Ia
werkelijkheid had Z. er nog slechts 20 dozijn.
van verkocht.
Nu komt hij niet dan socialen plicht van
waarachtigheid na, nu is hij volgens mr.
Ailberse de boosdoener.
Maar groote goedheid, dan zijn wij allen
slec'st; want dat laatste doen wij allen, eiken
da?, elk uur, geloovig of onjeloovig.
Want het is onmogelijk steeds waarachtig te
wezen, iemand die in alle kleine onderdeelen
waarachtig is, steeds eerlijk de waarheid zegt,
houit geen d*g vrede, is voor de geheele
omge?ing ongenietbaar, laat staan dat bij met zaken
doen zijn kost verdienen kan.
Neen, dat schenden is geen zonde, tegen wien
cok; rrnar wanneer gij aan uwe klanten de
fOideren aarprijst, en beweert dat uw con
current slechteie kwaliteiten levert, terwijl gij
de waren van uw concurrent niet kent, als gij
goedkoop namaaksel verkoopt voor goede waar,,
als gij misbruik mftakt van goed vertrouwen,
dan pleegt gij oneerlijke concurrentie.
Een andere vraag is, kan zulks door den wet
gever gestraft worden ?
Mr. Aalberse zegt ja. Mr. L^vy zegt neen.
Ni verloop van langer of korter tijd moge
een der partijrichtingen haar zin krijgen, maar
komen er wettelijke bepalingen op oneerlijke
concurrentie of komen die er nooit, het bedrog
te stuiten zal niet kunnen.
Aan eea wetsvoorschrift van de waarheid te
spreken op straft1! van boetr, gevangenis of wat
ook, zullen altijd duizenden zich niet storen.
Ea daarom, al zijn er wel eenige bepalingen
in het algemeen te maken, de wet kan de on
eerlijke concurrentie niet doodtn, dit is
eenvoudig onmogelijk. Wat dan, dan maar niets
doen P
Neen, men kan bijv. strafLn uitverkoop te
schrijven .wegen» sterfgeval, verbouwing, als
daarvoor geen reden bestaat en zoodoende de
dommeren otder ons beschermen, maar kan men
opruiming verbieden of dairvoor een wettelijkeu
termijn vaststellen?
Het pubhek moet verstandig gemaakt worden,
dit, is de eenige manier ter bestrijding van
onetr'ijke concurrentie, heb ik niet reeds in miju
vroegere brieven bascbreven hoe in Duitsc'iland
ondanks de sch«rpte der wette i het publiek
bedrogen wordt en hoe moordend daar de con
currentie werkt?
Ea nu nog t «m slotte een voorbeeld OJTI het
mr. Aalberse duidelijk te maken hoe moeilijk
zijne rp?atting practtscb. uit te voeren i*.
In onzen liandel is er een artikel, wat, doet
niets ter zake, wai.t er zijn er meer, die dezelfde
geschiedenis hebb»n welke ik u daar verhalen ga.
Dit artikel daa mag tiet verkocht worden
door den grossier aan den winkelier dan tegen
een vasten prijs, Daarvoor teekent die grossier
zijn naam. Ea toeh desondaaks wordt gezondigd,
toch wordt onder den prijs verkocht en gekocht.
O >k door verklaarde waarheidsbelijders.
Dit is te bewijzen. Ea toch kan men,-tenzij
men een aantal klanten verliesen wil, zici een
aantal handelsvijinden en een slechten naam
bezorgen wil, deze lui n;et aan de kaak stellen.
Want al geeft de wet je ook rec!it en mactitr
bovengenoemde sghade is te zwaar om te dragen.
X.
25 jarigen dan bij 50 jarigen dienst. Praat
je nog uilskuiken, tojrnde ik, wou jij soms
wijzer wezen dan de wijste uit 't land ?
Zojdra jij die medaille had... was je^geen
uur meer te houden, of denk je dat Keetje
Heesakkers de vijftig had volgemaakt, als
ze met de vijf-eu-twintig al gedecoreerd
was geworden; tegen zoa'n weelde, dat weet
de minister heel goed, zijn zelfs de heiligen
niet bestand... wat zou het dan worden
met je meest gewone schavuiten..! Je
begriipt dat ik van je walg, hè... toe, er
uit.! l Hij greep de knop van de deur ...
en als een hond, die nog even blaft,
vóór hij weer in zijn hok kruipt, wierp hij
mij t>e: dai dacht ik te hoog van dit Huis,
mijnheer, maarik meende dat ieder hier gede
coreerd behoorde te wezen... Ik greep mijn
podagra-stok, die daar juist bij den stoel
stond, en dien zwaaiend riep ik hem nog
toe: blijf even daar staan, galgenaas,
dan zal ik je je rug eens decorearen...
maar 't was iets te laat, de deur viel dicht.
Mijn vrouw, die Donderdag» een klein
getal intiernen op haar h'/e o'clock heeft,
ik zal geen namen noemen, om zoo velen
niet jaloersch te maken deed mij verhalen
van hetgeen daar was gesproken over dit
onderwerp. De begif tiging met een medaille
vonden de dames uitstekend, maar vooral
had ds meeste harer de wijze, waarop ze
werd uitgereikt, getroffen en gestreeld.
Dat noem ik nu de ware erkenning van
de verdienste der vrouw, hal er n ge
zegd, want tot welke schitterende daden
van zelfopoffering en toewijding zoo
vele onzer in staat zijn, het komt
haast niet voor, dat er ook rosar n naar
behooren gehuldigd wordt I i heb^ ver
scheidene moeders gekend, die in plichts
betrachting van de moeilijkste soort den
hemel verdiend hebbeu, dien_ ze ook wel
geschonken zal zijn, maar die als je de
eereblijken, welke hun daarvoor hier beueden
zijn toebedeeld, beschouwt, eenvoudig schij
nen geleefd te hebben, om door hun kroost
begraven te worden, met niets anders dan
een houten naambordje aan 't hoofdeind
met een »Kust zacht". Maar nu er met
Kee Heesakkers eindelijk een begin van
recht is gemaakt, zal Kuyper wel verder
doorgaan... na a zal hij b moeten zetten.
Hierin achtte n echter iets
bedenkelijks gelegen. Zij wist te vertellen dat
Gijs al, met een bezorgd gezicht, gezegd
ha'd, hoe hij vreesde wel wat heel veel
met Kuyper te zullen moeten assisteeren
bj het " uitreiken van belooningen. Hij
kende op dit oogenblik, alleen in Haarlem
reeds, wel drie meiden, die gelijke aanspraak
konden doen gelden, en zoo waren er onder
de schoorsteenvegers, de putjesscheppers, de
lijkdragers, de onderwijzers, de
kan_toorklerken, de boerenknechts, de zeelui, de
loodsen in de provincie, om van de vroed
vrouwen en de bakers maar niet te
spreken, ook nog al eenigen, die op goud,
zilver of' brons mochten hopen.
Nu, dien tijd dient hij er toch voor over
te hebben, meende een ander, elie van ge
voelen was, dat je de opvoeding van de
maatschappij vooral niet langer van boven
naar beneden, zooah tot nu toe gebruikelijk
scheen, maar van beneden naar boven
moest volvoeren. Dezelfde was niet vreemd
aan het denkbeeld, dat Kuyper onwillekeu
rig weer iets van den dorninéin zich gevoeld
had, toen hij met Van Voorst tot Voorst
als ouderling, bij 't meisje Hupsch in de
keuken ging. Maar mijn vrouw had hier't
discours weer op 't rechte spoor gebracht en de
dames verteld hoe haar man juist op Kuyper
had gewezen als den modernen Napoleon,
die er zich op verstaat een gewoon soldaat
op 't slagveld te beloonen.
Ojk werd de daad van Kuyper nog van
een andere zij bekeken. Ach, had er een
gezegd: als ja nagaat, hoe eeu jirenlange
geloofs- en levenservaring Kuyper voor
licht, bij alles wat hij doet, moet je dan niet
zeggen: wat zal hij zelf' wel achter den
rug hebben, nu het aanschouwen van n
meisje, dat zoo trouw in haar dienst is
gebleven, hem zoo in verrukking heeft
gebracht ?
Natuurlijk werd er toen een heel tijdje
gepraat over de vraag: hoe heeft Kuyper
zelf' het met zijn booien ? O, juilie
niemwsgierigaagteu! zei ik en war, was de
conclusie op dit punt? Och, zuchtte mijn
vrouw, geen een die er iets bepaalds van
wist, maar dat hij dat ne geval niet zoo
zou gewaardeerd hebben, als hij er zelf een
\an 20, 30 en 40 jaar in de keuken had, was
de algerneene opinie. Ei wat moei de
meidenwereld dan toch slecht zijn, als zelfs
zoo'n gezegend man er last van had !...
Z >o werd daar natuurlijk in dat
dameskrirgeije heel wat afgewauweld maar vol
gens mijn vrouw waren allen het daarover
eens: niet Keetje Hupsch alleen had een me
daille moeten ontvangen. Dit kwam voor de
laatste tien of twintig dienstjaren den Hup
schen zelf even goed toe als haar. En m
dien gef st besloten ze een schrijven aan Kuy
per te zer.den, met beleefdeaanwijzicgvan
een ongezochte gelegenheid om althans in be
ginsel de fout te herstellen. Immers nu was
gebleken, dat Heintje Wouters te Box tel al
GS jaar bij de familie van Eerden haar
plicht als dienstbode had vervuld. Geen
enkele reden om die krasse 88jarige een
gouden medaille te onthouden, e;n waarom
dan niet tegelijkertijd den beer van Eerden
een Leeuw thuis gezonden ? Gisteren had
den ze in de Bocht al twintig
onderteekenirgen voor dat Echrijven opgehaald, u
tsluitend van dames bij wie het een lust [is
te dienen, want geen enkele, die in dat
opzicht niet een onverdachten naam heeft,
wordt tot het betuigen van adhaesie
genoodigd. Trouwens minder aanbevelenswaar
dige diensten kent mijn vrouw, zoo als zij
mij verzekerde, op onze gracht tusschen
de L'idsche- en de Utrechtschestraat er
hoogstens twee of drie, en bij die twee of
drie hadden dan nog de heeren meer schuld
aan den onbevredigenden toestatd ... dan
de dames.