De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 19 oktober pagina 5

19 oktober 1902 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1321 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAMEjS. ..-.. inotkii VaUÉiol mor Meisjes,...... Velen zullen zich herinneren, dat, en hoe op de Nationale Tentoonstelling van Vrouwen arbeid een commentaar werd geleverd op de onderwijsbegrooting. Aan den wand derschoolafdeeling hing een groot stuk karton, waarop een blQ kijkende jongen een zak omhoog hield, dien hönauwelijks baas was. Deze toch bevatte ? 2,301,628, zijnde de Rijksnitgave voor 1898 voor onderwijs en vakopleiding van den knaap. Naast hem stond een pruilend meisje meteen heel klein zakje in haar hand. Even twee ton toch was alles, waarmede de regeering in 1898 voor de opleiding van de vrouwelijke jeugd het budget wilde bezwaren. Vl&nend scherp dit onpersoonlijk verwijt! Vlgmend scherp ^- in werkelijkheid toch zijn er meer meisjes dan jongens, zoodat, zelfs dit percentage buiten rekening gelaten, er voor de toenmalige regeering, en thans is het niet anders, elf meisjes op een jongen gaan, tenzij deze de onverdedigbare meening zon koesteren, dat. of bet. meisje zooveel rijker begaafd is dan da jouen, dat zij zoo goed als geen vakoplei ding behoeft, of, dat het deugdelijk bestier ' eener eigen hnishonding van zelf gaat tronwen^toch is het vak voor 't meisje, zeide -iMn'toen, en zegt men thans nog, terwijl juist dwwr dagen de statisticus mr. Pb. Falkenburg bet bewijs heeft overlegd, dat er op Italiëna, benevens te Petersburg, er geen land is in Europa, waar zoo weinig huwelijken worden gesloten dan in Nederland. De op een echtverbintenis belustigden, zich diets makende, dat het huwelijk een gemakkelijke en onaf hankelijke betrekking biedt, zullen wel doen zich te Antwerpen te vestigen; daar toch is de tronwkans verreweg het grootst en misschien wel de tronwkrans het goedkoopst. Dat het meisje van zelf een geschikt hoofd der huishouding wordt, wie 't betwijfelt ? allereent de vrouwen zelf. Vandaar dat in de laatste jaren steeds meer en meer kook- en huishoudscholen worden opgericht, gemeenlijk op initiatief van hoog staande vrouwen, die maar zien moeten, hoe aan 't noodige geld te komen, daar «üof by de overheid te vergeefs om subsidie aankloppen bf met enkele honderd guldens worden afgescheept. Zoo dan is 't voornamelijk den ijver van eenige vrouwen te danken, dat dezer dagen de Haagsche Kook- en Huishoudschool, door verschillende redenen ten gronde gegaan, uit baar asch is verrezen schooner dan te voren schooner gebezigd in de beteekenis van meer omvattend.' Deze onderneming is hervormd tot een, vooral het volkekind ten goede komende, vakschool, met gelegenheid tot inwoning voor vrouwen van hoogeren stand daarnevens, zoodat we hier een samenvatting hebben van: een Kook- en Huishoudschool; een Industrieschool en een Tehuis voor vrouwen, in den geest van Sonnevanck. Het prospectus zegt: Het doel der school is: Opleiding tot huishoudster, kinderjnffronw, kamenier en k amen ie rlinnenmeid; dienstbode, (meid alleen), keukenmeid, werkmeid of tweede m e i d en l i n-n e nme i d, k o o k s t er (fijne keuken), en kindermeisje. Opleidvi,ng«l«ssen van (lees: voor) meisjes, die reeds fn betrekking zijn; naar keuze voor keuken- en Waschkamer. Dit alles zal men trachten te bereiken door niet minder dan teren en twintig cur sussen, uit de opsomming waarvan blijkt, dat nog heel wat meer wordt beoogd, dan het prospectus als doel der school aangeeft. Aani genomen zelfs, dat men in het vervolg aan een huishoudster den eisch zal mogen stellen een cursus in boekhouden te hebben gevolgd; . aan kamenier en linnenmeid bedreven te zijn in de vervaardiging van de verschillende kantsoorten; van kinderjuffrouw vragen kennisvan elementaire plantkunde welk een gulden tijd! geen harer toch zal, naar ik vermoed, deel te nemen hebben aan den cursus in: handelsrekenen; machine- en snelschrift; hoeden garneeren, bloemen maken, eerste hulp bij ongelukken en beginselen der ziekenver pleging. (Beginselen der ziekenverpleging, d. i. dus: opleiding tot brekebeenen. Men moet wel niets beters te doen weten, om tot de vorming daarvan ziek te willen leenen). By het doorlezen van dit prospectus, ziet het geestesoog onwillekeurig voor zich rijzen een veel te zwaar beladen hooivork. En toch ware het misschien niet kwaad geweest aan deze 27 cursussen een acht en twintigste toe te voegen; een cursus: in het zich eigen maken der overtuiging, , dat met werkgereedachappen min der ideaal en minder volledig, dan in gebruik zy'n bij de kooken huishoudscholen, uitstekende resultaten kunnen verkregen worden,zoowel in de keuken als elders. Ontbreekt soms de appelboor, dit is geen beletsel, dat onverbeterlijke beignets den gasten worden voorgezet n'en déplaise de ez-kookschoolleerling, die het tegenovergestelde volhield; ook kan onberispelijk strijkgoed huisgenoot of klant worden voorgelegd, be werkt met ijzers van de voorlaatste, of nog vroegere vinding. Zoo is 't met alles. De voortreffelijkheid en volledigheid van de ge reedschappen en verbrniksartikelen der kooken huishoudscholen, leveren een gevaar voor de leerlingen, welke niet breed zyn aange legd ; een gevaar, waaraan zy' misschien zouden ontkomen, wanneer zij er herhaaldelijk op werden gewezen En niet breed aangelegde leerlingen zullen op deze inrichtingen alles behalve witte raven zijn, zoolang in nog maar al te wyden kring vraag het maar bevoeg den de dwaze meening voorzit, dat be krompenheid geen beletsel is om zich een door en door verdienstelijk hoofd der huis houding te betoonen. Zoo grootsch het werkplan dezer school, zoo grootsch het gebouw! Vestibules en trappen zonden een paleis nauwelijks ten schande zyn, en de vertrekken der tweede verdieping doen eer denken aan zalen dan aan slaapkamers voor inwonenden, | wien alles wordt verschaft, met uitzondering van de wasch, voor f 30 in de maand, of iets meer. Het bestuur, naar ik hoor, beschouwt dit ook een gebrek, en zint reeds op verbouwing. Of deze Vereeniging het finantiël zal kunnen bolwerken, hangt voorzeker grootendeels af van de mildheid door bestuur en particulieren betracht. Bedrnipen zal deze school, aller eerst een volksschoól, met haar buitengewoon hpoge exploitatie-kosten, zich voorzeker wel niet, want de door B. en W. voorstelde ge meentelijke subsidie is niet veel meer dan een druppel in een emmer *). Een en ander echter zij, gelijk het zy door müwordt de >Haagsche Vakschool voor Meisjes'' een volledig succes toegewenseht; en welslagen acht ik niet onmogelijk de flnantiSn er buiten gelaten wanneer men er maar van den beginne af op bedacht z\j, dat er klippen liggen in den naasten omtrek, ja in huis zelf. Het Prospectus zegt, dat er een Hoofd zal zijn van 't Onderwijs en een Hoofd der Huis houding. Daar het onderwijs aan een kookschool en het bestier dier hnishonding met allen aankleve, werkkringen vormen, welke herhaalde lijk in elkaar grijpen, lykt mg dit toe een klip van groot gevaar. Zal de school er zich niet op te pletter slaan, dan dient hooge stuur manskunst te worden betracht door beide partijen, terwijl bedreyenen in de stuurmans kunst waarlijk maar niet voor het grijpen zy'n, zoodat het samenbrengen van twee. voorzeker niet een gemakkelijke zaak zal blijken. Ook is het wel en wee dezer inrichting on getwijfeld voor een deel in handen van het Bestuur en de nota bene niet minder dan 55 patronessen l Het heil der school eischt, dat zij zich leeren beschouwen als een overbodig element, wat betreft het onderwijs en den loop der huishouding. Met welk een gerust geweten zij dit doen kunnen, bewijst de soortgelijke in richting aan bet andere einde dezer gemeente. Daar toeh is de Directrice haar eigen Bestuur, en de zaken gaan er niet minder, misschien wel te beter om. Gelukt het aan de autoriteiten twee Hoofden te vinden, berekend voor haar respectieve taak, dan laten dezen zich voorzeker niet in haar zelfstandigheid kortwieken. Bij inmenging mag voor de buitenwereld de verstandhouding goed schijnen; oogenschy'nlijk alle aanmer kingen voor zoete koek worden opgegeten, heimelijk zullen de miskenden naar een andere betrekking uitkijken en haar post voor goed verlaten, zoodra zij haar kans schoon'zien. Daarenboven: het Bes t UB r begrijpe, dat de verantwoordelijkheid vergrooten van deugde lijke Hoofden niet meer of minder zal uit werken dan een nog diepere verfijning van hun verantwoordelijkheidsgevoel. Slaagt het Bestuur er niet in Hoofden te vinden ten volle berekend voor het moeilijk werk, dan zal het maar al te ras ontwaren, dat zelfs een dozijn gegronde verwijten daags, toch geen blijvende verbetering bewerkt, want al zal de te kort schietende ook willen ver anderen, ze zal geen bevredigend werk kunnen leveren, daar zij er de talenten voor mist. Der Haagsche Vakschool voor Meisjes heil! Den Haag, 10 Oct. ELISE A. HAIGHTON. *) Sedert ik dit schreef, heeft de Gemeente raad met een meerderheid van 7 stemmen be sloten de subsidie te brengen van ? 1000 op ? 4000. Meerderheid ik feliciteer met de mooie ontwikkeling van uw rechtvaardigheidsgevoel. Zorg yoor gebrekkige Meren. In de rubriek Voor Dames*' van De Amster dammer No. 1319, komt onder bovenstaand opschrift een artikel voor, bevattende eenige mededeelingen omtrent organisaties in Dene marken, DuUschland, Noorwegen en Engeland, die zich de zorg voor gebrekkige kinderen ten doel stellen en omtrent haar practischen arbeid Het artikel eindigt met deze woorden: .Nederland.... Neen, zoover zijn we nog niet. Althans niet by ons weten. Maar we waren wat uitvoerig in onze mededeelingen, wijl we hoopten, dat binnen niet te langen ty'd ons land mee aan de spits mocht staan van deze eminent-philantropische beweging. Wie zal onze Knudsenzyn? Of?dames onze H. Ward ?" Het moet inderdaad eenige bevreemding wekken, dat de steller van dat artikel, die zoo goed op de hoogte schijnt te zy'n van dezen schoenen philantropischen arbeid in het buiten land, geheel onkundig is van hetgeen in deze richting in ons land is en wordt gedaan. Wat daarvan de reden echter ook zij, het feit van de onbekendheid met de bestaande Vereeniging tot verzorging van gebrekkige en mismaakte kinderen in Nederland" bij een publicist, die zich voor de zaak interesseert, is verontschul diging genoeg voor de poging, om op haar de aandacht te vestigen van den grooten kring van lezers, dien dit weekblad bereikt. In de algemeene vergadering der Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der ge neeskunde," in 1899 te Arnhem gehouden, hield dr. W. Renssen een voordracht De verzorging der gebrekkigen en mismaakten," in welke bij de aandacht der geneeskundige wereld vestigde op de wenschelykheid om hulp te verleeaen aan deze ongelukkigen. Deze opwekking ge schiedde klaarblijkelijk in overleg, of was althans het uitvloeisel van besprekingen met de thans afgetreden moeder van het Arnhemsche Diaconessenhuis, zuster Johanna van Nees, die reeds in 1897 de inrichting te Nowawes had bezocht. Daarna trok het bestuur van het Diacones senhuis zich deze zaak aan en besloot in het huis Bethanië, tegenover het Diaconessenhuis gelegen, eenige mismaakte kinderen op te nemen. Intnsschen werd, op initiatief van dit bestuur, een vereeniging opgericht tot verzorging van gebrekkige en mismaakte kinderen in Neder land," waarvan de statuten werden goedgekeurd bij Eoninkl. besluit van 27 Maart 1900. De artikelen 5 en 6 dezer statuten luiden: De vereeniging stelt zich ten doel het ver plegen, opvoeden, ontwikkeien en behandelen van, benevens het geren van ambachtsonderwy's aan gebrekkige en mismaakte kinderen in Nederland." De vereeniging tracht dat doel te bereiken door het opnemen van gebrekkige en mis maakte kinderen in uitsluitend hiervoor inge richte tehuizen." Het eerste tehuis wordt opgericht te Arnhem." Dat eerste tehuis is opgericht en werd ge opend 9 December 1900. Op dit oogenblik worden daarin verpleegd 7 kinderen (5 jongens en 2 meisjes). Het is voorloopig gevestigd in het huis Bethanië, maar, daar dit slechts weinig ruimte aanbiedt, is een villa aangekocht in de buurt van het Diacones senhuis, die de gelegenheid zal geven een grooter aantal verpleegden op te nemen. Deze villa wordt verbouwd met het oog op het doel der inrichting. Daardoor zal ook het ambachtsonderwys beter tot zyn recht kunnen komen, terwijl een flinke tuin de kinderen in staat zal stellen zich meer dan tot dusver in de open lucht op te houden. Het nieuwe gebouw zal in het begin van het volgende jaar worden betrokken. Het Tehuis" is afgescheiden van de ver eeniging en heeft met haar eigenlyk slechts een fmancieelen band, daar het van haar subsidie ontvangt. Bovendien werd voor de eerste maal het bestuur van het Tehuis" gekozen door het bestuur der vereeniging. Behalve een band met de vereeniging, is bet Tehuis" ook innig aan het Diaconeesenhnls verbonden door statu taire en reglementaire bepalingen, die hier niet allen kunnen worden medegedeeld. Genoeg dat de verpleging geschiedt door zusters, aan het Diaconessenhuis verbonden. Is men dus te Arnhem reeds vrij ver gevor derd en mag verwacht worden dat aldaar binnen niet te langen ty'd een Krüppelheim zal te vinden zijn, dat in staat is misschien een veer tigtal ongelukkigen met de middelen der die nende liefde en der wetenschap de toekomst hoopvoller te maken en hen op te leiden tot nuttige leden der maatschappij, de taak, die de vereeniging zich ten doel heeft gesteld, reikt veel verder. Dr. Renssen meende in zijne straks genoemde voordracht het getal on- en minver mogende gebrekkigen in Nederland op ongeveer 2500 te kunnen stellen. De vereeniging kan dus niet tevreden'zijn met n tehuis, maar zal haar best moeten doen en van het tegen woordig bestuur is dit te verwachten in andere streken des lands evenzeer tehuizen op te richten. Zy heeft 'daartoe echter noodig geldmiddelen en dus leden. Als ik nu mede deel, dat volgens het verslag over 1901 de contributies over dat jaar / 3322 bedragen en het aantal leden in de hoofdstad des rijks 17 bedroeg, dan is er alleen voor propaganda nog heel wat te doen. Voor de correspondeerende leden, die over 75 gemeenten des lands ver spreid zijn, ligt, dunkt mij, een arbeidsveld braak, waarvan de ontginning allergemakkelykst moet zijn. De beurs te openen ten behoeve van gebrekkige kinderen moet aangenaam zijn voor ieder, die den zegen waardeert der gezond heid van de zijnen. Mag dit geschrijf daartoe opwekken l Eén mededeeling vinde hier nog eeneplaats. Het Eerste Tehuis" te Arnhem zal, wanneer het verplaatst is naar de Pels Ryckenstraat, den naam ontvangen van Johanna-Stichting, als een hulde aan zuster Johanna van Ness, tot in den zomer van 1902 moeder van het Nederl. Hervormd Diaconessenhuis alhier. Waar de schrijver van het artikel, dat dit opstelletje uitlokte, namen in herinnering brengt van weldoeners der gebrekkigen in het buiten land, is het gepast dat de naam dezer nobele vrouw wordt gehuldigd, als er sprake is van het ontstaan en de korte geschiedenis der philantropische beweging, die in Nederland streeft naar het verbeteren der levensomstandigheden van de mismaakten. Arnhem, 8 Oct. 1902. J. RINKES JB. Mevrouw &isela Mirkovszky. Mizzi Horak. Nicolaus Lenau. Sara/» Bernhardt. Gisela Mirkovszky, die, zooals wy reeds vroeger vermeld hebbeu, de ontwerpster is van het «velours nacré" heeft met haar artistieke vinding groot succes gehad Op de tentoonstel ling te Turijn. Door de Italiaansche regeering werd zij aangezocht, een paar op fluweel ge schilderde modellen te willen afstaan aan eenige indnstriescholen voor meisjes, in Italië. Deze jonge, energieke, Hongaarsche vrouw is een schilderes van naam, die zich in de laatste jaren uitsluitend beweegt op het gebied der kunstindustrie. De motieven voor haar fluweelschilderingen, worden allen door baar ontworpen en geteekend. Sofa-kussens, zauurbekleedingen, portières en gordijnen door Gisela Mirkovszky geschilderd op zijden fluweel en peluche, door haar aangeduid als «velours nacré", zijn won deren van kunstvaardigheid. Onzen landgenoot, den talentvollen schilder, John Jacobson, is het gelukt op rag-fijne zyden en gaasachtige weefsels met olie te schilderen, zonder dat de grondstoffen iets verliezen van hun oorspron kelijke soupelheid. Door welk procédé? Voila! c'est son secret. De Hongaarsche schilderes verkrijgt dezelfde resultaten op haar lievelingsweefsels, fluweel en pelucbe. Japonnen en avondmantels door haar beschilderd hebben in Turijn »furore" gemaakt. Men beweert, dat Gisela Mirkovszky een cursus wil openen, om onderricht te geven in het maken van «velours nacré". Zou zij inder daad het monopolie harer vinding uit handen geven ?! In het belang der kunst-industrie zou zulk onzelfzuchtig handelen zeer te loven zy'n. Het lijkt bijna te schoon om waar te wezen. *** De eerste vrouwelijke stationschef in Oos tenrijk, mejuffrouw Mizzi Horak, door de directie der lijn Bozen-Meran, aangesteld als chef aan het kleine station Vilpian, is over geplaatst naar Meran, waar zij haar krachten kan wy'den aan een veel drukker werkkring. Mizzi Horak is een mooi, jong meisje, dat er in «ambtsgewaad" allerbekoorlykst uitziet. Op het hoofd draagt zy een klein zwart hoedje met vuurrooden band. Bij een donkerblauw, natuurlijk voet-vry', serge rokje, koos zij een hel-blauwe blouse, met rooden band om den rechterarm. Vlug en sierlijk tript zy over perrons en rails. Niets ontgaat aan den speurblik van haar schrandere, bruine kijkers. * * * Duitschers hebben een zwakje voor allerlei herinnerings-dagen. By' zulke gelegenheden ko men feiten, bizonderheden, onbescheidenheden en anecdoten ter sprake, die men goed en wel begraven waando. Den 13den Augustus jl. was het een eeuw geleden, dat Nicolaus Lenau (Nicolaus Niembsoh dler von Strehlenau) in het Hongaarsche dorp Csatad, by' Temesvar geboren werd. Dat de weemoedige, lyrische dichter Lenau in Weenen studeerde in philosophie, medicijnen, staathuishoudkunde en rechtsgeleerdheid werd ons reeds op de schoolbanken verteld. Met ongeveinsde bewondering vroegen wij ons af: «hoe hield-ie dat alles uit elkaar ?" Dat hy veel reisde, in Amerika vertoefde, buitenge woon muzikaal was en zeldzaam mooi viool speelde zijn ook geen geheimen. Thans wordt het veel-bewogen en diepmelancholieke liefdeleven van Nicolaus Lenau opgerakeld. Men is bezig gelden in-te-zamelen om een gedenkteeken in zyn geboorteplaats op te richten; tevens wil men onthullen waarom in de verzen van den poëet die op acht-en veertigjarigen leeftijd stierf, zooveel tranen vloeien, zooveel zuchten geslaakt, zooveel klach ten geuit worden Cherchez la femme l" Als student werd hy' verliefd op een beeldschoone Wienerin, Bertha Haner. Zij was een kind uit bet volk; hy' hoopte haar op-tevoeden en te beschaven. Dit lukte hem niet. Haar ruwe toon en onhebbelijke manieren striemden zy'n dichterlijk gemoed; tóch ver droeg hij alles van het wufte meisje, omdat hy haar lief had. Toen zij hem verliet, om een rijkeren en minder sentimenteelen minnaar te volgen, meende Lenau voor goed met liefde te hebben afgedaan... tot hij in Stuttgart kennis maakte met Lotte Gmelin, een mooi, beschaafd, zeer ontwikkeld jongmeisje. Zy speelde goed piano en had een verrukkelijke stem. Lenau was doodelyk van haar, en zij van hém. Helaas! zij mochten elkaar niet toebehooren. Lotte's moeder wilde geen toestemming geven tot een huwelijk. Lenau heeft Lotte nooit vergeten en haar in zy'n schoonste, droefste liederen, «Schilflieder", gehuldigd. Naar aanleiding dezer gedichten, noemde men Lotte Gmelin: «Schilflottchen". Toen volgde een liaison met Sophie L wenthal, een getrouwde vrouw in Weenen. Een beroemde zangeres, Earoline Unger, twee jaar onder dan de ontvlambare dichter, was besloten, Sophie uit het hart van Nicolaus te verbannen. Z\j zong schoener dan ooit...; tegen muziek en vrouwelijk schoon was de arme Lenau nu eenmaal niet opgewassen. Manly'k-onredzaam, maakte Lenau Sophie Löwenthal deelgenoote van zyn ontwaakten hartstocht voor Earoline. Volgde een tijd van eindeloos gekibbel met Sophie, en smachtende liefdesverklaringen aan Karoline, die niet in ijver verflauwde en den gevoelvollen dichter haar portret aanbood met de voor barige onderteekening: «Earoline von Streh lenau geboren Unger". Dit werkte als een douche. De gevoels-mensch Lenau oordeelde dat Earolientje een beetje te veel met theater effecten te rade ging. Rnpture. Lenau vry man... tot hy kennis maakte met de jonge, bevallige Marie Behrends uit Frankfurt a. M. Zelfs een dichter kan leeren in de praktijk des levens ! Lenau besloot de jaloersche Sophie Löwenthal buiten zy'n bartsgeheimen te houden. Hy verloofde zich met Marie Behrends en wilde zoo spoedig mogelijk trouwen. Helaas! Lenau's trouwplannen kwamen Sophie ter oore. Als een bom viel zij by hem binnen, met groote heftigheid getuigend: «Je zult niet met die dame in den echt treden! Eer word ik, of jy krankzinnig." Dit schril optreden van een vrouw, die hy eenmaal had liefgehad, ging de spankracht van Lenau's geschokte zenuwen te boven. Arme man! Hy mocht zijn bruid Marie Behrends niet meer terugzien. Zes jaar lang leefde hy afgezonderd van de wereld, in een gesticht. In 1850 maakte de dood een einde aan het rusteloos omwoelen der smartelijke herinneringen zijner liefdeservaringen. * * * Het zal wel niet de eerste en waarschijnlijk niet de laatste keer zijn, dat «La divine Sarah'' geen woord hield. Zij toch, had bij alle Muzen gezworen, niet in Duitschland voor het voet licht te verschijnen, zoolang Elzas en Lotha ringen Germaan sch grondgebied zouden zijn. Tegen half Oktober zal zy in Berlijn op treden, om vervolgens een tournee arüstique te maken door Duitschland's hoofdsteden. De Berly'ners pruttelen wel een beetje, dat de grillige tooneelspeelster gewacht heeft, tot zij een niet meer jonge vrouw was, om voor hen Hamlet uit-te- beelden. De ridderlijke Wilhelm II heeft zy'n jachtvermaken zoodanig geregeld, dat hy' in de gelegenheid zal zy'n, de groote kunstenares toe-te-juichen. CAPBICE. tlHIIIUIIIIIIIIHII UIT DE NATUUR. Windekelken. Melkwit komt op een donkere heg of tegen zwartgroene hop of braam de mooie Winde uit langs onze zandwegen en ook langs zeer ge wonen grint- en straat weg kunt gy' ze treffen, die heerlijke kelken der Convolvulus sepium. Hun windende stengel, die al zoekend rondtast om een steun te vinden, omstrengelt een nabyzy'nden tak en gaat daar bij als langs een wentel trap omhoog, zich eraan opwerkend met flinke spiraalslagen en de as steeds houdend aan de linkerhand, zoodat men met een linkswindende slingerplant te doen heeft. Onze twee in 't wild voorkomende Winden zy'n die met de forsche witte kelken, onze Haag- of Heggewinde, en dan de kleinere, liefelijk rose of rose en wit getinte Akkerwinde, voor de boeren een gevreesd onkruid, want de wortels dringen diep in den grond, en de losse bevallige bloemslingers, die soms, waar zy het bouwland langs den rand omzoomen, tegen 't gelend koren prachtig staan, woekeren lastig tusschen de halmen voort of verstikken ze wel in doodelyke omarming. De groote witte kan ook in de tuinen lastig worden en waar zy' zich heeft gevestigd, is men haar vooreerst niet kwijt. Gelukkig dat ze den beschouwer, als hy' in zy'n heg haar aan het werk ziet, slechts schoonheid geeft te zien niet enkel in de liefely'ke schakeering van het frissche groen der bladeren,'t melkwit van de bloemen en het bleekgroen van de kelken, die de bloemen dragen, maar ook schoonheid in de edele lijnen van het blad, welks buigingen en rondingen zacht leiden naar den spitsen top, terwy'l beneden aan den voet de beide slippen, die het blad den py'lvorm geven, min of meer zy'n afgeplat. Tot zelfs de beide schutbladen, groot en hartvormig, omgeven op losse, sierlijke manier den knop en boven raken elkander hun geestig toegespitste uiteinden. Wat haar zoo duurzaam stand doet houden op de plaatsen, waar ze ich eens heeft ge vestigd, is baar vermogen, om zich op zeer byzondere wy'ze te vermenigvuldigen, ook als haar zaden niet tot rijpheid mochten komen. Ze kan namely'k rechte loten vormen, soms wel van een meter lang, die, hier en daar slechts van een enkel klein blaadje voorzien, zonder kronkelingen den kortst mogelyken weg afleggen tusschen de oksels van de bladeren, waar zij ontstaan, en de aarde. Is zulk een tak bene den aangekomen, dan boort hij zieh in den grond en is in weinige dagen er twee, drie decimeter diep in doorgedrongen. Dat onderaardsche deel vervormt zich in de diepte, wordt kleurloos en krijgt gansch en al 't karak ter van een wortelstok of onderaardschen stengel. Er wordt daar zetmeel gevormd tot voedsel van het jonge leven, dat er later uit zal opgroeien, want als tegen den winter al de bovenaardsche doelen van de Haagwinde sterven, blijft het onderaardsche leven en daaruit schieten in het -volgend voorjaar nieuwe planten op. Naast die mooie witte Winden kan men in tuinen de gekleurde Winden aantreffen, by' eiken kweeker welbekend, Ipomaea purpwrea ook Pharbitis purpurea en de Convolvulus tricolor. Het vaderland van Ipomaea is ZnidAmerika, dat van de Driekleurige Winde ZuidEuropa, en van de eerste weet men, dat ze in het midden van de 17de eeuw reeds naar onze tuinen was overgebracht De blauwe tricolor met gelen bodem van den bloemkelk en witten ping tnsseben 't blauw en 't geel blijft vry laag, maar de Ipomaea is een slingerplant, die wij aan ieder kunnen aanbevelen. Daar zy njarig is, beleeft ge nooit iets anders dan pleizier van haar, want z)j verschijnt alleen, als gij gezaaid hebt en haar dus tot u hebt geroepen. Wy' hebben de plant tegen een schutting met een paar nog jonge leiboomen staan en de mooie ver rukkelijk gekleurde bloemen, purper meest, maar ook veel rood of blauw, tusschen de heel hoog tegen het spalier zich opwerkende slingers, geven een flenrigheid, die heel den zomer duurt. Nu nog verschijnen er dag op dag nieuwe bloemen met die eenigmooie' fluweeltinten en de donkerder van den rand naar de diepte van den windekelk leidende strepen, eiken avond weer beloofd door de eigenaardige zoo typisch convolvulusachtig ge draaide knoppen, een verrukkelijke aanblik I Zoo winden winden zich om wat zij vinden en winden daarbij wie hen vinden op. Geduld en natuurkennis. Hy, die zy'n kennis der natuur wenscht uit te breiden door rond te kijken in de vry'e natuur zelve en die de vogel» en de bloemen en de insecten wenscht te leeren kennen en onder scheiden, heeft véor alle dingen geduld noodig. Uit gedrukte boeken leert men vlugger dan uit 't open geslagen natuurboek zelf. Maar voor wie 't niet om snelheid is te doen, wie niet voor een examen een bepaalde dosis kennis heeft in te zamelen, om- daarover op een gegeven moment te kunnen beschikken, gaat er niets boven de lessen, door de natuur zelve gegeven, vooral wanneer een grondslag van elementaire kennis aanwezig is, en ook als die ontbreekt, kan de vaste wil om te zien en op te merken, een middel zijn om volkomen met het ons omringende in de natuur ver trouwd te raken. Eén ding is daarbij echter noodig, namelijk een groote dosis geduld. Want het duurt alty'd lang, 't is een werk van langen adem, dat ver trouwd raken met wat de natuur te zien geeft. Ook al doordien de natuur er zoo'n handje van heeft, haar schatten te verbergen. Ge moet al een heelen ty'd buiten hebben gewoond in een van vogels niet misdeelde streek, om by voorbeeld de meest algemeene meezensoorten, koolmees, pimpel, zwarte mees, staartmees, zwartkopmees en kuifmees, alle in hun natuurstaat te hebben aangetroffen. Het is een heel genot, zoo'n nieuwe kennismaking met een vogel, dien ge alleen van de afbeelding of van een mondelinge beschrijving kendet; maar het zóó «ontdekte" bly'ft u by, dat is voor goed uw eigendom, wat niet zoo zeker is by kennis, uit de boeken opgenomen. Die kennis trouwens moet de andere steunen, en voor 't eenvoudige herkennen van insecten, vogels, bloemen kunnen platen inderdaad ontzaggelyk veel nut doen. In scholen kan men daar niet genoeg van profiteeren; de platen, die de kinderen natuurvoorwerpen voor oogen stellen, geven de indrukken, waardoor 't hun later gemakkelijk valt, de dingen, die zy buiten zien, te herkennen, vooral zoo de onderwijzer heeft gezorgd voor 't wekken van het in telligente ky'ken en voor het onverbrekelijk verband tusschen voorstelling en naam. Iemand, die op zy'n twintigste jaar een examen moest doen, waar veel over plantkunde voor werd gevraagd, en die voor deze studie een paar wintermaanden had bestemd, omringde zich met alle platen van de Flora van Nederland, de oude nog van C. A. J. A. Oudemans, en prentte zich de beelden en de namen van de planten in een korten tijd in 't hoofd, ijsberend in de kamer, waar de platen, tafels, stoelen en den wand bedekten, van plaat l naar No. 91 en vice versa, met en zonder overspringen. Dat was een fameus slechte manier van plantkunde studeeren, maar vlug was ze, en 't zou zeker honderdmaal meer ty'd hebben genomen, zoo hy die massa inlandsche, in 't wild groeiende planten, of ook maar 't grootste deel ervan, had willen leeren kennen, al botaniseerend in het open veld of speurend in een bosch, met schopje en plantenbus en 't determineerboek gewapend. Toch kan zoo'n haastig verworven bekendheid met natuurvoorwerpen, ook al vervliegt zy spoedig, stellig dienen om 't herkennen buiten krachtig te steunen, want zooals de plaat het echte voorwerp oproept in den geest, zoo roept ook omgekeerd het voorwerp de afbeelding u voor oogen, en ge zegt, dat moet die of die plant, dat of dat insect zy'n, precies zoo lieten platen ze mij zien. Natuurlijk is men by' 't herkennen van vogels in de vry'e natuur ook wel zeer bijzonder op zy'n geduld aangewezen, hun schuwheid en hun vlugheid zyn alleen daarmee te bestrijden; watertorren en salamanders daarentegen kunt ge licht op elke excursie meebrengen; maar dan weer een hazelworm by voorbeeld, als ge u voorneemt, dien te vangen en thuis te brengen, zult ge stellig geduld moeten oefenen; die gluren met hun heldere oogjes en hun gondbruin, glanzig pakje niet maar om ieder hoekje, en 'k wed, dat menige gevonden veenmol, mierenleeuwlarf of zeldzame vlinder het loon is voor lange geduldsoefening. En geef niet gauw den moed op, bid ik u; zeg niet, neen, dat vind ik zeker nooit, zoo'n trefje valt my' stellig niet te beurt; geduld overwint in dezen zeer by'zonder veel en voor den zoeker in de schatkamer van moeder Natuur is stellig waar die oude les, que tont vient a temps a qni sait attendre.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl