Historisch Archief 1877-1940
No. 1321
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DAMEjS.
..-.. inotkii VaUÉiol mor Meisjes,......
Velen zullen zich herinneren, dat, en hoe
op de Nationale Tentoonstelling van Vrouwen
arbeid een commentaar werd geleverd op de
onderwijsbegrooting. Aan den wand
derschoolafdeeling hing een groot stuk karton, waarop
een blQ kijkende jongen een zak omhoog hield,
dien hönauwelijks baas was. Deze toch bevatte
? 2,301,628, zijnde de Rijksnitgave voor 1898
voor onderwijs en vakopleiding van den knaap.
Naast hem stond een pruilend meisje meteen
heel klein zakje in haar hand. Even twee ton
toch was alles, waarmede de regeering in 1898
voor de opleiding van de vrouwelijke jeugd
het budget wilde bezwaren.
Vl&nend scherp dit onpersoonlijk verwijt!
Vlgmend scherp ^- in werkelijkheid toch
zijn er meer meisjes dan jongens, zoodat, zelfs
dit percentage buiten rekening gelaten, er voor
de toenmalige regeering, en thans is het niet
anders, elf meisjes op een jongen gaan, tenzij
deze de onverdedigbare meening zon koesteren,
dat. of bet. meisje zooveel rijker begaafd is dan
da jouen, dat zij zoo goed als geen vakoplei
ding behoeft, of, dat het deugdelijk bestier
' eener eigen hnishonding van zelf gaat
tronwen^toch is het vak voor 't meisje, zeide
-iMn'toen, en zegt men thans nog, terwijl juist
dwwr dagen de statisticus mr. Pb. Falkenburg
bet bewijs heeft overlegd, dat er op Italiëna,
benevens te Petersburg, er geen land is in
Europa, waar zoo weinig huwelijken worden
gesloten dan in Nederland. De op een
echtverbintenis belustigden, zich diets makende,
dat het huwelijk een gemakkelijke en onaf
hankelijke betrekking biedt, zullen wel doen
zich te Antwerpen te vestigen; daar toch is
de tronwkans verreweg het grootst en misschien
wel de tronwkrans het goedkoopst.
Dat het meisje van zelf een geschikt hoofd
der huishouding wordt, wie 't betwijfelt ?
allereent de vrouwen zelf. Vandaar dat in de
laatste jaren steeds meer en meer kook- en
huishoudscholen worden opgericht, gemeenlijk
op initiatief van hoog staande vrouwen, die
maar zien moeten, hoe aan 't noodige geld te
komen, daar «üof by de overheid te vergeefs
om subsidie aankloppen bf met enkele honderd
guldens worden afgescheept.
Zoo dan is 't voornamelijk den ijver van
eenige vrouwen te danken, dat dezer dagen
de Haagsche Kook- en Huishoudschool, door
verschillende redenen ten gronde gegaan, uit
baar asch is verrezen schooner dan te voren
schooner gebezigd in de beteekenis van meer
omvattend.' Deze onderneming is hervormd tot
een, vooral het volkekind ten goede komende,
vakschool, met gelegenheid tot inwoning voor
vrouwen van hoogeren stand daarnevens, zoodat
we hier een samenvatting hebben van: een
Kook- en Huishoudschool; een Industrieschool
en een Tehuis voor vrouwen, in den geest van
Sonnevanck.
Het prospectus zegt: Het doel der school is:
Opleiding tot huishoudster,
kinderjnffronw, kamenier en k amen ie
rlinnenmeid; dienstbode, (meid alleen),
keukenmeid, werkmeid of tweede
m e i d en l i n-n e nme i d, k o o k s t er (fijne
keuken), en kindermeisje.
Opleidvi,ng«l«ssen van (lees: voor)
meisjes, die reeds fn betrekking zijn; naar
keuze voor keuken- en Waschkamer.
Dit alles zal men trachten te bereiken door
niet minder dan teren en twintig cur
sussen, uit de opsomming waarvan blijkt, dat
nog heel wat meer wordt beoogd, dan het
prospectus als doel der school aangeeft.
Aani genomen zelfs, dat men in het vervolg aan
een huishoudster den eisch zal mogen stellen
een cursus in boekhouden te hebben gevolgd;
. aan kamenier en linnenmeid bedreven te zijn
in de vervaardiging van de verschillende
kantsoorten; van kinderjuffrouw vragen kennisvan
elementaire plantkunde welk een gulden
tijd! geen harer toch zal, naar ik vermoed,
deel te nemen hebben aan den cursus in:
handelsrekenen; machine- en snelschrift;
hoeden garneeren, bloemen maken, eerste hulp
bij ongelukken en beginselen der ziekenver
pleging.
(Beginselen der ziekenverpleging, d. i. dus:
opleiding tot brekebeenen. Men moet wel niets
beters te doen weten, om tot de vorming
daarvan ziek te willen leenen).
By het doorlezen van dit prospectus, ziet
het geestesoog onwillekeurig voor zich rijzen
een veel te zwaar beladen hooivork.
En toch ware het misschien niet kwaad
geweest aan deze 27 cursussen een acht en
twintigste toe te voegen; een cursus: in het
zich eigen maken der overtuiging,
, dat met werkgereedachappen min
der ideaal en minder volledig,
dan in gebruik zy'n bij de
kooken huishoudscholen, uitstekende
resultaten kunnen verkregen
worden,zoowel in de keuken als elders.
Ontbreekt soms de appelboor, dit is geen
beletsel, dat onverbeterlijke beignets den
gasten worden voorgezet n'en déplaise de
ez-kookschoolleerling, die het tegenovergestelde
volhield; ook kan onberispelijk strijkgoed
huisgenoot of klant worden voorgelegd, be
werkt met ijzers van de voorlaatste, of nog
vroegere vinding. Zoo is 't met alles. De
voortreffelijkheid en volledigheid van de ge
reedschappen en verbrniksartikelen der
kooken huishoudscholen, leveren een gevaar voor
de leerlingen, welke niet breed zyn aange
legd ; een gevaar, waaraan zy' misschien zouden
ontkomen, wanneer zij er herhaaldelijk op
werden gewezen En niet breed aangelegde
leerlingen zullen op deze inrichtingen alles
behalve witte raven zijn, zoolang in nog maar
al te wyden kring vraag het maar bevoeg
den de dwaze meening voorzit, dat be
krompenheid geen beletsel is om zich een
door en door verdienstelijk hoofd der huis
houding te betoonen.
Zoo grootsch het werkplan dezer school,
zoo grootsch het gebouw!
Vestibules en trappen zonden een paleis
nauwelijks ten schande zyn, en de vertrekken
der tweede verdieping doen eer denken aan
zalen dan aan slaapkamers voor inwonenden, |
wien alles wordt verschaft, met uitzondering
van de wasch, voor f 30 in de maand, of iets
meer. Het bestuur, naar ik hoor, beschouwt
dit ook een gebrek, en zint reeds op verbouwing.
Of deze Vereeniging het finantiël zal kunnen
bolwerken, hangt voorzeker grootendeels af van
de mildheid door bestuur en particulieren
betracht. Bedrnipen zal deze school, aller
eerst een volksschoól, met haar buitengewoon
hpoge exploitatie-kosten, zich voorzeker wel
niet, want de door B. en W. voorstelde ge
meentelijke subsidie is niet veel meer dan een
druppel in een emmer *).
Een en ander echter zij, gelijk het zy
door müwordt de >Haagsche Vakschool voor
Meisjes'' een volledig succes toegewenseht; en
welslagen acht ik niet onmogelijk de
flnantiSn er buiten gelaten wanneer men er
maar van den beginne af op bedacht z\j, dat
er klippen liggen in den naasten omtrek, ja
in huis zelf.
Het Prospectus zegt, dat er een Hoofd zal
zijn van 't Onderwijs en een Hoofd der Huis
houding.
Daar het onderwijs aan een kookschool en
het bestier dier hnishonding met allen
aankleve, werkkringen vormen, welke herhaalde
lijk in elkaar grijpen, lykt mg dit toe een
klip van groot gevaar. Zal de school er zich
niet op te pletter slaan, dan dient hooge stuur
manskunst te worden betracht door beide
partijen, terwijl bedreyenen in de stuurmans
kunst waarlijk maar niet voor het grijpen zy'n,
zoodat het samenbrengen van twee. voorzeker
niet een gemakkelijke zaak zal blijken.
Ook is het wel en wee dezer inrichting on
getwijfeld voor een deel in handen van het
Bestuur en de nota bene niet minder dan
55 patronessen l Het heil der school eischt, dat
zij zich leeren beschouwen als een overbodig
element, wat betreft het onderwijs en den loop
der huishouding. Met welk een gerust geweten
zij dit doen kunnen, bewijst de soortgelijke in
richting aan bet andere einde dezer gemeente.
Daar toeh is de Directrice haar eigen Bestuur,
en de zaken gaan er niet minder, misschien
wel te beter om.
Gelukt het aan de autoriteiten twee Hoofden
te vinden, berekend voor haar respectieve taak,
dan laten dezen zich voorzeker niet in haar
zelfstandigheid kortwieken. Bij inmenging
mag voor de buitenwereld de verstandhouding
goed schijnen; oogenschy'nlijk alle aanmer
kingen voor zoete koek worden opgegeten,
heimelijk zullen de miskenden naar een andere
betrekking uitkijken en haar post voor goed
verlaten, zoodra zij haar kans schoon'zien.
Daarenboven: het Bes t UB r begrijpe, dat de
verantwoordelijkheid vergrooten van deugde
lijke Hoofden niet meer of minder zal uit
werken dan een nog diepere verfijning van
hun verantwoordelijkheidsgevoel.
Slaagt het Bestuur er niet in Hoofden te
vinden ten volle berekend voor het moeilijk
werk, dan zal het maar al te ras ontwaren,
dat zelfs een dozijn gegronde verwijten daags,
toch geen blijvende verbetering bewerkt, want
al zal de te kort schietende ook willen ver
anderen, ze zal geen bevredigend werk kunnen
leveren, daar zij er de talenten voor mist.
Der Haagsche Vakschool voor
Meisjes heil!
Den Haag, 10 Oct. ELISE A. HAIGHTON.
*) Sedert ik dit schreef, heeft de Gemeente
raad met een meerderheid van 7 stemmen be
sloten de subsidie te brengen van ? 1000 op
? 4000. Meerderheid ik feliciteer met de mooie
ontwikkeling van uw rechtvaardigheidsgevoel.
Zorg yoor gebrekkige Meren.
In de rubriek Voor Dames*' van De Amster
dammer No. 1319, komt onder bovenstaand
opschrift een artikel voor, bevattende eenige
mededeelingen omtrent organisaties in Dene
marken, DuUschland, Noorwegen en Engeland,
die zich de zorg voor gebrekkige kinderen ten
doel stellen en omtrent haar practischen arbeid
Het artikel eindigt met deze woorden:
.Nederland.... Neen, zoover zijn we nog
niet. Althans niet by ons weten. Maar we
waren wat uitvoerig in onze mededeelingen,
wijl we hoopten, dat binnen niet te langen ty'd
ons land mee aan de spits mocht staan van
deze eminent-philantropische beweging.
Wie zal onze Knudsenzyn? Of?dames
onze H. Ward ?"
Het moet inderdaad eenige bevreemding
wekken, dat de steller van dat artikel, die zoo
goed op de hoogte schijnt te zy'n van dezen
schoenen philantropischen arbeid in het buiten
land, geheel onkundig is van hetgeen in deze
richting in ons land is en wordt gedaan. Wat
daarvan de reden echter ook zij, het feit van
de onbekendheid met de bestaande Vereeniging
tot verzorging van gebrekkige en mismaakte
kinderen in Nederland" bij een publicist, die
zich voor de zaak interesseert, is verontschul
diging genoeg voor de poging, om op haar de
aandacht te vestigen van den grooten kring
van lezers, dien dit weekblad bereikt.
In de algemeene vergadering der
Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der ge
neeskunde," in 1899 te Arnhem gehouden, hield
dr. W. Renssen een voordracht De verzorging
der gebrekkigen en mismaakten," in welke bij
de aandacht der geneeskundige wereld vestigde
op de wenschelykheid om hulp te verleeaen
aan deze ongelukkigen. Deze opwekking ge
schiedde klaarblijkelijk in overleg, of was althans
het uitvloeisel van besprekingen met de thans
afgetreden moeder van het Arnhemsche
Diaconessenhuis, zuster Johanna van Nees, die reeds
in 1897 de inrichting te Nowawes had bezocht.
Daarna trok het bestuur van het Diacones
senhuis zich deze zaak aan en besloot in het
huis Bethanië, tegenover het Diaconessenhuis
gelegen, eenige mismaakte kinderen op te nemen.
Intnsschen werd, op initiatief van dit bestuur,
een vereeniging opgericht tot verzorging van
gebrekkige en mismaakte kinderen in Neder
land," waarvan de statuten werden goedgekeurd
bij Eoninkl. besluit van 27 Maart 1900.
De artikelen 5 en 6 dezer statuten luiden:
De vereeniging stelt zich ten doel het ver
plegen, opvoeden, ontwikkeien en behandelen
van, benevens het geren van ambachtsonderwy's
aan gebrekkige en mismaakte kinderen in
Nederland."
De vereeniging tracht dat doel te bereiken
door het opnemen van gebrekkige en mis
maakte kinderen in uitsluitend hiervoor inge
richte tehuizen."
Het eerste tehuis wordt opgericht te Arnhem."
Dat eerste tehuis is opgericht en werd ge
opend 9 December 1900.
Op dit oogenblik worden daarin verpleegd
7 kinderen (5 jongens en 2 meisjes). Het is
voorloopig gevestigd in het huis Bethanië, maar,
daar dit slechts weinig ruimte aanbiedt, is een
villa aangekocht in de buurt van het Diacones
senhuis, die de gelegenheid zal geven een
grooter aantal verpleegden op te nemen. Deze
villa wordt verbouwd met het oog op het doel
der inrichting. Daardoor zal ook het
ambachtsonderwys beter tot zyn recht kunnen komen,
terwijl een flinke tuin de kinderen in staat
zal stellen zich meer dan tot dusver in de
open lucht op te houden. Het nieuwe gebouw
zal in het begin van het volgende jaar worden
betrokken.
Het Tehuis" is afgescheiden van de ver
eeniging en heeft met haar eigenlyk slechts
een fmancieelen band, daar het van haar subsidie
ontvangt. Bovendien werd voor de eerste maal
het bestuur van het Tehuis" gekozen door
het bestuur der vereeniging. Behalve een band
met de vereeniging, is bet Tehuis" ook innig
aan het Diaconeesenhnls verbonden door statu
taire en reglementaire bepalingen, die hier niet
allen kunnen worden medegedeeld. Genoeg dat
de verpleging geschiedt door zusters, aan het
Diaconessenhuis verbonden.
Is men dus te Arnhem reeds vrij ver gevor
derd en mag verwacht worden dat aldaar binnen
niet te langen ty'd een Krüppelheim zal te
vinden zijn, dat in staat is misschien een veer
tigtal ongelukkigen met de middelen der die
nende liefde en der wetenschap de toekomst
hoopvoller te maken en hen op te leiden tot
nuttige leden der maatschappij, de taak, die
de vereeniging zich ten doel heeft gesteld, reikt
veel verder. Dr. Renssen meende in zijne straks
genoemde voordracht het getal on- en minver
mogende gebrekkigen in Nederland op ongeveer
2500 te kunnen stellen. De vereeniging kan
dus niet tevreden'zijn met n tehuis, maar
zal haar best moeten doen en van het tegen
woordig bestuur is dit te verwachten in
andere streken des lands evenzeer tehuizen op
te richten. Zy heeft 'daartoe echter noodig
geldmiddelen en dus leden. Als ik nu mede
deel, dat volgens het verslag over 1901 de
contributies over dat jaar / 3322 bedragen en
het aantal leden in de hoofdstad des rijks 17
bedroeg, dan is er alleen voor propaganda nog
heel wat te doen. Voor de correspondeerende
leden, die over 75 gemeenten des lands ver
spreid zijn, ligt, dunkt mij, een arbeidsveld
braak, waarvan de ontginning allergemakkelykst
moet zijn. De beurs te openen ten behoeve
van gebrekkige kinderen moet aangenaam zijn
voor ieder, die den zegen waardeert der gezond
heid van de zijnen. Mag dit geschrijf daartoe
opwekken l
Eén mededeeling vinde hier nog eeneplaats.
Het Eerste Tehuis" te Arnhem zal, wanneer
het verplaatst is naar de Pels Ryckenstraat,
den naam ontvangen van Johanna-Stichting,
als een hulde aan zuster Johanna van Ness,
tot in den zomer van 1902 moeder van het
Nederl. Hervormd Diaconessenhuis alhier.
Waar de schrijver van het artikel, dat dit
opstelletje uitlokte, namen in herinnering brengt
van weldoeners der gebrekkigen in het buiten
land, is het gepast dat de naam dezer nobele
vrouw wordt gehuldigd, als er sprake is van het
ontstaan en de korte geschiedenis der
philantropische beweging, die in Nederland streeft
naar het verbeteren der levensomstandigheden
van de mismaakten.
Arnhem, 8 Oct. 1902. J. RINKES JB.
Mevrouw &isela Mirkovszky. Mizzi
Horak. Nicolaus Lenau. Sara/»
Bernhardt.
Gisela Mirkovszky, die, zooals wy reeds
vroeger vermeld hebbeu, de ontwerpster is van
het «velours nacré" heeft met haar artistieke
vinding groot succes gehad Op de tentoonstel
ling te Turijn. Door de Italiaansche regeering
werd zij aangezocht, een paar op fluweel ge
schilderde modellen te willen afstaan aan eenige
indnstriescholen voor meisjes, in Italië. Deze
jonge, energieke, Hongaarsche vrouw is een
schilderes van naam, die zich in de laatste jaren
uitsluitend beweegt op het gebied der
kunstindustrie. De motieven voor haar
fluweelschilderingen, worden allen door baar ontworpen
en geteekend. Sofa-kussens, zauurbekleedingen,
portières en gordijnen door Gisela Mirkovszky
geschilderd op zijden fluweel en peluche, door
haar aangeduid als «velours nacré", zijn won
deren van kunstvaardigheid. Onzen landgenoot,
den talentvollen schilder, John Jacobson, is
het gelukt op rag-fijne zyden en gaasachtige
weefsels met olie te schilderen, zonder dat de
grondstoffen iets verliezen van hun oorspron
kelijke soupelheid. Door welk procédé? Voila!
c'est son secret.
De Hongaarsche schilderes verkrijgt dezelfde
resultaten op haar lievelingsweefsels, fluweel
en pelucbe. Japonnen en avondmantels door
haar beschilderd hebben in Turijn »furore"
gemaakt.
Men beweert, dat Gisela Mirkovszky een
cursus wil openen, om onderricht te geven in
het maken van «velours nacré". Zou zij inder
daad het monopolie harer vinding uit handen
geven ?! In het belang der kunst-industrie
zou zulk onzelfzuchtig handelen zeer te loven
zy'n. Het lijkt bijna te schoon om waar te wezen.
***
De eerste vrouwelijke stationschef in Oos
tenrijk, mejuffrouw Mizzi Horak, door de
directie der lijn Bozen-Meran, aangesteld als
chef aan het kleine station Vilpian, is over
geplaatst naar Meran, waar zij haar krachten
kan wy'den aan een veel drukker werkkring.
Mizzi Horak is een mooi, jong meisje, dat er
in «ambtsgewaad" allerbekoorlykst uitziet. Op
het hoofd draagt zy een klein zwart hoedje
met vuurrooden band. Bij een donkerblauw,
natuurlijk voet-vry', serge rokje, koos zij een
hel-blauwe blouse, met rooden band om den
rechterarm. Vlug en sierlijk tript zy over
perrons en rails. Niets ontgaat aan den
speurblik van haar schrandere, bruine kijkers.
* *
*
Duitschers hebben een zwakje voor allerlei
herinnerings-dagen. By' zulke gelegenheden ko
men feiten, bizonderheden, onbescheidenheden
en anecdoten ter sprake, die men goed en wel
begraven waando.
Den 13den Augustus jl. was het een eeuw
geleden, dat Nicolaus Lenau (Nicolaus Niembsoh
dler von Strehlenau) in het Hongaarsche
dorp Csatad, by' Temesvar geboren werd. Dat
de weemoedige, lyrische dichter Lenau in
Weenen studeerde in philosophie, medicijnen,
staathuishoudkunde en rechtsgeleerdheid werd
ons reeds op de schoolbanken verteld. Met
ongeveinsde bewondering vroegen wij ons af:
«hoe hield-ie dat alles uit elkaar ?" Dat hy
veel reisde, in Amerika vertoefde, buitenge
woon muzikaal was en zeldzaam mooi viool
speelde zijn ook geen geheimen.
Thans wordt het veel-bewogen en
diepmelancholieke liefdeleven van Nicolaus Lenau
opgerakeld.
Men is bezig gelden in-te-zamelen om een
gedenkteeken in zyn geboorteplaats op te
richten; tevens wil men onthullen waarom in
de verzen van den poëet die op acht-en
veertigjarigen leeftijd stierf, zooveel tranen
vloeien, zooveel zuchten geslaakt, zooveel klach
ten geuit worden
Cherchez la femme l"
Als student werd hy' verliefd op een
beeldschoone Wienerin, Bertha Haner. Zij was een
kind uit bet volk; hy' hoopte haar
op-tevoeden en te beschaven. Dit lukte hem niet.
Haar ruwe toon en onhebbelijke manieren
striemden zy'n dichterlijk gemoed; tóch ver
droeg hij alles van het wufte meisje, omdat hy
haar lief had. Toen zij hem verliet, om een
rijkeren en minder sentimenteelen minnaar te
volgen, meende Lenau voor goed met liefde te
hebben afgedaan... tot hij in Stuttgart kennis
maakte met Lotte Gmelin, een mooi, beschaafd,
zeer ontwikkeld jongmeisje. Zy speelde goed
piano en had een verrukkelijke stem. Lenau was
doodelyk van haar, en zij van hém. Helaas!
zij mochten elkaar niet toebehooren. Lotte's
moeder wilde geen toestemming geven tot een
huwelijk. Lenau heeft Lotte nooit vergeten en
haar in zy'n schoonste, droefste liederen,
«Schilflieder", gehuldigd. Naar aanleiding dezer
gedichten, noemde men Lotte Gmelin:
«Schilflottchen".
Toen volgde een liaison met Sophie L
wenthal, een getrouwde vrouw in Weenen. Een
beroemde zangeres, Earoline Unger, twee jaar
onder dan de ontvlambare dichter, was besloten,
Sophie uit het hart van Nicolaus te verbannen.
Z\j zong schoener dan ooit...; tegen muziek
en vrouwelijk schoon was de arme Lenau nu
eenmaal niet opgewassen.
Manly'k-onredzaam, maakte Lenau Sophie
Löwenthal deelgenoote van zyn ontwaakten
hartstocht voor Earoline. Volgde een tijd van
eindeloos gekibbel met Sophie, en smachtende
liefdesverklaringen aan Karoline, die niet
in ijver verflauwde en den gevoelvollen
dichter haar portret aanbood met de voor
barige onderteekening: «Earoline von Streh
lenau geboren Unger". Dit werkte als een
douche. De gevoels-mensch Lenau oordeelde
dat Earolientje een beetje te veel met theater
effecten te rade ging. Rnpture. Lenau
vry man... tot hy kennis maakte met de
jonge, bevallige Marie Behrends uit Frankfurt
a. M. Zelfs een dichter kan leeren in de
praktijk des levens ! Lenau besloot de jaloersche
Sophie Löwenthal buiten zy'n bartsgeheimen
te houden. Hy verloofde zich met Marie
Behrends en wilde zoo spoedig mogelijk
trouwen.
Helaas! Lenau's trouwplannen kwamen
Sophie ter oore. Als een bom viel zij by
hem binnen, met groote heftigheid getuigend:
«Je zult niet met die dame in den echt treden!
Eer word ik, of jy krankzinnig."
Dit schril optreden van een vrouw, die hy
eenmaal had liefgehad, ging de spankracht
van Lenau's geschokte zenuwen te boven.
Arme man! Hy mocht zijn bruid Marie
Behrends niet meer terugzien. Zes jaar lang
leefde hy afgezonderd van de wereld, in een
gesticht. In 1850 maakte de dood een einde
aan het rusteloos omwoelen der smartelijke
herinneringen zijner liefdeservaringen.
* *
*
Het zal wel niet de eerste en waarschijnlijk
niet de laatste keer zijn, dat «La divine Sarah''
geen woord hield. Zij toch, had bij alle Muzen
gezworen, niet in Duitschland voor het voet
licht te verschijnen, zoolang Elzas en Lotha
ringen Germaan sch grondgebied zouden zijn.
Tegen half Oktober zal zy in Berlijn op
treden, om vervolgens een tournee arüstique
te maken door Duitschland's hoofdsteden.
De Berly'ners pruttelen wel een beetje, dat
de grillige tooneelspeelster gewacht heeft, tot
zij een niet meer jonge vrouw was, om
voor hen Hamlet uit-te- beelden.
De ridderlijke Wilhelm II heeft zy'n
jachtvermaken zoodanig geregeld, dat hy' in de
gelegenheid zal zy'n, de groote kunstenares
toe-te-juichen.
CAPBICE.
tlHIIIUIIIIIIIIHII
UIT DE NATUUR.
Windekelken.
Melkwit komt op een
donkere heg of tegen
zwartgroene hop of braam
de mooie Winde uit
langs onze zandwegen
en ook langs zeer ge
wonen grint- en straat
weg kunt gy' ze treffen,
die heerlijke kelken der
Convolvulus sepium.
Hun windende stengel,
die al zoekend rondtast
om een steun te vinden,
omstrengelt een
nabyzy'nden tak en gaat daar
bij als langs een wentel
trap omhoog, zich eraan
opwerkend met flinke
spiraalslagen en de as
steeds houdend aan de
linkerhand, zoodat men
met een linkswindende
slingerplant te doen
heeft.
Onze twee in 't wild
voorkomende Winden
zy'n die met de forsche witte kelken, onze
Haag- of Heggewinde, en dan de kleinere,
liefelijk rose of rose en wit getinte Akkerwinde,
voor de boeren een gevreesd onkruid, want de
wortels dringen diep in den grond, en de
losse bevallige bloemslingers, die soms, waar
zy het bouwland langs den rand omzoomen,
tegen 't gelend koren prachtig staan, woekeren
lastig tusschen de halmen voort of verstikken
ze wel in doodelyke omarming.
De groote witte kan ook in de tuinen lastig
worden en waar zy' zich heeft gevestigd, is
men haar vooreerst niet kwijt. Gelukkig dat
ze den beschouwer, als hy' in zy'n heg haar
aan het werk ziet, slechts schoonheid geeft
te zien niet enkel in de liefely'ke schakeering
van het frissche groen der bladeren,'t melkwit
van de bloemen en het bleekgroen van de
kelken, die de bloemen dragen, maar ook
schoonheid in de edele lijnen van het blad,
welks buigingen en rondingen zacht leiden
naar den spitsen top, terwy'l beneden aan den
voet de beide slippen, die het blad den
py'lvorm geven, min of meer zy'n afgeplat.
Tot zelfs de beide schutbladen, groot en
hartvormig, omgeven op losse, sierlijke manier
den knop en boven raken elkander hun
geestig toegespitste uiteinden.
Wat haar zoo duurzaam stand doet houden
op de plaatsen, waar ze ich eens heeft ge
vestigd, is baar vermogen, om zich op zeer
byzondere wy'ze te vermenigvuldigen, ook als
haar zaden niet tot rijpheid mochten komen.
Ze kan namely'k rechte loten vormen, soms
wel van een meter lang, die, hier en daar slechts
van een enkel klein blaadje voorzien, zonder
kronkelingen den kortst mogelyken weg afleggen
tusschen de oksels van de bladeren, waar zij
ontstaan, en de aarde. Is zulk een tak bene
den aangekomen, dan boort hij zieh in den
grond en is in weinige dagen er twee, drie
decimeter diep in doorgedrongen. Dat
onderaardsche deel vervormt zich in de diepte,
wordt kleurloos en krijgt gansch en al 't karak
ter van een wortelstok of onderaardschen
stengel. Er wordt daar zetmeel gevormd tot
voedsel van het jonge leven, dat er later uit
zal opgroeien, want als tegen den winter al
de bovenaardsche doelen van de Haagwinde
sterven, blijft het onderaardsche leven en daaruit
schieten in het -volgend voorjaar nieuwe
planten op.
Naast die mooie witte Winden kan men in
tuinen de gekleurde Winden aantreffen, by'
eiken kweeker welbekend, Ipomaea purpwrea
ook Pharbitis purpurea en de Convolvulus
tricolor. Het vaderland van Ipomaea is
ZnidAmerika, dat van de Driekleurige Winde
ZuidEuropa, en van de eerste weet men, dat ze
in het midden van de 17de eeuw reeds naar
onze tuinen was overgebracht
De blauwe tricolor met gelen bodem van
den bloemkelk en witten ping tnsseben 't
blauw en 't geel blijft vry laag, maar de
Ipomaea is een slingerplant, die wij aan ieder
kunnen aanbevelen. Daar zy njarig is, beleeft
ge nooit iets anders dan pleizier van haar,
want z)j verschijnt alleen, als gij gezaaid hebt
en haar dus tot u hebt geroepen. Wy' hebben
de plant tegen een schutting met een paar
nog jonge leiboomen staan en de mooie ver
rukkelijk gekleurde bloemen, purper meest,
maar ook veel rood of blauw, tusschen de
heel hoog tegen het spalier zich opwerkende
slingers, geven een flenrigheid, die heel den
zomer duurt. Nu nog verschijnen er dag op
dag nieuwe bloemen met die eenigmooie'
fluweeltinten en de donkerder van den rand
naar de diepte van den windekelk leidende
strepen, eiken avond weer beloofd door de
eigenaardige zoo typisch convolvulusachtig ge
draaide knoppen, een verrukkelijke aanblik I
Zoo winden winden zich om wat zij vinden
en winden daarbij wie hen vinden op.
Geduld en natuurkennis.
Hy, die zy'n kennis der natuur wenscht uit
te breiden door rond te kijken in de vry'e natuur
zelve en die de vogel» en de bloemen en de
insecten wenscht te leeren kennen en onder
scheiden, heeft véor alle dingen geduld noodig.
Uit gedrukte boeken leert men vlugger dan
uit 't open geslagen natuurboek zelf.
Maar voor wie 't niet om snelheid is te doen,
wie niet voor een examen een bepaalde dosis
kennis heeft in te zamelen, om- daarover op
een gegeven moment te kunnen beschikken,
gaat er niets boven de lessen, door de natuur
zelve gegeven, vooral wanneer een grondslag
van elementaire kennis aanwezig is, en ook
als die ontbreekt, kan de vaste wil om te zien
en op te merken, een middel zijn om volkomen
met het ons omringende in de natuur ver
trouwd te raken.
Eén ding is daarbij echter noodig, namelijk
een groote dosis geduld. Want het duurt alty'd
lang, 't is een werk van langen adem, dat ver
trouwd raken met wat de natuur te zien geeft.
Ook al doordien de natuur er zoo'n handje
van heeft, haar schatten te verbergen. Ge moet
al een heelen ty'd buiten hebben gewoond in
een van vogels niet misdeelde streek, om by
voorbeeld de meest algemeene meezensoorten,
koolmees, pimpel, zwarte mees, staartmees,
zwartkopmees en kuifmees, alle in hun
natuurstaat te hebben aangetroffen. Het is een heel
genot, zoo'n nieuwe kennismaking met een vogel,
dien ge alleen van de afbeelding of van een
mondelinge beschrijving kendet; maar het zóó
«ontdekte" bly'ft u by, dat is voor goed uw
eigendom, wat niet zoo zeker is by kennis,
uit de boeken opgenomen.
Die kennis trouwens moet de andere steunen,
en voor 't eenvoudige herkennen van insecten,
vogels, bloemen kunnen platen inderdaad
ontzaggelyk veel nut doen. In scholen kan men
daar niet genoeg van profiteeren; de platen,
die de kinderen natuurvoorwerpen voor oogen
stellen, geven de indrukken, waardoor 't hun
later gemakkelijk valt, de dingen, die zy buiten
zien, te herkennen, vooral zoo de onderwijzer
heeft gezorgd voor 't wekken van het in
telligente ky'ken en voor het onverbrekelijk
verband tusschen voorstelling en naam.
Iemand, die op zy'n twintigste jaar een
examen moest doen, waar veel over plantkunde
voor werd gevraagd, en die voor deze studie
een paar wintermaanden had bestemd, omringde
zich met alle platen van de Flora van Nederland,
de oude nog van C. A. J. A. Oudemans, en
prentte zich de beelden en de namen van de
planten in een korten tijd in 't hoofd, ijsberend
in de kamer, waar de platen, tafels, stoelen
en den wand bedekten, van plaat l naar No. 91
en vice versa, met en zonder overspringen. Dat
was een fameus slechte manier van plantkunde
studeeren, maar vlug was ze, en 't zou zeker
honderdmaal meer ty'd hebben genomen, zoo
hy die massa inlandsche, in 't wild groeiende
planten, of ook maar 't grootste deel ervan,
had willen leeren kennen, al botaniseerend in
het open veld of speurend in een bosch, met
schopje en plantenbus en 't determineerboek
gewapend.
Toch kan zoo'n haastig verworven bekendheid
met natuurvoorwerpen, ook al vervliegt zy
spoedig, stellig dienen om 't herkennen buiten
krachtig te steunen, want zooals de plaat het
echte voorwerp oproept in den geest, zoo roept
ook omgekeerd het voorwerp de afbeelding u
voor oogen, en ge zegt, dat moet die of die
plant, dat of dat insect zy'n, precies zoo lieten
platen ze mij zien.
Natuurlijk is men by' 't herkennen van vogels
in de vry'e natuur ook wel zeer bijzonder op
zy'n geduld aangewezen, hun schuwheid en hun
vlugheid zyn alleen daarmee te bestrijden;
watertorren en salamanders daarentegen kunt
ge licht op elke excursie meebrengen; maar
dan weer een hazelworm by voorbeeld, als ge
u voorneemt, dien te vangen en thuis te
brengen, zult ge stellig geduld moeten oefenen;
die gluren met hun heldere oogjes en hun
gondbruin, glanzig pakje niet maar om ieder
hoekje, en 'k wed, dat menige gevonden veenmol,
mierenleeuwlarf of zeldzame vlinder het loon
is voor lange geduldsoefening.
En geef niet gauw den moed op, bid ik u;
zeg niet, neen, dat vind ik zeker nooit, zoo'n
trefje valt my' stellig niet te beurt; geduld
overwint in dezen zeer by'zonder veel en voor
den zoeker in de schatkamer van moeder Natuur
is stellig waar die oude les, que tont vient a
temps a qni sait attendre.