De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 26 oktober pagina 1

26 oktober 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H*. 1322 DE AMSTEEDAMMEK A°. 1902. WEEKBLAD VOOK NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS YAN MAÜRIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: V ATX HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig d» wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Yoor Indiëper jaar . mail 10. Afconderlyke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.12 V» Mt Uad b verkrijgbaar Kioêk 10 Boulevard A<a Cajmdne» tegenover het Grand Gift, te'Parg». Zondag 26 October, Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer. . .... f 0.20 Rettlames per regel 0.40 Annonce* uit Duitechland, Oostenrijk em Zwitserland worden nVUktteitd aangenomen do«r de firma BÜDOLF HOSSE te Keulen en door alle filialen deier firma. fl N|H O U D|i| ~7AN VEEBE ENjJAN NABIJ: Hnlp voor ZuidAfrika, door S. Maller Fz. Nederland en ZnidAfrika. (Schrijven van dr. Berns.) Bezoek aan het Hof. De guikerkwestie, door dr. G. W. Bruinsma. Militair allerlei, door O. I. Het gemeentelijk tekort en . de gemeentebedryven, door Secans. ? Een' stry'd om een wethouderszetel, door P. Busland en Servië. KUNST EN LETTEBEN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp Isaac Israëls-tentoocstelling by Bnffa, door W. Steenhoff. G. W. Dysselhof, door W. Steenhoff. W. G. van Nonhuys, Uren »et Schrijvers. (Studiën en Critieken), beoordeeld door J. Tergteeg. FEUILLETON : Margreta's Bedevaart, van Clara Viebig. Naar het Duitsch, door M. v. O.. II. RECLAMES. VOOB DAMES: Handel in blanke slavinnen. Onze Kenken, door A. M. v. A Het huwelgk door alle Eenwen en de Vrouwelijke macht in het gezin, door mevr.;Moinat-Tnyt, beoord. door G. C. Stelling werf-Jentink. Uit de Natuur, door E. Heimans. KUNSTNIJVERHEID: De aardewerkfabriek van Brouwer te Leiderdorp, door P. J. W. J. van der Burgh. De Wereld-Touiist, door Tanio. Twee Ex Libris, door Nienwenkamp. Het Volksbadhuis Sparta". SCHAAKSPEL. FINANCIEEL! EN OECONOMISCHE KBONIEK, door D. Stigter. Myn adres aan den Minister T. Oorlog Z Exo. Borgansius, door JodocusKiuimel, firma Uyl & Spiegel. Een Held. - SCHETSJES : De spiegel. Naar het Frauseh, van Andr Tbeuriet. INGEZONDEN. ADVEBTENTIEN. MMHHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIflIlllllllllllllltllNIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIimill Hulp voor Znid-Afrika. Wij zijn in de laatste weken getuigen van een merkwaardig schouwspel. Drie generaals, sedert een paar jaren door de geheele beschaafde wereld toegejuicht en bewonderd, hebben zich. nadat zij zich ten slotte genoodzaakt hebben gezien om te buigen voor een overmachtigen vijand, op gemaakt op verzoek van hun volk. Zij zijn overgekomen naar Europa en trekken overal rond, geld inzamelend voor hunne ramp«poedige stamgenooten. Overal treden zij op en doen een beroep op het medegevoel der natiën. En, (verwonderlijk om te hooren!) deze mannen ,.van het zwaard, onge leerd, niet geoefend in de kunst van het woord, weten niet alleen de geestdrift hun ner toehoorders te ontvlammen, maar ook hunne harten diep te roeren. Treffend, pakkend is het optreden der Boeren geweest, overal en altijd. Bij hen geen gemaaktheid, geen] valsche schaamte, geen valsche nederigheid, geen compli mentjes, geen vrees voor het voetlicht. Volkomen vreemd zijn hun deze producten van beschaving en zenuwachtigheid. Ge zond zijn zij; alles bij hen is natuurlijk, echt. Voor een paar jaren is in verschil lende plaatsen opgetreden een Kapenaar, een gewone Boer, die het verhaal deed van zijne wederwaardigheden in den oorlog. Hij sprak noch fraai noch welsprekend; maar hij sprak goed, zonder eenige gemaaktheid en zonder eenige vrees, eenvoudig en helder. En onder het vertellen werd hij warm en het huiselijke, zorgeloos vertelde verhaal pakte en sleepte mede, veel meer dan de meeste redevoeringen in den trant, dien wij kennen. Welk een merkwaardigen tact bezitten toch deze natuurmenschen, om zonder het allergeringste spoor van theatraïe aanstellerij een pakkend effect te bereiken! Welk een stouten greep van de naïeve volksvertegenwoordigers te Vereeniging, om hunne drie heldengeneraals uit te zenden naar Europa, om geld in te zamelen voor hunne verarmde landgenooten, om te bedelen, zooals zij zelf zeggen! Een greep, ook nu weder, als zoovele daden der Transvalers, herinnerend aan overoude tijden. In de middeleeuwen waren de aan zienlijke en vermogende mannen, die later als heiligen vereerd zouden worden, gewoon getuigenis te geven van hun nederigen ?christenzin, trekkend door. het land om gaven te verzamelen voor hunne behoeftige medemenschen. En in latere eeuwen zullen wellicht legenden het verhalen en liederen het bezingen, hoe drie roemruchte generaals, die aan eene groote mogendheid jaren lang het hoofd hadden geboden, hun pelgrims tocht deden door Europa, geld inzamelend voor de broeders van hun landen en van hun stam in hunne diepe ellende. Zij hebben gedaan wat zij konden en wat zij achtten hun plicht te zijn. En wij ? Hebben wij genoeg gedaan ? Genoeg ge geven ? Hebben wij waarlijk gegeven elk naar verhouding van zijne krachten en naar verhouding van den nood, die daar geleden wordt? Wie zal het beoordeelen? Maar al is er zeker veel bijeengebracht, veel meer dan gewoonlijk bij dergelijke gelegenheden ingezameld wordt, toch wil het mij voorkomen, dat er zekere wanver houding is tusschen de buitengewoon luid ruchtige hulde en het bedrag der giften. Het is waar, ditmaal ziet men wat nooit te voren gezien is: velen zijn dankbaar, oprecht dankbaar, dat hun de gelegenheid geboden wordt om werkelijk iets te doen voor de zaak, die hun geheele hart heeft ingenomen. Daarnaast staan vele anderen die laksch zijn en onverschillig; dit spreekt van zelf. Maar niet van zelf spreekt die zekere eigenwijsheid, die sommige goedge zinden bezielt. Welmeenecd zijn zij, van harte belangstellend; maar zij wenschen, dat de generaals zullen loopen langs het paadje, dat zij voor zich als het rechte hebben afgebakend. De een ijvert voor dit belang, de tweede voor iets anders. Allemaal voortreffelijke zaken! Vooral taal- en schoolfondsen vc: heugen zich in warme belangstelling: m-" verzekert, dat iemand den generaals ? O heeft aange boden, onder verklaring *t hij zijne gift tot ?1000 zou verhoogen als zjj de school bovenaan op hun pre anima wilden plaatsen. Mij echter schijnt dergelijk optreden bijzonder onverstandig. Dat men in ZuidAfrika het belang van de taal gevoelt, warm gevoelt, hebben de gebeurtenissen der laatste jaren overtuigend bewezen. En dat deze drie mannen pal zullen staan voor de belangen van Zuid-Afrika, wie durft daaraan n oogenblik twijfelen ? Zonderling schijnt het, de behoeften van het land beter te willen begrijpen dan de drie voormannen, die er geboren zijn en er hun leven voor hebben gewaagd, zonderling hen te willen inlichten over de ware belangen van hun land, hun te wil len voorschrijven, hoe die belangen bevor derd moeten worden. En niet alleen zon derling, maar ook hoogst ondoelmatig. «Ons drie het harde koppen", zei generaal De Wet in zijne eigenaardige taal, en ik geloof niet, dat er de geringste aanleiding bestaat om aan de waarheid zijner verze kering te twijfelen. Onverstandige drang kan dus alleen tweedracht verwekken op een oogenblik, zóó ernstig, dat alleen ge zamenlijke krachtsinspanning tot n doel eene geringe kans van slagen leveren zou. En dat zij harde koppen hebben, is hun recht en hun roem. Onlangs hoorde ik verhalen, hoe een jong Transvaler, zér dankbaar voor het vele, dat Nederland gedurende den oorlog voor zijn land had gedaan, toch verklaard had, dat hij van het Nederlandsche imperialisme weinig minder afkeerig was dan van het Engelsche. Dat is juist gedacht en juist gezegd. Zeker, Nederland heeft in Zuid Afrika groote, zér groote belangen, al zijn het niet in de eerste plaats materiëele belangen. Maar het past ons niet altijd in de eerste plaats aan die belangen te denken, maar aan die van het heldhaftige en rampzalige volk, dat wij liefhebben. Dat is onze plicht, maar het is ook wel beschouwd ons be lang; want alleen zoodoende zullen wij het stugge hart van dit volk winnen en het er toe brengen om met ons an te zijn van geest, zooals wij dit wenschen en hop?n. Er is nog een reden, een veel dringen der reden, die er ons toe moet brengen, om onze eigene vastgewortelde denkbeelden omtrent taal en school nu eindelijk eens op zijde te zetten. Ik herhaal, het behoud van de taal is een groot belang, niet alleen voor ons, maar ook voor het worstelende volk zelf. Maar grooter en dringender belangen staan thans op het spel. Gene raal Botha heeft het hier te Utrecht ge zegd: »aU een van ons menschen zijn grond verliest, dan valt hij uit en verliest voor ons zijn waarde als lid van den stam. En nog eens herhaalde hij het aan het slot van zijne rede: »men wil ons dwingen, om houthakkers en waterdragers te worden van den overwinnaar; dit moet voorkomen worden." Dat is de zaak; met opmerke lijke eenstemmigheid werd hier door alle drie de generaals daarop de nadruk ge legd. Dit is het eerste, het dringendste belang. Aroor hen ook voor ons. Want ik wil het gevraagd hebben aan de voor vechters van de taalbelangen: zullen ook wij er veel door gebaat zijn, indien onze taal de taal wordt van de Heloten van Zuid-Afrika? indien die taal den rang gaat innemen van het Maleisch in Nederlandsch-Indië? De toeleg der Engelschen schijnt duide lijk. Geven willen zij aan de Boeren zoo weinig mogelijk, maar leenen des te meer. Dat is de weg om den grond der ver armde bevolking langzamerhand in bezit te krijgen. Zulke plannen dienen verijdeld. Is daarvoor geen geld te krijgen ? Niet door een collecte; want zelfs de ruimste giften zouden niet in staat eijn de ont zettende sommen bijeen te brengen, die hier vereischt worden. Dat kan alleen geschieden door een voorschotbank, een hypotheekbank. Mij wil het voorkomen, dat voor zulk eene onderneming in de gegeven omstandigheden het kapitaal wel zou zijn bijeen te brengen. Aanvankelijk zou natuurlijk van rente moeten worden afgezien; maar voor dit gemis zou eenige vergoeding in de toekomst kunnen voor gespiegeld worden door hoogeren rente voet. niet te hoog voor Zuid-Afrika, waar het geld, naar men zegt, duur is. Maatschappijen op aandeelen worden dage lijks gesticht op dezelfde voorwaarden. Reeds meermalen is dit denkbeeld vroeger besproken; commissies ziJH.beDoemd. Maar thans, nu het rechte oogenblik daar is, hoort men niet meer van haar, al schijnt reeds eenig kapitaal bijeengebracht te zijn. Waarom treden deze commissies thans niet weder op? waarom hervatten zij niet het pas begonnen en halverwege gestaakte werk? Zou zulk eene maatschappij kunnen bestaan onder de oogen der Engelsche regeering? Dat dient beproefd, dat dient althans overwogen. Moeten de generaals zelf het initiatief nemen tot de stichting? Ik waag het niet, dit te beslissen. Generaal De Wet heeft ons verzekerd, dat van de ontvangene gelden tot den laatsten shilling toe rekening zal worden gedaan. Die verzekering was onnoodig, want geen sterveling in geheel Nederland twijfelt aan de volmaakte eerlijkheid van dit drietal. Wel is het denkbaar, dat deze mannen van de daad niet de aangewezene personen zijn voor het beheer eener finantieele in stelling. Maar indien dit zoo is, dan ben ik overtuigd, dat zij zelveri, dat de heldere oogen van generaal Botha vooral, de eersten zullen zijn om dit in te zien. Zal het bestuur der Zuid-Afrikaansche Vereeniging dan ter dezen het initiatief nemen ? Zeker is deze instelling, die een maal bestemd was om .het centrale orgaan te zijn, waarnaar alle belangstellenden in Zuid-Afrika, van welke belijdenis en van welke richting ook, zouden opzien om leiding, zeker is deze instelling aan gewezen, om hier het initiatief te nemen. Maar indien de schijn niet geheel bedriegt, dan is de vereeniging juist in het nemen van initiatief niet het sterkst gebleken. Doch hoe het zij, wie ook hier zal op treden ter bevordering van het groote be lang, het geschiede in overleg, in ver trouwelijk en gestadig "-??a>-!ag met de drie generaals. Prof. D'Auluis' heeft het ons gezegd: %jj weten het best wat hun land noodig heeft en door hun heldhaftig op treden hebben zij ons onbepaald vertrou wen verdiend. Zelfs de schijn dient ver meden, dat wij iets zouden willen doen zonder hen, buiten hen om. Utrecht, 1G Oct. 1902. S. MULLER Fz. Nederland en Zuid-Afrika. Aan mijne Landjenooten ! ,Toen voor onge- eer vier weken f'e Boerengeneraals uit Afrika in Arnsterdrm kwamen ottving ik in het buitenland van bevriende zijde het volgende bericht: padden de gtneraalshet maar anders aangepakt, zij hadden tienmaal meer geld gekregen." /,Nu wilde ik zelf zien en oordeelen. Van bevoegde zijden was mij als zeker meegedeeld, dat de Z.-A. V. reeds alles in het werk stelde om de plm. 200 Hollandsche onderwijzers, die nog in Z.-A. zijn, zóó te ondersteunen, dat zij daar voortwerken kunnen en dat zij velen, die naar Z.-A. willen terugkeeren, daartoe in staat stelt. *? Verder wist ik alleen uit het IL ndehblad dat tot de generaals bij verschillende gelegen heden lange redevoeringen zijn gehouden. Ik geloofdedat men bovenal gehandeld had. Maar nauwlijks in het vaderland teruggekomen zag ik, dat er van een krachtige organisatie geen sprake was, altbans er is mij niets van gebleken. Er was geen persoon, geen lichaam met de leiding van alles belast. »Heeft men zich terstond na het ongelukkig verloop van den oorlog afgevraagd : wat zullen wij doen, mannen broeders P Hebben onze voor mannen van alle richtingen zich vereenigd en alle overwegingen ter zijde stellend, getracht naar nheid van plan, waar het geldt een ter rê^rgeworpen volk te steunen en zoo mogelijk op te richten? »Ik heb in mijn vaderland, dat ik liefheb boven alies, veel uitingen gehoord die mij sne den door de zie). Geen enkele zal ik noemen, omdat ik dan bitter zou worden en het tegen deel uitwerken van wat ik vurig wensch. Ik wil niet kritisaeren maar alleen trachten cp te bouwen. »0ok heb ik zeer warme harten gevonden te onzent en dat onder hoog en laag en ik ben genorg op de hoogte van wat er gedaan werd en van wat men nog wil doen. Tot die warmeren van harte wend ik mij in den nood. Tot u, vrouwen en Jiannen, niet van het woord maar van de daad. Vereenigt u nog. Neemt de leiding op u van een zaak die, als gij het anders wilt, nog niet verloren bekoeft te zijn. Geeft uiting aan wat er leeft in het diepst uwer ziel; spreekt het voor den volke uit dat er eenheid, concentratie, organisatie, een vast plan noodig is waarnaar allen met u hebben te handelen. ,H, vrouwen en mannen, die de kern uitmaakt van onse eenmaal zoo krachtige natie. U, mannen all Harting en Spruyt nog schuilen er dezulken onder ons u roep ik op, niet de beurs en den handel alleen. ^Spreekt het nu nog voor allen duidelijk en krachtig uit waarom het te doen is : v e r e enigde, gemeenschappelijke, directe hulp voor ongelukkige n, weduwen, weezen, en het onderwijs, en zoo moge lijk daarnaast: groote hulp op groote «chaal.'tzijhypotheekofvoorschot, zoo niet uitsluitend van on s, wat niet mogelijk is, maar dan interna tionaal, misschien op ons initia tief, maarzeker met onzen steun. Er zal veel meer gegeven, veel meer in elke richtine bereikt worden, als gij die noodige etnheid tot stand brengt, u met de generaals, mtt alle comi'éj in het vaderland en met de Z.-A. V. verstaat, en uit de bestaande verwar ring orde schept. Tot nog toe werden en worden nog velen ik weet het zeer bepaald terug gehouden van wat zij anders reeds zouden ge daan hebben of nog willen doen. Niet de generaals, wij in Holland hadden eerst met de heeren Wolmarans, Fischer en W»Sfds in het belaug der generaals en Boeren en daarna met les en de generaals de volgende vragen kunnen bespreken (of werd zulks wellicht gwiaan ?); Wat verlangt gij P Hoe zullen wij het samen aanleggen P Hoe handelt gij bet best P Ho* wij p Hoe bereiken wij het meest ? Wat kunnen wij in Holland, vat laat zich door gezamenlijk overleg en eenparige krachtsinspan ning internationaal doen? ,Want wij hebben dure verplichtingen tegen over Z.A. als wij de geschiedenis raadplegen. Roemen past ons niet met de geschiedenis van Z.A. tot 1800 vóór on?. Roemen pist ons niet waar wij den worstelstrijd van net wor dende, ongelukkige stamverwante volk nauw keurig nagaan. Wij deden niet wat wij konden. Hadden wij ons een voortvarend volk betoond, dan hadden wij niet tot voor pl.m. 13 jaren gewacht cp erkele uitzonderingen na met het uitzenden van onze beste zonen naar OBUS stamgenooten in het ongeluk. Riemen past ons ook nu niet, zij 't ook dat wij zeer veel deden in de laatste drie jaren om de nooden te leniger. , Werkelijk, er is hier reden om alle krachten in te spannen en een deugdelijk plan te maken. Dan alleen zal het resultaat zoo goed mogelijk zijn Het geldt de redditg van het Boerenvolk uit de grootste nooden. Al is bet onder Eogeland'g maoht gekomen, het is en blijft ten nauwste met ons verwant. »Dit n ogen, noch willen wij vergeten. Hoe tullen alle krijgsgevangenen, ook zij die geen geld hebben, terugkomen en eenmaal terugge komen, geholpen worden P Wie kent het aan tal der krijgsgevangenen die nog steeds ver van de hunnen zijn ? Kunnen wij het rustig afwachten dat eindelijk alles van zelf terecht komt, d. w. i. nadat er LOJ duizenden onder gaan die nu, door gezamenlijke inspanning wel licht nog 1e redden zijn? »Neen wij roemen niets in wat wij deden. Onze rechterhand wete niet wat de linker deed. Vooreerst zwijgen wij over wat wij later meer willen doen voor het onderwijs dan nu op dit oogeublik noodig is. ,Ik weet het, de voormannen die daarvoor jaren lang ijverden, slapen niet en te hunner tijd staan zij op. Ik weet het ook, de eerste mannen daarginds r vertrouwen op ons. Lenigen wij eerst den nood zooveel het kan en dat door een krachtige organisatie. Moge ook Engeland, wat zijn dure plicht is werkelijk krachtig helpen, laat ons daarom niet stil zitten maar de banden met onze stamge nooten sterker maken dan ooit te voren. Te veel kan er nooit geholpen, waar duizenden van alles ontbloot zijn en zeer velen bedreigd worden met verlies hunner landerijen door het opzeggen van hypotheken, zooals nu reeds vaak is geschied, om van de verdere ellende, die nameloos is, niet te spreken. Lsat het kunnen hetten: in Holland, in het kleine Holland, in liet in verhouding tot Engeland en Amerika arme Holland leeft de aloude geest der vaderen weer op. Het doet wat het kan. Zag men ooit een klein volk zóó aaneengesloten, zóó kerngezond, zóó eensgezind en zóó georganiseerd waar het heet: helpen en doen P" Dr. A. W. >C. BERNS. Günthersthal in Baden, 18 Ootober 1902. P.S. Aan andere bladen wordt dringend verzocht, deze regelen ook in hun kolommen plaats te geven. De heer Bsrns had ons moeilijk een schrijven aan zijn landgenooten gericht kunnen zenden, dat wij met grooter instem ming mochten overnemen naast de gelijk gestemde opwekking van den heer Muller. Geheel hetzelfde hebben wij reeds bij herhaling tot onze landgenooten gezegd, en meer in het bijzonder tot die ne Ver eeniging, welke krachtens haar naam en haar geschiedenis, het recht had en den plicht zich zag opgelegd het Nederlandsche volk in deze te vertegenwoordigen: De Nederlandsche Zuid Afrikaansche Vereeni ging. Waar blijft zij, vóór maanden hebben wij het al gevraagd. Welke organisatie deed zij werken over het land, hoe stelde zij zich aan het hoofd van de internationale beweging, waarvoor Europa en Amerika meer dan rijp was ? Wat vernam m-jn van die Vereeniging anders, dan de stuitende grootspraak van professor de Louter in de Nieuwe Kerk, die dan alleen geld wilde verza melen voor de school, en het behoud van Hollands taal. Het is een feit, gelijk ook dr. Berns het hier boven vermeldt: er bestaat ten opzichte van hetgeen het eerst tot stand gebracht behoort te worden, »vereenigde, directe hulp voor ongelukkigen, weduwen en weezen" geen leiding, geen plan. En de Ned. Z. Afr. Vereeniging, de eerst aangewezene om leiding te geven, achtte het zelfs niet noodig het Neder landsche publiek te doen weten, dat zij er niet aan dacht zich voor het moeilijk maar grootsche werk in te spannen, of om ook maar iets te doen 'of zich door anderen te laten vervangen. Aangenomen dat de heeren het te druk hebben met hun eigen zaken om persoonlijk de reuzentaak te vervullen, bestaande in het vormen en leiden eener organisatie voor Nederland en voor het buitenland, mochten zij zich dan hiermede ontslagen rekenen van de verplichting om anderen daartoe aan te zoeken? Hoe velen leven er niet in Nederland die n den tijd n den lust zouden hebben om zulk een nobelen arbeid op zich te nemen, en hoeveel duizende guldens slechts zou een welingericht bureau kosten, dat voor de Boeren tien en honderd duizenden kon verzamelen ? Welk een ge legenheid om Nederland een schitterend bewijs te doen geven van nationalen zin, van vrijheids-, rechts- en menschenliefde, heeft de Nederl. Z. Afr. Ver. te loor doen gaan, al komt zij dan nog later met een of ander voorstel, door anderen haar voorgedragen of opgedrongen l In ons No. van 14 Sept. jl. schreven wij : Ned. Zuid- Afr. V. waar blijft grj, hebben wij reeds gevraagd. Itniners wel openden uit ongeduld reeds enkele bladen een inschrijving. Wat ons betreft, wij meenen dat die bladen beter zouden gedaan hebben met deZuid-Afr. V., door herhaald schrijven gelijk ook wij deden tot haar plicht te roepen. De inzcmeling zal zij niet in kleine inzameÜDgetjes verlocp^n behoort "én te zijn; in 't groot, goed georganiseerd, over 't geheele land op ge lijke wijs zoo alleen komt men tot goede resultaten. Nu echter ook ain de orer'ge bladen de diepe zin van de Louters gespeech wel niet ontgaan zal zijn, durven wij hopen, dat er toch eindelijk door de pers op een krachtig optreden van Z.-Afr. V. met ons zal worden aangedrongen. Er zijn EU woorden genoeg geweest, het getreu zel of het niets doen heeft reeds veel te lang genoeg geduurd deftige praters . . . komt tot daden i !" Welnu, van een aandringen der Pers op een krachtig optreden der Ned. Z. Af k. V. is ons niets gebleken. Ofschoon de bladen drie jaar lang de Z.-Afrikaanders hebben bedacht met een belangstelling en een genegenheid ge lijk deze dat verdienden nu dat volk in een ellende verkeert, welke inder daad onbeschrijfelijk is, schijnt diezelfde Pers toch haast meer aan Prof. de Louter c. 8. van de Z. Afr. V. gehecht, dan aan de verheerlijkte slachtoffers der barbaarschte wreedheid. De heeren der Z. A. V. werden bij hun nietsdoen, zelfs de heer de Louter, bij zijn compromitteerende groot spraak, voor alle kritiek gespaard. Kon men niet wijzen op een vraag om giften door enkele bladen, men zou kunnen meenen, dat de liefde voor de verslagenen in groote mate was bekoeld. Intusschen blijft het nog altijd de vraag, waarom de dagbladen liever een inzameling op eigen gelegenheid openden, dan met alle kracht aan te dringen op de vorming van n degelijke organisatie onder a leidend persoon of lichaam, wat dan toch alleen tot goede resultaten zou kunnen voeren, gelijk ook hierboven door Dr. Berns wordt verklaard, en wel door niemand ontkend zal worden, Deze dagbladinaamelingen hebben al mede een raadsel met zich gebracht. Twee bladen, de N. Rolt. Cl. en het Handelsblad, beiden vertegenwoordigende dezelfde poli tieke richting, beiden sedert lang gevestigd en in de bezittende kringen gelezen, openden de gelegenheid tot inzending van giften op den zelfden dag, om die den 15en Oct. weder te sluiten. En nu ontving het eerste voor het Boerenfonds in dat tijdsbestek, ongeveer ?70,000, terwijl het laatste het slechts tot ?15,000, met inbegrip van n gift van /'5000, bracht. Ongetwijfeld heeft de N. Rolt. Ct. een veel grooter aantal lezers dan het Handelsblad, maar dat dit aantal vier of vijfmaal zoo groot zou zijn als dat van het Amsterdamsch orgaan is toch moeilijk aan te nemen ; terwijl de mate van wel stand, waarin de kringen verkeeren, in welke beide bladen hun lezers vinden, ongetwijfeld gelijk staat. Er moet dus nog een andere oorzaak zijn, dan het ver schil van het abonnentental, ter verkla ring van een zoo veel hooger bedrag door de N. R. Ct. ontvangen. Ook kan men niet zeggen dat het Handelsblad zijn lezers te weinig in liefde voor Boeren heeft opgevoed, of dat de Amsterdammers en de lezers in 't Noorden, iets minder pro boer zouden zijn dan hun Zuidelijke landgenooten. Indien wij ons aan een verklaring van dit geval moesten wagen, zouden wij geen andere oplossing van het raadsel weten te geven dan de omstandigheid, dathetfia;*. delsblad niet bijzonder gelukkig is geweest in den vorm van zijn Boerenpredikaties,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl