De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 26 oktober pagina 2

26 oktober 1902 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1322 in de wijze van het gevoel zijner lezers te wekken en te treffen. Waarschijnlijk heeft het twee a drie jaar aan n stuk het klavier der volkssentimenten met wat al te zwaren aanslag bespeeld, zoodat, nu zijn lezers een weinig verademing krijgen, zij meenen dat zich een poosje te ontspannen niet iets ongeoorloofds is. 't Zou ons geens zins verwonderen, dat dientengevolge de Handelsblad lezers, gelukkig nu hun zenu wen eenigszina pp hun verhaal komen, het geven vergaten; terwijl de veel zachter en kalmer behandelde lezers van de N. Rott. CL thans juist het oogenblik achten aangebro ken om tot daden over te gaan. Deze onder stelling ontvangt steun in hètfeit, dat het Handelsblad zelf als boerenvriend na het sluiten van den vrede wel een weinig vermoeid schijnt te zijn. Is deze zielkun dige verklaring juist, dan zal het volstrekt onnoodlg zijn hierbij een wenk aan 't Han delsblad te geven, ook met het oog op de behandeling van andere aangelegenheden, waarbij de redacteur het gevoelsvnur zijner lezers tracht aan te blazen; want de mate, waarin men aan rijn oproep tot het zenden van eenbijdrage beeft beantwoord, bewijst, dat er, ondanks zijn prijzenswaardigen ijver, aan zijn methode iets ontbreekt. Hoe dit zij, om tot het schrijven van dr. Berns terug te keeren, het legt een treurig getuigenis aangaande vele onzer af. En toch, kon hij anders spreken, als hij zag, hoe de Boeren, na zulk een woretektrijd, waardoor zij de bewondering en het medelijden van de geheele beschaafde wereld buiten Engeland en keizer Wil helm verworven hebben, hier in Neder land worden geholpen ? De Boerengeneraals zelf moeten onder ons BEDELEN. Waarom dit niet voorkomen? Wie voelt niet het beschamende voor ons volk, dat hierin gelegen is? Ga komt een half jaar te laat; maar kom dan toch nog, Nederlandsche ZuidAfrikaansche Vereeniging! En als gij zelf daar te .... (vul het woord maar in), toe zijt, bezorg ons het machtig comité, dat u vervangen kan. Zoo als het, door uw schuld, thans hier toegaat, het is al te ergerlijk. Dit mag niet voortduren. Bezoek aan het Hof. De B jeren hebben Keizer Wilhelm niet ontmoet. Gelukkig voor beide partyen. Hoe zou de rran van het vriendelijk tele gram- aan Kruger, hij die later door zijn onwaardige houding meer dan iemand schul dig zich moet gevoelen aan het berooven en uitmoorden van het Afrikaander volk, daar tegenover die drie Boerengeneraals hebben gestaan ; en welk een tweestrijd zou er in het gemoed van die overwonnenen niet geheerscht hebben, als zij in beleefde onder danigheid den Keizer hadden moeten be groeten, die hun zelfs de hulde van zijn volk niet gunde voor hun vrijheidsliefde en dapperheid? Gelukkig niet alleen voor de drie wereld beroemde generaals en den kleinzieligen Keizer ... gelukkig ook voor allen, die nog ieta hechten aan den adel van het gemoeds leven, dat hun zalk een stuitende ver tooning is bespaard. Juist dat niet verschijnen van de drie Boerengeneraals aan het Hof te Berlijn, heeft opnieuw hier te lande zeer algemeen de vraag ter sprake doen brengen: waarom H ie helden ook niet ten paleize van Koningin Wilhelmina zijn genoodigd. De Boeren vroegen geen audiëntie zij wachtten,- gelijk het behoorde, op een uitnoodiging; zoo te Barlijn, als hier. Hun bescheidenheid verbood hun zich aan eenig Hof op te dringen. Een door ieder te waardeeren standpunt. En gevoelde nu Wilhelmina. die, naar het in de officieuse taal luidt, Kruger zelfs de Gelderland had gezonden, geen ver langen de mannen van Dietschen stam te begroeten, door ieder, wie natuurlijk gevoel bezit, bewonderd en geëerd? Wij denken er geen oogenblik aan de mogelijkheid te onderstellen, dat de Konin gin niet een der warmste vriendinnen zou zijn van hen, die zooveel zelfverloochening, zooveel heldenmoed en zulk een mate van vaderlandsliefde vertegenwoordigden van een volk, dat zijn onafhankelijkheid heeft verloren. Neen, dat de drie Generaals tot nog toe niet genoodigd werden voor H. M. te verschijnen het is niet aan Wilhelmina te wijten ; natuurlijk is zij voor de pressie, van de een of andere zijde op haar ge oefend, gezwicht. Maar wie heeft dan eigenlijk, tot zeer ernstige teleurstelling van een groot deel der natie, het Nederlandsche Hof voor Botha, de la Rey en de Wet gesloten ? Waren het Eugelsche invloeden ? Doch Engeland heeft steeds getoond de sympa thie van Nederland en zijn koningin, zelfs toen de Gelderland werd gezonden, te kunnen begrijpen. Hoe zou het er thans aanstoot aan nemen, als de generaals, die mede den vrede hebben geslote--, nog een blijk van sympathie van koningin Wil helmina ontvingen...? De koningin, die in 1899 een gift schonk voor het Boerenfonds, en EU zeker weder niet z*l achter blijven om in den overgrooten nood naar de mate harer krachten te helpen voor zien wie zou haar eenige politieke bedoeling kunnen toeschrijven, als zij hulde bewijst aan mannen die zulke groote daden hebben verricht ? Trouwens ware het de vrees voor Engelands toorn, die van een ontmoeting rnet de B >eren deed afzien, hoe had dan de ontvangst in de hoofdstad kunnen plaats hebben onder het eerevoorzitterschap van H. M's Kamerheer Baron Eoëll ? Zoo is het dan ook niet vreemd, dat zeer velen, bij deze onthouding van het Neder landsche Hof, aan invloed van Duitsche zijde denken. Verklaarbaar acht men het, dat keizer Wilhelm het onaangenaam zou he&ben gevonden, als de Boerengeneraals, wier bezoek aan Barliju hem zoo ontstemde, daar hadden kunnen verschijnen als man nen reeds aan een Hof ontvangen, door Koningin Wühelmina in hun persoonlijke hoedanigheden gehuldigd. Wij stemmen echter toe, dat deze onderstelling, hoeveel zij ook moge voor hebben, den eteun van eenig bewijs mist Toch zou het zeker een aanzienlijk deel van de Nederlandsche natie een groote genoegdoening zijn, indien alsnog die helden bij Neêrlands Koningin ontbo den werden. Vorstin en volk zijn hier, ten onzent, geheel anders dan in Daitschland, immers a ? De suikerkwestic. Handel en Landbouw. De handel is zoo gewoon in Nederland het hoogste woord te voeren en zijn be langen als het meest met het algemeen belang overeenkomende voor te stellen, dat velen dit ook werkelijk gelooven en hij zelf meent het recht te hebben op de eerste plaats te staan. Uit het stukje van den heer C. R. J. Bentfort te Dordt in het vorig nummer blijkt dit opnieuw. Wanneer Nederland niet in overeenstemming met andere sui ker produceerende natiën een surtaxe op suiker heft, bestaat er volgans hem »kans, dat ons land zal worden een stapel plaats van vreemde suiker" en wat de landbouw betreft, »de bietencultuur is kunstmatig opgedreven, de voordeelen daaraan verbonden moet men niet over drijven," men kan gerust zijn, meent de schrijver, »de toestand zal zich wijzigen, andere producten zullen worden verbouwd." Een tweede eigenschap van vele woord voerders van den handel treedt hier aan het licht, namelijk dat zij over de belan gen van anderen, in dezen van den land bouw, meenen te kunnen oordeelen zon der er verstand van ta hebben. De ondergeteekende heeft zelf herhaaldelijk gewaarschuwd tegen de gevaren van over dreven bietenbouw en uitgerekend dat en waarom de voordeelen aan deze cultuur verbonden dikwijls worden overschat, maar dit neemt niet weg, dat hij in zijn tegen woord igen omvang niet kan gemist worden, en dat het ia sommige streken ook indirect van veel nut zou wezen, in dien hij aldaar beoefenaars kon vinden. Niet alleen materieel heeft de bietenteelt voordeel aangebracht, maar als intensieve cultuur nadert zij den tuinbouw en ver meerdert het produktieverinogen van den bodem ook voor andere gewassen. DJ bietenbouw op zijn tegenwoordig stand punt kan alleen beoefend worden met behulp van kennis en toepassing der wetenschap; geen enkele cultuur heeft ooit meer ontwikkelend gewerkt op de landbouwers, door haar is de beteekenis van sommige kunstmeststoffen in vele streken eerst voor goed doorgedrongen, evenals de hooge waarde van hakken, wieden en zuiver houden van den bodem. Doch niet alleen heeft de bietenteelt op die wijze nuttige werking uitgeoefend in de streken, waar de suiker-wortelen ver werkt worden, maar verre daarbuiten, ook in de zandstreken, waar de uitbrei ding van den veestapel alleen mogelijk is geworden door het gebruik van pulp als bijvoeder, waaraan tot dien tij i's win. ters vaak groote behoefte bestond, terwijl geen enkele in het groot verbouwde vrucht zooveel werk geeft aan arbeiders. Dat alles, nl. daze directe en indirecte voordeelen kunnen niet aan kant gezet worden met eene oppervlakkige bewering: er zal wel weer iets anders voor in de plaats treden! Zeker, de landerijen in Nederland zul len niet in vogelwei blijven liggen, maar wanneer door omstandigheden, en de geschiedenis heeft ons zulke voorbeelden geleerd de waarschijnlijkheid dreigde, dat b. v. de handel van Dordrecht zou verloopen, wie zou zich dan tevreden stellen met een banale verzekering: de kaden, de pakhuizen, de kanloren en koopmanshutzen zullen wel weer voor iel s anders gebruikt worden! Neen ! men zal trachten de omstandigheden ten gunste van den bestaanden handel te wijzigen, opdat de noodzakelijkheid eener gewijzigde bestemming worde vermeden. Zoo is het ook met den landbouw en dan doe ik de vraag aan de niet deskundigen om dat ik weet, dat diegenen, die met den landbouw bekend zijn het antwoord schul dig zullen blijven : wat moet er geschie den met de meer dan veertigduizend 1) hectaren beste grond, die ieder j«aar met suikerbieten bebouwd worden, indien de binnenlandsche suikerindustrie te niet gaat? Niet een enkel perceel, ook niet misschien een dozijn hectaren in het badrijf van een enkelen landbouwer, die zich door gunstige ligging onderscheidt of door bijzondere omstandigheden gebaat wordt, maar al die duizende hectaren ieder jaar weer opnieuw en wel de beste en meest vruchtbare gronden. Het zal den leek vreemi in de ooren klinken, dat juist zij geen pacht aan den eigenaar, geen be drijfswinst aan den landbouwer, geen werk aan den veldarbeider zullen kunnen op leveren bij de tegenwoordige marktprijzen der graangewassen of andere produkten, die op ietwat groote schaal kunnen ver bouwd worden. Ja, maar de bietenbouw zal niet te 1) De teelt van bieten kan niet aiders ge schieden dan in wisselbouw, zoodat men moet aannemen, dat omstreeks 150000 hectaren in N,;(ierlaad betrokksn zijn bij deze cultuur. loor gaan ook al blijft de surtaxe hier te lande afwezig, hoor ik van andere zijde j mij toeroepen, maar dat is de vraag niet ? ', van den heer Bintfort, die deze vernieti ging niet als een ramp voorstelt en te j minder, omdat de handel door dezelfde omstandigheid zoude gebaat worden. i Hiertegen heb ik gemeend te mosten , opkomen; laat de kwestie van de surtaxe ; van alle zijden ernstig en onpartijdig beschouwd worden met nauwlettende over weging van alle belangen, die gebaat of ] geschaad zullen worden, en dat het zwaar I ste wege, wat ook werkelijk het zwaarste is, maar laat niemand zich van het spoor laten brengen door eene overweging, die j vroeger maar al te zeer en al te lang gangbaar is geweest alsof het belang vau den handel beslissend moest zijn en een afdoend argument gaf tegenover dat van den landbouw. Gr. 22 Oct. Dr. G. W. BRUIXSMA. Militair allerlei. Nog eens ransels. Naar aanleiding van mijne opmerkingen over de bepakking onzer infanterie, schrijft de heer O. P. het volgende: _ »Dat was '-vel een goed stukje van U zich noemende O( ficier) I(ufanterie). Haal er de karwats maar eens over, want heusch het is orn er wee van te worden, dat pruisisch willen doen ... van af' een bureaukruk, van menschen, die dikwijls zelf even weinig soldatenbloed bezitten als er ineen oude pantoffel zit. Toch ben ik het niet met U eens, wat uw afgeven op de ransels betreft. E^n ransel is werkelijk niet een eq-iipementstuk, dat alleen voor een tocht naar Rusland noodig is. Men ziet zpo'n voorwero dragen door alle toeristen, die een tochtje van eenigen duur maken. Z ilfs dejongens die naar school gaan, ja zelfs de school meisjes ziet men er soms mee, en dat is ook natuurlijk. Er is toch wel moeilijk, als men iets hoe weinig ook een poosje meedragen moet, een draag wij ze te vinden die nog gemakkelijker gaat dan ... als ransel, of ranseltje op den rug. Ik ben zelf' ook O. I. en zou niet graag mijn eigen ranseltje (Ie musette), als ik op veldwacht moet of op bivak, ontberen. Zijn de manneijas, na al de reductie die hun bagage onderging, nog te zwaar be laden, welnu, raen voere zoo eeaigszins mogelijk de ransels op wagens mee althans zoo er geen al te groot gevaar be staat dat die wagens zoek raken of'te laat bij den troep terugkeeren. De mogelijkheid om een paar schoone sokken en een droog hemd aan te trekken moet niet al bij voorbait worden prijs ge geven, en nog eens, ik weet waarlijk al geen doelmatiger verpakking om 's mans bagage, en geen gemakkelijker draagwijze dan een ransel." O. I'2, kan gerust zijn, want ik misgun hem allerminst zijn musette, die vermoede lijk niet meer onsen weegt dan een rans'l ponden. Ik zalf laat niet graag dat ransel//e in den steek om de "eenvoudige reden, dat eeoig toiletgereedscïiap en linnengoed mij steeds onmisbaur is, dus ook op reis, waaruit volstrekt niet volgt, dat ik mij zelf en nog minder mijn miliciens wil equipeeren als een gewapende marskramer, die zóó uitge rust, te velde niet veel meer waard is dan een pakezel. Eloch, we hadden het niet over de schooltas^chen van onze kleinen, of over de aardige musettes der touristen, zelfs niet over da uitrusting aan zakdoeken eri sokken van O I. of O. P., miar over de heusche soldatenransels, waarmede onmiddellijk na mobilisatie onze den dag te voren nog in vrijheid rondloopende miliciens vele uren zuilen moeten marcheeren. M ircheeren. z»ff ik, want heD denkbeeld om die rug-reis koffers op wagens achter d-m troep mede te voeren, is voor een legertje, dat nog eenigen prij-j etelt op snelle verplaatsbaar heid, zeker niet aanbevelenswaardig. O jze men«chen zij a t-t zwaar bepakt, nemen te velde allerlei overbodige dingen mede, eii zien zich daardoor bij vredes oefeningen gedwongen om een ransel met en benevens allerlei andere dingen mede te sliepen, als wilde men van Hoogerhand ieder milicien wel en deugdelijk inprenten. dat soldaat-zijn nooit of nimmer iets pleizierigs kan opleveren. Het militaire bedrijf te verheffen tot een sport, een fLnke. gezonde sport, gaat boven ds bevatting der krukgeleerden, veel liever decreteeren aij in hunne boekjes groote parade in volk wapen rusting, de linnenkast op den rug. Lfiat men mi niet strijden over de doel matigheid der bepakking, die bepakking zelf' is te veel: zal ons veldleger zoolang buiten de linies standhouden, dat er verschojningen noodig zijn, welnu, dan voere men die aan van uit de achter gelegen plaatsen, doch zoomin als men den soldaat eten mede geeft voor twee of' drie weken, belaste men hem te velde met zijageheeie hebben en hou'en. Nog eens: men ga in de leering bij jagers en sportmen. O. L Het gemeentelij'* tekort en de gemeentebedrijven. ;>Met de stijging der uitgaven houdt de stijging van de middelen geen gelijken tred", aldus B. en W. in hun »toelichting", welke do begrooting van 1003 vergezelt. : Ah hoofdoorzaak van de stijging der uit gaven gaven B. en W. op, dat het Onderwijs ongeveer ?452,000 hooger was geraamd, dat het Armwezen ?194,000 meer vroeg en de Renten en Aflossingen bij voorleden jaar een grootere uitgaaf vor derden van / 573,000. Echter deelden zij tevens mede, dat het grootste gedeelte van de meerdere uitgaven voor renten en af lossingen werd gedekt door ontvang sten uit de verschillende gemeentebe drijven, waaronder begrepen sommige der Handelsinrichtingen. ( Voor onderwijs en armwezen blijft dus ' een meerder bedrag van ongeveer f 050,000, dat niet door aanwas van middelen is gedekt. j Voegt men nu hierbij het nadeelig ver schil tusschen het batig slot in 1900 en in 1901 ?810,700 en f 446.000 gevende op de begrooting voor 1903 een mindere ontvangst van ongeveer ?364,000, benevens ongeveer f 156,000 meer voor andere zaken, dan komt men tot een be drag van f 1,170,000, waarin door verster king der middelen dat is door verhooging van het percentage der inkomstenbelasting en het cijfer der opcenten op het p ersoneel moet worden voorzien. Het ligt niet op onzen weg en zoo bekwaam een rekenmeester zijn wij ook niet om de middelen aan te wijzen, welke den toestand reeds dadelijk beter zouden kunnen maken. Er is daarover trouwens reeds zooveel geschreven, «.Daas mir zu sagen nicbls mebr 'irig bleibl" maar zeker is het, dat de gemeenteraad a. s. Dinsdag en volgende dagen voor deze quaestie zal komen te staan en dat we dus zeer belangwekkende raadszittingen zijn te wachten. Toen, aleer de begrooting verscheen, het gerucht liep, weldra door een paar dagbla den bevestigd, dat verhooging van belas ting was te verwachten, haalden vele Ameterdammers »van ouder tot weerouder", met een verachtelijk gebaar hun schouders op en riepen uit: »Daar heb je het nu, met die gemeentebedrijven!' Want de gemeentebedrijven moesten het doen dat waa zoo dikwijls voorspeld en het moest dus eindelijk wel eens uitkomen. Dit nu is voi';' men onjuist; voor rente en aflossingen \ in leeningen dragen de telefoondienst, waterleidingen, de gas fabrieken en d tramdienst in 1903 bij f 1,699,460, zo at zij derhalve de voor haar aangegan geldelijke verplichtingen volkomen dekkoü. De laatste retributie van de Telefoon maatschappij komt voor op de begrooting van 1895 en bidroeg ?41.000; die van de Duinwatermaatschappij vinden we op de begrooting voor 1893 vermeld tot een bedrag van f 62,000; die van de Imperial komt voor op de begrooting van 1898 tot een bedrag van /' 658,000; die van de Omnibusmaatschappij op de begrooting voor 1899 tot een bedrag van ?81,000, welke ramingen waren gemaakt met het oog op de werkelijke ontvangsten, respec tievelijk in 1893, 1894, 1896 on 1897. Nu zou dit cijfer, indien de concessiën waren gehandhaafd, zeker gestegen zijn, maar daaromtrent hebben we, tenzij die van de vermeerdering der bevolking, niet eenige maatstaf, zoodat, waren in 1899 de concessiën nog alle geldig geweest, de retributiëu in een ronde som zouden hebben bedragen f 842,000. Niettegenstaande, uitgezonderd de tele foondienst, de gemeentebedrijven in een staat van overgang verkeeren, noodzakelijk geworden omdat de concessionarissen alleen op eigen voordeel bedacht waren, ontvangt volgens de begrooting voor 1903 de ge meente als uitkeering: Van de Telefoondienst . . . f 50,000 » » Waterleidingen...» 100,000 » » Gasfabrieken ...» 600,000 » » Tramdienst . . . . » 89,100 Totaal ~f&M, zooiat er slechts een nadeelig verschil van ?2,900 b;j vroegere toestanden te cocs-.ateeren is. De vier gemeentebedrijven dekken dus volkomen hun renten en aflossingen en brengen voor de gemeentekas evenveel op als in de dagen der concessionarissen. Daartegenover staat, dat het tarief van de telefoon is afgeslagen met ?28 en dat het materieel oneindig beter is dan in de periode der Telefoon-maatschappij; dat de prijs van het gas met twee centen is verlaagd; dat alks wordt gedaan om het verzuim van vroeger te herstellen door het voorzien in d^n dringenden waternood, die nog veel hooger dan thans zou zijn, indien wij nog onder de oude concessie leefden; dat de twee volkrijkste buiten wijken, die tot de overname door de ge meente van de A. O. M. van trams ver stoken waren, een verbinding met het centrum van de stad hebbeu erlangd en dat het zoo lang met meer zal duren of het trampaard zal zijn verdwenen en dat de electriciteit alleen de motorische kracht voor den tram wagen zal leveren. * * * Maar, en dit is de vraag die herhaalde malen wordt gedaan, is er nu uit die gemeentebedrijven niet meer te halen? Een eenigszings gelijke vraag is in de afdeelingen gesteld. B. en W. ge ven daarop het volgende antwoord: Het was B. en W. aangenaam, de ingenomen heid van sommige leden ta vs r Jemen met de raming der bijdragen uit de G.meeutebedrijven. B. en W. stemmen ten volle in met het gcvjelen, dat de bijdrr-g"n verband moeten houden met de omstandigheden en de resultaten der onder nemingen zelf. Daarmede is Let in beginsel geenszins orvereMigbaar, te trachten grooter voordeel uit de Gt;m"ente-bedrijven te verkrijgen. Daarnaar zal, zoo mogelijk, moaten worden gestreefd, doch slechts voorzoover de omstandigheden en de resultaten van het bedrijf het toelaten. Wanneer men dit in het oog blijft houden, zijn de gas-, tel-phoon-, tram- en watcrprijzen ?, weldra zullen, naar H. en W. hop3n, de prijzen van eleetrischeu stroom er bij te noemen zij'), ni-jt als belasting te beschouwen, maar als prijzen van liveraat.ën in een industrieel en commercieel bedrijf. Dit laatste is niet volkomen juist; een gewoon industrieel en commercieel bedrijf is een gemeentebedrijf toch niet. De wet gever van 1851 heeft natuurlijk niet kunnen voorzien, dat een gemeente eenmaal eleetriechen stroom zou leveren, maar iets derge lijks vermoedde hij toch wel. Daarom heeft hij wellicht in art. 238 der gemeentewet bepaald, dat «gelden voor het gebruik of genot van openbare gemeentewerken, bezittingen of inrichtingen," en gelden betaald voor «door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten" voor «plaatselijke be lastingen" worden gehouden; art. 254 zegt verder, dat de loonen en gelden, voor die inrichtingen of diensten betaald, tot geen hooger bedrag mogen geheven worden »dan noodig is te achten, om den betaler, naar evenredigheid van hel gebruik of genot, dat hij heeft in de kosten van aanleg, onderhoud of verstrekking van het door hem gebruikte of genotene, te doen dragen." Dat nu de gemeente voor het verstrekken van het gebruikte of genotene voor zich een zeker honorarium bedingt, dat dan toch weer der gemeenschap ten goede komt, en dat zij dit honorarium ongeveer vast stelt tot een gelijk bedrag, als dat zij uit de concessiën genoot, is zeer goed te ver dedigen, maar wanneer b. v. het gasbedrijf, zooals een raad? lid wilde, het gas met l cent per M3, opsloeg dat een meerdere ont vangst van circa f 400 000 zou geven dan zou er, waar de begrooting van het gasbedrijf sluit, een hooger bedrag geheven worden, dan noodig is te achten om den betaler naar evenredigheid van het gebruik of het genot voor het door hem gebruikte of genotene te doen betalen. Een derde gedeelte van het tekort, waartoe ieder belastingbetalend burger moet bijdragen, zou alsdan gedekt worden door de gasverbruikers alleen en daar tegen heeft, naar onze bescheiden meening, de wetgever terecht maatregelen genomen. Gaan nu B. en W. van de theorie uit, dat de gemeentebedrijven geen inrichtingen zijn, als in art. 238 der Gsmeentewet ge noemd, dat deze vanwege het gemeente bestuur geen diensten verstrekken, waar voor in ruil geld wordt gegeven, dan zijn zij natuurlijk vrij om de prijzen te regelen zooals zij willen; maar wij gelooven, dat voor deze wetsuitlegging toch nog altijd wel een vraagteeken is te zetten. Het komt ons dan ook voor, dat, wan neer door een zuinig beheer, winstgevende uitbreiding van het bedrijf, door voor de exploitatie voordeelige jaren, na behoorlijke afschrijving en versterking van het reservekapitaal, nog altijd winsten van beteekenis overblijven, het eerste streven van den dienst moet zijn, om de prijzen voor het geleverde of de tarieven voor het genotene ie verlagen, welke verlaging iedereen ten goede kan komen, en dat nimmer, wan neer de rekening der exploitatie sluit, ver hooging van prijs of tarief mag dienen om de gemeentebegrooting sluitend te maken. Vermoedelijk zal de in de troonrede aangekondigde groote wijziging der ge meentewet het ontwerp dat nu is in gediend is zeer bescheiden en zwijgt er van den toestand van de gemeenten tegenover haar bedrijven anders regelen, dat vooral noodig is tegen dea tijd, wan neer de op vrij korten termijn gesloten leeningen zullen zijn afbetaald. Verkeerden we op dit oogenblik in die gelukkige periode, dan zou het kapitaal voor rente en aflossingen, groot ? 1,699,460, vooreen goed deel ter beschikking zijn, zou daar door, indien dj gemeentewet er zich niet tegen verzette, het tekort worden gedekt en er nog een aardig sommetje overblijven. Het is waar, de prijzen van het geleverde en de tarieven van het genotene zouden als dan aanmerkelijk verlaagd kunnen worden, maar het komt ons voor dat de burgerij liever langs dezen weg het tekort zag ge dekt, dan door 3/4 pCt. m er aan in komstenbelasting te betalen en de op centen op het personeel op 50?120 te zien brengen. Ten einde ecliter zulk een besluit te kunnen nemen, dient de gemeente wet met het oog daarop den raad meerdere vrijheid te geven. Aleer we echter zóó'/er zijn zullen ver moedelijk de wateren uit de Lek of uit de diepten van de Veluwsche heide reeds lang in de Amsterdamsche huizen vloeien. * * * Met het bovenstaande hebben wij alleen willen betoogen dat de gemeentebedrijven weinig of niets te maken hebben met het tekort, reeds geruimen tijd geleden door Mr. Pijnappel voorspeld, maar dat dit alleen ontstaan is, omdat onzs wetgeving zelfs na de wet v&n 24 Mei 1897 geen oog genoeg hetfs gehad voor de financieelegevolgen van eenige Rijkswetten, die zoowel van ou leren, als van jongeren datum zijn en waarvan van sommigen, zooals van de woningwet en de ongevallen wet, de financieele gevolgen nog moeten worden afgewacht. Als men nagaat, dat de kelten van de kiezerslijsten, enz. voor het jaar 1901 zijn geweest ?26579 en \óór de invoering van de nieuwe kieswet slechts ?8000 bedroegen een omstandigheid waaraan vermoe delijk bij het maken van de kieswet niemand op het Binnenhof heeft gedacht dan heeft men slechts een klein staalije van den druk, welke een Rijkswet op de gemeente fiaanciën kan leggen. Voor het oogenblik is het: *Uud zahlen mebr als j^ vorber", het eenige middel om in de behoefte te te voorzien in afwachting dat de nood kreet, welke B. en W. eerstdaags in een concept-adres aan de regeering aan het oordeel van den raad wenechen te onder werpen, het gelukkig gevolg zal hebben dat de gemeente bevrijd zal worden, zoo niet van alle, dan toch van de meeste lasten, die feitelijk niets met haar huis houding hebben te maken, en die daarom nooit op haar schouders hadden moeten gelegd worden. A m s t., 22 Oct. SECANS. Een strijd om een wethouderszetel. Aan het einde dezer maand zal er weder eene verkiezing moeten plaats hebben ter voorziening eener vacature voor den Rotterdamschen Raad, door het overlijden van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl