De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 2 november pagina 1

2 november 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

S». 1323 DE AMSTERDAMMER A*. 1902. WEEKBLAD VOOB NEDEKLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS TAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Yoor Indiëper jaar » mail , 10. A&onderiüke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/» JHt Vti. k verkrijgbaar Kioak 10 Boulevard du Capuciwi tegenover h«t Grand Café, U Parija. Zondag 2 November. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonce» nit Duitschland, Oostenrijk es Zwitserland worden uitsluitend aangenomen dotr de firma KÜDOLF 110SSE te Keulen en dooi alle fi.ialen dezer firma. I N H O V Dt VAN VEEBE EN TAN NABIJ: Volksweerbaarheid 'en de weerbaarheid des volks, door H. J. P. H. Kiersch. Schippers-wet, door Nautnlus. Dure huishouding, door P. van Hoek. Militair allerlei, door O. I. Znid-Afrik. Vereeniging. Brief nit 'utrecht, door Jan van 't Sticht. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Sociale adviezen, door dr. J. O. Eringaard. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. In het Manritshuis, door L Lacorablé. Maakt TI «p, door J. H. Schorer. Over nieuwe Neder(andsche Literatuur, door J. Winkler Prins. Vrije 'liefde, door Charles Albert, beoordeeld doerQvC. Ctellingwerf-Jentink. Graaf Leo N. Totetoi, Wat is Keligie ?, beoordeeld door W. Zaalberg FEUILLETON: Margrete's Bedevaart, van Clara Viebig. Naar het Düitsch,door M. v. O., III, (Slot.) BECLAMES. VOOE DAMES: Nederlandsohe Coöperatieve Vrouwenbond, door Elise A. Haighton. Diefachtigheid bij kinderen, door W. A. W. Moll. Drankzucht der vrouwen, door P. Allerlei, door Caprice. Uit de Natnnr, door 35. J. v. U. De Amsterdamsche Boek- en Steendrukkerg, voorheen Ellerman, Harms & 'Go.: Een Eeuwfeest. SCHAAKSPEL. FINAKCTEliLE EN OECONOMISCHE EBON1EK, door D. Stigter. Orelio intiem, (met portret), door eoige Verenet INGEZONDEN. ADVEKTENTIEN. limillllMllllllliniimniltlllllllllllMMMHIIIIIIIIIimilllllllllllllllN Volksweerfoaarheid en de weer baarheid des volks. Wie gemeend heeft, dat het eerste tot het tweede leiden zou, zal wel door de laatste algemeene vergadering tot andere gedachten zijn gekomen. In plaats van eene groote, machtige vereeniging te ont werpen op breeden democratiechen grond slag; eene echte volksvereeniging in den ruimsten zin van 't woerd, die door het heele land geestdrift zou hebben qpge?wekt voor de nationale zaak bij uitne mendheid, heeft men niets beters weten ite doen dan eene gezonde beweging, die ieta beloofde, binnen de nauwe grenzen van eene persoonlijke meening op te slui ten. De heer Seiffardt moge het goed bedoeld hebben; maar onder de valsche leus van onzijdigheid steeds zijne eigen .?meenirg voorop te stellen en iedere af wijkende gedachte te willen onderdrukken, wijst toch op eene zucht tot overheersehen, die met de behoefte aan aller samenwer king in zonderlinge tegenspraak komt. Reeds op de constilueerende vergadering van 13 Jan. 1900, op uitnoodiging van «en voorloopig comitévan medewerkers t« utrecht samengekomen, kon duidelijk blijken, dat hij eene eigen manier had van zaken doen. Van eene vrije behan deling der statuten was geen sprake. Door hem zelf ontworpen, en zonder voor af door gc-noemde commissie te zijn on derzocht en vastgesteld, werden zij daar aan de vergadering voorgelegd met het uitdrukkelijk bedirg, dat geen wezenlijke verandering kon worden toegestaan. Zon der zich om de meening zijner medewer kers eenigszins te bekommeren, had hij zich geheel eigenmachtig daartoe verbon den tegenover anderen, welke alleen op die voorwaarden hun steun zouden heb ben toegezegd. Daarmee was de vereeni ging, die zoowel door als voor het volk Bad moeten leven, tot eene propagandavereeniging van particuliere meeningen en inzichten verlaagd. De vergadering legde er zich bij neer en verwierp mijn amen dement om in art. l betreffende het doel der vereeniging te verklaren, dat het oog merk van haar streven een volksleger was, met op twee na algemeene stemmen. De woorden, door den heer Seiffardt bij die gelegenheid gesproken, schenen niet temin zeer geruststellend voor de voor standers van een volksleger. Wat maakt men zich toch bezorgd over een volks leger, zoo sprak hij ongeveer, waar de Minister van Oorlog zelf verklaart, dat ook hij een volksleger wil; tot ondersteu ning waarvan hij diens woorden uit de Handelingen der Staten-Generaal voor las. De lezer moge zelf beoordeelen, of hier klare wijn werd geschonken. De vereeniging moest neutraal zijn met een neutralen voorzitter en een neutraal bestuur. Ongelukkig bleek evenwel spoedig, dat de heer Seyffardt ook omtrent neutraliteit zijne eigen begrippen had. Bij de spoedig daarop gevolgde oprichting der afdeeling Amsterdam verklaarde hij openlijk, dat het doel der vereeniging was een weerbaar volk achter het leger ; wat de handhaving der bestaande legerorganisatie in zich sloot. De demokratische arbeiderspartij in Rotterdam bedankte er daarom harte lijk voor bij de oprichting eener afdeeling in die stad hare medewerking te ver leer, en. Na de eerste algemeene vergadering, die zich door groote onbeduidendheid on derscheidde, openbaarden zich bij enkele ?afdeelingen geheel andere opvattingen dan door het hoofdbestuur werden gehuldigd. De nationale onverschilligheid voor eene vereeniging, die feitelijk buiten het volk stond en ook zou blijven staan, zoolang zij in gebreke bleef met zijne belangen rekening te houden, oefende steeds meer een verlam mende invloed uit op het werk van vele aideelingen, die na de verplichte bijdrage aan 't Hoofdbestuur geen geld overhielden om iets ernstigs te ondernemen. De af deelingen Helder, Amsterdam en Rotterdam meenden, dat 't noodig werd aandeheerschende lusteloosheid een einde te maken. Zij dienden daarom op de tweede alge meene vergadering het voorstel in, dat de vereeniging Volksweerbaarheid zich zou verklaren voor een verkorten eersten oefentijd door latere oproeping onder de wapenen ten behoeve van die rekruten, welke aan zekere door de regee ring vast te stellen eischen zouden be antwoorden; en dat zij te gelegener tijd bij Regeering en Volksvertegenwoordiging de noodige stappen zou doen om dat beginsel in de wet op te nemen. Dat het gros der afdeelingen onder den invloed van 't Hoofdbestuur zich onbe voegd achtte om hierin eene eigen mee ning te hebben, of daartoe den moed miste, was hunne zaak. Ieder heefi het recht eigen oordeel en karakter prijs te geven. Merkwaardig was de bewering van 't Dagelijksch Bestuur, dat genoemd voorstel verkorting van den dienst bij den aanvang ingreep in de legerorga nisatie en daarom als strijdig met statuten en karakter der Vereeniging moest worden verworpen; terwijl het zelf verkorting van den dienst op het eind als prijs der deugd wenschelijk en geoorloofd vond, zooals het bij monde van den oud-generaal van Dam van leselt uitdrukkelijk liet verklaren. Ieder onbevooroordeelde zal dadelijk bemerken, dat noch door het een, noch door het ander aan de legerorganisatie te kort zou worden gedaan. Maar het voor stel der drie afdeelingen zou misschien tot eene andere organisatie kunnen leiden. En dat moest verhinderd worden. Boven dien bleek het voorstel van zeer onzedelijken aard te zijn. Wat, riepen velen uit, zou de aanstaande lands verdediger zich moeten gaan oefenen om een korteren dienst te verkrijgen! Zou de hoogste burgerdeugd, het vaderland te dienen, bezoedeld worden door den lust op laag gewin! Alleen het zuivere plichtsbesef moest den jongen Nnderlander naar de oefenplaats drijven. Of er ook al beden kelijke teekenen te bespeuren waren van eene steeds aangroeiende onverschilligheid en lusteloosheid, 't mocht niet baten. De vergadering besloot het schild der vereeni ging smetteloos te houden en stelde met groote meerderheid de pleitbezorgers van het verderfelijk beginsel in het ongelijk. Dat zijn de mannen, die de vaderlandsche jeugd willen opvoeden tot een weer baar volk! Zij schijnen te vergeten, dat zij in eene maatschappij leven, die alleen bestaan kan door eene logische verdeeling van lasten en lusten; en dat de staat, het troetelkind hunner onbaatzuchtige bemoeiingen, alleen dan aan zijne roeping kan beantwoorden, als hij 't evenwicht bewaart tusschen rechten en plichten. Zouden zij genoegen nemen met hunne lasten, indien de overheid er geen lusten tegenover stelde? Slechts door de wissel werking van rechten en plichten wordt de staatsburger wat hij zijn moet: het levend organisme, dat de gemeenschap helpt vormen om daarin de voorwaarden te vinden van eigen bestaan. Wie zich jaren achtereen oefent voor den dienst van 't land en daarvoor eene verlichting vraagt zijner militaire lasten, is het niet om een voordeeltje te doen, dat in geen verhouding zou staan tot de som van het geofferde aan tijd, geld en inspanning; maar om eene vergoeding, in 't vooruit zicht waarvan hij lust en kracht behoudt voor de trouwe vervulling van zijn plicht. De weerbaarheid van 't volk verlangen zonder meer is het doel vergeten te stellen, dat den prikkel tot inspanning opwekt en den maatstaf aangeeft voor den graad van ontwikkeling. Doelloos werken dooft den lust en wekt spoedig tegenzin op. Plichtsbesef, dat niet levendig wordt ge houden, is als eene schoone bloem, die uit gebrek aan water verdort. De erva ring van vele afdeelingen is daar om het te bewijzen. Zal de militaire voorbereiding zich uit haar tegenwoordigen staat van onbeholpen geknutsel kunnen opheffen tot eene stelselmatige gymnastisch-militaire volksopvoeding, dan is er wat anders noodig als 't kinderachtige denkbeeld van 't Hoofdbestuur om de brave jongens na hun kazerne ech ooi tijd een vacantie-prijpje te schenken. Zonder 't nationaal vertrou wen te wekken kan men niet op nationale toewijding en inspanning rekenen. Het denkbeeld, den dienst op het eind te ver korten, onderstelt een gebrek aan vertrou wen, dat te sterker wordt naarmate de officieren, met de uitspraak belast, ver korting in het algemeen zullen veroordeelen. Daarom zou de aldus in 't uitzicht ge stelde kortere kazernetijd als geheel afhan kelijk van persoonlijke, dikwijls vijandige, inzichten weinig of geen lust opwekken om door ernstig, degelijk oefenen zich een prijs waardig te maken, die zoo licht onthouden kon worden. Van eene natio nale geestdrift voor de defensie-zaak zou zoodoende niets komen. Rot t. H. J. P. H. KIERSCH. (Slot volgt.) Schipperswet Staatsblad No. 139, dato 28 Mei 1901, bevatte een wet, regelende alle aangele genheden van gezagvoerders, stuurlieden, machinisten, enz. der Nederlandsche koop vaardijvloot. Deze wet treedt volgens art. 15 op een madf.r te bepalen tijdstip in werking. Dat de veiligheid van passagiers, ladin. gen, enz., dat de positie van gezagvoerders en verder onderhebbend personeel hier mede ten zeerste is gebaat, hoop ik hier onder nader uit een te zetten. Was het tot dusverre aan ieder, bij ware al of niet zeeivaardig (in zooverre ik bijv. aan een koekenbakker het predicaat zeewaardig niet toeken) vergund eene verantwoordelijke betrekking op eenig Ned;rlandsch schip te bekleeden, zoo is er deze wet, die van hem vordert, tegen over de Nederlandsche regeering zijne proeven van bekwaamheid af te leggen. Ik juich dit toe in zooverre men wetten toejuichen kan, die hoogst natuurlijk, hoogst begrijpelijk, ja hoogst noodzakelijk zelfs zijn, voorstelt en aanneemt, jaren lang tegengehouden door sleur, door pro tectie, door onachtzaamheid, zou ik bijna durven zeggen. Ik weet zeer goed, dat onze groote maatschappijen aan boord hunner schepen passagiers en ladingen niet aan gevaar zullen blootstellen door minder erraren menschen de veiligheid daarvan toe te vertrouwen. Edoch, er zullen naast de grootere wel kleinere gevonden worden welken een koopjessysteem te voordeelig uitkomt en dan in Godsnaam: never mindl Die toestanden zijn voorbij. Althans men belooft on?, dat ze tot het verleden zullen behooren. Tot dusverre daarvan nog geen sprake. De wet is er, de uitvoering laat op zich wachten. Hoe lang nog? Zijn er voor deze wet evenveel papieren, paperassen, staten, statistieken en andere papieren bescheiden noodig als voor de >Ongevallenwet'', dan geloof ik te mogen aannemen, dat eer nog de Velserstoompont frank en vrij door het Noordzee kanaal kan laveeren, voor dat we van de goede gevolgen van de »Sehipperswet" zullen profiteeren. Schipperswet! De kleeren maken den man, de titels maken den mensch. Nu weet ik wel, dat er heel wat titels rondloopen met nullige menschen er achter, maar toch de naam is een factor en zoo lang wij menschen blijven, eenigszins ijdel van natuur, zal die factor in ons leven voortbestaan. Schipper is een antiquiteit, een ding uit de oude doos. Het volk verstaat in zijn taal onder schipper een persoon met een Karrepoets op zijn hoofd, een boom in zijn hand en een pijp in zijn mond, ploeterende met zijn vaartuig in slooten en vaarten tusschen de weidenrijke beemden van het gezegende Holland. Een stuurman iemand in dito toilet trekkende aan een roer of draaiend aan een rad. Beide werkzaamheden, hoe nuttig ook, verschillen hemelsbreed van de werkzaam heden, welke een gezagvoerder c. q. stuur man in de groote vaart heeft te verrichten. Daar waar het wetboek van koophandel spreekt van gezagvoerders (schippers) van officieren (stuurlieden) had men volgens mij, onze ijdelheid niet gestreeld door in genoemde wet die benamingen up to date over te nemen. Mijnheer de Redacteur, u dankzeggende voor de verleende plaatsruimte. NAUTULUS. D are huishouding. 's Gravenhage, 24 Oct. 1902. M. de Redacteur. Mag ik naar aanleiding van het artikel Dure huishouding", voorkomende in uw blad van 19 October jl., een paar opmerkingen maken ? De heer G. W. B. wececht voorde veeartaer, wier opleiding hy thans te duur v'ndt, eene soortgelyke opleiding als die, welke naar zy'te meening gegeven wordt aan toekomstige Indische hout vesters, ryks-Iand- en rijks-tuinbouwleeraren. Woordelijk schrift hy: Evenals veeartsen zijn er jaarlyks een bepaald aantal houtvesters noodig; hun geheele opleiding kan hier te la; de niet geschieden. Ten einde daarin tegemoet te komen, worden zy' na een toelatingsexamen aangenomen als ry'ksalumLi en ontvangen als zoodanig gedurende enkele jaren-eene ryks toelage om in het buitenland hur.ne studiën te voleindigen, waarna zij, mits voorzien van ge vorderde diploma's, in aanmerking komen voor eene benoeming. Dit voorbeeld is in den laatsten tyd gevolgd by' de studie voor leeraren in landbouwkunde en tuinbouw. Ook deze kunnen met behulp van eena ry'kstoelage in staat worden gesteld zich voor hun aanstaand vak verder te bekwamen in het buitenland en worden aangenomen onder den zelfden titel. Deze ry'ks alumni ontvangen gewoonlyk gedurende twee of drie jaren elk eene tegemoetkoming van ? 8,0 ieder jaar". Het is proefondervindelijk bewezen, dat deze wy'ze van opleiding doeltreffend is, enz." In hoeverre de hier gegeven voorstelling van de opleiding der genoemde ambtenaren met de werkelijkheid overeenkomt, moge het volgende leeren. De opleiding van technische ambtenaren by het boschwezen in N.-Indië, geregeld by' de Koninklyke besluiten van 10 Juli 1865, No. 84, van 19 Ssptember 1872, No. 21 en van 29 Augustus 1880, No. 21, was aanvankely'k de volgende: Jongelieden, die eene hoogere burgerschool met 5 jarigen cursus of de Rijkslandbouwschool te Wageningen met goed gevolg hadden doorloopen, werden na 't afleggen van een vergelykend < xamen naar Duitschland gezonden, waar ze gewoonlyk van l October van 't eene jaar tot ultimo April van 't volgende jaar een practischen leertijd by een door de Regeering aan gewezen Koninklijken Pruissischen Oberförster doorbrachten Vervolgens studeerden ze gedurende vy'f semesters aan de Pruisische Forstacademie te Eberswaïde in Brandenburg. De ry'kstoelage die ze ontvingen, bedroeg ? 70 per maand. Daar deze opleiding te wenschen overliet, werd ze by Koiiinklyk besluit van 9 Januari 1891 No. 10 als volgt gewy'zigd: Aan Nederladdsche jongelieden, die bevorderd waren of van de eerste klasse tot de tweede .klasse der afdeeling B van de Rykslandbouwschool, of van de vierde tot de vyfde klasse eener hoogere burgerschool, werd gelegenheid gegeven een twee jarigen ioorbereidenden cursus verbonden aan de Ry'kilandbouwschool te doorloopen. Zy', die dezen cursus geheel hadden gevolgd, werden toegelaten tot een examen en van hen, die aan dit examen en enkele andere voorwaarden voldeden, werd volgecs eene op te maken ranglyst een zeker getal ter verdere opleiding voor technisch ambtenaar bij 't boschwezen in N. Indiëaangewezen. De voortzetting hunner studie had plaats aan de Königliche Sachsische Forstakademie te Tharand, en wel: a. practiEch van l Augustus tot 15 October onder leiding van een Obeiförcter by den ac tieven dientt; b. theoretisch van 15 October tot 15 Augustus d. a. v. aan de genoemde Forstakademie. Zy, die na afl >?? p van beide semesters een getuigschr ft van den Directeur der Forstaka demie konden overleggen, waaruit bleek, dat ze in nader aangegeven studievakken voldoende vorderingen hadden gema kt, zetten van 15 Augustus tot 31 December d a. v. hunne studiën in Siksen in de theorie of inde prakty'k der houtteelt voort. Zoo mogelijk werd aan hen, die 't bedoelde getuigschrift niet konden overleggen, toegestaan hunne studie nog gedurende een jaar in Saksen voort te zetten. Ten slotte oefenden ze zich gedurende zes maanden in de kennis der voornaamste Indische wou dboomen en aan 's Ryks Herbarium te Leiden in 't beschryven en determineeren van Indische planten. Gedurende hun verblyf in Saksen genoten de Rijksalumni eene toelage van / 70 en ge durende hun verb'y'f in Leiden van / 100 per maand. Thans is de opleiding tot technisch ambte naar by het boschwezen in N.-Indiëby' koninklijk besluit van 14 Mei 19CO No. 37 (St. li'3) als volgt geregeld. In opleiding worden genomen 23 jarige Neder landsche jongelieden, die aan het eindexamen van den Indischen landbouwcursus der afdeeling Hoogere Land en Boschbouwschool der Ry'kslandbouwschool hebben voldaan. De opleiding vangt aan met den aan de Rykslandbouwschool te Wageningen verbonden Indischen houtvesterscursus. De candidaat-houtvesters volgen de lessen aan dien cursus van begin September tot einde Jüci. Gedurende de daaropvolgende maanden Juli, Augustus en September worden zy op eene houtvestery in Duitschland geplaatst, ten einde in de praktyk van 't boschwezen werkzaam te zy'n. Van begin October tot einde April volgen zy' wederom de lessen aan den houtvesterscursus Daarna worden zy gedurende een jaar in Duitschland werkzaam gesteld voornamelijk om by een boschbedry'fregelings dienst gedetacheerd te worden" (Art. 4), De ry'kstoelage bedraagt gedurende het ver blyf in Duitschland / 70 per maand. Na 't doorloopen eener hoogere burgerschool met 5-jarigen of van de afdeeling Hoogere burgerschool te Wageningen met 4 jarigen cursus moeten de a.s. techtische ambtenaren by 't bosehwezen in N.-Indiëeerst de lessen in de beide klassen van den Indischen landbouwcursma en daarna die in de beide klassen van den Indischen houtvesterfcursus volgen. Met inbegrip van een verbluf van 15 maanden voor praktische studiën ie Duitschland duurt dus i e geheele opleiding der houtvesters 4 jaar en 8 maanden. Omdat de volledige, zoowel theoretische als praktische, opleiding in 't buitenland niet vol deed, is men gekomen tot eene regeling, w&arby de theoretische opleiding hier te lande plaats vindt en alleen de praktyk in 't buitenland wordt geleerd. * * * Hoe staat het nu met de opleidicg van de ry'ksland- en tuinbouwleeraren ? Eene geregelde opleiding bestaat voor deze ambtenaren niet. Zy', die ry'kslandbouwleeraar wecschen te worden, doorloopen tegenwoordig eerst eene hoogere burgerschool met 5-jarigen cursus of de afdeeling hoogere burgerschool te Wage ningen, volgen daarop de lessen in de beide klassen van den Nederlandschen landbonwcursus der afdeeling hoogere land- en boschbouwschoool, leggen het eind-examen af en studeeren ver volgens twee of meer jaren op eigen kosten, 't zy te Wageningen, 't zy' aan eene inrichting voor hooger landbouwonderwijs in 't buitenland. Aan enkelen hunner worden toe'agen verleend om hen in de gelegenheid te stellen bijzondere onderdeelen van 't landbouw- of zuivelbedryf nader te bestudeeren. Zy, die met goed gevolg het examen lano bouwkunde M. O hebben afge legd, zullen by' goedkeuring van den betrokken begroo ingspost in 't vervolg aangesteld kunnen worden als adspiiant-ry'kslandbouwleeraar, ten einde zich voor de later aan hen op te dragen taak te kun t en voorbereiden. Aanstaande ry'ks-tuinbouwleeraren doorloopen tegenwoordig eerst de beide klassen der afdee ling Tuinbouwschool te Wageningen, oe'enen zich daarop een jaar in de praktyk, bezoeken vervolgens de beide klassen van den wetenschappely'ken cursus der genoemde afdeeling en leggen daarop, hetzy terstond of na zich nog een jaar in de praktyk te hebben bekwaamd, het examen tuinbouwkunde M. O. af. Wordt de betrokken begrootingspost goedgekeurd, dan zullen in 't vervolg ook adspirant-rykstuitbamrleeraren kunnen worden aangesteld. DJ eerste ry'ks-tuinbouwleeraren zy'n ry'ksalumni geweest. L%ter zy'n wel aan enkele studeerenden toelagen verleend voor 't doen van studiereizen, doch in 't geheel bedroegen die toelagen slechts eenige honderden guldens. Het verdient opgemerkt te worden, dat aan de studie van de a. s ry'ks-landbouwleeraren aan buitenlandsghe inrichtingen voor hooger landbouwonderwyt tegenwoordig niet meer die beteekenis wordt gehecht als vroeger en dat de overtuiging veld wint, dat zy', die de af deeling Hoogere Lind- en Boschbouwschool te Wageningen hebben doorloopen, beter doen met in byzonderheden studie te maken van den Nederlandschen landbouw en de veeteelt, dan in 't buitenland colleges te gaan volgen, die zich meestal niet boven 't peil van 'tonderwy's aan de genoemde afdeeling verheffen. « * Of de opleidir g van a. s. Indische houtvesters, ryksland- en tuinbouwleeraren geringere gelde lijke offers van de schatkist vraagt dan die van de veeartsen, laat ik in 't midden, hoewel ik zulks, althans voor de eerstgeroemde ambte naren, betwijfel. Waar ik echter wel op wy'zen wil is dit, dat de weg, dien de heer G. W. B. voor de oplei ding van veeartsen aanwyat, proefondervindelijk gebleken is voor de a. s. houtvesters en landbpuwleeraren niet de juiste te wezen. De erva ring heeft het tegendeel bewezen van 't geen de heer G. W. B. beweert. Zyr.e conclusies kunnen dus ook niet juist zy'n. My'n datk voor de plaatsing, Mijnheer de Rsdacteur, Hoogachtend, Uw dienstv. P. VAN KOEK. Militair allerlei. Kazerneering. De militiewet 1901 verhoogt het jaarlijksch contigent tot 17500 man, dat is alzoo 6500 meer per jaar, derhalve dient te worden voorzien in de meerdere behoefte aan logies. De redeneering van de memorie tot in lichting van het VHIe hoofdstuk de staatsbegrooting klopt als een bus; een grooter leger, meer kazernes, meer oef'eningsterremen. Wel zal men nu kazernes bouwen voor miliciens, die slechts vier maanden onder de wapenen zijn, zal dus voor hen de logeerruimte 8 maauden 'sjaars ledig staan, terwijl bovendien in de wintermaanden ruimte over is voor ongeveer l 3 der militie doch met zulke omstandigheden valt geen rekening te houden. Meer troepen, meer logies l Heel bescheiden zou hier de vraag kuncen worden gesteld, of het bepaald noodig is de vier maanders in kazernes te logeeren soms ver van de oefeningsterreinen gelegen,' en of het daarentegen niet veel wenschelijker zoude zijn de miliciens voor korten oefeningstijd aangewezen, jaarlijks te ver eenigen in eeii of meer kampen, in het vrije veld, op de heide. Deze jonge mannen toch komen alleen gedurende de zomer maanden onder de wapenen en zullen in het vrije veld niet slechter zijn gehuisvest dan m de uit den aard de zaak niet altijd even prettig ingerichtte chambrées van de militaire gebouwen. Wie ooit heeft hooren vertellen van het kantonnementsleven i 001 de ,noAdel^,ke Provinciën tusschen itöl en löciy, zal zich herinneren met welk genot de oud militairen terug dachten aan de genoegehjke dagen in Brabant door gemaakt, en vermoedelijk zal de ervaring van vele jongeren, die nu jaarlijks op de heide bij Laren kampeerer-, wel van dien

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl