De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 9 november pagina 7

9 november 1902 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Na 1324 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. IJ VERHEID. Het vlechtwerk in den Indischen archipel. (Uitgave H. Rleinmann & Co., Haarlem). Javaansche vlechtster. Bjj de inlanders is versiering meer dan het aanbrengen van wat mooie vormen. Zij is diep in hun samenleven geworteld en al gaat de oorspronkelijke beteekenis in den loop der trjden verloren, toch bhjft het traditie ornament bestaan, waarnaast zich nieuwe motieven vor men, die steeds een zekere gedachte inhouden, meer of minder helder in den patroonnaam uitgesproken." Versiering leeft inderdaad voor hen." Hierin schuilt voor een groot deel de beko ring die van al het inlandsche handwerk uit gaat, ledere vorm, iedere versiering heeit voor hen beteekenis, en daarom ontzien zjj tijd noch moeite om het *66 te krijgen, dat het hun aangeboren schoonheidsgevoel ten volle bevre digt. De versiering op het voorwerp is bij hen dan ook geen overdaad die even goed gemist kan worden, zy behoort erby, ze is n met het werk; zonder dat, ie het voorwerp niet bestaanbaar. En naarmate van zyn belangrijk heid, van het gebruik of van den eigenaar zal de versiering rijker, schooner zyn, zal zij het geheel verheffen tot een waar kunstwerk, maar nooit zal men kunnen zeggen dat zy' ten koste van het voorwerp op den voorgrond treedt en nog minder dat zy hier geen innig verband mede houdt. De wyze waarop zy hun versieringen aan brengen is zoo volslagen in overeenstemming met het gebruik van het voorwerp, den aard en de bestemming dat men er niet genoeg op wijzen kan welke leerrijke voorbeelden hier onze opbloeiende kunstnijverheid in vin den kan. Met alleen echter sluit de versiering aan by het gebruik van het voorwerp, maar wat van niet minder belang is by de versieringskunst, zjj volgt geheel uit de wjjze van bewerking, zij ontstaat als het ware door de eischen van het materiaal. De eigen techniek die de ver schillende grondstoffen hebben, bepaalt alzoo reeds voor een deel de versiering, wat wel het duidelijkst springt dit in het oog by het vlecht werk, waar het door elkaar heenschuiven der sten gels, hetzy verschillend van stof, of verschillend van kleur, op regelmatig terugkeerende afstan den reeds vanzelt het ornament bepaalt. Hier aan is het dan ook toe te schrijven dat over het algemeen het vlechtwerk niet tot buiten sporigheden is overgegaan, als bijv. het batikken, waar de wyze van bewerken meerder vrijheid toelaat, en de invloed der Europeeache smaak? het hare er verder toe bybracht. Fig. 3. Detail van een sigarenkoker afkomstig uit Benkoelen. Fig. 4. Detail eener Atjehsche zitmat. In de betrektelyk eenvoudige wyze van bewerken en in de r\jke natuur, die zoo by' uitstek geschikt materiaal oplevert, vinden we de oorzaak, dat vlechtwerk in onzen archipel zoo veelvuldig voorkomt, te meer moet het ons daarom verwonderen dat er niet in meerdere mate de aandacht aan geschonken is die het ten volle waard is. Het werkje van den heer J. A. Loeber Jr. waarvan wjj de titel hierboven plaatsten, is dan ook naar wy meenen de eerste eenigszins uit voerige beschrijving van grondstoffen, techniek en patronen der Indische vlechtsels, en als zoodanig verdient het alleen reeds daarom onze belang stelling. Ernstig onderzoek der inlandsche kunstnijverheid ia tot dusverre nog zeer gering geweest, men heeft langen tyd gemeend dat dit voor ons ontwikkelde Europeanen niet van belang was en deze uitingen van zoo onbe schaafde en achterlijke volken, bezwaarlijk op den naam van kunst konden aanspraak maken; maar als men nu, zy'n eigenwaan ter zy zet tende eens nauwkeurig beziet wat die onbe schaafde, en wilde stammen maken, wat een juist begrip van versiering, wat een ontzaglijk gevoel voor vorm en kleur zy hebben, dan kunnen wy niet genoeg waardeeren iedere poging die tot meerdere kennis van hunne kunstny'verheids-uitingen by draagt. In dit opzicht is dan ook het optreden der vereeniging Oost en West", die zich juist ten doel stelt meerdere belangstelling te wekken voor de kunst onzer archipel een verblijdend vert cby'nsel. Reeds organiseerde zy tentoon stellingen van wapens en metaalbewerking, van batikkunst en weeiwerk en thans wy'dde zy hare aandacht aan het vlechten, een techniek die in Indiëtot zulke verrassende resultaten aan leiding gegeven heeft. Eenigszins in aansluiting met deze tentoonstelling, waarvan een uitvoerige bespreking reeds in deze kolommen een plaats vond, mogen we dan ook het boekje van den heer Loeber beschouwen. Kort en zaakryk behandelt het achtereenvolgens, het vlechten zelf, het nkleurig en meerkleurig vlechtwerk, verschillende patronen en ten slotte het gebruik dat in Indiëvan gevlochten voorwerpen gemaakt wordt. En dit is niet gering. Van af de be kleeding der woning, waar men de muren be dekt met gevlochten matten, tegen de invloeden van het klimaat, waar men zitmatjes op den grond uitspreidt en slaapma' jes zelfs veelal met zich draagt, tot de meest verfijnde voorwerpen van weelde en gemak, zy'n de meest verschillende uitingen van vlechtwerk denkbaar. (Fig. 2. Opengewerkte Atjehsche mat. Voor kleedingstukken door hare zekere stug heid, minder geschikt, schijnt het toch, hoewel thans door geweven stof veryangen, vroeger in gebruik te zy'n geweest, wat men zon kunnen afleiden uit de korte, van pandanblad gevlochten sarong, die de vrouwen der Aroeeilanden dragen, alsmede door de gelijkluidende naam \anTapih, het klee dingstuk der Javaansche vrouwen, en Tapih of Tapa waarmede de Da'ak een klein zitmatje aanduidt, dat hy op den rug onder den gordel bevestigd heeft. Komt het vlechtwerk als ge woon kleedingstuk' niet veel meer voor, als hoofd en voet bedekking bekleedt het echter een zeer belangrijke plaats. Gevlochten sanda len vindt men op Java, Borneo, Roti, kortom daar, waar den aard van den bodem bescherming noodig maakte, terwy'l hoeden in alle vormen en grootten als be schutting tegen de zonnestralen, niet overbodig bleken, en de sierlyke telanga'g op Roti ons het toppunt van virtu ositeit op dit gebied toeschynen. Ook als arm- en beenversierselen komt het vlechtwerk voor, maar de belangrijkste plaats neemt het zeker wel in, waar het wordt aangewend vooi huieelyk gebruik. We wezen reeds op de ziten slaapmatjes waarvan kleur en patroon naFig. 5 en 6. Lampongsche patronen. tuurly'k afhankelijk zy'n van den rang van den eigenaar of wel of men ze voor feettelijke gelegenheden reserveert. Een land waar zóó, de etiquette overheerscht, geeft natuurlijk op al deze duigen acht, en drukt dit in een voor hun begry'pelyke taal uit, waar wy westerlingen nog zoo vaak vreemd tegenover staan. Hier heerscht, waarlyk, evenals in Japan, de symboliek der vormen en kleuren. Behalve deze verschillende soorten van matten, gordijnen etc., vinden we toepassingen van vlechtkunst in tal van manden, bakjes, doozen, bordjes, kokers enz. enz., van de meest uiteenloopende vormen en versieringen. Om ons nu een goed denkbeeld der versiering te kunnen vormen is het noodzakelijk, daar deze er totaal mede samenhangt, dat we geheel met de wyze van bewerken bekend zy'n; van daar dan ook dat de heer Loeber hier vry uitvoerig by stilstaat. Het materiaal wordt geleverd door verschil lende bamboe en rotansoorten, stengels van lontar en nipahpalm, enkele orchideeën en andere vezelplanten, die gespleten en in de zon gebleekt en gedroogd van uitnemende kwaliteit zy'n. Dat de primitieve hulpmiddelen soms van groote vinding getuigen, bewyit o. a. de manier waarop zy' om ronde rotanvezels te verkrijgen een klein gaatje in een klapperdop boren en hierdoor de eenigszins aangepunte nog versche reep heentrekken, alsook een, uit een houtje met twee staande mesjes vervaardigd werktuigje omeven breede strooken af te snyden. De eenvoudigste wyze van vlechten, het loodrecht door elkaar schuiven der draden, kan reeds door regelma tige afwisseling, en verspringing, tot ornament leiden; door toepassing van een of meer kleuren, van verschillende vezelsoorten, of wel door inge wikkelder samenstellingen der patronen, kan men reeds met deze simpele wyze van vlechten, prachtige resultaten verkrygen. (fig. 3 en 4). Meer gebruikelijk is echter, ten minste voor werk dat eenige waarde vertegenwoordigt, het diagonaal vlechten, waarby de draden wel onder ling ten opzichte van elkaar loodrecht staan, maar schuin in verhouding tot het voorwerp, ook de wyze van behandelen is hierbij eenigzins anders, daar men hier van den hoek uit werkt met een drietal vezels, waar by iedere vlechting n aan weerszyde wordt toegevoegd; terwyl by het gewone vlechtwerk, direkt de vereischte breedte in vertikale draden aangegeven wordt. Meer samengesteld is weder het stervlechten bestaande uit loodrechte en twee elkaar schuin kruisende vezels, en het openvlechten (fig 2); by al deze soorten worden echter de draden plat gebruikt, waardoor zy dan ook volkomen tegen elkaar aansluiten. Voor meerdere stevigheid echter bezigt men ook in afwisseling hiermede ronde rotans, terwy'l ook openvlechtwerk van niet aansluitende draden, vooral voor voorwer pen die weinig zwaarte mogen hebben, veel gebruikt wordt. Het zou ons te ver voeren in nadere bijzonderheden hieromtrent te treden; de heer Loeber licht dit door enkele kleine schetsteekeningetjes zeer uitvoerig toe, waarna hy het gekleurde vlechtwerk aan een aparte bespreking onderwerpt. Allereerst wordt de kleur reeds door de verschillende vezelrichting aangebracht, nauw merkbaar, doet zij aan het effect van damast denken, vervolgens krijgt men effecten door verschillend materiaal dat daardoor tevens in kleur verschilt en ten slotte door verving, waarby rood, bruin en zwart het meest gebruikelyk is. Uit planter sappen getrokken schynt deze verf op de vezels echter niet zoo, in te werken als, wy dit o. a. by batikkleuren aantreffen; waardoor dan ook thans anilineverf gebruikt wordt, dat echter wat kleur en kwaliteit be treft van veel minder gehalte is. Behalve dit vlech ten met gekleurde vezels, treffen we, als een soort bor duren, aan, het supplementair in vlechten, dat is het vormen van orne ment met gekleurde vezels op reeds ge vlochten fond, wat dus eigenlijk een soort degeneratie is. Vermelden we nog het gedeeltelyk afbinden der vezels vóór de verving of het gedeeltelyk be dekken, benaaien of beplakken, meest vóór berooking, dan kunnen we tenslotte nog even onze aan dacht vestigen op het ornement, dat zooals we reeds zeiden, beheerscht door de techniek, eene speciaal karak ter draagt. Hunne voorliefde voor vlakornament, hunne bly'kbare afkeer van natuurafbeelding, kan niet duidelyker spreken dan door het vlechtwerkt, dat het zui verste type is van geometrische sa menstellingen. Door het evenwijdig loopenderreepen,doorhetregelmatigonderschuiven, hetzy in loodrechte of schuhiBche richting ont staan als van zelf hunne patronen, echter niet louter toevalig maar volgens bepaalde grond plannen, bekende motieven die van onder op ouder in geslachten bewaard bly'ven. En deze worden deels uit het hoofd nage vlocht en, deels van bestaande patronen overgenomen. Een be kend motief dat we bij sarongs in de kapala terug] vinden, de gerekte driehoeken, komt eveneens veelvuldig in vlechtwerk voor, zy het dan ook aan de punt eenigszins omgekruld, daar de zucht tot spiralen van .de Dajaks moeilijk te onderdrukken schijnt. De beide hier nevens afge beelde motieven (fig. 5 .en 6) van schuin vlecht werk, vindt men vooral als Lampongsch patroon hoewel, het elders, wellicht t overgenomen ook aangetroffen wordt. Merkwaardig is ook de ster ontstaan uit een vierkant, waarby de zy'den in drieën gedeeld worden, een verdeeling, die anders niet direct in het vlechtwerk ligt opgeslo ten, en meerdere nauwlettendheid eischt. Hoewel voor ons begrip slechts geometrische samenstel lingen, dragen den patronen de meest verheven namen, of deze nu werkelyk wijzen op de ontwikkelingsperodie van het motief of wel dat naderhand die motieven ter onderscheiding in de bloemryke taal der Javanen hunne wy'dklinkende namen kregen, dat zal nog nader onderzoek moeten leeren. Zeer zeker is echter voor hen de beteekenis oneindig belangryker dan wy zonden vermoeden, ook in verband met hun godsdienstig leven, dat voor een groot deel hun werk beheerscht. Fig. 7. Sterpatroon, verdeeling op l[3 van de zijde van het vierkant. Waar in dit opzicht dus nog een groot veld ter bestudeering, onontgonnen ligt, hopen we dat de heer Loeber zyn onderzoekingen in deze niet staakt en in een volgende uitgave meerder licht hierover mag verspreiden. De kennis toch, der kunsttechnieken uit onze koloniën in al hare finessen, is niet alleen van belang voor de ontwikkeling onzer eigen voort brengselen, maar eveneens om daardoor de zoo verderfelijke Europeeschen invloed op de inlandsche nyverheid met meerder recht te kunnen tegengaan. Waar men eerst laat is gaan inzien dat onze Oost een land is, waar de kunstontwikkeling van het volk eenenorme hoogte bereikt heeft, laat ons daar ten minste alles aanwenden tot behoud, van datgene wat ons nog is overgebleven, vóór men zich met de ontwikkeling? (ook op schoonheidsgebied) van den iniander ging bezighouden, en tot herle ving, niet alleen der zuivere technieken, maar ook van de door geheel mede samenhangende, daaruit voortvloeiende versieringen. R. W. P. Jr. iiiiitiimiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiMiiiii Een oordeel o?er Bonwincst te Amsterdam, door HANS VON POELLNITZ. I. (Bauhütte). Wat een vreemdeling in Holland zoo aangenaam aandoet, is de in zichzelf afge sloten kuituur van dit volk. Ook in de kunst heeft het door de stormen der stijlen heen, zijn karakter beter bewaard dan de omliggende groote natiën en is nooit van zijn traditie afgeweken; zijn bouwkunst heeft nooit den samenhang verloren met den smaak, de behoeften en gewoonten des volks, en de historische stijlen hebben bij het woonhuis in Holland meer invloed gehad op de ornamentiek dan op het huis zelf. Daarom ontbreken hier die inwendige onwaarheden der architectuur en de hoÜe pronkzucht die wij Duitschers doorgemaakt hebben ; zoo ook de tegenstellingen tusschen de eischen der praktijk en die van den stijl. Daardoor is ook voor Holland een moderne stijl volstrekt niet een zoo dringende be hoefte als bij ons, maar slechts in zoo verre, als een nieuwe techniek nieuwe vormen eischt en het ornament zich moet aansluiten aan den smaak van den tijd. Overigens kunnen plan en opstand van het woonhuis in voortgezette ontwikkeling met de langzame veranderingen van de eischen des tijds meegaan. ^Dientengevolge onderscheiden zich de nieuwe huizen te Amsterdam, die tusschen oude in gebouwd zijn weinig van hun in historische vormen gekleede buren. Het nieuwe openbaart zich dan alleen in de ornamentiek; in de details der zichtbaar gelaten ijzerconstructie en in die der be houwen steen. Alleen daar waar gelijk vloers winkels zijn, komen oplossingen voor, die sterker bij het gewone straatbeeld afsteken. Bij de moderne woonhuizen in Amster dam is overeenkomst met de werken der bekende Belgen niet te miskennen. Meer dan bij de oude huizen drukken de gevels uit wat er achter zit; er is meer verschei denheid in vorm en groepeering der vensters, meer aanwending van balkons en erkers; de nieuwe huizen zijn daardoor onrustiger dan de oude. Het dak, dat alleen in staat was den indruk van eenheid te herstellen, valt meestal in vele kleine dakvlakken uit elkaar en wordt door talrijke groote dakvensters doorbroken. Het mooie van een groot, rustig dakvlak schijnt in den adhaerenten dezer school niet tot bewustzijn gekomen te zijn. De onrustigheid wordt nog grooter door de menigvuldigheid der materialen van de dakbedekking. Dat juist verleent den middeleeuwschen daken hun groote aantrekkelijkheid, dat n materiaal consequent doorgevoerd is, ook op die plaatsen waar daartoe een zekere kunst vaardigheid noodig was. Zoo ligt een middeleeuwsch lei- of pannendak als een warm dekkleed over het geheele gebouw. In het gebruik van vele kleine hulpmid deltjes ligt ontegenzeggelijk iets gekunatelds. Het bij de moderne Hollandsche huizen veel gebruikte platpannendak moet wel tot zulke hulpmiddeltjes zijn toevlucht nemen, omdat hetgeen hoeken of bochten maken kan. Voor groote vlakke daken, voor een zadeldak of schuindak mag men dit materiaal gebrui ken ; maar juist voor gecompliceerde dakvormen, met inzinkingen en verheffingen is het volkomen ongeschikt. Hoe leeljjk staan tusschen de afgebroken dakvlakken die zinken opstanden waar de platte pan nen ruw en anorganisch doorgesneden inliggen. Evenzoo ontbreekt bij de muurvlakken meestal eenheid in de behandeling. De mooie roode baksteenvlakken der karakteristieke Hollandsche huizen laat men varen om in plaats daarvan een baksteen van een niet te noemen soort van onsympathiek geel te gebruiken. De onrustige muurvlakken die tusschen de veelvormige vensters nog over blijven meent men door ornement te moeten afbreken, hetzij door s teen en van andere kleur, of natuursteen met beeldhouwwerk. Ook deze hebbelijkheid is bij de voorname eenvoud van de oude stijlen vergeleken, een stap achteruit. In 't bijzonder treffen de kleuren dezer gebouwen. De voorliefde voor geel noemde ik reeds. Daarbij komt het roodbruin van het dak, het grijs van den hardsteen, het geelbruin, dof groen of dof blauw van het houtwerk en dergelijke tinten aan het ijzerwerk.^ Dikwijls vindt men dan ook een in nog sterker sprekende kleuren ingelegd tegeltableau. Tezamen vormende een zoo lawaaierige disharmonie dat men niet begrijpen kan hoe dat mogelijk is in de omgeving van die aantrekkelijke roode baksteenhuisjes met hun nette van witte hekjes voorziene ramen. Welk een contrast met den kleurenzin bij de oude huizen. Zeer zeker kan men over kleuren niet twisten. De aanhangers van die richting moeten wel een ander oog voor kleuren hebben. Misschien zien hunne oogen anders dan de mijne. In geen feval zal men echter kunnen beweren dat eze nieuwe huizen schooner zijn dan de oude. Ten opzichte van de schoonheid staan de vruchten der nieuwe richting beslist achter bij de gebruikelijke nationaalstijl. En in weerwil van dit alles is deze nieuwe kunst zeer opmerkelijk en belangwekkend door de volstrekt zelfstandige, logische en dik wijls uitstekende doorvoering der détails. Alle architektonische vormen aan deze baksteengebouwen zijn in gehouwen steen uitgevoerd. Dit correspondeert met het bovenvermelde gebrek aan eenheid in het materiaal. Pogingen tot een karakteristieke baksteen stijl zoekt men dus in dit land van den baksteen vergeefs. Welk een zwaar verwijt aan de nieuwe richting ligt reeds alleen hierin! De baksteen wordt alleen voor vlakke muren verwerkt. Deur- en venster-, bovendorpels, onderdorpels, sluitsteenen en con soles zijn van gehouwen steen en toonen die eigenaardige, reeds uit Belgiëbekende vormen, een mengsel van Van de Velde'sche krachtlijnen met geometische figuren in den trant der Laatgothiek een hoogst wonderlijke vqrmenwereld. De vormen zijn echter steeds in overeenstemming met het organisch wezen van het onderdeel, en daarop berust hun groote waarde. Wij zien consoles die krachtig uit den muur stekend tegen een balkon aandrukken, die een daarop liggenden draagbalk letterlijk om klemmen; wij zien vensterdorpels die het afvloeiende water naar een sierlijken ont vanger heen verzamelen en afleiden. In deze kleine vormen openbaart zich veel geest en vaak is de functie van zoo'n onderdeel in zijn geheele veelzijdigheid door den vorm op oorspronkelijke wijze uitge drukt. Aan balcon-, venster en deurhekken zoowel als aan ijzeren consoles vinden wij hetzelfde in smeedijzer nagestreefd. Het ge bruik van stafijzer in vreemde hoekige, springerige lijnen is ook uit Belgische voor beelden genoegzaam bekend ; evenzoo de nog veel interessanter constructies in ge walst ijzer. Iets nieuws in de Hollandsche bouwwijze is wel de veelvuldige toepassing van houten erkers. Men zou bijna vragen of er nu nog niet genoeg verschillende materialen aan den gevel voorkomen. De vormen dezer erkers vertoonen geen afwijkingen vau den gewonen natuurlijken houtstijl. (Wordt vervolgd). ?IIIIIIIIIIMIIIIIMIUHIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIinilll Het ambacht. De redactie zond my de brochure ter be spreking, die, onder den titel >De tegenwoordige stand van ons Ambachtsonderwy's en aanver wante vakopleiding, door H. L. Boersma, Directeur der Ambachtsschool te 's Gravenhage", als tweede eener reeks, vanwege de Vereeniging tot veredeling van het Ambacht is uitgegeven. Tot die bespreking was ik gaarne bereid, daar zy de pennevrucht geldt van iemand als de beer Boersma, die onder de veteranen be hoort, welke voor de belangen der ambachts lieden, die tot dusverre, wat hun opleiding betreft ton minste, verwaarloosd zy'n, met kracht zy'n opgekomen. My'ne persoonlijke kennismaking met den schryver dagteekent reeds van verscheidene jaren her, en hij weet, dat wy, in hoofdzaak althans, dezelfde denk beelden hebben. Slechts omtrent de wyze waarop wij die denkbeelden willen verwezen lijken, bestaat eenig verschil. Reeds dadelijk ben ik het volkomen met den schrijver eens, waar b\j, naar aanleiding der in Augustus van het vorig jaar te 's Gravenbage gehouden Ter toonstelling voor Ambachtsonderricht zegt: >Zyn tentoonstellingen op onderwy's-gebied wellicht in 't algemeen uit haren aard onbetrouwbaar als maatstaf van beoordeeling der resultaten van het onderwy's voor het individu en de maatschappij, zeker is dit 't geval met het onderwijs der Ambacbtsscbolen, welks zwaartepunt ligt in de practischg beoefening der ambachten. Om zulke scholen te kunnen beoordeelen moet men ze in haar dagelyksche werking hebben bespied,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl