Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.1325
een plaats vinden. Daaraan kunnen ge
voegelijk eenige begrootingsbeschouwingen
vastgeknoopt worden.
Op den derden Dinsdag van September
werd, met inachtneming van den gewonen
protocolairen omhaal, door de Koningin
de Troonrede voorgelezen. Enkele uren
na die ceremonie werd bij de Tweede
Kamer het ontwerp-Indische begrooting
ingediend. Sinds . weten wij dus weer in
welke richting Indiëgedurende het loopende
parlementaire jaar zal worden geduwd en
getrokken.
De troonrede beslaat in de Handelingen
60 regels druks. Nauwelijks twee daarvan
hebben betrekking op het bestuur Indië!...
Dit is volgens het loyale Handelsblad
geheel zooala het behoort, want op 16 Sep
tember hadden wij geen minister van kolo
niën. Wij zijn echter onbillijk genoeg om
neer zij het in dit geval slechts vor
melijke bewijzen van souvereine belang
stelling te eisenen.
Den ingezetenen van Nederland werden
voorloopig niet minder dan twee dozijn
wetten beloofd. Aan Indiëhad de opsteller
van de Troonrede niets te beloven! Niets
dat ook maar eenige hoop geeft, dat ein
delijk zal voorzien worden in de verschil
lende nooden, die tot bergen opgestapeld
züjn l Het weinige, dat over Indiëgezegd
?werd was... een lofprijzing van de mild
heid in het jaar 1902 aan het honger
lijdende Java betoond. Er werd n.l. in de
anderhalven regel druks geconstateerd, dat
»wan oogst in eenige residentiën van Java
krachtig hulpbetoon van
gouvernementswege noodzakelijk maakte" met welke
voorden bescheidenlijk werd te kennen
gegeven dat dit noodzakelijke hulpbetoon
OOK verleend werd.
Zoo begrepen het de stellers van de
adressen van antwoord. De weeromstuit
was dan ook een complimentje voor die
betoonde mildheid. De Eerste Kamer
waardeerde het dat «krachtige hulp van
gouvernementswege is betoond", en be
tuigde voor de mededeeling «eerbiedigen
dank". De Tweede Kamer was al even
hoffelijk dankbaar.
Waarin de gouvernementeele mildheid
beatond, deelde onze premier op 23 Sep
tember aan de Tweede Kamer mede.
Blijkens pagina 47 der Handelingen is aan
reliefworks, afwatering, zaadpadi en rijst
voor Semarang 2 593,717 gulden uitgegeven.
In Kedoe 241,235 gulden. In
Noord-Krawang voor zaadpadi en voedingegewassen
26,952 gulden. In de Preanger 32,994
gulden. In de residentie Soerakarta 10,000
aan rijst, juist diar is de ellende Int
grootst!
Dkt is al het hulpbetoon, waartoe de
Regeering aprés coup haar sanctie ver
leende. Want het is niet eens op haar
last geschied.
Zeer zeker mogen de gedane buiten
gewone uitgaven op zichzelf belangrijk
genoemd worden. De bedoelingen van de
odifche gewestelijke autoriteiten die tot
het initiatii-f den moed hadden, verdienen
greoten luf. Maar ieder, die eenigszins
bekend is met den nood die geleden werd
en die er nog is weet, dat de betoonde
hulp in hoegenaamd geen verhouding stond
tot de behoefte. Een aalmoes van enkele
millioenen guldens kan trouwens geen
afdoend middel zijn tegen een ellende,
voortspruitend uit relatieve overbevolking.
En deze is in de laatste kwarteeuw zóó
groot geworden, dat die aalmoes zelfs niet
tijdelijk baat. Dit werd dan zelfs door
dr. Kuijper op 23 September j.l. in de
Tweede Kamer gul weg erkend.
Er mocht in de Troonrede dan ook
eigenlijk geen sprake zijn van een nood
zakelijk «krachtig hulpbetoon" tenzij
daarmee bedoeld ware een rouwmoedig be
kennen van tekortkomingen. Thans had
de Regeering beter gedaan er niet eens
aan te herinneren.
Want dat deze Regeering, evenmin als
haar voorgangsters, haar cesonomischen
plicht betracht, leeren de dorre cijfers van
het thans in behandeling zijnde
begrootings ontwerp voor 1903.
Dat is blijkbaar geheel volgens de ante
cedenten in elkaar gezet d. i. met de
traditioneele ambtelijke zielloosheid. Alles
is precies eender als in vorigejaren. Zelfs
het chronische, het schrikinboezemende
tekort ontbreekt niet. Dit bedraagt het
verschil tusschen ruim 105 en 153 millioen
gulden, dus een dikke 12 millioen.
Dit cijfer heeft thans nog maar een zeer
betrekkelijke waarde. Bij het afsluiten der
rekeningen kan het nog mee- of tegen
vallen. Met positieve zekerheid weten wij
echter, dat over het jongste afgesloten tijd
vak van 25 jaar dus 1877?1901
de gezamenlijke tekorten tot ongeveer 80
millioen gestegen zijn.
Dit steeds wassend cijfer zal weer op
de ontvankelijke gemoederen van het gros
der Nederlandsche staatslieden diepen
indruk maken. Het zal de heeren stemmen
tot voorzichtigheid, tot bezuinigen des
noods, ja in de eerste plaats, gelijk de
historie bewijst, op de allernoodigste uit
gaven. Omdat er zoo'n groot tekort is, zal
men eerst en vooral den plicht nakomen
van te waken tegen socialerigheid. Immers
vanwaar de fondsen te halen benoodigd
voor die moderne liefhebberij, die overal
in Europa waar ze nog slechts schoor
voetend uitgehaald wordt! reeds schatten
verslindt! Indiës financieele ondergang te
verhaasten door het budget topzwaar te
maken vanwege sociaal- oecononaische
uitgaafposten dat zou toch onverantwoor
delijk zijn!...
Deze en dergelijke overwegingen waren
het die tot nu toe voor Indiëiedere gezonde
O3conomische en financieele politiek onmo
gelijk maakten. En ze zullen dit nog voor
wie weet hoe lang doen. Men verliest
steeds uit het oog, dat de wijze waarop
voor ludiëde gewone middelen besteed
warden, noodzakelijk moeien leiden tot
tekorten ook in de rooskleurigste om
standigheden. Men boekt schadeposten die
inderdaad winstposten zijn. Dwingt zichzelf
daardoor afstand te doen van kasmiddelen
die ruim voldoende zouden zijn om in de
groote ceconomische behoeften te voorzien.
Men bestrijdt alle buitengewone uitgaven
uit de gewone middelen. Men handelt dus
als de rentenier, die zijn kapitaal besteedt
aan het bouwen van kostbare huizen en
daarna klaagt, dat hij straat-arm is. Ja
men doet nog dommer. Men besteedt het
voor de huishouding benoodigde aan kost
bare werken, waarvan vele generaties zullen
genieten, terwijl iedere geldschieter het als
een gunst zou beschouwen het benoodigde
te mogen voorschieten.
Inderdaad, het tekort van 80 millioen
op den Indischen dienst over 25 jaar bestaat
eigenlijk niet. Want wanneer men daar
tegenover stelt de reusachtige waarde die
de in dien tijd gebouwde spoorwegen, ha
venwerken, kolen- en tinmijnen enz. ver
tegenwoordigen, blijft er feitelijk een groot
overschot. Er is dus slechts een tekort van
kasmiddelen. Ea zulk een tekort is niet
een gevolg van den slechten ceoonomipchen
toestand, doch van een bekrompen finan
cieel beleid. Men heeft de gelden tot een
ander doel gebruikt dan waarvoor zij be
stemd waren.
De Javaan lijdt honger, inlander en
Judo Europeaan wordt het noodige onder
wijs onthouden, overal plaagt men den
inlander met drukkende heerendiensten,
velerlei vexatoire belastingen worden in
stand gehouden, en s. enj. want waar
zou deze opsomming eindigen? en er
kon overvloedig geld in kas zijn om in
alles onbekrompen te voorzien. Wel mocht
dus de heer Van Kol op 23 September
j.l. in de Tweede Kamer naar aanleiding
van 't koloniale paragraaf] e der Troonrede
opmerken, dat niet de wanoogst da ellende
op Java veroorzaakte, doch dat daar de
treurige toestanden door het Nederlandsche
wanbeheer in het leven geroepen zijn
vooral door het financieele wanbeheer,
wagen wij hieraan toe te voegen. Men
bindt zichzelf willens en wetens de handen....
verbrandt roekeloos de schepen achter zich,
waardoor geen ontkomen meer mogelijk is
aan den fiaancieelen nood.
Veel meer nog dan een rationeel ge
bruik van Indiës crediet kan met recht
en billijkheid van deze regeering gevorderd
worden. Zij heeft een eereschuld af te
doen.... Dach dit is voor de meesten onzer
staatslieden nog een academische vraag.
Daarop aandringen is dua vooralsnog
nutteloos. Wij zouden voorloopig al zeer
tevreden zijn, wanneer de Regeering blijk
gaf den ernst van den oeconomischen toe
stand te beseffen.
Doch in het begrootingsont "erp komt
zelfs geen cijfer en geen woord voor be
treffende de irrigatie van <le Solo-vallei.
Er is geen geld voor... Dat i-i het ant
woord op de dringende en zaakkundige
vertoogen van de Indische vereenigingen!
Met het oog op de beperkte plaatsruimte
nog slechts dit ter toelichting van het
voorgaande:
De spoorwegen op Java sinds 1877 ge
bouwd hebben 130 millioen gekost. Daar
mee, en met de Ombilienkolenvelden met
den daarbij bahoorenden spoorweg op
Sumatra, werd in 1900 G Va millioen gulden
winst gemaakt, dus ruim genoeg om
den dienst eener daartoe aangegane leening
te beatrijden. Voor het gemis van die
spoorweg- en steenkolenbaten, zou de be
schikking gebleven zijn over ]5G millioen
kasmiddelen. Deze, oeconomisch besteed,
zouden over 25 jaar aan directe baten
als landrente, verponding, enz. en aan
indirecte baten, bestaande in een vermeer
dering van de fioancieele draagkracht der
bevolking op hun beurt belangrijk meer
dan Q'A millioen per jaar aan de schatkist
opgeleverd hebSen, zoodat hiermee alleen
reeds het thans geconstateerde tekort in
een reusachtig overschot zou veranderen.
Doch in het genoemde tijdvak ia ook
de kostbare haven van Tandjong-Priok
gebouwd. Aan irrigatie werd jaarlijks
ongeveer een paar millioen besteed. Er
zijn dure doch ruimschoots rendeerende
fabrieken gebouwd voor de opiumregie en
het zoutmouopolie. Men is bsgonnen aan
de drinkwaterleiding te Soerabaja. In al
deze werken zijn verscheidene tientallen
millioenen van de voor den dagelijkschen
dienst benoodigde kasmiddelen belegd.
Uit diezelfde middelen heeft men be
kostigd den Atjeh-oorlog, die in het laatste
zes jarige tijdvak een (Ier kostbaarste
waarschijnlijk meer dan 150 millroen gulden
heeft verslonden. Hoeveel die oorlog van
de gewone kasmiddelen vergde finds 1877
of sinds 1873, bet jaar der eerste ex
peditie wie zal zich aan de becijfering
daarvan wagen?
Gesteld, dat voor al de genoemde
en nog zoo veel andere niet ganoemde
buitengewone uitgaven jaarlijks 18 ;\ 20
millioea aan rente en aflossing van leenin
gen waren besteed, doch men had de be
schikking gehouden over 750 800 millioen
aan kasmiddelen, alles is hier slechts
bij benadering, dus zeer globaal genomen
en alles ware eerlijk besteed aan
oeconomische werken, dus niet aan militair
personeel en materieel; dus uiet als batig
slot door Nederland opgeslokt; dus niet
verkwist aan onnoodige grootdoenerij;
hoe zou dan als vanzelf in Indiës
oeconomische nooden voorzien zijn ?
En hierbij denken wij nog niet eens
aan de aflossing van de schuld, groot
701,258,588 'gulden, zijnde dit het bedrag
door Nederland over het tijdvak 1832 72
middels het cultuurstelsel genaast. Ook
niet aan de 150 millioen nadien op andere
wijze aan Indiëonthouden. O >k niet aan
den samengestelden interest voor het ge
bruik van deze groote kapitalen over een
tijdvak van 70 jaar door Nederland aan
ludiëverschuldigd. Laat dit alles voor
loopig een memoriepost blijven. Over het
grootste deel zal toch wel de spons moeten
gehaald worden. Wij durven van deze
regeering niets anders vragen, dan dat zij in
Indiëthans met dezelfde fiaancieele maat
mete als in Nederland, eu dus oordeel
kundig gebruik maakt van het crediet
ten einde steeds tij lig over de noodige
kasmiddelen te kunnen beschikken.
Aan leenen ontkomt men toch niet.
Reeds zijn twee leeningen bijna verbruikt
tot dekking der tekorten, ea zal in 1904
of 1905 een derde leening gesloten moeten
worden. Djch een schoolkind kan begrij
pen, daj; zulk een financieele operatie niet
alleen geheel improductief, doch zelfs zeer
schadelijk ia.
Indiëbelasten rnet den dienst van lee
ningen, zonder tevens ernstig te streven
naar een aequivalent voor de rentebetaling
en afl issing dat is een dom, ja misdadig
beheer, i daarvoor zal de straf op
den duur niet uitblijven.
C. VAN DER POL.
Den Haag, November.
Keizer Wilhelm in Engeland.
Of keizer Wilhelm bijzonder voldaan
zal zijn over zijne reis naar Engeland?
Indien hij zich daarbij ten doel gesteld
hetft, de goede betrekkingen tusschen
; Engeland en Duitschland te bevorderen,
, of, juister gesegd, in de tamelijk gespannen
verhouding der beide landen eenige ver
betering te brengen, zal hij waarschijnlijk
mtt groote teleurstelling waarnemen, dat
zijne avances slechts protesten hebbeu
uitgelokt.
Nog vóór de keizer den voet op Engel
schen bodem had gezet, schreef de
Eagelsche Spectator: »In plaats van Europa
wijs te maken, dat wij door de hechtste
banden met Duitschland verbonden zijn,
zou het beter zijn, als onze diplomatie zich
toelegde op het isoleeren van Duitschland,
Terwijl de Duitsche keizer den Engeltchen
buldog zoet tracht te houden door hem
den kop te krauwen, hem een »zoet hondje"
te noemen en hem beschuitjes te voeren,
maken de medewerkers van dien souverein,
achter zijn rug, de stokken, de kettingen
en de muübauden gereed, waarmede zij,
zoo noodig, het dier machteloos zullen
maken. Men houdt ons met aardige
praatjes bezig, totdat de Duitsche vloot
' gereid zal zijn. En dan zal men ons
i behandelen zoo als de Duitsche belangen
' en de omstandigheden het voorschrijven."
Niet zeer vleiend voor keizer Wilhelm.
Onwillekeurig schiet ons hierbij het
Eugelsche liedje te binnen, dat Garmania en
Brittanniaelkandtr thatw kunnen toezingen:
I know a muiden fa;r to sse . . .
Beware !
Sje can boih false and friead'y be.
en waarvan het referein luidt:
Trast her tot, she is fooi ing thee !
De moraal van het fycctó/or-artiksl is,
dat Engeland toenadering moet zoeken
tot Rusland en Frankrijk, dat het, te
zamen met de laatstgenoemde mogendheid,
Italiërnoet trachten los te maken van de
triple alliantie, en dat het aan Oostenrijk
de noodige waarborgen moet geven, om
het van Duitachland onafhankelijk te
maken. Al te maal schoone zaken, die
gemakkelijker in een Londensch redactie
bureau gefantaseerd, dan in werkelijkheid
overgebracht kunnen worden.
Het is alsof de aanwezigheid van keizer
Wilhelm in Engeland het sein heeft ge
geven tot het oprakelen van alle grieven,
die Engeland en Daitschland tegen elkiar
hebben. En dat niettegenstaande de keiser
persoonlijk al het mogelijke beproefd heeft
om z.ijne welwillende gezindheid jegens
Engeland duidelijk te toonen. Z jn telegram
aan president Kruger hebban de Engel
schen hem nooit vergeven, maar wat heeft
hij al niet gedaan om dien noodlottigen
indruk uit te wisschen ! Hij hetft geweigerd
den ouden president te ontvangen, hij is
naar L-)nd n gegaan om de begrafenis
van koningin Victoria bij te wonen ; hij
heeft ook de Bjeren-generaals uiet willen
ontvangen, en nu is hij weder naar
]<>igeland getogen, om zijn oom, koning E l ward,
geluk te wenschen met zijn verjaardagen
tevens met zijn herstel uit zware ziekte.
Dat alles zou zeker grooten indruk maken,
indien de Duitsche politiek, van het stand
punt der Engelschen bekeken, niet lijnrecht
in strijd was met zooveel toeschietelijkheid.
De Times zegt dan ook:
»De Engelschen moeten niet vergeten,
dat keizer Wilhelm zich geheel wijdt aan
de belangen van Duitschland. En het
is niet mogelijk, de houding van
Duitschland ten opzichte van Engeland als eene
vriendschappelijke te beschouwen. Da
Engelschen koesteren geen animositeit
tegen de Duitschers; zij gaan niet spoedig
over tot onwelwillende gevoelens en
bahouden die zoo kort mogelijk; toch mag
men niet verwachten, dat zij de
Anglophobie zullen vergeten, die gedurende den
oorlog op htt vasteland, en het
alllerduidelijkst in Duitschland, heerschte.
»Duitschland heeft steeds getoond, dat
het zijne belangen beschouwde als tegen
strijdig met de onze.
» \Yanneer wij den keizer welkom heeten,
mag men daaruit niet afleiden, dat wij
ons neerleggen bij de politieke gedragslijn
van de Duitsche regeering, of dat wij ons
daaromtrent in het vervolg nalatig en
onverschillig zullen betoonen."
Officieel is van 's keizers bezoek melding
gemaakt door den Britschen premier, den
heer Balfour, in de rede door hem gehouden
bij het jaarlijksch feestmaal van den Lord
Msyor in de Guildhall. »Ik voel mij
eenigszins onzeker/' zeide deze
etaatsman «wanneer ik spreek over onze
buitenlandsche betrekkingen. Want ik
heb opgemerkt, dat het bezoek van een
groot souverein aan zijn naasten bloed
verwant aanleiding heeft gegeven tot de
meest buitensporige en fantastische visioe
nen, die ooit eene vindingrijke pers heeft
uitgedacht. Ik heb u niets ve zeggen over
deze denkbeeldige onderhal delingen, noch
over het vreemdsoortig lo~.u en bieden,
waarvan men de mare hetft verspreid."
^Parement familial," noemt het, Journal
des Débats het bezoek van den Duitschen
neef aan den Engelschen oom. Ea de
heer Balfour schijnt die opvatting te willen
bevestigen. Zelfs de gewone
beleefdheidsfrasen over de versterking van de banden,
die niet slechts de regeerende vorstenhuizen
maar ook de volkeren verbinden, worden
met angstvallige zorgvuldigheid vermeden.
Zulk een ijskoud zwijgen kan zelfs niet
door de preek van den bisschop van Ri pon
worden goed gemaakt, die in de kerk van
Sandringham, ten aanhoore van de beide
Majesteiten, fantaseerde over de toekom
stige ineensmelting der rassen, welke thans
nog door den Duitschen Oceaan gescheiden
worden, maar in de Vtreenigde Staten
reeds zoo voortreffelijk waren
geamalgameerd. Klaarblijkelijk had ook deze
prelaat het algemeene wachtwoord gekregen,
want hij leidde zijn utopistische beschou
wingen in rnet de nuchtere opmerking,
dat kereer Wiihelm niet als souverein,
maar als bloedverwant en vriend was ge
komen.
Na alle omhelzingen en handdrukken
zal koning Edward den indruk overhouden,
dat hij in de eerste plaats Engelschman,
keizer Wilhelm, dat hij in de eerste plaats
Duitscher moet zijn en blijven; beiden,
dat dynastieke overwegingen en familie
betrekkingen tusschen gekroonde hoofden
onderge;chikt moeten blijven aan de be
langen der natiën.
«Waarheden als koeien" zal menig
een zeggen, en terecht. Maar sommige
waarheden kunnen niet te veel worden
herhaald.
uiiiiMmimiiiiiiiiiillHiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiijiiifiiNMiiiiiiHiiftM
Sociale
MlllllltllllllllilllllllllllllIIIIIIIIIIHHIIIIIIIIIIIIlMHIIIIIHIIIIIII
in liet belaDJf Oer vofclmismlHig werizaam.
~De belangrijkste bepalingen der won n>wet
zijn wellicht die, welke betrekking hebben op
den van rijks- of gemeentewege te verleenen
geldelijken steun aan vereenigingen,
vennootsch-ppen of sticitirgen uitsluitend in het
bslai g der volksbuif e ting wtrkzaam. Zal toe1!
het hoofddoel der wet bereikt worden en dm
de geheele bevolking gehuisvest worden in
woningen, die aan miuitnum-eisc'ien voldoen,
dan zal men er zich niet toa mogen bepa'en
met ongesc'iikte woningen onbewoonbaar te
vuklaren en te sluiten, doch zal teveas zorg
moeten worden gedragen, dat steeds een
voldojnd aautal uit uwe woningen beschikbiar
is, om de verdreven bewoners der eerste
op te nemen. Dat, hitrtoe niet .uitsluitend op
de hulp dtr particuliere bouwnijverheid gere
kend kan worden is duidelijk. Zelfs waar die
voldoende ontwikkeld is, om aan de behoefte
esner zic'i gestadig en snel uitbreidende
bevo'king te voldoe", zal men in bovengenoemd ge
val nog gewoonlijk stuiten op het bezwaar.dat
de huur, die voor nieuwgebouwde woningen
wordt gevorderd, te hoog is voor dat deel der
bevolking, dat voornamelijk in de onbewoon
baar verklaarde panden gevestigd is en in wier
huisvesting dus in de eerste plaats mo t worden
voordien. Hoewel nu de wetgever de mogelijk.
heid niet heeft uitgesloten, dit desnoods hier
van gemeentewege direct zal worden ingegivpen,
zoo heeft men toch een dergelijk op*reden blijk
baar alleen daar weuschelijk geaclit, waar door
het ontbreken van het particulier initiatief een
aulere oplossing niet te vinlen is. Bij
voorktur wil men echter deze werkzaamheid aan
particulieren overlaten, die dan, waar zij uit
sluitend ten algemeene nutte werksaam zijn en
dus elke gedachte aan winstbejag is uitgesloten,
van gemeentewiga geldelijk kunnen worden
ondersteund. Gelijk bekend bepaalt de wet er
zich toe m;t in algemeene termen aan te gever,
dat een dergelijke steun zal kutin< n worden
verleend, docli is het aan een a'.gemeenen maat
regel van bsstuur overgelaten, de nadere v<o>
waardeu vastte st Hen, waaronder dit za\ moeten
geschieden. Daor die bepaling heeft de wetge
ver aan de uitvoerende macht een groo'en in
vloed toegekend op wut in art 32 der
wonirgwet zoo eigenaardig genoeml wordt »de
T.ctitige uitvoering vaa dfze wtt,.'1 Van deze
voorwaarden toch zal het in hoofdzaak afhangen,
of het particulier ini'iatief de hem toegedachte
taak caar behooreu zal kunnen vervullen, als
mede of daarbij gerekend zal kunnen worden
op voldoende ondersttuuing der gemeentebestu
ren. DJ ottwerper van het Kon. Besluit van
23 Juli 1902 had het voor een groot deel in
zijn hand of de zevende paragraaf der
wotiingwet al ' nf n'et spoedig Ut zijn recht zal
komru. Het is dus mogelijk niet van belang ont
bloot eaus aan de hand der bepalingen van dat
besluit na te gaap, Lo ; hij zich van die taak
gekweten heef*.
DJ hierop betrekking hebbende voorschriften
zijn van dritër'ei aard. In de eerste plaats
wordt de toelating garegeH. der vereeuigingen
enz. die voor steun in aanmerking komen, ter
wijl voorts wordt aangegeven op welke wijze
deze door de gemeenten eu da; i-aa de gemeenten
weder door het rijk geldelijk kunnen worden
ondersteund. Om voor toelating in aanmerking
te knmen, moet uit de koninklijk goedgekeurde
of volgens wettelijk voorschrift openbaar ge
maakte statuten blijken, dat de vereeniging enz.
uits'.uitend in het belang der volkshuisvesting
werkzaam is; dat het bestuur de bevoegdheid
heeft de toelating te verdoeken; dat buiteneen
4 pCt. 'sjiars niet te boven gaande rente over
de gestorte of door leening verkregen fondsen,
alsmede een billijke vergoeding voor bewezen
diensten, door de deelnemers of bestuurders geen
geldelijke voordeelen worden genoten; dat ver
vreemding of bezwaring der onroerende goede
ren de goedkeuring dir betrokken gemeente
besturen behoeft; dat intrekking der toelating
ontbinding der verernigmg ten gevolge hetft.;
dat bij ontbinding et n eventueel ba'i? saldo
in eigendom zal overgaan aan He gemeente,
waarin de onroerende goederen zijn ge'egen, om
door haar in bet belarg der voikstiuisveatirgte
worden aangewend; dat jaarlijks aan het
g:meettebestuur een beredeneerd verslag zal wor
den overgelegd van de werkzaamLedi n der
vereeiiging met bijvoeging van balans en winst
en verliesrekening volgens vast te s>teil-n model
en eindelijk dat van ontbinding, atders dan door
ve'rloop van den tijd, wfarvoor de Vfreeniging
is aangegaan, onverwijld kennis zal worden
gegeven aan den Minister van Justitie. Boven
dien mogen geen bepalingen gemaakt worden,
waaraan leder, aandeelhouders of derden het rt cht
kur.ntn OLtleener, de onroerenr'e go;deren der
vereenigicg ia eigendi.m te verkrijgen. Blijkt
Ea de toelating dat men niet uitsluitend werk
zaam is in hel belang der volkshuisvesting of
dat gehandeld wordt in strijd met een der
bovengenoemde voorschriften, dan wordt deze
ingetrokken, wat ook geschiedt, wanneer van
eventurele wijzigingen der statuten niet b:nuen
een maand wordt kennis gegeven of deze ten
gevolge dier wijziging niet meer aan de gestelde
eischen voldoen.
Toegelaten vereenigiogen enz. kunnen in aan
merking komen voor geldetijkeu steun uit, de
gemeentekas en wel in den vorm van voorschotten
en van bijdragen. Voorschotten moeten uiterlijk
in vijfiig jaren bij gelijke termijnen of in annu
teiten worden afgelost. Z'j kunnen renteloos
of rentedragend zijn, terwijl alleen in hèt eerste
geval bijdtagen kunnen verleend worden ter
tegemoetkoming in de tflossing en wel tot hoog
stens de helft daaivan gedurende de eerste vijf
jaren en een derde deel daarn».
Houdt de vereeniging tusschettijds op te
bestaan, dan is de sciiuld in eens invorderbaar
en zijn de rog niet uitgekeerde bijdragen ver
vallen. Wanneer een voorschot verleend is tot
een rente btneden Z1A jCt. 'sjairs verkrijgt
het gemeentebestuur tevens hst recht de be
zittingen der vereeniging te naasten, tegen be
taling van een bedrag, bij het verleenen van het
voorschot vast te stellen, dat niet meer zal mogen
bedragen dan coodig is ter t (lossing van kapitaal
en schulden der vereeniging benevens eenige
vergoeding voor l'quidttukosten.
Voor de ten behoeve der volkshuisvesting te
bett«den gelden kunnen de gemeenten weder
voorschotten bekomen van het rijk, tegen een
rente, gelijkstaande aan dip, welke de 3 pCr..
Nationale schuld in verband met den
Amsterdamsche beurskoers daarvan afwerpt. Deze worden
afgelost door hoogstens vijftig gelijke annuïteiten,
waarvoor tot uiterlijk de helft een bijdrage uit
's rijkskas kan worden verleen^, indien de be
trokken gemeente door de verschuldigde annuïteit
te zeer is of zou worden bezwaard.
Neemt men in aanmerking dftt veel der boven
staande voorschriften feitelijk reeds hun oor
sprong vinden in wettelijke bepalingen, dan kan
daaraan de lof niet worden onthouden, dat de
vereifchte formaliteiten tot een minimum zijn
beperkt, terwijl ook de inmenging der autori
teiten in het beheer niet verder echijnt te
gaan, dan voor de zekerheid der uit openbare
middelen beschikbaar gestelde gelden bepaald
onvermijdelijk is. Dit is ongetwijfeld een voor
deel want er dient niet uit het oog te worden
verloren, dat hier sprake is van ten algemeenen
nut'e werkzaam zijnde vereenigingen, wier be
stuurders in den regel hun diensten geheel be
langeloos verleenen, zooddt alles moet worden.
vermeden, wat er toe zou kunnen leiden ge
schikte krac' ten fte weerhouden zich aan deze
bij uitstek nuttige taak te wijden. Ook is het
uit dien hoofde wellicht go;d gezi,en het
rcaximum der geoorloofde uitkeering iets boiger te
stellen dan bij instelliig-n ciet een min of
meer "antro;ïici karakter anders gebruikelijk
is, wat uit den aard der zaak een gunst'gen
invloed moet uitoefenen op het bedrag der voor
dit doel beschikbaar gestelde gelden. Zelfs sthijut
de vraag gewettigd, of de bepaling, dat intrek
king der toelaticg noodzaleüjk ontbinding ten
gevolge moet hebben, tiet te streng moet wor
den geacht, althans voor die gevalif n, waar nog
geen voorschot is verleerd en du=< geen
openbare bslangen te verdedigen zijn, terwijl ook de
vereischte voorafgaande goedkeuring van het
gemeentebestuur voer het vervreemden of be
zwaren vau onroerende goederen alleen reden
van bestaan schijnt te hebben, waar die goederea
als zekerhi i l dienen voorontv; u.;en voorschotten.
Van veel gewicht zijn echter deze bedenkingen
niet, want het is niet zeer waarschijnlijk dat
de toelating zal wfrlen aangevraagd, wanneer
niet bet voornemen bestaat i'c geldelijke hu!p
van het gemeentebestuur in te roepen, wat
echter nog geen waa'borg geeft, dat deze ook
altijd zal worden verleen'). Daarentegen zou
ik de van gemeentewege te stellen voorwaarden
gaarne z:ea aatgtvuld met eeiji^e bepalingen,
die betrekking hebben op de inrichting en vooral
ook op den prijs der woningen, i i verband
waarmede het voorschot word', gevraagd. Dat
rentelooze voorscbo'ten en bijdragen in de af
lossing alleen verleend rnogdii worden in die
gevallen, waar de o p breigs s niet voldoende is
om aau het biuwkapi'aal e»u'nia'ige rente te
waarborgen, is duidelijk, doch al is dit geval
aanwezig, dan volgt daar nog niet altyd u'*',
d-it nu ook voor zu'k een steun termen bestaat1.
Niet de huisvesting der best bezoldigde
werklielen doch die der op de grens van het
paupsrisme staande i vormt het moeilijkst op te lo&sen
probleem, zoodat de grojts'e ci~nsten aan de
volkshuisvesting worden bewezen door diegenen,
die de huurwaa d; der door hen te stichten
woningen laag weten te houden, met vermijding
van alles wat naar weelde zweemt, desnoods ia
somnrge gevallen met op< iL-riug van tnkele
eischen, anc'ers in het algemeen aan een be
hoorlijke woning gesteld.
Al schijnt het nu aan geen twijfel onderhevig,
dat de gemeentebesturen de voorwaarden, waarop
zij voorschoten willen verleenrn, EOg kunnen
aanvullen en al zij erkend dit alleen bekendheid
met plaatselijke toestanden l ier den weg zal
kunnen wijzer, zoodat er al'erminst plaats is
voor een algemeete regelteer, zoo neemt dit
nic1; weg dat zeer gfcl aaa de
gemeentebfsturen had kunnen worden voorgeschreven,
bij het verleenen van g> Idelijken steun ook
voorwaarden te stellen omtrent inrichting en
huurprijs der tot onderpand dienende woningen.
Niet zonder eenige bevreemding zal min
wellicLt kennis hebben genomen van de bepaling,
dat bijdragen uit 's rijks kas alleen aan nood
lijdende gemeenten zullen worden verstrekt.
Wanneer de uitdrukking indien de betrokken
gemeente door de verschuldigde ennuueit te zeer
is of zou worden bezwaard" niet zeer breed wordt
opgeva», bestaat wel eeniee vrees dat juist daar,
waar een krachtig ingrijpen der overheid het
meest gewenscht i», dat is in de grootere gemeen
ten, dit ciet of althaLS niet in voldoende mate zal
geschieden. Dat eene gemeente door het verleeneu
van em voorschot tot de rente, waartoe zij
zelve leenen kan, wnnig gebaat i?, behoeft
zeker wel geen betoog.
Zonderling getofg wordt een middel, om