De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 16 november pagina 5

16 november 1902 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1325 DE AMSTERDAMMER WEE'KBLAD VOOR NEDERLAND. 5 l O uuob. Capsules voor noppen IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIII Het BroktenMs11. Gaben wir die Halfte dessen, Was wir, krack uns machend, essen. Oenen, die macht Mangel krank, Könnten wir und sie gesünden, Und ns, ittr die güten Standen Gegenseitig sagen Dank! Met deze woorden maande eens Friedrich Rückert zijne vermogende landgenooten aan zich de behoeitigen aan te trekken, door hun te geven dat, waaraan zy zelf nooit gebrek zouden hebben: de .brokken" van hunnen overvloed. En in verband hiermee, kwam mij weer een rijmpje in den zin, waarmee, toen wij nog kinderen waren, myn vader onzen, hem dikwijls overmatig schynenden eetlust binnen de perken zocht te houden: Wie drinkt zonder dorst, n eet zonder honger, Sterft des te jonger". Of de vrees voor een ontijdig uiteinde zy'n aandeel heeft gehad in het afnemen van dien eetlust in rijper jaren, zou ik niet durven beweren. Maar zeker is het, dat dit woord van Luther, gesproken in een tijd, toen de over vloeiende levenskracht zich op allerlei gebied, niet aan banden liet leggen, ook nu nog eene heilzame waarschuwing bevat. Wat Luther zelf aangaat, dat zyne kleine jaarwedde, volgens de gebruiken van dien t g d, dikwijls door gaven in natura werd aangevuld, was voor hem wellicht ook eane drijfveer om matigheid te prediken aan zich zelf en anderen. Maar nu wy tegenwoordig zoo oneindig meer eischen en behoeften hebben, is het met over bodig eens na te gaan wat er dagelijks verschijnt op den disch der vermogenden onder ons, zonder dat er arbeid genoeg verricht wordt om dien overvloed van voedingsstoffen te verwerken, ons eens af te vragen of wij althans met het wegschenken de brokken" er van niet, volgens de uitdrukking van Rückert, hen en ons gezond konden maken. Ik weet dat, in veel gezinnen, het overgeschoten eten de afgedragen kleeren aan de armen worden ge geven, maar ik wenschte de aandacht te vestigen op de inrichting te Berlijn, waar van al wat in de hoiien der rijken over is het meest mogelijke voordeel wordt getrokken ten bate der armen. Dichters worden gewoonlijk voor onpraktitcae menschen gehouden, maar de raad van Rückert, wijzend op iets, dat schijnbaar zoo nabij Ugt en waarop toch -niet genoeg gelet wordt, raakt de praktyk van ons dagelyksch leven, stelt de liefdadigheidtquestie in een eigenaardig, voor de rijken zeer beschamend licht. Zondereenige opoffering, alleen met den overvloed die hem tot last is, kan bij de armen ondersteunen! En dezen zullen dankbaar zyn voor de ontvangen weldaad. Dit sociale vraagstuk zal wel nooit geheel opgelost worden. En toch is het aan de pogingen van warme menschenvrienden gelukt middelen en wegen te vinden om de oplossing meer nabij te komen. Ein bijzondere soort dezer armenzorg steunt op bovenvermelden voorslag tot wederkeerig hulpbetoon van Rüskert. Hoog in het Noorden van Berlijn, daar waar de stad bijna in het dorp orergaat en waar eene bevolking woont, wie men het atfhziet, dat zij in de grootste armoede leeft, heeft de werkdadige liefde tot den naaste het gebouw opgericht, dat door de behoeitigen het Paradijs der armen" genoemd wordt. Het is het Berlijnsche Brokkenhuh", Reinickendorferstrasze 46 i, waarin de schijnbaar geheel waardeiooze restjes, de brokken" uit de huishoudens en zaken der vermogenden bijeenverzameld en nadat zij gereinigd en geordend zijn, tegen eene geringe vergoeding aan de armen verkocht worden. In 't jaar 189;) werd dit huis gesticht door ds. Diestelkamp van de Nazaretbgemeente volgens het voorbeeld van ds. Van Bodelschwengh en dadelijk mocht het zich verhengen in de warmste belangstelling der overledene Keizerin Friedrich. Inderdaad begon het spoedig tot bloei te geraken, vooral onder den tegen woordigen directeur Julius Muller, die er een aan zienlijk deel zy'ner arbeidskracht aan wijdt en wel met dit gevolg dat het Huis in 't jaar 1900/1901 ongnveer 23 360 Mark opbracht. Dat is wel is waar, naar verhouding, geen zeer groote som, maar zy toont toch aan hoeveel nood gelenigd kan worden met hetgeen de ry'ken over heb beu en dat hun zelven slechts als ballast in het eigen huis toeschijnt. Op bestelling door eene briefkaart, wordt alles door den wagen van het brokkenhuis gehaald en daarheen ge bracht. Hier wordt alles gesorteerd en in de verschillende afdeelingen gerangschikt, zoodat er een soort van winkel ontstaat, waarin b JE a alles wat men noodig heeft, te krijgen is. Maar elk stuk dat hier gekocht wordt, wordt eerlijk betaald, al is het met een zeer geringen prijs Gegeven wordt alleen daar, waar de allerhoogste nood is, want aalmoezen kent men er niet. Juist dit drukkende gevoel moet den armen bespaard blijven. Zoo ziet men hier dan groote massa's lampen, kopjes, borden, pannen, glazen en dergelijke. Dat is de verzameling van weeldeartikelen", zooals de verkoopster schertsend zegt hier kont elk stuk van 2 K tot 10 ets Daarnaast is de schoenenafdeeling, waarin groote manden vol oude laarzen naast elkaar staan. Naar gelang van de grootte en den toestand, waarin zy zy'n, worden deze voor 10 of 15 centen het paar verkocht. En langs de muren ziet men, in groote, hooge kaaien, een gansenen oudeboekenhandel opgetast Kleine volksuitgaven. wetenschappe yke werken, lexicons, ja zelfs Fransche en Kngeische boeken zyn hier in voorraad. Maar wie koopt diedan?" vraagt men on wille keurig, bij het zien van zulke scoatten. Meest arme studenten," luidt het antwoord, maar ook arbeiders, die zich verder ontwikkelen willen." Bijzonder uitlokkend ziet het kleerenmagazyn er uit, dat inderdaad gelijkt op een wel voorzienen garderobehandel Compleete si ellen kleeren voor mannen, vrouwen en kinderen zijn hier te krijgen, maar ook aparte voorwerpen a s kousen, hoeden, wollen voorwerpen, handschoenen enz. zijn voorbanden. Alles is goed onderhouden en de koopprys wordt steeds slechts in centen IIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllUllllllttlllllMIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIINIIIIIII berekend. Zoo kost een jas met vest waaraan niets mankeert, 50 ets, een pantalon 20 ets, een hoed 5 ets, een geheel rouwcostuum voor eene weduwe slechts 40 ets. Is echter zelf» dit geringe bedrag aan baar geld soms eens niet voorhanden, zoo wordt het voorwerp ook geheel om niet gegeven, terwijl dan de naam en woon plaats van hem of haar die hst ontving, wordt opgeschreven, vooral daar waar er zieken mee geholpen kunnen worden en beschermd tegen de ruwheid van het weer. Zaken die in 't geheel geen waarde voor den verkoop hebben, zooah papier, oud ijzer, capsules van flasschen en dergelijke voorwerpen worden verkocht aan kooplui die er voor betalen kunnen en van de opbrengst wordt den armen met Kerstmis een genoegen bereid of hun op andere wijze de stryd om het bestaan zooveel mogelijk verlicht. De directrice van het bureau en de huishoudirg, eene voormalige onderwijzeres, die op de eerste verdieping aan de voorzijde woont is steeds met raad en daad by de hai.d en ook verder komt men den armen, die zich dikwijls bij honderden in de veel te kleine verkooplokalen verdringen, op de meest liefdevolle wijze tegemoet. Daar de Vereeniging het Berly'nsche Brok kenhuis" rechtspersoonlijkheid heeft verkregen kan zij ook van een rechtsgeleerd standpunt veel nut doen voor hen, die zelven dikwijls geen raad veten. De jaarly'keche bijdrage voor het lidmaatschap bedraagt slechts ? l 80; dus zijn er geen groote opofferingen noodig om toe te treden, waar men met zoo geringe middelen zulke groote diensten bewy'st. Verleden jaar werd deze eigenaardige weldadigheidsinrichting bezichtigd door Prinses Lodewyk Ferdinand van Beieren, ten einde eene dergelijke in Müchen te kunnen oprichten. Het doel der edele vorstin is daar nu verwezenlijkt. Misschien geeft onze bespreking aanleiding, dat er ook in an .ere steden inrichtingen worden gesticht, die, zonder van de ry'ken offers te vragen, zoo velen armen hulp in den nood brengen en het hun mogelyk maken hun lot gemakkelijker te dragen. M. K. Cornclie Hnüens. We ontleencn het volgende aan Het Folk, waarin Mevr. Troelstra, Coroeiie Huijgens als partijgeuoote schetst: Laat ik beginnen met te zeggen,, dat ik telden iemand heb ontmoet, die zoozeer met al de kracht die er in baar was, met de innerlijkste vezels van haar bestaan, aan onze partij verknocht was. H t verwarmde iemand het h ar t.^ met haar over ons heerlijk streven te spreken. Ze was zoo vol vuur, zoo vol warme, innige bewondering voor elke daad van moed of toewijding, voor elke oprecht gemeende in spanning onser strijders in bet binnen- en buiten land, en zoo vol heftige verontwaardiging voor allen die naar hare meening de gotde zaak tegenwerkten. Wat een verandering heb ik in die drie jaren bij haar zien tot stand komen naarmate ze zich meer en meer inleefde in bet partij-leven. Wat een verandering en dat op haar leeftijd! Toen ik baar het eerst leerde kennen,, was er, hoe eenvoudig, waar en oprecht me reeds dadelijk haar karakter scheen, toch altijd een atmosfeer van weelde en veifijude beschaving om haar heen. Zij kleedde zich gewoonlijk in zij of fluweel, gebruikte aller ei kostbare toilet artikelen en had ook in alle andere opzichten weelderige behoeften. Ze verdiende ook genoeg met hare romans enz. om zich zulk een levens wijze te kunnen veroorloven. Maar toen bare gedacttten meer en meer vervuld werden van het socialisme, toen al de daaraan ver bonden studiën haar geest geheel in beslag namen, toen ja toen werd ze zich bewust, dat hel haar voortaan niet langer mogelijk zou zijn, romans te schrijven. De nieuwe, heerlijke wetenschap nam haar geheel in beslag, en daar van zou ze nu voortaan moeten getuigen. Ze kon niet anders. Ze schreef nu voortaan wetenschappelijke artikelen en ze voelde bij dat werk een nieuw geluk en tevredenheid in zich geboren worden, maar zulke artikelen worden helaas voorloopig nog niet te best betaald en ook bij deze nieuwe partijsenoote, die zich een groot deel van haar leven »in weelde gebaad" had, deden de geldzorgen baar intocht. Maar, boe zeer haar gezondheid ook dikwijls leed onder al die ellendue, kleinzielige bezwaart]'s al die kleine bonze duivel'jes die het gevolg van den grooten Brëlzebub Geldnood" nu eenmaal uitmaken ze gevoelde het evenals zoo velen van ons, dat juist deze zorgen, hoe grievend ook voorden hoo^gestemden, idealistischen geest, hoe drukkend voor deze in overvloed en overbeschavmg opgevoede «freule", ook haarzelve maakten tot een proletanër, haar nader brachten tot die geheele klasse van geldnood lijders, die haar tot nu toe zoo verre hadden gestaan. En zoo zag ik haar dapper strijlen tegen allerlei diep iugewortelde behoeften, en zich, op den leeftijd van 49 jaar, zoo heel veel dingen ontzeggen, die haar tot nog toe onontbeerlijk hadden gesehenen. Ze ging eenvoudiger wonen, kocht eenvoudige wollen kleeren, sobere hoeden en at goedkoop, maar dikwijls heel slecht, ,van den kok". Ze moest nu ook haar neiging be dwingen om aan de kinderen barer vrienden allerlei verrassingen te bereiden en hun kost bare cadeaux te geven. En dat was haar haast onmogelijk. Ze hield zooveel van kinderen, en deze beantwoordden metstal die neiging. Bij ons tweetal tenmiuste was ,Tante C>r" een geliefde persoonlijkheid, niettegenstaande deze altijd veel te vol was van partijzaken om heel veel met ben te praten. Gisteren heb ik pas gemerkt, hoezeer ze hunne hartjes heeft weten te veroveren vooral mijn dochtertje was ontroostbaar over haar dood. Ze voelde het instinktmatisr, dat hier een liefhebbende ziel van ons is heengegaan. En zoo zullen er nog wel vele andere, eeavoudige zielen zijn, die datzelfde gevoelen. »Men kan zoo aan haar oogen zien dat ze het echt meent," zei iematd eens tot me, en dat waren vele arbeiders met haar eens ik weet het. Veel meer dan vele meer-ontwikkelden misschien denken en gelooven, werd haar ,Barthold Méryan" in arbeiderskringen gelezen en gewaardeerd. Ik herinner me, hoe ik eens op een laten namiddag een bezoek bracht aan een werkmansgezia op het platteland in Groningen en daar zag een tooneeltje, dat ik hooit vergeet, «r Vader" zat aan den eenen kant van de tafel en vóór hem, op een schoone courant, lag rBarthold Méryan". Hij zette zijn bril af toen we binnen kwamen en legde die op het opengeslagen boek, maar streek eerst nog eens, half onbewust, liefkoozend over de bladzijden. Er was zoo'n mooie, ernstige uitdrukking op zijn gezicht, en die zelfde stemming vond ik wtêr in de oogen van zij a vrouw en zestienjarige dochter, die blijk baar met eerbiedige aandacht naar de voorlezing hadden zitten luisteren, /a, in zulke harten zal het aandenken aan »Corn«slie Huijgens", zooals ze haar gewoonlijk noemden, stellig niet verloren gaan. Ze gevoelden het wel, wat een warme toewijding deze vrouw uit de aristocratie had voor hunne zaak. Hoe heb ook ik haar bewonderd in al de off;rs die ze zich gewillig oplegde! Hoe ge duldig voegde zij zich naar allerlei gewoonten, die baar een gruwel waren! Het rooken op de vergaderingen, b.v. En hoe schikte ze zich in al de lasten en ongerieflijkheden, die onze propagandisten zich nu eenmaal moeten laten welgevallen, vooral op het platte land! Ik her inner me b.v. hoe ze eenmaal ergens op de Zuid-Holl. eilanden sprak midden in den winter en dat er toen niet eens een bed voor haar disponibel was. Ea deze verwende, vertroetelde vrouw van 50 jaar, die niettegen staande haar groote, forsche gestalte en het frissche ea flinke dat haar geheele doen altijd kenmerkte, toch niet sterk van gestel was, moest den nacht doorbrengen op de harde planken van het podium, waarop ze zooeven had staan spreken, in de benauwde atmosfeer die zulke dorpszaaltjes na een openbare ver gadering gewoonlijk kenmerkt. Ik weet dat ze voelde, hoe ze zich door zulke offers het recht verdiende om zich geheel en al partijgenoote te gevoelen, want in 't begin hoe vreemd staat een bourgeois te midden van dat leger van proletariëre, die hun leven lang bijna alles hebben moeten missen, wat hem de eigenlijke kern van believen schijnt I Hoe schul dig voelt hij zich, al* behoorende tot de klasse, die hun stelselmatig die, voorrechten blijft outrooven! Eerst wanneer men zelf ook iets te verduren krijgt van al de stormen die hen voortdurend teisteren begint men zich een beetje op zijn gemak te gevoelen in hnnne rijen. Ea zoo leefde Cornélie Huijgens zich meer en meer in de partij. Hoe innig blij was ze met hare benoeming in 't partijbestuur! Hoe straalde baar gezicht van blijde tevredenheid toen Hels dingen haar na die benoeming vriendschappelijk de band kwam drukken met de woorden: »Nou, j Huijgens, welkom in on; midden! Ja ik noem je nu voortaan maar «Huijgens" nu je in 't partijbestuur bent. Is dat goed": »Ja, ja, het is goed," en de aangesprokene keek, alsof ze door een konirg tot ridder was geslagen. Eu haar uittreden uit het bestuur hoewel ze heel goed wist dat dit volstrekt niet 't ge volg was van een minder gunstige stemming ten haren op/.ichte onder de parlijgenooten o, <hoe heeft haar dat. gesmart! Het beeft voor langen tijd haar gemoedsleven neergedrukt dat weet ik. Want ze was hél gevoelig, overgevoelig helaas. Voor het kleinste bewijs van liefde en vertrouwen innig dankbaar, geheel terneerge slagen of gloeiend verontwaardigd over elke ware of vermeende tegenwerking. Zoo was ze nu eenmaal. O, die heftigheid, waarmee zich alles bij haar uitte, wat heeft die haar al vele vrienden doen verliezen! Vreemd, niettegenstaande al haar filosofische studies, niettegenstaande haar sterk uitgesproken materialistische opvatting toch kon ze de gevolgen harer opvoeding nooit geheel overwin[ nen ze bleef altijd sterk dualistisch in haar oordeel over menschen en zaken ik bedoel: l ze trok nog altijd een absolute strenge grens | tusschen »goed" en Awaad". Vond zij b.v. dat een partijgenoot iets zeide of deed, dat voor de zaak m hare oogen schadelijk was, dan ging ze niet onderzoeken hoe bij tot dat oordeel of die daad gekomen was, dan kon ze er niet toe komen een van de hare afwijkende meening te respekteeren neen, dan werd zoo'n persoon ineens geheel door haar in den bau gedaan, en daar kon ze soms maar heel heftig uiting aan ge»en. Maar de reden was: haar gloeiende liefde voor de partij. En wanneer ze maatregelen zag beramen die in hare oogen »slecbt voor de partij" waren dan kon ze toch niet anders, dan hare gevoelens daarover uiten op haar eigen manier. Werkelijk, wie haar bad leeren kennen in haar eigen hoog, idealistisch denken, die kon niet booi op haar worden, al was ze nog zoo heftig. Te meer, daar ze voortdurend zoozeer in baar eigen mooie ideeën-wereld leefde, dat er veel van het werkelijke leven ongezien en ondoargrond aan haar voorbijging. Wanneer zij : zich eenmaal had ingedacht in een zaak en zien voorgesteld: ,zoo moet het!" wat een scbok dan ook, wanneer ze menschen die naar ze i meende gelijk dachten, plotseling tegenover, in p'aats van naast zich zag! Wij wisten, hoeveel ze al geleden heeft door deze heftigheid, hoe eenzaam ze zich dikwijls gevoelde in deze wereld waarin zoovelen haar of werkelijk of schijnbaar zoo verkeerd be grepen ! Hoe verheugde 't me voor haar, toen ze een paar jaar geleden vrienden vond, met wie ze genoeg symphatiseerde om met ben samen te gaan wonen ... eea zwakke moeder met twee kinderen, aan wier mede-opvoeding de sterke vriendin zich met liefde wijdde. Hoeveel ge lukkiger werd haar leven door deze liefde-taak ! De kinderen dweepten letterlijk met »tante Cor" en ik weet zeker, dat deze hun geheele leven lang haar goede engel zal blijven. Eu daarna werd haar leven nog rijker. Ze vond een echtgenoot, die evenals zij, geheel op ging in de partij. Samen leven in en voor de partij, dat was haar ideaal. Hoe gelukkig voelde ze zich met zulk een toekomst voor oogen. Welk een groot respect, welk een innige sympathie had ze voor hem, met wien ze die zou deelen! En nu, na vier weken met hem vereenigd te zijn dit einde l Wat de reden van deze daad is P Laten we niet onbescheiden zijn, en er niet naar vorschea. Het is een diep-treurig raad sel o laten we niet trachten er in door te dringen. Zeker is het, dat onze partij een krach tige, hoog-denkende en talentvolle strijdster heeft verloren, en velen onzer een sympathieke vriendin. Internationale Mnilerlitteratnnr. Niet alleen in andere landen behoeft men te zoeken wanneer men een overzicht over de internationale kinderlitteratuur wil krijgen. Veel van het beste is ook al vertaald. Pas in den laatsten ty'd ben ik er achter gekomen, hoeveel we in dit opzicht aan den heer J. Versluys te danken hebben. Ja, ik had wel eens hier en daar een enkel boekje uit zyn bibliotheek ontmoet, maar nooit heb ik ge weten, welk een schat van goede werkjes daarin voorkomen. Het is me een behoefte, den heer Versluya my'n dank te brengen voor dezen nuttigen arbeid. Wanneer men zelve redactrice van een bibliotheek voor de jeugd is, dan weet men wat daaraan verbonden is, dan heeft men ondervonden welk een moeielyke taak het is, daarin steeds het beste te geven en zooal niet het middelmatige, dan toch het onbeduidende te weren. Een benijdenswaardig lot voorwaar, wanneer de redacteur van zoo'n bibliotheek tevens de uitgever is l Wat al last, wat al vermoeiend geharrewar, wat al ver velende correspondentie wordt daardoor ver meden ! Hoe heerlijk, geheel vry' te zyn in keuze, door niemand belemmerd te worden, wanneer je nu eens liever het hél goede, het allerbeste uit het buitenland wenscht over te nemen, dan het vele middelmatige oorspron kelijke" werk, dat je door eigen landgenooten wordt aangeboden. Ach hadden toch alle uit gevers den goeden smaak en de toewijding van den heer Versluys! Want heb ik steeds Neilie van Kol's fijne neus bewonderd, waar ze voor onze kinderen zooveel moois uit de interna tionale litteratuur opdiept, ook de heer Versluys is in zyn keuze zeer gelukkig geweest. Wat een schat van goede boeken geeft hy' ons! Allereerst eenige oude vrienden in een nieuw kleed gestoken: Robinson", Don Qaichotte", Gulliyer's Reizen". Dan Frans de Leeuw" een uittreksel uit La belle Nivernaise" van Daudet. Wel blyft zoo'n uittreksel" altyd een onvolmaakt geheel, het moet al met heel veel talent bewerkt zyn wanneer men niet telkens zal gevoelen dat er iets ontbreekt en van dat gebrek is ook dit werkje lang niet vrij te pleiten maar toch is en blyft die Frans de Leeuw" zoo'n heerlijke figuur, toch is zelfs een uittreksel" uit een werk van Daudet nog altyd een kunstwerk, dat den smaak vormt en veredelt. Jammer dat de sty'l hier en daar wat stijf B> en de vertaler zoo mal omspringt met de persoon lijke voornaamwoorden: b. v. gy" en je" in n zin. Zeker uit vrees om je je" te ge bruiken. Een beetje meer losheid van sty'l zou aan al de werkjes van deze bibliotheek geen kwaad doen. Tenminste degenen die ik er tot nu toe van gelezen heb zyn van eenige stylheid en houterigheid niet vry te pleiten. Men had meer moeten oververtellen en minder slaafs overbrengen, dan waren boeken als De helden van Asgard", van A. E. Keary, Schetsen en verhalen uit het dierenleven" van Paul Bert, vry'wat genietbaarder geweest. Ook T«ree jaar voor den mast" van Dana, zou oneindig veel meer in den smaak vallen, als het losser en vlugger vertaald ware. Een paar voorbeelden van den tegenwoordigen styl wil ik toch even aanhalen: Op blz. 23 b.v. vindt men het volgende: Dien morgen vingen wy onzen eersten dolfijn, waarnaar ik zeer nieuws gierig was om hem te zien". En op blz. 111 vindt men nog een ander zeer merkwaardig stijlbloempje dat ik hier ook nog even wil b ij roegen om te toonen dat men nu juist niet byper-kieskeurig behoeft te zyn, om op deze wy'ze van vertalen aanmerking te maken: De .kapitein gaf alle hoop op om Foster te vinden en was niet van plan zy'u reis langer uit te stellen, waarom by de ankers liet lichten en zeil zetten, waarna wy lang zamerhand afzakten met een licht windje". E a verder zal ik den lezer maar niet ver moeien met aanhalingen men zal me wel willen gelooven, hoop ikMaar afgezien van den hier en daar wat hortenden en stootenden sty1, kan ik toch niet nalaten, den heer Versluys mijn oprechte hulde te brengen voor zyn goede keuze. Laat ik maar eens enkele opnoemen, van No. l af te beginnen. Heel goed gezien was het, deze serie te be ginnen met het mooiste boek dat er voor de jeugd ooit geschreven is. Robinson Crusoe." De verdere nummers ken ik niet allen, zoodat ik alleen die zal oproemen welke ik gelezen heb, hetgeen volstrekt niet insluit dat de andere minder goed zouden zyn. Alleen voor de namen Carl M»y en L. T. Made zou ik willen waarschuwen. Wel is het heel goed mogelyk, dat de in deze bibliotheek van hen voorkomende boekjes tamelyk onschadelijk zyn, maar toch hebben ze in hun vele andere werken blyk gegeven van zooveel misdadige opper vlakkigheid en jacht op effekt, dat ik hunne werken liever uit elke degelyke bibliotheek zou missen. Maar naast deze enkele twijfelachtige, wat een schatten! Daar heb je twee mooie boeken van George Sand, allebei wel min of meer romantisch getint, maar zoo vol van echt po tisch natuurleven, dat ze alleen daarom reeds groote paedagogische waarde hebben. Dan de alleraardigste boekjes van Bertin: Aan weers zijden van den muur" en De twaalf", een bewerking van Daudet's La belle Nivernaise" onder den titel van Frans de Leeu*" en dan onze oude vrienden: Gullivers Reizen" en Don Qaichotte". Van Thackeray ook een allergeestigst boekje: De roos en de ring", en dan de Grieksche heldensagen" van dr. E. Mehler en de twee boekjes van prof. Witt: De dap pere tien duizend" en Verhalen uit de ge schiedenis der oudheid." De Helden van Asgard" heb ik straks al genoemd, evenals Twee jaar voor den mast", en de interessante dierenboeken van Paul Bert. Dan een boek met Arabische nachtvertellin gen", een bewerking van Dickens Nelly", een paar vlotte boeken van Harriet Martineau, waarvan vooral In de fjords'" werkelijk heel aardig is. En dan zou ik waarlijk het lievelingsboek van myn zoontje, Uit den riddertyd" van Ascott Hope, nog vergeten, en de werken van mad. Colomb, die, hoewel wat ouderwetsch, toch nog altyd heel goed leesbaar zyn. Wel, wel, die oude heer J. Versluys, dat die het juist zy'n moest welke onze jeugd met zoo'n schat van goede boeken heeft verrykt. Ik wil by deze gelegenheid amende honprable doen voor den baat, dien ik vroeger jegens dezen goeden man gekoesterd heb, wegens al het tergende leed dat hy de jeugd heeft aan gedaan met zyn boeken over theorie der reken kunde. O, wat kwamen wy tegen hem in opstand in onze kostschooljaren! En eerst nu merk ik dat deze zelfde man reeds jaren lang vol toewij ding bezig is, de kinderen heerlyke, prettige lectuur te geven, niet alleen nuttige" boeken, maar ook allerlei jolige, geestige werkjes, en weer anderen vol warm natuurleven, vol poëzie. Ie alle landen heeft hy gezocht en gesnuffeld evenals onze veelgewaardeerde Neilie van Kol, en het beste wat hy vond, gaf hy aan diezelfde jeugd die zoozeer lydt onder zyn droge theorieboeken. Nu, voor 't genot van zyn bibliotheek zullen de meesten nog wel wat theorie willen slikken. Ik tenminste vergeef hem nu van ganscher harte alles wat bij vroeger onbewust aan my misdreef en ik druk hem warm de band voor zy'n toewijding aan onze kinder litteratuur. Vreemd, ook op dit gebied wordt hy' nog veel miskend. Wel worden zy'n boekjes gere geld aanbevolen door de commisfie voor schoolbibliotheken, maar die verslagen komen maar zeer weinig onder de oogen van 't publiek. Juist omdat de heer Versluys zooveel mis kend wordt,lhad ik behoefte eens een uitvoe rig artikel te wijden aan zyn bibliotheek. N. VAN HlCHTTJM. Rant-industrie. »Fü» Lucis". Bravo l Joffar van der Mey! dat is dingtaal I In Belang en Recht, nummer van l November 1902, brengt de redactrice, mejuffrouw Henriette van der Mey, in het hoofdartikel een-enander te berde, aangaande het wederinvoeren der kant-industrie, bij ons te lande. Kort en kloek, ernstig en kordaat, spreekt zy over dit onderwerp haar meening uit. Met afdoende, steekhoudende by kantwerk van groote waarde! argumenten toont zy aan, het heillooze van de weder-invoering eener indu strie, die de gezondheid der nyvere Ariadne's verwoest en haar beurs niet vult ... «Het is niet voor het eerst, dat ten onzent de vraag is gesteld, of men niet ook hier de kant-industrie weder moest invoeren. Het geschiedde naar aanleiding van een Ten toonstelling van kunstnaald werk te Amsterdam in 1887. Op die vraag gaf toen jonkvrouw Jeltje de Bosch Kemper onder den titel «Een begeerlijke industrie" een beslist ontkennend antwoord. Eveneens heeft zy thans gewaar schuwd tegen het voornemen om deze industrie weer op te wekken en zonder twyfel mag zy hier een oordeel vellen. Als liefhebberywerk voor voorname, ryke vrouwen kan het maken van kant ter hand worden genomen als broodwinning voor onze arbeidsters is dit gevaarlijke en geestdoodende werk veroordeeld". ... >De klassiek geworden eenige kantwerkster te Sluis, die >haar vak goed meester is" en vele bestellingen ontving, geeft de voor keur boven kantmaken aan uit schoonmaken gaan en met petroleum venten." Hartgrondig hoop ik, dat alle pogingen die worden aangewend om by ocs de kant- industrie in >eere te herstellen" zullen schipbreuk lyden, tenzij want, geld verzoet den arbeid de kantwerksters zélf en niet haar patroons worden betaald, met den >prix fon" die voor echte kant wordt gevraagd n gegeven. Voorloopig, onderschrijf ik ten volle, de slot-tirade van mejuffrouw van der Mey's artikel: »... Tegenover een dergelijk aristocratisch geliefhebber en patriarchaal geknutsel in volkswelvaart blyft mij slechts over te hopen, dat de vrouwen en meisjes onzer arbeidende klasse er zich voor wachten zullen zich voor een zoodanig schadelyk experiment te laten gebruiken. * * * In Rome wordt een vrouwencourant «De weg des lichts" uitgegeven. »Via Lucis" is een blad, in den geest van «laFronde" defransche courant, die in Parijs verschijnt, onder leiding der scherpzinnige redactrice, Marguerite Durand. Het nieuwe Italiaansche orgaan, ópkomend voor der vrouwen goed recht is in handen der schrijfster Rosa Amadrio. Het blad zal om de veertien dagen verschijnen. Verschillende invloedrijke vrouwen hebben hare medewerking toegezegd, onder anderen, de dochter van professor Labriola, de dóóren-dóór schrandere juriste, Theresa Labriola, de eerste vrouw, die aan een Italiaanscha universiteit, als docente is aangesteld. CAPRICE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl