Historisch Archief 1877-1940
No. 1325
DE AMSTERDAMMER WEE'KBLAD VOOR NEDERLAND.
5
l O uuob. Capsules
voor noppen
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIII
Het BroktenMs11.
Gaben wir die Halfte dessen,
Was wir, krack uns machend, essen.
Oenen, die macht Mangel krank,
Könnten wir und sie gesünden,
Und ns, ittr die güten Standen
Gegenseitig sagen Dank!
Met deze woorden maande eens Friedrich
Rückert zijne vermogende landgenooten aan
zich de behoeitigen aan te trekken, door hun
te geven dat, waaraan zy zelf nooit gebrek
zouden hebben: de .brokken" van hunnen
overvloed. En in verband hiermee, kwam mij
weer een rijmpje in den zin, waarmee, toen
wij nog kinderen waren, myn vader onzen,
hem dikwijls overmatig schynenden eetlust
binnen de perken zocht te houden:
Wie drinkt zonder dorst,
n eet zonder honger,
Sterft des te jonger".
Of de vrees voor een ontijdig uiteinde zy'n
aandeel heeft gehad in het afnemen van dien
eetlust in rijper jaren, zou ik niet durven
beweren. Maar zeker is het, dat dit woord van
Luther, gesproken in een tijd, toen de over
vloeiende levenskracht zich op allerlei gebied,
niet aan banden liet leggen, ook nu nog eene
heilzame waarschuwing bevat. Wat Luther zelf
aangaat, dat zyne kleine jaarwedde, volgens de
gebruiken van dien t g d, dikwijls door gaven in
natura werd aangevuld, was voor hem wellicht
ook eane drijfveer om matigheid te prediken
aan zich zelf en anderen.
Maar nu wy tegenwoordig zoo oneindig meer
eischen en behoeften hebben, is het met over
bodig eens na te gaan wat er dagelijks verschijnt
op den disch der vermogenden onder ons, zonder
dat er arbeid genoeg verricht wordt om dien
overvloed van voedingsstoffen te verwerken,
ons eens af te vragen of wij althans met
het wegschenken de brokken" er van niet,
volgens de uitdrukking van Rückert, hen
en ons gezond konden maken. Ik weet dat,
in veel gezinnen, het overgeschoten eten de
afgedragen kleeren aan de armen worden ge
geven, maar ik wenschte de aandacht te vestigen
op de inrichting te Berlijn, waar van al wat in
de hoiien der rijken over is het meest mogelijke
voordeel wordt getrokken ten bate der armen.
Dichters worden gewoonlijk voor onpraktitcae
menschen gehouden, maar de raad van Rückert,
wijzend op iets, dat schijnbaar zoo nabij Ugt
en waarop toch -niet genoeg gelet wordt, raakt
de praktyk van ons dagelyksch leven, stelt de
liefdadigheidtquestie in een eigenaardig, voor
de rijken zeer beschamend licht. Zondereenige
opoffering, alleen met den overvloed die hem
tot last is, kan bij de armen ondersteunen!
En dezen zullen dankbaar zyn voor de ontvangen
weldaad. Dit sociale vraagstuk zal wel nooit
geheel opgelost worden. En toch is het aan de
pogingen van warme menschenvrienden gelukt
middelen en wegen te vinden om de oplossing
meer nabij te komen. Ein bijzondere soort
dezer armenzorg steunt op bovenvermelden
voorslag tot wederkeerig hulpbetoon van Rüskert.
Hoog in het Noorden van Berlijn, daar waar
de stad bijna in het dorp orergaat en waar
eene bevolking woont, wie men het atfhziet,
dat zij in de grootste armoede leeft, heeft de
werkdadige liefde tot den naaste het gebouw
opgericht, dat door de behoeitigen het Paradijs
der armen" genoemd wordt. Het is het
Berlijnsche Brokkenhuh", Reinickendorferstrasze
46 i, waarin de schijnbaar geheel waardeiooze
restjes, de brokken" uit de huishoudens en
zaken der vermogenden bijeenverzameld en
nadat zij gereinigd en geordend zijn, tegen
eene geringe vergoeding aan de armen verkocht
worden. In 't jaar 189;) werd dit huis gesticht
door ds. Diestelkamp van de Nazaretbgemeente
volgens het voorbeeld van ds. Van Bodelschwengh
en dadelijk mocht het zich verhengen in de
warmste belangstelling der overledene Keizerin
Friedrich. Inderdaad begon het spoedig tot
bloei te geraken, vooral onder den tegen
woordigen directeur Julius Muller, die er een aan
zienlijk deel zy'ner arbeidskracht aan wijdt en
wel met dit gevolg dat het Huis in 't jaar
1900/1901 ongnveer 23 360 Mark opbracht. Dat
is wel is waar, naar verhouding, geen zeer
groote som, maar zy toont toch aan hoeveel
nood gelenigd kan worden met hetgeen de ry'ken
over heb beu en dat hun zelven slechts als ballast
in het eigen huis toeschijnt. Op bestelling door
eene briefkaart, wordt alles door den wagen
van het brokkenhuis gehaald en daarheen ge
bracht. Hier wordt alles gesorteerd en in de
verschillende afdeelingen gerangschikt, zoodat
er een soort van winkel ontstaat, waarin b JE a
alles wat men noodig heeft, te krijgen is. Maar
elk stuk dat hier gekocht wordt, wordt eerlijk
betaald, al is het met een zeer geringen prijs
Gegeven wordt alleen daar, waar de allerhoogste
nood is, want aalmoezen kent men er niet.
Juist dit drukkende gevoel moet den armen
bespaard blijven.
Zoo ziet men hier dan groote massa's lampen,
kopjes, borden, pannen, glazen en dergelijke.
Dat is de verzameling van weeldeartikelen",
zooals de verkoopster schertsend zegt hier
kont elk stuk van 2 K tot 10 ets Daarnaast is
de schoenenafdeeling, waarin groote manden
vol oude laarzen naast elkaar staan. Naar gelang
van de grootte en den toestand, waarin zy zy'n,
worden deze voor 10 of 15 centen het paar
verkocht. En langs de muren ziet men, in
groote, hooge kaaien, een gansenen
oudeboekenhandel opgetast Kleine volksuitgaven.
wetenschappe yke werken, lexicons, ja zelfs Fransche
en Kngeische boeken zyn hier in voorraad.
Maar wie koopt diedan?" vraagt men on wille
keurig, bij het zien van zulke scoatten. Meest
arme studenten," luidt het antwoord, maar ook
arbeiders, die zich verder ontwikkelen willen."
Bijzonder uitlokkend ziet het kleerenmagazyn
er uit, dat inderdaad gelijkt op een wel
voorzienen garderobehandel Compleete si ellen kleeren
voor mannen, vrouwen en kinderen zijn hier te
krijgen, maar ook aparte voorwerpen a s kousen,
hoeden, wollen voorwerpen, handschoenen enz.
zijn voorbanden. Alles is goed onderhouden en
de koopprys wordt steeds slechts in centen
IIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllUllllllttlllllMIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIINIIIIIII
berekend. Zoo kost een jas met vest waaraan
niets mankeert, 50 ets, een pantalon 20 ets,
een hoed 5 ets, een geheel rouwcostuum voor
eene weduwe slechts 40 ets. Is echter zelf» dit
geringe bedrag aan baar geld soms eens niet
voorhanden, zoo wordt het voorwerp ook geheel
om niet gegeven, terwijl dan de naam en woon
plaats van hem of haar die hst ontving, wordt
opgeschreven, vooral daar waar er zieken mee
geholpen kunnen worden en beschermd tegen
de ruwheid van het weer.
Zaken die in 't geheel geen waarde voor den
verkoop hebben, zooah papier, oud ijzer, capsules
van flasschen en dergelijke voorwerpen worden
verkocht aan kooplui die er voor betalen kunnen
en van de opbrengst wordt den armen met
Kerstmis een genoegen bereid of hun op andere
wijze de stryd om het bestaan zooveel mogelijk
verlicht. De directrice van het bureau en de
huishoudirg, eene voormalige onderwijzeres, die
op de eerste verdieping aan de voorzijde woont
is steeds met raad en daad by de hai.d en ook
verder komt men den armen, die zich dikwijls
bij honderden in de veel te kleine
verkooplokalen verdringen, op de meest liefdevolle wijze
tegemoet.
Daar de Vereeniging het Berly'nsche Brok
kenhuis" rechtspersoonlijkheid heeft verkregen
kan zij ook van een rechtsgeleerd standpunt
veel nut doen voor hen, die zelven dikwijls
geen raad veten. De jaarly'keche bijdrage voor
het lidmaatschap bedraagt slechts ? l 80; dus
zijn er geen groote opofferingen noodig om toe
te treden, waar men met zoo geringe middelen
zulke groote diensten bewy'st.
Verleden jaar werd deze eigenaardige
weldadigheidsinrichting bezichtigd door Prinses
Lodewyk Ferdinand van Beieren, ten einde eene
dergelijke in Müchen te kunnen oprichten.
Het doel der edele vorstin is daar nu verwezenlijkt.
Misschien geeft onze bespreking aanleiding,
dat er ook in an .ere steden inrichtingen worden
gesticht, die, zonder van de ry'ken offers te
vragen, zoo velen armen hulp in den nood
brengen en het hun mogelyk maken hun lot
gemakkelijker te dragen.
M. K.
Cornclie Hnüens.
We ontleencn het volgende aan Het Folk,
waarin Mevr. Troelstra, Coroeiie Huijgens als
partijgeuoote schetst:
Laat ik beginnen met te zeggen,, dat ik
telden iemand heb ontmoet, die zoozeer met
al de kracht die er in baar was, met de
innerlijkste vezels van haar bestaan, aan onze partij
verknocht was. H t verwarmde iemand het
h ar t.^ met haar over ons heerlijk streven te
spreken. Ze was zoo vol vuur, zoo vol warme,
innige bewondering voor elke daad van moed
of toewijding, voor elke oprecht gemeende in
spanning onser strijders in bet binnen- en buiten
land, en zoo vol heftige verontwaardiging voor
allen die naar hare meening de gotde zaak
tegenwerkten.
Wat een verandering heb ik in die drie jaren
bij haar zien tot stand komen naarmate ze zich
meer en meer inleefde in bet partij-leven. Wat
een verandering en dat op haar leeftijd!
Toen ik baar het eerst leerde kennen,, was
er, hoe eenvoudig, waar en oprecht me reeds
dadelijk haar karakter scheen, toch altijd een
atmosfeer van weelde en veifijude beschaving
om haar heen. Zij kleedde zich gewoonlijk in
zij of fluweel, gebruikte aller ei kostbare toilet
artikelen en had ook in alle andere opzichten
weelderige behoeften. Ze verdiende ook genoeg
met hare romans enz. om zich zulk een levens
wijze te kunnen veroorloven. Maar toen
bare gedacttten meer en meer vervuld werden
van het socialisme, toen al de daaraan ver
bonden studiën haar geest geheel in beslag
namen, toen ja toen werd ze zich bewust,
dat hel haar voortaan niet langer mogelijk zou
zijn, romans te schrijven. De nieuwe, heerlijke
wetenschap nam haar geheel in beslag, en daar
van zou ze nu voortaan moeten getuigen. Ze
kon niet anders.
Ze schreef nu voortaan wetenschappelijke
artikelen en ze voelde bij dat werk een nieuw
geluk en tevredenheid in zich geboren worden,
maar zulke artikelen worden helaas
voorloopig nog niet te best betaald en ook bij
deze nieuwe partijsenoote, die zich een groot
deel van haar leven »in weelde gebaad" had,
deden de geldzorgen baar intocht. Maar, boe
zeer haar gezondheid ook dikwijls leed onder
al die ellendue, kleinzielige bezwaart]'s al
die kleine bonze duivel'jes die het gevolg van
den grooten Brëlzebub Geldnood" nu eenmaal
uitmaken ze gevoelde het evenals zoo velen
van ons, dat juist deze zorgen, hoe grievend
ook voorden hoo^gestemden, idealistischen geest,
hoe drukkend voor deze in overvloed en
overbeschavmg opgevoede «freule", ook haarzelve
maakten tot een proletanër, haar nader brachten
tot die geheele klasse van geldnood lijders, die
haar tot nu toe zoo verre hadden gestaan.
En zoo zag ik haar dapper strijlen tegen
allerlei diep iugewortelde behoeften, en zich,
op den leeftijd van 49 jaar, zoo heel veel dingen
ontzeggen, die haar tot nog toe onontbeerlijk
hadden gesehenen. Ze ging eenvoudiger wonen,
kocht eenvoudige wollen kleeren, sobere hoeden
en at goedkoop, maar dikwijls heel slecht, ,van
den kok". Ze moest nu ook haar neiging be
dwingen om aan de kinderen barer vrienden
allerlei verrassingen te bereiden en hun kost
bare cadeaux te geven. En dat was haar haast
onmogelijk. Ze hield zooveel van kinderen, en
deze beantwoordden metstal die neiging. Bij
ons tweetal tenmiuste was ,Tante C>r" een
geliefde persoonlijkheid, niettegenstaande deze
altijd veel te vol was van partijzaken om heel
veel met ben te praten. Gisteren heb ik pas
gemerkt, hoezeer ze hunne hartjes heeft weten
te veroveren vooral mijn dochtertje was
ontroostbaar over haar dood. Ze voelde het
instinktmatisr, dat hier een liefhebbende ziel van
ons is heengegaan.
En zoo zullen er nog wel vele andere,
eeavoudige zielen zijn, die datzelfde gevoelen. »Men
kan zoo aan haar oogen zien dat ze het echt
meent," zei iematd eens tot me, en dat waren
vele arbeiders met haar eens ik weet het.
Veel meer dan vele meer-ontwikkelden misschien
denken en gelooven, werd haar ,Barthold Méryan"
in arbeiderskringen gelezen en gewaardeerd.
Ik herinner me, hoe ik eens op een laten
namiddag een bezoek bracht aan een
werkmansgezia op het platteland in Groningen en daar
zag een tooneeltje, dat ik hooit vergeet, «r Vader"
zat aan den eenen kant van de tafel en vóór
hem, op een schoone courant, lag rBarthold
Méryan". Hij zette zijn bril af toen we binnen
kwamen en legde die op het opengeslagen boek,
maar streek eerst nog eens, half onbewust,
liefkoozend over de bladzijden. Er was zoo'n mooie,
ernstige uitdrukking op zijn gezicht, en die
zelfde stemming vond ik wtêr in de oogen
van zij a vrouw en zestienjarige dochter, die blijk
baar met eerbiedige aandacht naar de voorlezing
hadden zitten luisteren, /a, in zulke harten
zal het aandenken aan »Corn«slie Huijgens",
zooals ze haar gewoonlijk noemden, stellig niet
verloren gaan. Ze gevoelden het wel, wat een
warme toewijding deze vrouw uit de aristocratie
had voor hunne zaak.
Hoe heb ook ik haar bewonderd in al de
off;rs die ze zich gewillig oplegde! Hoe ge
duldig voegde zij zich naar allerlei gewoonten,
die baar een gruwel waren! Het rooken op de
vergaderingen, b.v. En hoe schikte ze zich in
al de lasten en ongerieflijkheden, die onze
propagandisten zich nu eenmaal moeten laten
welgevallen, vooral op het platte land! Ik her
inner me b.v. hoe ze eenmaal ergens op de
Zuid-Holl. eilanden sprak midden in den
winter en dat er toen niet eens een bed
voor haar disponibel was. Ea deze verwende,
vertroetelde vrouw van 50 jaar, die niettegen
staande haar groote, forsche gestalte en het
frissche ea flinke dat haar geheele doen altijd
kenmerkte, toch niet sterk van gestel was,
moest den nacht doorbrengen op de harde
planken van het podium, waarop ze zooeven
had staan spreken, in de benauwde atmosfeer
die zulke dorpszaaltjes na een openbare ver
gadering gewoonlijk kenmerkt.
Ik weet dat ze voelde, hoe ze zich door zulke
offers het recht verdiende om zich geheel en al
partijgenoote te gevoelen, want in 't begin
hoe vreemd staat een bourgeois te midden van
dat leger van proletariëre, die hun leven lang
bijna alles hebben moeten missen, wat hem de
eigenlijke kern van believen schijnt I Hoe schul
dig voelt hij zich, al* behoorende tot de klasse,
die hun stelselmatig die, voorrechten blijft
outrooven!
Eerst wanneer men zelf ook iets te verduren
krijgt van al de stormen die hen voortdurend
teisteren begint men zich een beetje op zijn
gemak te gevoelen in hnnne rijen.
Ea zoo leefde Cornélie Huijgens zich meer
en meer in de partij. Hoe innig blij was ze met
hare benoeming in 't partijbestuur! Hoe straalde
baar gezicht van blijde tevredenheid toen Hels
dingen haar na die benoeming vriendschappelijk
de band kwam drukken met de woorden: »Nou,
j Huijgens, welkom in on; midden! Ja ik
noem je nu voortaan maar «Huijgens" nu je
in 't partijbestuur bent. Is dat goed": »Ja, ja,
het is goed," en de aangesprokene keek, alsof
ze door een konirg tot ridder was geslagen.
Eu haar uittreden uit het bestuur hoewel
ze heel goed wist dat dit volstrekt niet 't ge
volg was van een minder gunstige stemming
ten haren op/.ichte onder de parlijgenooten o,
<hoe heeft haar dat. gesmart! Het beeft voor langen
tijd haar gemoedsleven neergedrukt dat weet
ik. Want ze was hél gevoelig, overgevoelig
helaas. Voor het kleinste bewijs van liefde en
vertrouwen innig dankbaar, geheel terneerge
slagen of gloeiend verontwaardigd over elke
ware of vermeende tegenwerking. Zoo was ze
nu eenmaal.
O, die heftigheid, waarmee zich alles bij haar
uitte, wat heeft die haar al vele vrienden doen
verliezen!
Vreemd, niettegenstaande al haar filosofische
studies, niettegenstaande haar sterk uitgesproken
materialistische opvatting toch kon ze de
gevolgen harer opvoeding nooit geheel
overwin[ nen ze bleef altijd sterk dualistisch in haar
oordeel over menschen en zaken ik bedoel:
l ze trok nog altijd een absolute strenge grens
| tusschen »goed" en Awaad". Vond zij b.v. dat
een partijgenoot iets zeide of deed, dat voor
de zaak m hare oogen schadelijk was, dan ging
ze niet onderzoeken hoe bij tot dat oordeel of
die daad gekomen was, dan kon ze er niet toe
komen een van de hare afwijkende meening te
respekteeren neen, dan werd zoo'n persoon
ineens geheel door haar in den bau gedaan, en
daar kon ze soms maar heel heftig uiting aan
ge»en.
Maar de reden was: haar gloeiende liefde
voor de partij. En wanneer ze maatregelen zag
beramen die in hare oogen »slecbt voor de partij"
waren dan kon ze toch niet anders, dan hare
gevoelens daarover uiten op haar eigen manier.
Werkelijk, wie haar bad leeren kennen in
haar eigen hoog, idealistisch denken, die kon
niet booi op haar worden, al was ze nog zoo
heftig. Te meer, daar ze voortdurend zoozeer
in baar eigen mooie ideeën-wereld leefde, dat
er veel van het werkelijke leven ongezien en
ondoargrond aan haar voorbijging. Wanneer zij
: zich eenmaal had ingedacht in een zaak en zien
voorgesteld: ,zoo moet het!" wat een scbok
dan ook, wanneer ze menschen die naar ze
i meende gelijk dachten, plotseling tegenover, in
p'aats van naast zich zag!
Wij wisten, hoeveel ze al geleden heeft door
deze heftigheid, hoe eenzaam ze zich dikwijls
gevoelde in deze wereld waarin zoovelen haar
of werkelijk of schijnbaar zoo verkeerd be
grepen !
Hoe verheugde 't me voor haar, toen ze een
paar jaar geleden vrienden vond, met wie ze
genoeg symphatiseerde om met ben samen te
gaan wonen ... eea zwakke moeder met twee
kinderen, aan wier mede-opvoeding de sterke
vriendin zich met liefde wijdde. Hoeveel ge
lukkiger werd haar leven door deze liefde-taak !
De kinderen dweepten letterlijk met »tante
Cor" en ik weet zeker, dat deze hun geheele
leven lang haar goede engel zal blijven.
Eu daarna werd haar leven nog rijker. Ze
vond een echtgenoot, die evenals zij, geheel op
ging in de partij. Samen leven in en voor de
partij, dat was haar ideaal. Hoe gelukkig voelde
ze zich met zulk een toekomst voor oogen. Welk
een groot respect, welk een innige sympathie
had ze voor hem, met wien ze die zou deelen!
En nu, na vier weken met hem vereenigd te
zijn dit einde l Wat de reden van deze daad
is P Laten we niet onbescheiden zijn, en er niet
naar vorschea. Het is een diep-treurig raad
sel o laten we niet trachten er in door te
dringen. Zeker is het, dat onze partij een krach
tige, hoog-denkende en talentvolle strijdster heeft
verloren, en velen onzer een sympathieke vriendin.
Internationale Mnilerlitteratnnr.
Niet alleen in andere landen behoeft men
te zoeken wanneer men een overzicht over de
internationale kinderlitteratuur wil krijgen.
Veel van het beste is ook al vertaald. Pas in
den laatsten ty'd ben ik er achter gekomen,
hoeveel we in dit opzicht aan den heer J.
Versluys te danken hebben. Ja, ik had wel
eens hier en daar een enkel boekje uit zyn
bibliotheek ontmoet, maar nooit heb ik ge
weten, welk een schat van goede werkjes
daarin voorkomen. Het is me een behoefte,
den heer Versluya my'n dank te brengen voor
dezen nuttigen arbeid. Wanneer men zelve
redactrice van een bibliotheek voor de jeugd
is, dan weet men wat daaraan verbonden is,
dan heeft men ondervonden welk een moeielyke
taak het is, daarin steeds het beste te geven
en zooal niet het middelmatige, dan toch het
onbeduidende te weren. Een benijdenswaardig
lot voorwaar, wanneer de redacteur van zoo'n
bibliotheek tevens de uitgever is l Wat al last,
wat al vermoeiend geharrewar, wat al ver
velende correspondentie wordt daardoor ver
meden ! Hoe heerlijk, geheel vry' te zyn in
keuze, door niemand belemmerd te worden,
wanneer je nu eens liever het hél goede, het
allerbeste uit het buitenland wenscht over te
nemen, dan het vele middelmatige oorspron
kelijke" werk, dat je door eigen landgenooten
wordt aangeboden. Ach hadden toch alle uit
gevers den goeden smaak en de toewijding van
den heer Versluys! Want heb ik steeds Neilie
van Kol's fijne neus bewonderd, waar ze voor
onze kinderen zooveel moois uit de interna
tionale litteratuur opdiept, ook de heer Versluys
is in zyn keuze zeer gelukkig geweest. Wat
een schat van goede boeken geeft hy' ons!
Allereerst eenige oude vrienden in een nieuw
kleed gestoken: Robinson", Don Qaichotte",
Gulliyer's Reizen". Dan Frans de Leeuw"
een uittreksel uit La belle Nivernaise" van
Daudet. Wel blyft zoo'n uittreksel" altyd
een onvolmaakt geheel, het moet al met heel
veel talent bewerkt zyn wanneer men niet
telkens zal gevoelen dat er iets ontbreekt
en van dat gebrek is ook dit werkje lang
niet vrij te pleiten maar toch is en
blyft die Frans de Leeuw" zoo'n heerlijke
figuur, toch is zelfs een uittreksel" uit een
werk van Daudet nog altyd een kunstwerk,
dat den smaak vormt en veredelt. Jammer
dat de sty'l hier en daar wat stijf B> en de
vertaler zoo mal omspringt met de persoon
lijke voornaamwoorden: b. v. gy" en je" in
n zin. Zeker uit vrees om je je" te ge
bruiken. Een beetje meer losheid van sty'l
zou aan al de werkjes van deze bibliotheek
geen kwaad doen. Tenminste degenen die ik
er tot nu toe van gelezen heb zyn van eenige
stylheid en houterigheid niet vry te pleiten.
Men had meer moeten oververtellen en minder
slaafs overbrengen, dan waren boeken als
De helden van Asgard", van A. E. Keary,
Schetsen en verhalen uit het dierenleven"
van Paul Bert, vry'wat genietbaarder geweest.
Ook T«ree jaar voor den mast" van Dana,
zou oneindig veel meer in den smaak vallen,
als het losser en vlugger vertaald ware. Een
paar voorbeelden van den tegenwoordigen styl
wil ik toch even aanhalen: Op blz. 23 b.v. vindt
men het volgende: Dien morgen vingen wy
onzen eersten dolfijn, waarnaar ik zeer nieuws
gierig was om hem te zien".
En op blz. 111 vindt men nog een ander
zeer merkwaardig stijlbloempje dat ik hier ook
nog even wil b ij roegen om te toonen dat men
nu juist niet byper-kieskeurig behoeft te zyn,
om op deze wy'ze van vertalen aanmerking te
maken: De .kapitein gaf alle hoop op om
Foster te vinden en was niet van plan zy'u
reis langer uit te stellen, waarom by de ankers
liet lichten en zeil zetten, waarna wy lang
zamerhand afzakten met een licht windje".
E a verder zal ik den lezer maar niet ver
moeien met aanhalingen men zal me wel
willen gelooven, hoop
ikMaar afgezien van den hier en daar wat
hortenden en stootenden sty1, kan ik toch niet
nalaten, den heer Versluys mijn oprechte hulde
te brengen voor zyn goede keuze. Laat ik maar
eens enkele opnoemen, van No. l af te beginnen.
Heel goed gezien was het, deze serie te be
ginnen met het mooiste boek dat er voor de
jeugd ooit geschreven is. Robinson Crusoe."
De verdere nummers ken ik niet allen, zoodat
ik alleen die zal oproemen welke ik gelezen
heb, hetgeen volstrekt niet insluit dat de
andere minder goed zouden zyn. Alleen voor
de namen Carl M»y en L. T. Made zou ik
willen waarschuwen. Wel is het heel goed
mogelyk, dat de in deze bibliotheek van hen
voorkomende boekjes tamelyk onschadelijk zyn,
maar toch hebben ze in hun vele andere werken
blyk gegeven van zooveel misdadige opper
vlakkigheid en jacht op effekt, dat ik hunne
werken liever uit elke degelyke bibliotheek zou
missen.
Maar naast deze enkele twijfelachtige, wat
een schatten! Daar heb je twee mooie boeken
van George Sand, allebei wel min of meer
romantisch getint, maar zoo vol van echt po
tisch natuurleven, dat ze alleen daarom reeds
groote paedagogische waarde hebben. Dan de
alleraardigste boekjes van Bertin: Aan weers
zijden van den muur" en De twaalf", een
bewerking van Daudet's La belle Nivernaise"
onder den titel van Frans de Leeu*" en dan
onze oude vrienden: Gullivers Reizen" en
Don Qaichotte". Van Thackeray ook een
allergeestigst boekje: De roos en de ring", en dan
de Grieksche heldensagen" van dr. E. Mehler
en de twee boekjes van prof. Witt: De dap
pere tien duizend" en Verhalen uit de ge
schiedenis der oudheid."
De Helden van Asgard" heb ik straks al
genoemd, evenals Twee jaar voor den mast",
en de interessante dierenboeken van Paul Bert.
Dan een boek met Arabische nachtvertellin
gen", een bewerking van Dickens Nelly", een
paar vlotte boeken van Harriet Martineau,
waarvan vooral In de fjords'" werkelijk heel
aardig is.
En dan zou ik waarlijk het lievelingsboek
van myn zoontje, Uit den riddertyd" van
Ascott Hope, nog vergeten, en de werken van
mad. Colomb, die, hoewel wat ouderwetsch, toch
nog altyd heel goed leesbaar zyn.
Wel, wel, die oude heer J. Versluys, dat die
het juist zy'n moest welke onze jeugd met zoo'n
schat van goede boeken heeft verrykt.
Ik wil by deze gelegenheid amende honprable
doen voor den baat, dien ik vroeger jegens
dezen goeden man gekoesterd heb, wegens al
het tergende leed dat hy de jeugd heeft aan
gedaan met zyn boeken over theorie der reken
kunde.
O, wat kwamen wy tegen hem in opstand in
onze kostschooljaren! En eerst nu merk ik dat
deze zelfde man reeds jaren lang vol toewij
ding bezig is, de kinderen heerlyke, prettige
lectuur te geven, niet alleen nuttige" boeken,
maar ook allerlei jolige, geestige werkjes, en
weer anderen vol warm natuurleven, vol poëzie.
Ie alle landen heeft hy gezocht en gesnuffeld
evenals onze veelgewaardeerde Neilie van Kol,
en het beste wat hy vond, gaf hy aan diezelfde
jeugd die zoozeer lydt onder zyn droge
theorieboeken. Nu, voor 't genot van zyn bibliotheek
zullen de meesten nog wel wat theorie willen
slikken. Ik tenminste vergeef hem nu van
ganscher harte alles wat bij vroeger onbewust
aan my misdreef en ik druk hem warm de
band voor zy'n toewijding aan onze kinder
litteratuur.
Vreemd, ook op dit gebied wordt hy' nog
veel miskend. Wel worden zy'n boekjes gere
geld aanbevolen door de commisfie voor
schoolbibliotheken, maar die verslagen komen maar
zeer weinig onder de oogen van 't publiek.
Juist omdat de heer Versluys zooveel mis
kend wordt,lhad ik behoefte eens een uitvoe
rig artikel te wijden aan zyn bibliotheek.
N. VAN HlCHTTJM.
Rant-industrie. »Fü» Lucis".
Bravo l Joffar van der Mey! dat is dingtaal I
In Belang en Recht, nummer van l November
1902, brengt de redactrice, mejuffrouw Henriette
van der Mey, in het hoofdartikel
een-enander te berde, aangaande het wederinvoeren
der kant-industrie, bij ons te lande. Kort en
kloek, ernstig en kordaat, spreekt zy over dit
onderwerp haar meening uit. Met afdoende,
steekhoudende by kantwerk van groote
waarde! argumenten toont zy aan, het
heillooze van de weder-invoering eener indu
strie, die de gezondheid der nyvere Ariadne's
verwoest en haar beurs niet vult
... «Het is niet voor het eerst, dat ten
onzent de vraag is gesteld, of men niet ook
hier de kant-industrie weder moest invoeren.
Het geschiedde naar aanleiding van een Ten
toonstelling van kunstnaald werk te Amsterdam
in 1887. Op die vraag gaf toen jonkvrouw
Jeltje de Bosch Kemper onder den titel «Een
begeerlijke industrie" een beslist ontkennend
antwoord. Eveneens heeft zy thans gewaar
schuwd tegen het voornemen om deze industrie
weer op te wekken en zonder twyfel mag zy
hier een oordeel vellen. Als liefhebberywerk
voor voorname, ryke vrouwen kan het maken
van kant ter hand worden genomen als
broodwinning voor onze arbeidsters is dit
gevaarlijke en geestdoodende werk veroordeeld".
... >De klassiek geworden eenige
kantwerkster te Sluis, die >haar vak goed meester is"
en vele bestellingen ontving, geeft de voor
keur boven kantmaken aan uit schoonmaken
gaan en met petroleum venten."
Hartgrondig hoop ik, dat alle pogingen die
worden aangewend om by ocs de kant- industrie
in >eere te herstellen" zullen schipbreuk lyden,
tenzij want, geld verzoet den arbeid
de kantwerksters zélf en niet haar patroons
worden betaald, met den >prix fon" die voor
echte kant wordt gevraagd n gegeven.
Voorloopig, onderschrijf ik ten volle, de
slot-tirade van mejuffrouw van der Mey's
artikel:
»... Tegenover een dergelijk aristocratisch
geliefhebber en patriarchaal geknutsel in
volkswelvaart blyft mij slechts over te hopen,
dat de vrouwen en meisjes onzer arbeidende
klasse er zich voor wachten zullen zich voor
een zoodanig schadelyk experiment te laten
gebruiken.
* *
*
In Rome wordt een vrouwencourant «De weg
des lichts" uitgegeven. »Via Lucis" is een
blad, in den geest van «laFronde" defransche
courant, die in Parijs verschijnt, onder leiding
der scherpzinnige redactrice, Marguerite
Durand. Het nieuwe Italiaansche orgaan,
ópkomend voor der vrouwen goed recht is in
handen der schrijfster Rosa Amadrio. Het
blad zal om de veertien dagen verschijnen.
Verschillende invloedrijke vrouwen hebben
hare medewerking toegezegd, onder anderen,
de dochter van professor Labriola, de
dóóren-dóór schrandere juriste, Theresa Labriola,
de eerste vrouw, die aan een Italiaanscha
universiteit, als docente is aangesteld.
CAPRICE.