De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 23 november pagina 1

23 november 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

B*. 1326 DE AMSTERDAMMER A0. 1902. WEEKBLAD VOOE NEDEELAN Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS YAN MAÜRIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDOBT, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Yoor Indiëper jaar . mail 10. Afconderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.12 V» Mt Wad b wkrijgbnr Kiotk 10 Boulevard du Capoeinw tegenover h«t Grand Ctfé, t« Pariji. Zondag 23 November, Advertentiën van \?5 regels ? 1.10, elke regel meer -f 0.20 Reclames per regel , 0.40 Ajwoneei uit Duitechlami, Oost* a rij t en Zwitserland worden uitsluitend ungenomea do«c de firma HUDOLF MOSSE te Keulen en dooi alle fi.ialen deier firma. INHOUDs VAN VEBBE EN. VAN NABIJ: De Millioenen nit Deli, door mr. J. van den Brandt, beoord. door Bookmaker.?Engeland en de gekke Mallab, door F. H v. d. Kop. Antwoord-Betaling bij Briefwis seling in het Buitenlandsch Verkeer, door M. J. D. Merens. Dnre huishouding, door L J.van Rhiju en it.G W.B SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Een schatkamer, door dr. J. C. Eringaard. KUNST EN LETTEREN : Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Rembrandts' ydelheid, door W. Steenhoff. Mr. N. de Roever Az., mr. Ch, M. Dozy, Chr. J. van Eeghen en A. de Roever, door J, H. Bóssing. Mevrouw Elise van Calcar-Schiotling, door E. D. P. Over nieuwe Nederlandsche Literauur, II, door J. Winkler Prins. Gedenkschriften van Paul Krnger. (Premie van Het Nieuws van den Dag"), door A. N J. F. Levenshonger, door Edward B. Koster. Bede laars en vagebonden der groote steden, door P. EEOLAMES. VOOB DAMES: Kinderspeelgoed, door W. A. W. Moll. Het Vrouwenkiesrecht in Amerika, door Vera Familie-Archieven, door IiOniseStratenas?Allerlei,door Caprice HOUW KUNST: De Nieuwe Beurs, door H. Walenkamp. Een oordeel over Bouwkunst te Amsterdam, door Hans von Poellnitz, II. UIT DE NATUUR, door F. J. van Uildriks en E. Heimans. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. SCHETSJES: Ds Vader. Schets van Björnsterne Björnson. ADVERTENTIËN. JBMHHllHiiiiiiMiiiiiHinMiiiimniiiiiiiiiiiiiiiiiiimtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniii' De Mtllioenen uit Deli, door mr. J. VAN DEN BRAND. Uitgegeven door den Boekhandel voorheen Hö7eker & Wormser, Amsterdam?Pretoria. Dit geschrift, handelende over verre gaande ongerechtigheid in het in sommige opzichten meest belangrijke gewest van heel ons Indië, is een, zelfs voor de minst beschaafde lezers, begrijpelijk en duidelijk pleidooi voor de afschaffing der daar Sumatra's Oostkust vigeerende koelie ordonnantie. Meer dan ergerlijk zijn de toestanden die de rechtsgeleerde schrijver ons bloot legt; in beschaafde tijden, waarin men den mond vol heeft van humaniteit tegenover den inlander, behooren ze zeker niet thuis. Den oningewijde moet daarom wel ongeloofelijk toeschijnen schier al wat hij in net boekske leest en 't is ook zoo goed als ongeloofelijk dat nog in de jongste tijden tot op den huldigen dag daar in dat deel van Indiëdoor Europeesche fortuinzoekers 2Óó kan worden tekeer gegaan tegen arbeiders, die de Indische Regeering middels, den sterke tegen den zwakke steunende, ordonnanties, van hun vrijheid beroofd aan hen heeft overgeleverd. Toch zijn het feiten en daadzaken uit de werkelijkheid, die schrijver ons toont en wat meer is dat voorbeeld van Deli met zijn rijkgeworden en rijkwordende planters spiegelt zich af schier overal op de Buiten bezittingen waar met contractkoelies gewerkt wordt. (Ik had het treurig voorrecht mij op verschillende plaatsen van den archipel persoonlijk daarvan te kunnen overtuigen en heb alzoo wat ik hier beweer, niet van hooren zeggen). Na zijn werk te hebben ingeleid met een kort verslag eener op den 29aten Maart j. 1. te Medan gehouden vergadering van den Indischen Bond (afdeeling Medan), waarbij het Tweede Kamerlid Van Kol tegenwoordig was en waar ook het woord werd gevoerd door een «koeliemakelaar," die de koeliebehandeling o. a. verdedigde door er op te wijzen dat slavernij een veel te hard woord is naardien een slaaf gedwongen werd en niet overgehaald of geprest en dat een dracht rottingslagen (geeseling) door een Europeesch werkgever den contract-arbeider toegebracht voor dezen toch altijd verkieselijk blijft boven het sterven aan berri-berri iu een ge vangenis, begint de schrijver een reeks beschuldigingen, die onafgebroken voort gaat tot aan het einde van het boekje toe. Beschuldigingen? Ja; beschuldigingen zijn het, maar feiten tevens, getuigende van groote corruptie, in zooverre men van corruptie spreken mag bij toestanden die van den aanvang af slecht en bedorven zijn geweest. Als met zeer gewone maatschappelijke toestanden is heel Sumatra's Oostkust be kend met al zulke feiten als de heer van den Brand aantoont en zou het voor hen, die hier beschuldigd worden zeer bezwaar lijk gaan te ontkennen wat hun wordt ten laste gelegd. En aan velen wordt veel ten Jaste gelegd! Niet alleen de planters en hun trawanten valt de schrijver aan, maar ook de Regeering en hare ambtenaren en al wat direct of indirect met de werking der koelies ordonnanties iets uitstaande heeft, tot zelfs den hoofdops'ellerderDeZïCourant het orgaan der plantergpartij toe, waar hij dezen verwijt zijn publiek op bedenkelijke wijze voor te lichten, als hij b.v. schrijft: »In Deli is de praktijk tot nu toe steeds aan 't woord geweest, men is er wel bij gevaren en men late zich ook nu niet afschrikken door de machtspreuk, de wet verbiedt dit of dat". Waar de heer Van den Brand in ant woord op de fictieve vraag «maar zijn er dan geen rechters in Deli ?" uitroept: »Hoe ongelooflijk het moge klinken, het antwoord op deze vraag luidt ontkennend.... In Deli zijn geen rechters! Ten minste niet voor Europeanen" kan de Regeering zich dat voor gezegd houden. Het is inderdaad verwonderlijk dat in een groot land, een belangrijk centrum van landbouw, rijkdom en vertier, in een maatschappij van Europeanen, waar men om zoo te zeggen ailes heeft wat voor geld te hebben is: spoorwegen, electrische verlichting, dagbladen, sociëteiten, gruote hotels, stoombooten; van alles, tot wed rennen incluis, voor de talrijke Europeanen de rechters ontbreken. Het eerste wat er zijn moet vooral in een maatschappij als deze is er niet en het gevolg er van is de vrijgevochten boel, die we daar aan schouwen. Tegen de arme contractkoelies wordt in het Delische, evenals bijna overal elders in Indië, heel wat ongerechtigs bestaan en daar er in Deli geen rechters zijn moeten de Europeanen voor allerlei misdrijf tegen de koelies, dat daar aan de orde van den dag was en is, terecht staan te Batavia, hetgeen, wat afstand betreft, naar schrijver opmerkt, gelijk is aan het berechten te Madrid van misdrijf te Am sterdam begaan. De «praktijk", waarmede men in Deli alles, zelfs het alleronredelijkste, redelijk wil maken, heeft van dat «moeten terecht staan" gemaakt «kunnen" terecht staan, want wat de heeren planters en hun «employés ook uitvoeren, tot zelfs zware verwonding en doodslag toe; ze staan niet terecht daarvoor, ten minste zelden. Alles wordt «getoetoept" d. w. z. door de vingers gezien of wat daarmede gelijk staat, om redenen, die de schrijver opgeeft. Men versta ons wel: wat de Europeanen misdrijven wordt «getoetoept"; om de contract-arbeiders gestraft te krijgen be hoeft men niet ver te gaan. Een eenvou dige aangifte door een Europeaan in een kort briefje gedaan aan den kontroleurmagistraat onder wien men ressorteert en zonder dat zelfs van beëediging der ver klaring sprake is, en deze straft volgens de usance er duchtig op los; naar de schrijver verhaalt ook wel zonder dat er iets strafbaars is gedaan; alleen ter wille van het prestige God betere 't van den Europeaan. Waar zoo vér van de plaats des misdrijfs recht moet worden gedaan is het wat lichte strafzaken aangaat, misschien wel verstandig van de bestuursambtenarenmagistraten, dat zij zulks maar «toetoepen", want recht mag het bezwaarlijk heeten wanneer men voor straf eenige weinige guldens boete te betalen hebbende, men als gevolg van een onvoldoende rechtsbedeeling bovendien verplicht is honderde guldens aan onkosten te betalen, veroor zaakt, behalve door die schaduwzijde van onze rechtsbedeeling en de daaraan ver bonden legale afzetterijen, door de zeer hoogloopende reis- en verblijfkosten van Europeesche getuigen. (Mij is o. m. een geval bekend van vier a vijfhonderd gulden bijkomende kosten op een boete van vijftig cents). Bij een berechting op zulk een afstand en bij de omslachtige, den Europeaan als zoodanig nog al ontziende wijze waarop de strafprocedure moet plaats hebben, heeft de slimme, rijke, van hulpmiddelen er toe rijkvoorziene Deliplanter, genoeg zaam gelegenheid om bezwarende getuigen weg te moffelen, of op andere wijze te bewerken, zoodat zijn zaak noodwendig op vrijspraak moet uitloopen. Om deze reden toetoepen de ambtenaren allicht ook wel, zich daardoor een massa onnoodig werk uitsparende. Wat vriendschapsbetrekkingen tusschen schuldige en ambtshalve tot vervolging gehoudene, wat het «prestige" van den Europeaan doen kan daarlatende en de schaduwen niet ziende van machtige mach ten, die achter de uit usance zich aan misdrijf schuldig makenden staan, is het al erg genoeg, dat nog te spreken valt over een zeer leelijke reden, die naar de schrijver opgeeft, leidt tot het «toetoepen" dus niet vervolgen van strafzaken van Europeanen: Het is het eigenbelang der amb tenaren, die krachtens hun ambt tot ver volging van zulke zaken gehouden zijn. Hun hulp en toegeefelijkheid zou name lijk door de planters en consorten, die daarvan profiteeren, geldelijk worden be loond middels het koopen op vendutie tot hooge, soms exorbitante prijzen van goe deren aan die ambtenaren toebehoorende. Het werkje noemt eenige bestede prijzen en de namen der goederen, die zoo voordeelig werden verkocht, en overdrijft daarbij niet, want zaken ter waarde van een paar kwanjes werden web'duurder gekocht dan voor de prijzen die het opgeeft. Wie in Indiëis er van onkundig, dat maatschappijen hun vertegenwoordigers last geven om op venduties van vertrekkende bestuursambtenaren wat te koopen, n'importe wat en dat dan op een hoed, een stok, een pennehcuder, inktkoker of lini aal honderde guldens wordt geboden, soms wel tot bij de duizend gulden toe, dat ieder die wat te beteekenen heeft mede werkt om den ambtenaar, die vendutie houdt en die zich goed heeft gehouden in der particulieren oog, een hoogst voordeelig rendement, dat soms een klein fortuin vormt, te bezorgen; wie is daarvan on kundig? Men noemt dat in Indiëeen «kiesche wijze" van beloonen. Gevoelens van kieschheid daarlatende, zou men het ook «betalen" kunnen noemen en dan een verstandige wijze van betalen, naardien ze tevens als lokaas moet dienen voor nieuwkomende ambtenaren. De schrijver van De Millioenen uit Deli zegt dat de eigenlijke reden van dat opjagen der prijzen op vendutie van bestuurs ambtenaren is, dat niemand zich »safe" gevoelt. «Niemand?" »Neen niemand. Er is er geen onder de «planter?, die niet het een of ander op «zijn rekening heelt en die niet, indien de «controleur het wilde, in moeielijkheden «zou geraken." Ik etap van dit cbapiter af. In schijn moge die kieschheid en dankbaarheid dfr planters c. s. zoo heel erg niet zijn, in werkelijkheid moeten die deugden wel min of meer tot vicieuse toestanden leiden. Waar naar Deli vertrekkende bestuurs ambtenaren stilzwijge^'J aannemen de gelukwenschen van keanissen of vrienden met de kans om zich op dusdanige wijze eenmaal verrijkt te zien, waar hoogge plaatste landsdienaren hen dan daar wel grinnekend op wijzen, waar, in een woord gezegd, ten deze de zaken staan gelijk ze staan, daar hebben we toestanden, die men niet hooger mag stellen dan die in Compagnie's tijden, toen zij 't dan ook zonder kieschen vorm kaplaken, hom mages, morshandel, stille winsten etc. de vaste inkomsten harer dienaren verhoogden. Zulke toestanden te ontkennen is on mogelijk, ze zijn algemeen bekend, en ze te willen vergoelijken zou een slecht werk zijn. Of er dan zooveel beduidende strafzaken «getoetoept" worden ? Op deze vraag geeft schrijver ons antwoord door te zeggen »dat hij uit zijn ervaring meent te mogen schatten dat nog niet n procent der strafbare feiten geen bagatelzaken door Europeanen gepleegd, vervolgd wordt." Voorwaar, een slecht land voor een advocaat! Daar is geen scherpzinnigheid toe noodig om in te zien hoe slecht de contractar beiders er aan toe moeten zijn in een land, waar de werkgevers om zoo te zeggen straffeloos misdrijf kunnen plegen te hunnen opzichte; waar voor die arme drommels «in de praktijk" geen recht te krijgen is zelfs al doodt men hen lang zaam door hardheid en wreedheid of wel in ns in een oogenblik van drift of dronkenschap. Verder geeft Mr. van den Brand ver schillende staaltjes van Koeliemishande ling, tafereelen der werkelijkheid, die soms nog overtreffen de schrikkelijke ver halen die wij in onze jeugd lazen over de behandeling der slaven in de West en elders. Ik zou hier gaarne willen weergeven de schildering van het hospitaal, waar allén een plaatsje werd bereid voor hen die zoover heen waren dat zij toch voorgoed als arbeidskracht verloren waren. Een dichtgegrendeld doodenhok voor nog leven den, waar tusschen soms een lijk lag. Eens in de veertien dagen kinine, vaak gebrek zelfs aan drinkwater, dat de koortslijders door de tralies van hun verblijf moesten afbedelen aan voorbijkomende Koelies in ruil voor een deel van hun schamel voedsel en telken morgen de planter door de reten komende kijken met de humane vraag of men nog niet dood was! Ze waren hem toch verder niet van nut. Plaatsruimte verbied mij het hartroerend verhaal van deze arme lieden, die recht hadden op geneeskundige behandeling, krachtens hun contract, geheel af te schrijVen. Daar wordt zooveel bestaan dat als gru wel ten hemel schreit, in en buiten Deli, waar met contract-koelies gewerkt wordt, en een zware verantwoordelijkheid voor dit alles draagt het Gouvernement dat de koelie-ordonnanties creëerde en b!eef hand haven, trots de vele stemmen die zich duidelijk en luid verhieven tegen dit nieuwerwetsch soort slavernij, tegen het onrecht dat zoo schrikkelijk vloekt tegen den geest onzer tijden. Zeer onverkwikkelijk is meie wat in het boek, waar nergens een enkel zonne straal tj' schijnt onder het hoofdstuk »Het Sjoekoeliën" wordt medegedeeld over de wijze waarop men de arbeiders al nood zaakt om een bijna geëindigd contract te hernieuwen. Tusschen den tekst vinden we bij wijze van illustraties advertenties uit dagbladen overgenomen, waarbij soms tege lijk met vee, voor geld menschen worden aangeboden. Zonder conclusie te trekken beëindigt de schrijver zijn werk. Blijkbaar achtte het dit onnoodig, immers de con clusie ligt duidelijk voor de hand nu het geen hij schreef en na het vele dat reeds in denzelfden geest voor het onderwerp is geschreven, laatstelijk nog in een serie zeer goed en overtuigend geschreven ar tikelen door Mr. Justus in de Javabode en door Bland in De Controleur. De ter Sumatras oostkust vigeorende Koelie or donnantie is aan het slot van het boekje afgedrukt, waardoor men in de gelegen heid is om met de genesis van het kwaad kennis te maken. Weet men het wel hoe het daar over 't algeirifên toegaat in Deli en elders in Indiëwaar met contractkoelies gewerkt wordt? Heel Indiëweet het, weet het zoo goed, dat de beklagenswaardige toestand dier arbeiders daar schier spreekwoordelijk is geworden zoowel bij Europeanen als bij Inlanders en de woorden door het spraak makend publiek gevormd ter aanduiding van het bizonder soort ellende door de werking der koeli-orde geschapen, als: koelieschandalen, koeliernakelaars of ma kelaars in menschenvleesch, nieuwerwetsche slavernij, koeliemishandeling hebben i een, voor elkeen duidelijke beteekenis ge; kregen; zijn zelfs in Nederland bij velen ' bekend. De tegenwoordige Gouverneur Generaal van Ned. Indiëberaamt allerlei maatre' gelen om verbetering te brengen in de ; toestanden, die hij ten deze bij zijn komst ; in Indiëvond en heeft aan sommigen ' daarvan reeds begin van uitvoering ge\ geven. j Schrijvers en sprekers houden aan te : wijzen op het recht en al het vele kwaad ; door de koelie ordonnanties gewrocht, op l het kwaad waarvoor maar n genees' middel is. | Iu Nederland zelfs wint meer en meer de overtuiging veld dat men met onhoudI bare en ontoonbare toestanden te doen < heeft. j In stede van onbekendheid, hebben we l hier dus veeleer teekenen des tijds, die de 1 afschaffing gaan voorbereiden van instel| lingen, die behalve door de belanghebj benden, worden veroordeeld en veraf! schuwd. l Onrecht kan niet duurzaam bestaan! ! Wanneer zal de ure slaan dat het op houdt? Zal er nog larg, zal er nog veel moeten geleden worden ? Hopen we alvast, dat Hel Vaderland van i 19 dezer dat al te naïeve verbazing j toont over de door den heer Van den l Brand opgesomde feiten, alsof men voor j 't eerst van zulke dingen hoorde gelijk mag hebben met de veronderstelling dat ze in de Volksvertegenwoordiging moeten } komen. Dat er alzoo eindelijk eens een begin moge komen ongelukkigen te vrij waren voor verder leed en molest, waarbij naar de stemmen van het eigenbelang niet zal worden gehoord en waarbij geen waarde zal worden gehecht aan onware theses, als b. v. mogelijk gebrek aan arbeiders, waar- j achter zoovele krachten, machten en ge heimenissen verborgen zitten. Dan zal de schrijver van «De Millioenen uit Deli" een schoon succes hebben van zijn eenvoudig werk: het opsommen en openbaar maken van ons gezag in Indi tot oneer strekkende feiten, en daarmede ook de kroon zijn gezet op den arbeid door velen vóór hem tegen het onrecht in gedaan. 's Gravenhage. ROOKMAKER. i Engeland en de gekke Mullah. Nu tengevolge van den strgd tusschen En geland en den gekken Mullah, de Egyptische quaestie opnieuw op den voorgrond is getreden, is 't niet van belang ontbloot het onderhoud mede te deelen dat reeds in September 1897 te Constantinopel heeft plaats gehad tnsschen den heer Franklin Bouillon en graaf Leontieff, kort voor z\jn vertrek naar Odetsa. De graaf, die kort tevoren met de grootste eerbewijzen te Constantinopel ontvangen werd, was door Menelik met een geheime zending naar den Sultan van Turkije belast, en tot dit doel voorzien van een eigenhandig schrijven van den negus aan Zyne Keizerlyke Majesteit alsmede van een aantal kostbare geschenken. De graaf was vergezeld van den heer Jozef Ato, particulier secretaris van Menelik. De heer Fr. Bouillon Mag ik zoo vry zyn uwe Excellentie te vragen naar het doel harer zenling en tevens of zjj over den uitslag tevreden h ? Graaf Leontiefi. Het is m\j aange naam u de verlangde inlichtingen te kunnen geven. Het doel nnjner reis is, een vrienschappelgke overeenkomst tot stand te brengen tusschen Abessiniëen Turkye, en ik kan u verzekeren, dat deze wensch vervuld is ge worden. Zooals u bekend moet zjjn, komt Asessiniënu 't zich in westelijke en zuideJvjke richting uitbreidt op den duur steeds meer in aanraking met de Mohammedaansche volksstammen van het Afrikaansche binnenland. Voor den keizer is 't derhalve ?an 't hoogste belang, zich de welwillendheid te -erzekeren van het hoofd van den Islam, die onder we ke omstandigheden ook voor deze volken ten allen tjjde de persoon büjft, die z\j in de eerste plaats moeten gehoorzamen en voor wiens glorie zy steeds moeten arbeiden. De voorstellen van keizer Menelik hebben bij den Sultan een zeer gunstig onthaal gevonden en ik verwacht de bebte resultaten van de tusschen beide mogendheden te sluiten overeenkomst. Het is u bekend, hoezeer wy in dit deel van Afrika te kampen hebben met vreemde in menging. Evenals de Derwischen zyn de Abessiniërs vastbesloten den strgd vol te houden voor de onafhankelijkheid van het door hun be zette gebied. Zjj hebben ingezien, dat men oude veeten moet vergeten, daar deze verdeeldheid hunne vijanden meermalen maar al te zeer ten goede kwam. Myne zending nu, heeft ten doel deze ver zoening te vergemakkelijken. De heer Fr. Bouillon. Indien er een overeenkomst tot stand komt tusschen Abessitiëen de omliggende Mohammedaansche volken, zal zulks dan ie vloed uitoefenen op den veldtocht der Eagelschen naar Soedau ? Graaf Leontieff. Volgens -B^jn. oordeel is de expeditie voor 't oogenblik uitgesteld. De Britten bepalen zich tot het vasthouden van enkele punten om vandaar uit de land streek te verkennen, teneinde de noodige voor bereidende maatregelen voor een eventueele voorwaartsche beweging te treffen Zy arbeiden echter vol yver aan den spoorweg, daar deze alleen hen in staat stelt, eeu ernstige expeditie te wagen. Hoewel zelf hiermede zeer goed btkerd, spreken zg niet of er de sterkte hunner vijanden, teneinde de publieke opinie niet ongerust (e maken en geven hierdoor wederom een blijk van hun gezocd verttand. Geloot echter vrrj dat de ictelligerce office" zeer goed weet, dat de Derwischen 4000 goedgewapende vee knech ten in 't veld kunnen brengen, zonder rog te spreken van de ruiterij, die echter gebrek heeft aan blanke wapenen. Is evenwel de spoorweg voltooid, dan zal Groot Brittai je over veel meer troepen kunnen beschikken, doch steeds zullen de Britten op zeer groote, zoo niet op onoverkomelijke bezwaren stuiten. Terugtrekken is steeds de tactiek der Der wischen geweesf, teneinde den v\jaid naar het binnenland te lokken, waar deze wat aargaat de proviandeeiing iederen dag op grootere moeielijkheden stuit. Eenmaal zal 't oogenblik gekomen zjjn, dat de Britten zich zich tegenover aanzienlijke, goedgewapende massa's bevinden, die vastbesloten" zijn zich tot het uiterste te verdedigen, en ik kan u verzekeren, dit dan geen militaire promenade z\jn zal, zooals destyds de veldtocht tegen de Aschanti's. Door den afstand van Kassala heeft Engeland zeer ztker veel gewotnen, doch niettegenstaande dit alles, blijft de uitslag van een verder voorwaartsgaan hoogst twyfelachtig met het oog op het opnieuw wakker geworden godsdienstig en oorlogzuchtig fanatisme van i alle Mohammedaansche volkestammen. ' i Deze expeditie is begonnen onder voor wendsel om Egypte te beschermen; ir derdaad was zjj volstrekt niet noodig en is Egypte er altijd tegen geweest. De Engelschen, die zich zelfs ^niet meer verwaardigen den khedive in de binnenlandgche aangelegenheden te raad plegen, weten hem echter handig op den voor grond te doen treden en zich achter Zyne Hoogheid te dekken, wanneer 't de buitenlandsche Zaken geldt. Iu 't kort: zoowel Mo hammedanen als vreemdelingen zouden lij wijs willen maken, dat zij in naam van den Kh dire handelen. Inderdaad echter is deze veldtocht alleen ondernomen om den voprtduur der Engelsche bezetting te rechtvaardigen. De Derwischen, verre van Egypte te bedreigen, hebben her haalde malen aangeboden z;ch aan den khedive te zullen onderwerpen. Zij willen echter o > derhandelen met dien vorst en niet met de Engel&chen en zoolang de vreemdelingen zich op den Egypti=chen bodem bevinden, weigeren ZVJ ^de wapens neer te leggen. Zooals u ziet, is 't moeilyk den afloop der gebeurtenissen vooruit te bepalen. De Britten verklaren dat het hun onmogelyk is te vertrekken vó"<5r de pacificatie van Soedan, terwijl de Derwischen van hun kant van geen vrede willen hooren, zoolang de eersten Egypte niet hebben ontruimd. In alle gevallen, hoe de Egyptische quaesiie ook moge worden opgelost, de komst uwer landgenooten 1) aan den Bahr-el-Ghazal en de nu tot standgekomen overeenkomst tusschen Abessiniëen den Padischah, moeten Engeland doen begrijpen, dat z\jn droombeeld zich een onafgebroken reeks bezittingen te scheppen tusschen de Kaap en de Middellandtche Zee, voortaan niet meer verwezenlijkt kan worden Mocht Groot-Brittanje toch langs gewelddadigen weg hiertoe willen geraken, zouden ziji.e pogingen ongetwijfeld mislukken, doch ik denk weJ, Albion deze waarschuwingen, ter harte zal nemen. 1) Hiermede wordt FraLkryk bedoeld.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl