Historisch Archief 1877-1940
ff
i;
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1326
aan de mogelijkheid, dat de schoone slaapster ?
wakker kon worden: ze was een beeld!... Ik
bleef strak staren en mat baar van 't hoofd tot
de voeten, die dicht bij me lagen, met onbe
schrijfelijke blikken.
Zulk een rij ngebouwd beid, zulk een doorschij
nende huid had ik nooit gezien. Ze herinnerde
mij de schoonste afbeeldingen van lyanphen.
Weder zuchtte zij en wendde zich op de
andere zijde. Ik schrikte geweldig.
Ia wem'ge minuten had diezelfde zon, die
haar zoo scheen te prikken, mij geheel en al
gedroogd. Slechts mijn haren waren nog een
beetje vochtig. Ik streek ze zeer voorzichtig
naar achteren. Pat kon toch zoo niet blijven,
ik kwam tot bed ming.
Waarom scheen 't water mij zoo kond P Waar
om had ik toch niets geen lust meer om me er
in te werpen, als s'r aks?
't Was of ik lust had om de doeken, waar
mede zij zich had afgedroogd en die allang
alle vocht aan de zon hadden afgestaan, te
kussen
De Su*e bruiste daar buiten, 't water, dat ik
door mijn duiken een weinig troebel gehaakt
had, glinsterde weder als kristal, een paar
vogels vlogen over 't badhuis, trekenden zich
scherp tegen de helle lucht, zorgen, stegen en
verdwenen.
'c Water scheen mij geurig toe: ik had mij
nooit zoo geroeid. Daar bukte ik en greep naar
een doek. Ik maakte mijn baar geheel drong en
voelde mij plichtmatig gedrougen?nietdaana
een lange blik op de scboone weder te water
te gaan.
Daar kraakte het trapje verschrikkelijk. Ik
bestierf het haast. Ze werd wakker, ze rekte
zich en geruwde met de oogen toe.
Twee rijen blinkende tandjes werden zicht
baar achter de purperen lipjes. Ze bad me niet
rpgemerkt en keerde zich weder van mij af
lx voelde innig medelijden met haar, dat z? op
die harde planken lag, al had ze ook eenige
kleedingstukken onder zich gelegd.
Een zucht van verlichting ontsnapte mij: ik
dacht, dat ze weder was ingedommeld, maar
met een sprong waakte ze op. Z") stond voor
mij in bare volle glanzende schoonheid. Ze
straalde betovering uit en ik wilde aan haar
hart zijn en ver, ver van haar weg. Eerst glijd
een donkere blos over haar gelaat om zich langs
hals en borst, te verliezen.
»O, Venus de Medici», Phryue !" dacht ik.
Daarop scho'en hare fl kkerende oogen von
ken van toorn. De kuiscbe schoone, die vin
schaamte niet witt waar zich te bergen, werd
de verbolgen vrouw, die 't rtcht van
onbefpiedheid eischte. Ztt vergat alle schaamte en
wen k'e in koningklijke houiing met den arm.
Ik had mijne armen op de borst gekruist en
bleef onbeweeglijk.
Ik gevoelde mij man en zasr, hoe ze hare
pogen nedersloeg, mij van terzijde aanbl'kte,
zich af wendde en schreide. Da zon glinsterde op
hare zwarte lokken, die langs den gevulden
rug dartelden. Ze verborg haar gezicht in de
handen en snikte nog luider.
De stem stokte mij in de keel, ik kon geen
woord uitbrengen, maar ik naderde haar en
raakte haren arm aan. Ze keerde mij 't gelaat toe
en had zulk een onbeschrijfelijke uitdrukking in
de door tranen benevelde oogen, de hangende
bovenlip gaf haar zulk een kwijnend aanzien,
dat ik me niet onthouden kon eeue knie te
buigen en biide mijne handen op bet hart te
legger.
De ton lachte orer deze groep; een vlinder,
die over 't hu'je vloog, deed me schrikken.
Z« begreep me (meende ik), ze moest begrijpen,
dat ik vergiffenis vroeg voor mijne vrijpostigbeid,
want een glimlach verhelderde haar gelaat,
ze stak me hare handen toe, bukte zich over
mij, hare haren vielen mij over de schouders
(ik rilde) en zij fluisterde iets.
Ik kon 't niet verstaan, ze sprak l aüaansct'.
Dat bemerkte zij en ging eenige schreden
achterwaarts, struikelde, mijn arm onterving
baar en b 'lette wel haar va), maar kon niet
verhinderen, dat ze op de kledingstukken
neerzeesr, door welke zij het evenwicht had verloren.
Dat was mi te sterk; ik hield haar nog
omvat, mompelde iets van »aimer et baiser":
zij stak me de lippen toe: een oogenblik stonden
wij als A'nor en Psyctézonder vleugels en dat,
op het randj' van het platte-forme....
»Ouvreg-noi monsieur!" klonk het uit de
andtire hut. Wij ontstelden. Met hartstocht
klemda ik baar aan de borst en daar 't geroep
aanhield en ik daardoor getrokken werd,
wanmiiiiifiiilimmiiiiiitiiiiiifiiM
UIT DB NATUUR.
Ds laa'ste der Kiwi's.
kelde ik en ik p'onsde met de schoone Ita- '
liaansche in het heldere water. We bezeerden
ons niet. Snel dook ik onder, en was spoedig
daarop in de hut, waarin ik mij ontkleed hal!''
't Verhaaltje is hiermee niet uit; miar 'k kan
niet blijven citeeren. Is het citaat gewaagd?
Me dunkt, wanneer Tante Betsy Perk het laat
drukken, mag ik het over-vertetien. Bovendien:
het is van het begin tot het einde fictie. Naar
den vorm doet het hier-rn-daar aan Multatuli
denken; ook aan sommige anecdoten uit. ch
Sentimenteel Journey; en naar den geest is er
iets in van Ferdinand en Constantia, de twee
gelieven die in een doukere grafkelder bezwijmden
of bijna bezwijmden van minue-ontrosriug, maar
braaf bleven. Bekijkt men het stukje nauw
keurig dan zijn al de kleine bizonderbeden, die
de razend galmte opsomt, in-strijd met de
groote emotie die alles egaal strijkt. Ei dan
die Griekscie Venus- en Hetaire-aanroepingeii,
tot de Kallipygus toe, de
laag-mooi-rond-gerugde!
Menschelijker, ruimer nog, minder geforceerd
dan, dit is de schets die volgt: Arme mijn
werker. Ro, r;nd wordt hierin verteld van de
smart van zoon en klein-dochter bij het sterven
der oude moeder.
Nu weer terug, met een kleinen sprong, naar
de philosophie van Perk. Ik heb eenige van
de opstellen nauwkeurig en herhaaldelijk gelezen.
Altijd denkende er den jongen dichter te vinden;
hem er beter te leeren kennen; den draad te
ontdekken die zijn verschillende kunst- en
denknitingen saamboudt. Maar 't lukt niet erg.
't B.ij ven voor mij versneden coUege-brouillons;
saamgelegen su'ppers uit allerlei aesthetische
stelsels; artistieke «petpus; aacéazeplakte
teksten uit echool-kalenders van schrijfmeester,
dansmeester, teekenmeester. Voeg hierbij de
gevleugelde woorden ran den voorganger in
't maken van opstellen en een wonder mag
't heetec, dat de wijsgeerige lappedeken van den
jongen dichter niet bonter, niet veel
kakelbonter is uitgevallen.
Wie zal hier den invloed bepalen van de
Donderdagavonden van A b. Thijm; wie den
invloed van het boekje over kunst van wijlen
den Haagschen Vosmaer ? Of is het de Aesthetica,
van Vau Vloten geweest P Maar dan zou er
minder tegenspraak, meer helderheid en de
vaagheid afwezig zijn. Bewijzen? Ocb, ze zijn
er te over. L-es wat de dichter zegt over den
Dichter. Hij spreekt ook over het Genie, ook
over den Tooneelspeler. Maar niet hier zoozeer
groeit de kritische ergerris; maar in dat over
den Dichter : een verhandelingetjo eigenlijk o?er
de grenzen der kunsten ouderling. Alles is
hier verouderd, de iudeeling van de kunst, de
waardebepaling van de kunst, het doel van de
kunst, de verhouding van mensch tot kunst,
zinne-onderscheidirig ia hoogere of edele en
mindere. AUes u terüjk, materialistisch, grof sen
sueel ; terwijl het ook niet ontbreekt aan woorden
als ideaal, ziel, wez;n. Maar wat de schrijver
er mee bedoelt, zegt liij nergens. Idee is nog
altijd 'n abstraktie; verstand en verstands begrip
zijn altijd primair. De zenuwen spelen de
hoofdrol. »S jaren van 't gemoed, trillingen van
't, harte, alles zenuwbewegingen der zintuigen."
Waren die /csnaren van 'c gemoed'' in de pen
gebleven, dan had die pen stellig de bewering
eeweigerd: Deze zenuwen zijn de eigenlijke
mensca; daar in huist de ziel." Toch komt de
jonge dichter intuïtief, voor eigen rekening,
heel dicht bij b-ter waarheid, juister opvatting
ais hij ergens het scbooue" »een deel van 'c
ideale" noemt ? of als hij ergens den kunstenaar
noemt iemand die het licht van 't ideale doet
schijnen"; of nog weer elders: h ij doet alle
d:elen van het ideaal voelen en zien." Jam
mer alleer, dat dergelijke uitspraken niet voort
komen uit helder inzicht, maar opzich-zelf staan:
rret als bakens in 'n zand-woestijn, maar als
zomer-tammenas tusscben ordinaire
herfatknollen. Komt dit misschien omdat hij het den
ken van den dichter een soort gevoel" noemt P
Da praktische jonge dichter, zooals hij reilt
en zeilt langs 'a Heeren wi g^n en wateren, is
mij liever dan de na-penneijde en na-prat.ende
college-looper. Daarom ten slotte 'n blik in
Een vroolijk Fransje: vier auto-biografische
pagkaas aus einem Gusz: mooi humoristisch,
satyriek: blijvend stellig naast veel vergankelijks.
Er is wel weer iets in van den toon van de
Camera : ook wel doet het denken aan de schrijf
wijze van Klikspaan, vooral waar hij Flanor aan
't woord laat. Maar 't is uit n stuk en echt
en de herinnering schaadt niet. Iets er uit.
»Ieder helpt hij een handje; de vrouw, die
I ( I !v i M i Altis
by zijn stroohut, aardwormen uit een
< bloempot etend.
f En by is dood, de Kiwi van Artis", van de
week gestorven in zyn korenschoof in
de slangeczaal, zoover mogelijk van zijn ge
boorteland.
iHMlllliillllMMlMMiMiimmaiiMmiiMMiiiiniimiiiiiniuiiiiiiiiiiB
Er gaan elkn week beesten dood in Artis;
jawel, net zoo goed als er buiten; maar
sterven is nog geen uitsterven l Sterven is in
dividueel, niet waar ? En voor zoover dat alleen
je zelf betreft, kun je er tot op zekere hoogte
vrede me Ie hebban; ik kan me ook wel voor
stellen dat iemand 't niet eens heel erg vindt,
'e filosofisch negeert als iets denkbeeldigs; er
blijven immers deelen van je voortleven, die
weer nieuwe geslachten zullen vormen. Wat
deert het of een stam vergaat, als loten uit
zijn zaad of wortels opgeschoten al boomen zy'n,
die groene bosschen vormen ? Sterven, wel, dat is
de belasting van 't leven, iets duurs by heel veel
moois om niet; 't kan nu eenmaal niet anders,
't is een uiting van 't bestaan, een conditie
zelf van 't leven; maar uitsterven, verdwynen
van den aardbodem niet als individu, maar als
soort, geslacht of familie; zonder kinderen,
broers of zusters, neven en nichten na te laten,
die van je erven, als belooning voor de moeiten
van 't instandhouden van naam en deugden
kenmerken en eigenschappen van ouders of
vooroudeis.
Waarom heeft u nooit De laatste der
Mohikanen" vergeten,en zooveel andere
Indianenromantitels wel ? weet net zoo min als ik
iets meer van dit boek van voor 30 jaar, dan
dat hjj, niet de eerste, ook niet de voorlaatste,
maar de laatste der Mohikanen was. O, dat
weemoedige gevoel van de laatste te zien sterven.
Maar een Kiwi is toch geen mensch, zelfs geen
Mohikaan ! Neen, dat kan ik niet tegenspreken.
Ik kan ook niet zoo derigreerend over 'c
menschdom denken om den ouden wijsgeer na te zeggen :
Hos beter ik de menschen heb leeren kennen,
boe meer ik de dieren ben gaan waardeeren".
Dan heb ik het tot nu toe beter getroffen.
En toch 't uitsterven der Roodhuiden en
Maori's treft me niet zoo bijzonder, nu ik
het ook bsleef van de Kiwi a.
Of dat nu komt omdat ik nooit een levenden
Roodhuid of Maori gezien heb, en wel een
levende Kiwi, zal ik later wel eens onderzoeken.
Een ieit is het, dat het mij spijt, erg spijt, dat
het dier weg is, met nog minder kans op een
retnp)ac,ant, dan de veelbelovende jonge
orangoetarg, die hem zoo spoedig gevolgd in, gestikt
in den rook van een onbeduidend brandje. De
Kiwi is, vrees ik, voor goed weg, met bison en
bever den kant van Palaeontologie op, waarheen
hem, ook nog met menschenheugenis, al zooveel
dieren zyn voorgegaan ; om er maar eentje te
moeite heeft met haar kar of koopTaar zegt:
nou ik blijf je dankbaar'' en lacht eens, als
Frans zijn sterke handen ten haren dienste
heeft gebruikt.
De kleine jongen, de vragend naar hem op
kijkt, voorkomt hij zelfs door hem zijn sigaar
toe te reiken en hem van 'c vuur te voorzien,
dat het beschroomde ventje niet dorst vragen.
De meisjes op straat, die naar zijn lachend
gezicht kijken, knikken en grinniken van plezier;
hij niet minier....
Hij is verliefd op alle mooie jonge meisjes
en kust ze, dat het een aard heeft. Vies van
een glaasje onversneden kan hij niet worden
genoemd en heel zijn ziel is n lied, n vroo
lijk lied ter eere van het leven....
Als hij verzen gemaakt heeft, laat hij ze ge
rust lezen en stoort zich niet aan de kritiek
van Jan en Alleman, Hij schreef ze om de
goeie menschen plezier te doen Hebben ze er
geen plezier in, dan is 't jammer, maar 't raakt
hem niet, 't was goed bedoeld.
latusscben gaat hij de wereld door en voelt
zich op zijn eentje even goed thuis als in de
grootste meuschenmassa....
Ik houd veel van Frans. Ik mag hem graag
lijden, want ik ben het zelf."
Geen betere dienst is er te bewijzen aan de
nagedachtenis van den vroeg, veel te vroeg ge
storven talentvollen joegen dichter dan de herin
nering aan deze vier vroolijke bladzijden.
J. WINKLEK Paras.
Gedenkschriften van Paul Kruger. (Premie
van Het Nieuws van den Dag ) Amster
dam, J. Funke. MCMII.
Laat her, maar dadelijk gezegd zyn : dit boek
valt me tegen. Niet dat de gedenkschriften van
Eruger geheel onbelangrijk zyn, och neen, als
bijdrage tot de geschiedenis van de
ZuidAfrikaansche Republiek heeft ook dit boek wel
eenige waarde, al kan men nu juist niet zeggen,
dat het veel nieuws bevat. Maar heeft de man,
die veertig jaren achtereen openbare betrek
kingen bekleedde, waarvan hy er bijna twintig
zich geplaatst zag aan het hoofd van den staat,
die daarenboven een zoo werkdadig deel heeft
genomen aan de diplomatieke twisten, welke
den bloedigen worstelstryd vooraf gingen, heeft
die man niet andars te vertellen, dan wat
ons hier in nauwelijks 200 bladzijden ik
laat een paar vellen redevoeringen buiten be
schouwing wordt aangeboden ? Hetgeen de
secretarissen van den heer Kruger hier hebben
geboekstaafd hadden zy gevoegelijk ook zonder
dictee van den etaatspres dent kunnen neer
schrijven, misschien nog iets objectiever en
vermoedelijk beter gedocumenteerd. Nu hebben
wij slechts )p goed vertrouwen aan te nemen,
als de heer Kruger volgens zy'ne secretaris
sen ons verzekert: dat de moord van Piet
Grobler (in 1888) geschied is op aanstoken van
Rhodes en z\jn kliek, Jy'dt geen twijfel, want l),
zooals wij vroeger reeds hebben gezegd 1), had
Rhodes toen reeds het oog gevestigd op de
binnenlanden van Zuid-Afrika, en was hij be
vreesd dat zijn plannen verijdeld zouden worden
door de ainstelling van Grobler" (W. lul).
Is dat dan nu werkelijk allej wat de president
Kruger te zeggen hoeft; viel er voar hem als
historisch persoon niets anders na te laten aan
de volgende geslachten, voor wie de ondergang
van het Tracsvaalsche volk een der belang
rijkste feiten in de geschiedenis zal vormen?
Zoo niet, waarom ons dan beloofd de
gedetkschrif<«w, terwijl ,zo»?eej belangrijks werd achter
gehouden ?
Da mannen, welke den heer Kroger ten deze
van raad dienden, hebben hem waarlijk geen
dienst bewezen, en zy', die de zoogenaamde
gedenkschriften voor de pers gereed maakten,
hebben vermoedelijk wat al te veel vertrouwd
op de welwillendheid en de ni-uwsgierigheid
van het groote publiek, dat zooveel belang blijft
stellen in de Transvaal.
Hoe geheel anders had dat boek kunnen zyn!
Daar is een man, die als 't ware de geheele
geschiedenis van een volk mede maakt, die
als knaap behoorende tot de eerste voor
trekkers", welke zich noordwaartsvan de Vaal
rivier vestigden om er een nieuw rijk te stichten
het schier onbekende land ziet opbloeien van
een nomiienstreek tot een vernegentiende
eeuwsch boerenrepubliek zoodat hy in de
tijisruimte van een menschenleeftijd eene ont
wikkeling aanschouwt, waartoe anders eeuwen
r,oodig zyn, en dien man laat men uit zyn
1) Ik cursiveer.
noemen, de Dodo, de groote vogel van Mauritius
door onzen Van Neck in 1598 daar ontdekt,
en waarvan in Londen een poot, in Kopenhagen
een kop, in Praag een. snavel en in Den Haag
ia 't Mauritshuis een schilderij naar 't leven
als een gioote schat zorgvuldig wordt bewaard.
Toen ik daar in de schemering de slangenzaal
inliep, om een ka isje op den Kiwi te hebben,
en in dat half luistere hok, in plaats van de
korenschoof met het geheimzinnige dier
onverwachts drie nieuwe groote krokodillen zag
liggen, die my met hun enge tooveroogen, zoo
hypothetisch aankeken, toen schrok ik even.
De Kiwi is dood, zei ik zachtjes, en de oppasser
zei het luid: Dinsdag gestorven, na visr jaar
in Artis onzichtbaar aanwezig te zijn geweest.
Jammer, heel erg jammer zoo'n zeldzaam
dier. Ja, wel jammer, dacht ik, maar hoeveel
van de heeren en dames, leden of wel bezoekers
zullen het dier gezien hebben ? Als de kaas 'c
schoonst was, zoo om dezen tijd van 't jaar, of
in den voorzomer tegen half vy'f waren er zoo
zelden menschen in de slangenzaal (e zien.
En 't was toch zoo'n interressant, zoo'n
komiek gezicht, dat zonderlinge beest na lang
aarzelen uit zyn stroohuis te zien stappen recht
op de bloempot met aarJwormen toe. Eens was
ikergelyk met een Overy'selschboarenvrouwtje,
toen de Kiwi zich verstoutte nog vóór de maan
scheen, uit zyn schoof te komen. Het goede
mensen, dat dien dag toch al htel wat vreemds
moet gezien hebben, sloeg van verbazing de
handen in elkaar en rief) uit de volheid haars
harten : Goede Griete, wat hè? onze Lievenheer
toch rare kosigangers !" Ei ze lachte met de
handen op de knieën. U zou ook gelachen
als u daar in 't halfduister uit het stroo een
beest had zien opduiken, met een lyf als een
gans maar zonderstaart of vleugels (da stompjes
er van zijn zoo klein, dat ze geheel onder de
veeren verborgen blyven), heel vet vooral aan
het achtereind, met een kop die veel te klein
is op een korten hals, en met een snavel als
van een ibis; maar veel grooter en plomper;
en dat heele beest op een paar pooten, hoog,
dik en plomp, als had hij ze van een jongen
struisvogel geleend.
Men had maar zelden tyd om 't beest goed
op te nemen, want in vier malle wiebelpassen
was hy in een draf zyn kooi door en weer in
zijn schoof gekropen. Maar een poosje later
kwam hy terug, hy had zijn schroom overwonnen,
jeugd en particulier leven niet veel meer boek
staven, dan dat hij leeuwen neerschoot en
kinderen kreeg, de kaffers hielp bedwingen en
binnenlandsche oneenigheden deed beslechten l
De beschavingsgeschiedenis van de Transvaal
hadden wy mogen verwachten en wij vernemen
nauwelijks iets meer, dan dat een doode leeuw
brult en een kaffer dom is. Zelfs de ontwikke
ling van den patriarchalen regeeringavormtoteen
democratische republiek met een grondwet en
twee kamers, krijgen wy niet te aanschouwen.
Voor en na kafferoor1 ogen en wrijving met En
geland. Meer wordt ons niet geboden. De heer
Rimpel, die de geautoriseerde Nederlandiche
uitgave" bezorgde 't was waarlyk niet o
erbodig i e verzekeren, dat deze uitgave heutch de
authentieke is, heeft het blijkbaar niet noodig
geacht zooveel mogelijk Krugers verhaaltrant te
behouden 't werk werd immejs gedicteerd?"
Vermoedelijk ging daardoor veel van hè' naieve
verloren en stooten wy nu op allerlei bijzon
derheden, welke hier niet op haar plaats zyn,
b. v. dat de President op de Parysche tentoon
stelling van 1878 een medaille ontving ter
herinnering aan ... een luchtreis (per
balloncaptif),dat te Port-Said kolen werden ingenomen,
enz. enz., terwy'l de reis van Duitschland
toen de keizer weigerde Kruger te ontvangen
in hoofcUaak als eenige herinnering te ver
melden geeft; De gelegenheid om den be
roemden Dom van Keulen te zien, liet zich
Kruger evenmin ontnemen".
Zoo ooit, dan kunnen wy hier zeggen:...
niet voldaan l A N. J. F.
Levenseer.
De schryver van dit werk, Henri Borel,
noemt het »een studie uit het indische
verlofgangeraleven." Daargelaten nu of zoo'n Indische
verlofganger 'n interessant genoeg personage
ia om er 'n studie van te maken, lykt me dit
boek ook in zooverre 'n studie, als bij schilders
dergelijke oefeningen vaak klits klets op 't doek
worden gesmeten. En evenals by schilders zulke
studies iets frisch en vlots hebben, zoo heeft
dit door Burel er in de gauwigheid uitge
smeten boek iets gemakkelyka en vlots, maar
't onderwerp is nogal onfrisch en, ik moet
eerlyk zeggen, onbelangrijk. Heel veel
zieleleven houdt de heer Alex Dnclou, Indisch
verlofganger, er niet op na, al is't bijgel
jovigfatalistische dat in iemand by' een lang verblyf
in de tropen, voor 't meerendeel alleen onder
inlanders trekt, goed voelbaar gemaakt.
De zaak wordt er niet beter op, doordat
de schryver zoo schrikkelijk dikwyls in her
halingen valt; dat «mysterieuze levenffl jïle" en
't «jonge warme lichaam" komen uit den
treuren in dit verhaal op de proppen, en men
zon den heer Borel wel een fl Tide willen toe
dienen tegen afgezaagdheid en herhaalmanie.
Een tragisch moment is niet te miskennen in
de droevige omstandigheid dat de heer Duclou,
na diverse avonturen en avonduren met
yereersters van de Venus Vulgivaga, een j ing
meit-je, levenshongerig en warmbloedig dat zich
aan hem geven wil ontmoetend, en met haar
in nachteenzaamheid in de boscbjes vertoevend,
en het supreme moment machteloos omvervalt,
vóór zoodoende haaf niet bevredigen en zich
zelf niet kan vooizien van levenselixir in den
vorm van mysterieus fl/ilum.
Immers de oude Indische dokteren, de doekoen,
had hem gezegd dat de toewan alleen d;\i van
zyn malaria kon genezen wanneer een jonge
blanke vrouw zich uit liefde aan hem gaf. Hy
was dus byna aan den eindpaal van zyn ver
langen, maar zyn ziek, ontzenuwd (Bjrel zegt
»aitgezenuwd") lichaam weigert. Zx> vindt hy
dan na zyn afscheid van Adèle den dood,
hetgeen we kunnen opmaken uit het gemei gde
bericht, dat op de laatste bladzy is afgedrukt.
Zooals ik reeds zeide, dit boek is vlot en
gemakkelijk geschreven, hier en daar zelfs wat
slordig. Een groot voordeel er van is wel dat
er niet in wordt geliflaft met «reinheid ' en
dergelyke zaken. Pare sereenheid en zulke clichés
worden ons hier bespaard ; maar waarom laat
de schryver in zyn lente-impressie den boel
zoo gedurig «fermenteeren" ; is gisten geen goed
woord meer ?
De beste bladzyden van dit boek zyn wel
135 vgg., 150 vgg. en 196 vgg.
EDWARD B. KOSTKE.
Boekverkooping te Leiden.
Wy' vestigen de aandacht op eene belang
wekkende boekenveiling welke op l December
pikte in de haast een paar aardwormen uit zyn
pot, en dan gauw wet r weg. Ia bewoonde
streken komt hy al in 't geheel niet meer
voor, alleen, nog maar in weinige exemplaren
op een paar haast ontoegankelijke eilanden
van Nieuw Zeel&nd.
De weinige reizigers, die hem in de natuur
hebben kunnen waarnemen, zegden dat hy ver
bazend sael loopen en goed springen kanoeen
geluk voor zoo'n vleugelloozen vogel; en dat is
ook wel te begrijpen als men zy a po Jten aankijkt.
Met zijn snavel peutert hy heel knap dikke
aardwormen uit den weeken grond; maar 't
moet vooral een vermakelijk gezicht zyn als de
dikkerds in den maneschijn vechten, dan
probeeren ze elkaar te trappen met hun
reuzenpooten.
In de Londensche diergaarde hebben er eens
een paar gebroed, de eieren waren zoo zwaar,
dat ze een vierde wogen van het geheele dier.
Mannetje en wyfje zaten daarbij bjurtelings op
het ei, en dan overdwars; den kop hielden ze
ingetrokken, zoodat ze een paar donkere harige
ballen leken, vooral als ze daarby, om zich te
steunen, den snavel in den grond staken.
Maar jongen kwamen er niet uit; ongelukkig
genoeg, anders was de soort misschien gered.
Voorwie verzuimd heeft dat merkwaardige
zaaltje in 't uiterste Noordwesten van Artis te
bezoeken is de kans verkeken om er ooit weer
een Kiwi in leven tezien, tenzy er door een
toeval na deze laatste, nog eens een allerlaatste
Kiwi den tuin in komt.
Met spijt en goede voornemens voor de toe
komst, zult u naar het museum moeten gaan,
daar zal het merkwaardige dier binnenkort,
met turf in zy'ti buik, met arsenikzeep in z'n
huid en met glazen oogen in zyn hoofd u
verwijtend aanstaren, dat gy de gelegenheid
hebt laten voorbijgaan een uitstervend dier vóór
zijn tragischen dood een bezoek te brengen,
een dier dat contemporain met u uitsterft. Is
't niet als 't negeeren van een totale
zonsverduistering, die maar eens in uw leven voorva t?
Gelukkig zyn er nog andere merkwaardige
dieren in dat zelfde slangenzaaltje te zien en
ook by klaarlichten dag, wanneer men maar
tyd heeft.
Ik hoop u er een volgenden keer nog eens
heen te brengen.
E. EEIMANS.
a. s. en volgende dagen door de firma
Burgendijk & Niermans te Leiden zal gehouden
worden. De catalogus is verschenen en de titel
vermeldt dat zijn inhoud voornamelijk bestaat
uit de boekerijen nagelaten door de heeren
mr. A. J. Andreae en D. H Andreae in leren
notarissen te Kollum in Friesland, die sedert
jaren veel verzamelden op het gebied der
vaderlandsche historie, geslacht- en
wapenkunde. Verder de collecties afkomstig van
dr. B. ten Haar Bz., em.-predikant te Ny ne
gen, K Wieringa, leeraar in de geschiedenis
en aardrijkskunde aan het gymnasium te
L?iden, dr. J. J. van Harreveld, arts te De
venter, waarbij gevoegd vele kleine verzame
lingen.
Da catalogus vermeldt boekwerken en tijd
schriften over de navolgende rubrieken van
wetenschap en kunst; ah geschiedenis en aard
rijkskunde , genealogie en numismatiek,
godgeleerdheid en wijsbegeerte, rechtsge
leerdheid, staathuishoudkunde, Oostersche en
Enropeesche taal- en letterkunde, curiosa,
zeldzame werkjes, uitgaven voor biblicfnlen,
werken over kunst, pracht- en plaatwerken,
geneeskunde, pharmacie, scheikunde, natuur
wetenschappen, plant- en dierkunde, genees
kundige instrumenten, postzegelalbum, boe
kenkasten enz.
Het geheel vormt eene interessante collectie
waarvan de catalogus op aanvrage verkrijgbaar
is gesteld.
De kykdagen zyn 28 en 29 November a. B.
NIEUWE UITGAVEN.
Gedenkschriften van Paul Kruger. Geauto
riseerde Nederlandsche uitgave, bewerkt door
FEEDEBIK ROMPEL Premie van Het Nieuws
van den Dag. Amsterdam, J Funke.
Wat h te vertellen heb! Uit het Gooi, door
A. F. DUDOK VAN HEEL, met 12 illnstratiën
van E STAEK Utrecht, W. de Haan.
Het kasteel Boekelo. Roman uit Twente,
door VIATOB. Utrecht, A. W. Brnna & Zoon.
Getrouwd bij volmacht. Indische novelle,
door J. H. HEPPENEE. Utrecht, A. W. Bruna
& Zoon.
Gekhuizen. Nagelaten roman van een zonder
ling, door H. BRINKMAN. Amsterdam, C. L G.
Veldt.
De loop der dingen, door JEANNE REYNEKE
VAN STÜWE, 2 deelen. Amsterdam, L. J Veen.
Allerlei menschen, door J. DE MBESTBB.
Amsterdam, G A. J van Dishoeck.
Studies over Vondel's «Gy'sbrecht en over
Nationaal leven," geschreven door L SIMONS
1891?1902, Haarlem, De Erven F. Bohn.
Donkere Schaduwen, door NATALIE VON
ESCHTEUTH Uit het Duitsch vertaald. Uitgave
van A. W. Bruna & Zoon te Utrecht.
Boeken voor j ongens en meisjes : Aladin en
de Wonderlamp De avonturen van Gulliver
onder de reusen. De Lotgevallen van een Ezel
naar la Comtesse de Ségur, geïllustr. Uitgave
van R. van der Velde te Leeuwarden.
TZINE. In Harmonie met het Oneindige.
IRIS. Hoe meer de lief de wint. - TOLSTOY, Russ.
Volksverhalen. Blaricum, (N.-H), drukkerij
.Vrede."
Tot ontucht gedo md! Treurige toestanden
in het Britsch-Indische leger, door ELIZABETH
W. ANDREW en KATHARINE C BUSNELL Met
voorafgaande brieven van mevr. JOSEPHINE E.
BUTLER en HENRT J. WILSON, lid van het parle
ment Uit het Engelsch bewerkt, door H. J. C.
PIEESON Illustraties naar teekeningen van TH J.
MOLKENBOER Amsterdam, Joh G. Stemler Cz.
Wvjding. Velzen van RICHAED C. CNEUDT.
Amsterdam, G. A J. van Dishoeck.
De Stem die Verklonk . . .., door GERARD VAN
ECKEBEN Amsterdam, C. L. G Veldt.
Langs den Stormvloed, door Jou H. BEEN
met portret van den schryver. Amsterdam,
S. L. v. Lioy.
JOIIAN NORDLING, Vera, door den schryver
geautoriseerde vertaling van Pu. WIJSMAN.
Amsteriam, Van H>>lkema & Warendorf.
Het burgerlijk recht op onse examens. Duizend
vragen ten dienste van hen, die zich bekwamen
voor een examen in boekhouden, van ant
woorden voorzien, door A. FABER. Rotterdam,
G. Del wel & Co.
E LÜTZELEE, De nictiioste uitvindingen en
ontdekkingen, door dr. B C. GOUDSMIT. Zutphen,
W. J Thieme & Co.
ROB. S. BALL, Het ontstaan der aarde Voor
Nederland bewerkt door dr. B C. GOÜDSMIT.
Afl 1. Zutphen, W. J. Thieme & Co.
De gezondheid in huis, gf-ïilustreerd. Afl. 2
en 3. Almelo, W. Hilarius W.Zn.
Inhoud van Tijdschriften.
Ons Hu'-s G-ïllustreerd maandschrift voor
kinderen van 7?9 jaar onder hoofdredactie
van Kat h. Leopold en llenr. Dietz en met vaste
medewerking van de dames Cath. van Rennes,
Agatha Snellen, A. C Kuiper, Christine Door
man en Nelly .Bodenheim. Ie jaargang No. 1.
Haarlem, Vincent Loosjes.
Di, Erfe.niskwestie van P.eter Ttyler van der
Hulst. Bevattende het geheele testament van
Pieter Teyler van der Halst, benevens nog een
extract testament, historische bijzonderheden,
weerleggingen, raadgevingen enz. enz , door W.
P. J OVEHMEEE. Haarlem, G. W. Groeneveld.
Eigen Haard. No. 47 : De Rotterdamsche
Juffer, historisch verhaal uit het midden der
17a eeuw, door F. A. Buis, IV. De
Orangoetan en zyn nest, door dr. C. Kerbert, met
af b. Een mooie dag, door G F Haspels,
(Slot.) Van de Berkel tot den R^jn, door
C. L. van Balen, met af b. naar foto's van den
heer J. C. Kuyper, te Zutphen, (Slot.)
Mynbouw en nog wat, door Pim, II Bshoud
der oude Hollandsche kerk te Colombo, door
dr. H T. Colenbrander, met afb. Ver
scheidenheid.
40 cents per regel.
en hooger 4 Meter l Franco en
vry van invoerrechten toegezonden l
Stalen ommegaand ; e venzoo van zwarte, witte
en gekleurde Henneberg-Zljde" van
OO cent tot fl 14.O $ p->r Meter.
G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Zürlch.
Piano-, Orpl- en MrataM
MEYKOOS & KALSllOVElf,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Hutu.
Repareeren Stemmen Ruilen,