De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 23 november pagina 4

23 november 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

ff i; DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1326 aan de mogelijkheid, dat de schoone slaapster ? wakker kon worden: ze was een beeld!... Ik bleef strak staren en mat baar van 't hoofd tot de voeten, die dicht bij me lagen, met onbe schrijfelijke blikken. Zulk een rij ngebouwd beid, zulk een doorschij nende huid had ik nooit gezien. Ze herinnerde mij de schoonste afbeeldingen van lyanphen. Weder zuchtte zij en wendde zich op de andere zijde. Ik schrikte geweldig. Ia wem'ge minuten had diezelfde zon, die haar zoo scheen te prikken, mij geheel en al gedroogd. Slechts mijn haren waren nog een beetje vochtig. Ik streek ze zeer voorzichtig naar achteren. Pat kon toch zoo niet blijven, ik kwam tot bed ming. Waarom scheen 't water mij zoo kond P Waar om had ik toch niets geen lust meer om me er in te werpen, als s'r aks? 't Was of ik lust had om de doeken, waar mede zij zich had afgedroogd en die allang alle vocht aan de zon hadden afgestaan, te kussen De Su*e bruiste daar buiten, 't water, dat ik door mijn duiken een weinig troebel gehaakt had, glinsterde weder als kristal, een paar vogels vlogen over 't badhuis, trekenden zich scherp tegen de helle lucht, zorgen, stegen en verdwenen. 'c Water scheen mij geurig toe: ik had mij nooit zoo geroeid. Daar bukte ik en greep naar een doek. Ik maakte mijn baar geheel drong en voelde mij plichtmatig gedrougen?nietdaana een lange blik op de scboone weder te water te gaan. Daar kraakte het trapje verschrikkelijk. Ik bestierf het haast. Ze werd wakker, ze rekte zich en geruwde met de oogen toe. Twee rijen blinkende tandjes werden zicht baar achter de purperen lipjes. Ze bad me niet rpgemerkt en keerde zich weder van mij af lx voelde innig medelijden met haar, dat z? op die harde planken lag, al had ze ook eenige kleedingstukken onder zich gelegd. Een zucht van verlichting ontsnapte mij: ik dacht, dat ze weder was ingedommeld, maar met een sprong waakte ze op. Z") stond voor mij in bare volle glanzende schoonheid. Ze straalde betovering uit en ik wilde aan haar hart zijn en ver, ver van haar weg. Eerst glijd een donkere blos over haar gelaat om zich langs hals en borst, te verliezen. »O, Venus de Medici», Phryue !" dacht ik. Daarop scho'en hare fl kkerende oogen von ken van toorn. De kuiscbe schoone, die vin schaamte niet witt waar zich te bergen, werd de verbolgen vrouw, die 't rtcht van onbefpiedheid eischte. Ztt vergat alle schaamte en wen k'e in koningklijke houiing met den arm. Ik had mijne armen op de borst gekruist en bleef onbeweeglijk. Ik gevoelde mij man en zasr, hoe ze hare pogen nedersloeg, mij van terzijde aanbl'kte, zich af wendde en schreide. Da zon glinsterde op hare zwarte lokken, die langs den gevulden rug dartelden. Ze verborg haar gezicht in de handen en snikte nog luider. De stem stokte mij in de keel, ik kon geen woord uitbrengen, maar ik naderde haar en raakte haren arm aan. Ze keerde mij 't gelaat toe en had zulk een onbeschrijfelijke uitdrukking in de door tranen benevelde oogen, de hangende bovenlip gaf haar zulk een kwijnend aanzien, dat ik me niet onthouden kon eeue knie te buigen en biide mijne handen op bet hart te legger. De ton lachte orer deze groep; een vlinder, die over 't hu'je vloog, deed me schrikken. Z« begreep me (meende ik), ze moest begrijpen, dat ik vergiffenis vroeg voor mijne vrijpostigbeid, want een glimlach verhelderde haar gelaat, ze stak me hare handen toe, bukte zich over mij, hare haren vielen mij over de schouders (ik rilde) en zij fluisterde iets. Ik kon 't niet verstaan, ze sprak l aüaansct'. Dat bemerkte zij en ging eenige schreden achterwaarts, struikelde, mijn arm onterving baar en b 'lette wel haar va), maar kon niet verhinderen, dat ze op de kledingstukken neerzeesr, door welke zij het evenwicht had verloren. Dat was mi te sterk; ik hield haar nog omvat, mompelde iets van »aimer et baiser": zij stak me de lippen toe: een oogenblik stonden wij als A'nor en Psyctézonder vleugels en dat, op het randj' van het platte-forme.... »Ouvreg-noi monsieur!" klonk het uit de andtire hut. Wij ontstelden. Met hartstocht klemda ik baar aan de borst en daar 't geroep aanhield en ik daardoor getrokken werd, wanmiiiiifiiilimmiiiiiitiiiiiifiiM UIT DB NATUUR. Ds laa'ste der Kiwi's. kelde ik en ik p'onsde met de schoone Ita- ' liaansche in het heldere water. We bezeerden ons niet. Snel dook ik onder, en was spoedig daarop in de hut, waarin ik mij ontkleed hal!'' 't Verhaaltje is hiermee niet uit; miar 'k kan niet blijven citeeren. Is het citaat gewaagd? Me dunkt, wanneer Tante Betsy Perk het laat drukken, mag ik het over-vertetien. Bovendien: het is van het begin tot het einde fictie. Naar den vorm doet het hier-rn-daar aan Multatuli denken; ook aan sommige anecdoten uit. ch Sentimenteel Journey; en naar den geest is er iets in van Ferdinand en Constantia, de twee gelieven die in een doukere grafkelder bezwijmden of bijna bezwijmden van minue-ontrosriug, maar braaf bleven. Bekijkt men het stukje nauw keurig dan zijn al de kleine bizonderbeden, die de razend galmte opsomt, in-strijd met de groote emotie die alles egaal strijkt. Ei dan die Griekscie Venus- en Hetaire-aanroepingeii, tot de Kallipygus toe, de laag-mooi-rond-gerugde! Menschelijker, ruimer nog, minder geforceerd dan, dit is de schets die volgt: Arme mijn werker. Ro, r;nd wordt hierin verteld van de smart van zoon en klein-dochter bij het sterven der oude moeder. Nu weer terug, met een kleinen sprong, naar de philosophie van Perk. Ik heb eenige van de opstellen nauwkeurig en herhaaldelijk gelezen. Altijd denkende er den jongen dichter te vinden; hem er beter te leeren kennen; den draad te ontdekken die zijn verschillende kunst- en denknitingen saamboudt. Maar 't lukt niet erg. 't B.ij ven voor mij versneden coUege-brouillons; saamgelegen su'ppers uit allerlei aesthetische stelsels; artistieke «petpus; aacéazeplakte teksten uit echool-kalenders van schrijfmeester, dansmeester, teekenmeester. Voeg hierbij de gevleugelde woorden ran den voorganger in 't maken van opstellen en een wonder mag 't heetec, dat de wijsgeerige lappedeken van den jongen dichter niet bonter, niet veel kakelbonter is uitgevallen. Wie zal hier den invloed bepalen van de Donderdagavonden van A b. Thijm; wie den invloed van het boekje over kunst van wijlen den Haagschen Vosmaer ? Of is het de Aesthetica, van Vau Vloten geweest P Maar dan zou er minder tegenspraak, meer helderheid en de vaagheid afwezig zijn. Bewijzen? Ocb, ze zijn er te over. L-es wat de dichter zegt over den Dichter. Hij spreekt ook over het Genie, ook over den Tooneelspeler. Maar niet hier zoozeer groeit de kritische ergerris; maar in dat over den Dichter : een verhandelingetjo eigenlijk o?er de grenzen der kunsten ouderling. Alles is hier verouderd, de iudeeling van de kunst, de waardebepaling van de kunst, het doel van de kunst, de verhouding van mensch tot kunst, zinne-onderscheidirig ia hoogere of edele en mindere. AUes u terüjk, materialistisch, grof sen sueel ; terwijl het ook niet ontbreekt aan woorden als ideaal, ziel, wez;n. Maar wat de schrijver er mee bedoelt, zegt liij nergens. Idee is nog altijd 'n abstraktie; verstand en verstands begrip zijn altijd primair. De zenuwen spelen de hoofdrol. »S jaren van 't gemoed, trillingen van 't, harte, alles zenuwbewegingen der zintuigen." Waren die /csnaren van 'c gemoed'' in de pen gebleven, dan had die pen stellig de bewering eeweigerd: Deze zenuwen zijn de eigenlijke mensca; daar in huist de ziel." Toch komt de jonge dichter intuïtief, voor eigen rekening, heel dicht bij b-ter waarheid, juister opvatting ais hij ergens het scbooue" »een deel van 'c ideale" noemt ? of als hij ergens den kunstenaar noemt iemand die het licht van 't ideale doet schijnen"; of nog weer elders: h ij doet alle d:elen van het ideaal voelen en zien." Jam mer alleer, dat dergelijke uitspraken niet voort komen uit helder inzicht, maar opzich-zelf staan: rret als bakens in 'n zand-woestijn, maar als zomer-tammenas tusscben ordinaire herfatknollen. Komt dit misschien omdat hij het den ken van den dichter een soort gevoel" noemt P Da praktische jonge dichter, zooals hij reilt en zeilt langs 'a Heeren wi g^n en wateren, is mij liever dan de na-penneijde en na-prat.ende college-looper. Daarom ten slotte 'n blik in Een vroolijk Fransje: vier auto-biografische pagkaas aus einem Gusz: mooi humoristisch, satyriek: blijvend stellig naast veel vergankelijks. Er is wel weer iets in van den toon van de Camera : ook wel doet het denken aan de schrijf wijze van Klikspaan, vooral waar hij Flanor aan 't woord laat. Maar 't is uit n stuk en echt en de herinnering schaadt niet. Iets er uit. »Ieder helpt hij een handje; de vrouw, die I ( I !v i M i Altis by zijn stroohut, aardwormen uit een < bloempot etend. f En by is dood, de Kiwi van Artis", van de week gestorven in zyn korenschoof in de slangeczaal, zoover mogelijk van zijn ge boorteland. iHMlllliillllMMlMMiMiimmaiiMmiiMMiiiiniimiiiiiniuiiiiiiiiiiB Er gaan elkn week beesten dood in Artis; jawel, net zoo goed als er buiten; maar sterven is nog geen uitsterven l Sterven is in dividueel, niet waar ? En voor zoover dat alleen je zelf betreft, kun je er tot op zekere hoogte vrede me Ie hebban; ik kan me ook wel voor stellen dat iemand 't niet eens heel erg vindt, 'e filosofisch negeert als iets denkbeeldigs; er blijven immers deelen van je voortleven, die weer nieuwe geslachten zullen vormen. Wat deert het of een stam vergaat, als loten uit zijn zaad of wortels opgeschoten al boomen zy'n, die groene bosschen vormen ? Sterven, wel, dat is de belasting van 't leven, iets duurs by heel veel moois om niet; 't kan nu eenmaal niet anders, 't is een uiting van 't bestaan, een conditie zelf van 't leven; maar uitsterven, verdwynen van den aardbodem niet als individu, maar als soort, geslacht of familie; zonder kinderen, broers of zusters, neven en nichten na te laten, die van je erven, als belooning voor de moeiten van 't instandhouden van naam en deugden kenmerken en eigenschappen van ouders of vooroudeis. Waarom heeft u nooit De laatste der Mohikanen" vergeten,en zooveel andere Indianenromantitels wel ? weet net zoo min als ik iets meer van dit boek van voor 30 jaar, dan dat hjj, niet de eerste, ook niet de voorlaatste, maar de laatste der Mohikanen was. O, dat weemoedige gevoel van de laatste te zien sterven. Maar een Kiwi is toch geen mensch, zelfs geen Mohikaan ! Neen, dat kan ik niet tegenspreken. Ik kan ook niet zoo derigreerend over 'c menschdom denken om den ouden wijsgeer na te zeggen : Hos beter ik de menschen heb leeren kennen, boe meer ik de dieren ben gaan waardeeren". Dan heb ik het tot nu toe beter getroffen. En toch 't uitsterven der Roodhuiden en Maori's treft me niet zoo bijzonder, nu ik het ook bsleef van de Kiwi a. Of dat nu komt omdat ik nooit een levenden Roodhuid of Maori gezien heb, en wel een levende Kiwi, zal ik later wel eens onderzoeken. Een ieit is het, dat het mij spijt, erg spijt, dat het dier weg is, met nog minder kans op een retnp)ac,ant, dan de veelbelovende jonge orangoetarg, die hem zoo spoedig gevolgd in, gestikt in den rook van een onbeduidend brandje. De Kiwi is, vrees ik, voor goed weg, met bison en bever den kant van Palaeontologie op, waarheen hem, ook nog met menschenheugenis, al zooveel dieren zyn voorgegaan ; om er maar eentje te moeite heeft met haar kar of koopTaar zegt: nou ik blijf je dankbaar'' en lacht eens, als Frans zijn sterke handen ten haren dienste heeft gebruikt. De kleine jongen, de vragend naar hem op kijkt, voorkomt hij zelfs door hem zijn sigaar toe te reiken en hem van 'c vuur te voorzien, dat het beschroomde ventje niet dorst vragen. De meisjes op straat, die naar zijn lachend gezicht kijken, knikken en grinniken van plezier; hij niet minier.... Hij is verliefd op alle mooie jonge meisjes en kust ze, dat het een aard heeft. Vies van een glaasje onversneden kan hij niet worden genoemd en heel zijn ziel is n lied, n vroo lijk lied ter eere van het leven.... Als hij verzen gemaakt heeft, laat hij ze ge rust lezen en stoort zich niet aan de kritiek van Jan en Alleman, Hij schreef ze om de goeie menschen plezier te doen Hebben ze er geen plezier in, dan is 't jammer, maar 't raakt hem niet, 't was goed bedoeld. latusscben gaat hij de wereld door en voelt zich op zijn eentje even goed thuis als in de grootste meuschenmassa.... Ik houd veel van Frans. Ik mag hem graag lijden, want ik ben het zelf." Geen betere dienst is er te bewijzen aan de nagedachtenis van den vroeg, veel te vroeg ge storven talentvollen joegen dichter dan de herin nering aan deze vier vroolijke bladzijden. J. WINKLEK Paras. Gedenkschriften van Paul Kruger. (Premie van Het Nieuws van den Dag ) Amster dam, J. Funke. MCMII. Laat her, maar dadelijk gezegd zyn : dit boek valt me tegen. Niet dat de gedenkschriften van Eruger geheel onbelangrijk zyn, och neen, als bijdrage tot de geschiedenis van de ZuidAfrikaansche Republiek heeft ook dit boek wel eenige waarde, al kan men nu juist niet zeggen, dat het veel nieuws bevat. Maar heeft de man, die veertig jaren achtereen openbare betrek kingen bekleedde, waarvan hy er bijna twintig zich geplaatst zag aan het hoofd van den staat, die daarenboven een zoo werkdadig deel heeft genomen aan de diplomatieke twisten, welke den bloedigen worstelstryd vooraf gingen, heeft die man niet andars te vertellen, dan wat ons hier in nauwelijks 200 bladzijden ik laat een paar vellen redevoeringen buiten be schouwing wordt aangeboden ? Hetgeen de secretarissen van den heer Kruger hier hebben geboekstaafd hadden zy gevoegelijk ook zonder dictee van den etaatspres dent kunnen neer schrijven, misschien nog iets objectiever en vermoedelijk beter gedocumenteerd. Nu hebben wij slechts )p goed vertrouwen aan te nemen, als de heer Kruger volgens zy'ne secretaris sen ons verzekert: dat de moord van Piet Grobler (in 1888) geschied is op aanstoken van Rhodes en z\jn kliek, Jy'dt geen twijfel, want l), zooals wij vroeger reeds hebben gezegd 1), had Rhodes toen reeds het oog gevestigd op de binnenlanden van Zuid-Afrika, en was hij be vreesd dat zijn plannen verijdeld zouden worden door de ainstelling van Grobler" (W. lul). Is dat dan nu werkelijk allej wat de president Kruger te zeggen hoeft; viel er voar hem als historisch persoon niets anders na te laten aan de volgende geslachten, voor wie de ondergang van het Tracsvaalsche volk een der belang rijkste feiten in de geschiedenis zal vormen? Zoo niet, waarom ons dan beloofd de gedetkschrif<«w, terwijl ,zo»?eej belangrijks werd achter gehouden ? Da mannen, welke den heer Kroger ten deze van raad dienden, hebben hem waarlijk geen dienst bewezen, en zy', die de zoogenaamde gedenkschriften voor de pers gereed maakten, hebben vermoedelijk wat al te veel vertrouwd op de welwillendheid en de ni-uwsgierigheid van het groote publiek, dat zooveel belang blijft stellen in de Transvaal. Hoe geheel anders had dat boek kunnen zyn! Daar is een man, die als 't ware de geheele geschiedenis van een volk mede maakt, die als knaap behoorende tot de eerste voor trekkers", welke zich noordwaartsvan de Vaal rivier vestigden om er een nieuw rijk te stichten het schier onbekende land ziet opbloeien van een nomiienstreek tot een vernegentiende eeuwsch boerenrepubliek zoodat hy in de tijisruimte van een menschenleeftijd eene ont wikkeling aanschouwt, waartoe anders eeuwen r,oodig zyn, en dien man laat men uit zyn 1) Ik cursiveer. noemen, de Dodo, de groote vogel van Mauritius door onzen Van Neck in 1598 daar ontdekt, en waarvan in Londen een poot, in Kopenhagen een kop, in Praag een. snavel en in Den Haag ia 't Mauritshuis een schilderij naar 't leven als een gioote schat zorgvuldig wordt bewaard. Toen ik daar in de schemering de slangenzaal inliep, om een ka isje op den Kiwi te hebben, en in dat half luistere hok, in plaats van de korenschoof met het geheimzinnige dier onverwachts drie nieuwe groote krokodillen zag liggen, die my met hun enge tooveroogen, zoo hypothetisch aankeken, toen schrok ik even. De Kiwi is dood, zei ik zachtjes, en de oppasser zei het luid: Dinsdag gestorven, na visr jaar in Artis onzichtbaar aanwezig te zijn geweest. Jammer, heel erg jammer zoo'n zeldzaam dier. Ja, wel jammer, dacht ik, maar hoeveel van de heeren en dames, leden of wel bezoekers zullen het dier gezien hebben ? Als de kaas 'c schoonst was, zoo om dezen tijd van 't jaar, of in den voorzomer tegen half vy'f waren er zoo zelden menschen in de slangenzaal (e zien. En 't was toch zoo'n interressant, zoo'n komiek gezicht, dat zonderlinge beest na lang aarzelen uit zyn stroohuis te zien stappen recht op de bloempot met aarJwormen toe. Eens was ikergelyk met een Overy'selschboarenvrouwtje, toen de Kiwi zich verstoutte nog vóór de maan scheen, uit zyn schoof te komen. Het goede mensen, dat dien dag toch al htel wat vreemds moet gezien hebben, sloeg van verbazing de handen in elkaar en rief) uit de volheid haars harten : Goede Griete, wat hè? onze Lievenheer toch rare kosigangers !" Ei ze lachte met de handen op de knieën. U zou ook gelachen als u daar in 't halfduister uit het stroo een beest had zien opduiken, met een lyf als een gans maar zonderstaart of vleugels (da stompjes er van zijn zoo klein, dat ze geheel onder de veeren verborgen blyven), heel vet vooral aan het achtereind, met een kop die veel te klein is op een korten hals, en met een snavel als van een ibis; maar veel grooter en plomper; en dat heele beest op een paar pooten, hoog, dik en plomp, als had hij ze van een jongen struisvogel geleend. Men had maar zelden tyd om 't beest goed op te nemen, want in vier malle wiebelpassen was hy in een draf zyn kooi door en weer in zijn schoof gekropen. Maar een poosje later kwam hy terug, hy had zijn schroom overwonnen, jeugd en particulier leven niet veel meer boek staven, dan dat hij leeuwen neerschoot en kinderen kreeg, de kaffers hielp bedwingen en binnenlandsche oneenigheden deed beslechten l De beschavingsgeschiedenis van de Transvaal hadden wy mogen verwachten en wij vernemen nauwelijks iets meer, dan dat een doode leeuw brult en een kaffer dom is. Zelfs de ontwikke ling van den patriarchalen regeeringavormtoteen democratische republiek met een grondwet en twee kamers, krijgen wy niet te aanschouwen. Voor en na kafferoor1 ogen en wrijving met En geland. Meer wordt ons niet geboden. De heer Rimpel, die de geautoriseerde Nederlandiche uitgave" bezorgde 't was waarlyk niet o erbodig i e verzekeren, dat deze uitgave heutch de authentieke is, heeft het blijkbaar niet noodig geacht zooveel mogelijk Krugers verhaaltrant te behouden 't werk werd immejs gedicteerd?" Vermoedelijk ging daardoor veel van hè' naieve verloren en stooten wy nu op allerlei bijzon derheden, welke hier niet op haar plaats zyn, b. v. dat de President op de Parysche tentoon stelling van 1878 een medaille ontving ter herinnering aan ... een luchtreis (per balloncaptif),dat te Port-Said kolen werden ingenomen, enz. enz., terwy'l de reis van Duitschland toen de keizer weigerde Kruger te ontvangen in hoofcUaak als eenige herinnering te ver melden geeft; De gelegenheid om den be roemden Dom van Keulen te zien, liet zich Kruger evenmin ontnemen". Zoo ooit, dan kunnen wy hier zeggen:... niet voldaan l A N. J. F. Levenseer. De schryver van dit werk, Henri Borel, noemt het »een studie uit het indische verlofgangeraleven." Daargelaten nu of zoo'n Indische verlofganger 'n interessant genoeg personage ia om er 'n studie van te maken, lykt me dit boek ook in zooverre 'n studie, als bij schilders dergelijke oefeningen vaak klits klets op 't doek worden gesmeten. En evenals by schilders zulke studies iets frisch en vlots hebben, zoo heeft dit door Burel er in de gauwigheid uitge smeten boek iets gemakkelyka en vlots, maar 't onderwerp is nogal onfrisch en, ik moet eerlyk zeggen, onbelangrijk. Heel veel zieleleven houdt de heer Alex Dnclou, Indisch verlofganger, er niet op na, al is't bijgel jovigfatalistische dat in iemand by' een lang verblyf in de tropen, voor 't meerendeel alleen onder inlanders trekt, goed voelbaar gemaakt. De zaak wordt er niet beter op, doordat de schryver zoo schrikkelijk dikwyls in her halingen valt; dat «mysterieuze levenffl jïle" en 't «jonge warme lichaam" komen uit den treuren in dit verhaal op de proppen, en men zon den heer Borel wel een fl Tide willen toe dienen tegen afgezaagdheid en herhaalmanie. Een tragisch moment is niet te miskennen in de droevige omstandigheid dat de heer Duclou, na diverse avonturen en avonduren met yereersters van de Venus Vulgivaga, een j ing meit-je, levenshongerig en warmbloedig dat zich aan hem geven wil ontmoetend, en met haar in nachteenzaamheid in de boscbjes vertoevend, en het supreme moment machteloos omvervalt, vóór zoodoende haaf niet bevredigen en zich zelf niet kan vooizien van levenselixir in den vorm van mysterieus fl/ilum. Immers de oude Indische dokteren, de doekoen, had hem gezegd dat de toewan alleen d;\i van zyn malaria kon genezen wanneer een jonge blanke vrouw zich uit liefde aan hem gaf. Hy was dus byna aan den eindpaal van zyn ver langen, maar zyn ziek, ontzenuwd (Bjrel zegt »aitgezenuwd") lichaam weigert. Zx> vindt hy dan na zyn afscheid van Adèle den dood, hetgeen we kunnen opmaken uit het gemei gde bericht, dat op de laatste bladzy is afgedrukt. Zooals ik reeds zeide, dit boek is vlot en gemakkelijk geschreven, hier en daar zelfs wat slordig. Een groot voordeel er van is wel dat er niet in wordt geliflaft met «reinheid ' en dergelyke zaken. Pare sereenheid en zulke clichés worden ons hier bespaard ; maar waarom laat de schryver in zyn lente-impressie den boel zoo gedurig «fermenteeren" ; is gisten geen goed woord meer ? De beste bladzyden van dit boek zyn wel 135 vgg., 150 vgg. en 196 vgg. EDWARD B. KOSTKE. Boekverkooping te Leiden. Wy' vestigen de aandacht op eene belang wekkende boekenveiling welke op l December pikte in de haast een paar aardwormen uit zyn pot, en dan gauw wet r weg. Ia bewoonde streken komt hy al in 't geheel niet meer voor, alleen, nog maar in weinige exemplaren op een paar haast ontoegankelijke eilanden van Nieuw Zeel&nd. De weinige reizigers, die hem in de natuur hebben kunnen waarnemen, zegden dat hy ver bazend sael loopen en goed springen kanoeen geluk voor zoo'n vleugelloozen vogel; en dat is ook wel te begrijpen als men zy a po Jten aankijkt. Met zijn snavel peutert hy heel knap dikke aardwormen uit den weeken grond; maar 't moet vooral een vermakelijk gezicht zyn als de dikkerds in den maneschijn vechten, dan probeeren ze elkaar te trappen met hun reuzenpooten. In de Londensche diergaarde hebben er eens een paar gebroed, de eieren waren zoo zwaar, dat ze een vierde wogen van het geheele dier. Mannetje en wyfje zaten daarbij bjurtelings op het ei, en dan overdwars; den kop hielden ze ingetrokken, zoodat ze een paar donkere harige ballen leken, vooral als ze daarby, om zich te steunen, den snavel in den grond staken. Maar jongen kwamen er niet uit; ongelukkig genoeg, anders was de soort misschien gered. Voorwie verzuimd heeft dat merkwaardige zaaltje in 't uiterste Noordwesten van Artis te bezoeken is de kans verkeken om er ooit weer een Kiwi in leven tezien, tenzy er door een toeval na deze laatste, nog eens een allerlaatste Kiwi den tuin in komt. Met spijt en goede voornemens voor de toe komst, zult u naar het museum moeten gaan, daar zal het merkwaardige dier binnenkort, met turf in zy'ti buik, met arsenikzeep in z'n huid en met glazen oogen in zyn hoofd u verwijtend aanstaren, dat gy de gelegenheid hebt laten voorbijgaan een uitstervend dier vóór zijn tragischen dood een bezoek te brengen, een dier dat contemporain met u uitsterft. Is 't niet als 't negeeren van een totale zonsverduistering, die maar eens in uw leven voorva t? Gelukkig zyn er nog andere merkwaardige dieren in dat zelfde slangenzaaltje te zien en ook by klaarlichten dag, wanneer men maar tyd heeft. Ik hoop u er een volgenden keer nog eens heen te brengen. E. EEIMANS. a. s. en volgende dagen door de firma Burgendijk & Niermans te Leiden zal gehouden worden. De catalogus is verschenen en de titel vermeldt dat zijn inhoud voornamelijk bestaat uit de boekerijen nagelaten door de heeren mr. A. J. Andreae en D. H Andreae in leren notarissen te Kollum in Friesland, die sedert jaren veel verzamelden op het gebied der vaderlandsche historie, geslacht- en wapenkunde. Verder de collecties afkomstig van dr. B. ten Haar Bz., em.-predikant te Ny ne gen, K Wieringa, leeraar in de geschiedenis en aardrijkskunde aan het gymnasium te L?iden, dr. J. J. van Harreveld, arts te De venter, waarbij gevoegd vele kleine verzame lingen. Da catalogus vermeldt boekwerken en tijd schriften over de navolgende rubrieken van wetenschap en kunst; ah geschiedenis en aard rijkskunde , genealogie en numismatiek, godgeleerdheid en wijsbegeerte, rechtsge leerdheid, staathuishoudkunde, Oostersche en Enropeesche taal- en letterkunde, curiosa, zeldzame werkjes, uitgaven voor biblicfnlen, werken over kunst, pracht- en plaatwerken, geneeskunde, pharmacie, scheikunde, natuur wetenschappen, plant- en dierkunde, genees kundige instrumenten, postzegelalbum, boe kenkasten enz. Het geheel vormt eene interessante collectie waarvan de catalogus op aanvrage verkrijgbaar is gesteld. De kykdagen zyn 28 en 29 November a. B. NIEUWE UITGAVEN. Gedenkschriften van Paul Kruger. Geauto riseerde Nederlandsche uitgave, bewerkt door FEEDEBIK ROMPEL Premie van Het Nieuws van den Dag. Amsterdam, J Funke. Wat h te vertellen heb! Uit het Gooi, door A. F. DUDOK VAN HEEL, met 12 illnstratiën van E STAEK Utrecht, W. de Haan. Het kasteel Boekelo. Roman uit Twente, door VIATOB. Utrecht, A. W. Brnna & Zoon. Getrouwd bij volmacht. Indische novelle, door J. H. HEPPENEE. Utrecht, A. W. Bruna & Zoon. Gekhuizen. Nagelaten roman van een zonder ling, door H. BRINKMAN. Amsterdam, C. L G. Veldt. De loop der dingen, door JEANNE REYNEKE VAN STÜWE, 2 deelen. Amsterdam, L. J Veen. Allerlei menschen, door J. DE MBESTBB. Amsterdam, G A. J van Dishoeck. Studies over Vondel's «Gy'sbrecht en over Nationaal leven," geschreven door L SIMONS 1891?1902, Haarlem, De Erven F. Bohn. Donkere Schaduwen, door NATALIE VON ESCHTEUTH Uit het Duitsch vertaald. Uitgave van A. W. Bruna & Zoon te Utrecht. Boeken voor j ongens en meisjes : Aladin en de Wonderlamp De avonturen van Gulliver onder de reusen. De Lotgevallen van een Ezel naar la Comtesse de Ségur, geïllustr. Uitgave van R. van der Velde te Leeuwarden. TZINE. In Harmonie met het Oneindige. IRIS. Hoe meer de lief de wint. - TOLSTOY, Russ. Volksverhalen. Blaricum, (N.-H), drukkerij .Vrede." Tot ontucht gedo md! Treurige toestanden in het Britsch-Indische leger, door ELIZABETH W. ANDREW en KATHARINE C BUSNELL Met voorafgaande brieven van mevr. JOSEPHINE E. BUTLER en HENRT J. WILSON, lid van het parle ment Uit het Engelsch bewerkt, door H. J. C. PIEESON Illustraties naar teekeningen van TH J. MOLKENBOER Amsterdam, Joh G. Stemler Cz. Wvjding. Velzen van RICHAED C. CNEUDT. Amsterdam, G. A J. van Dishoeck. De Stem die Verklonk . . .., door GERARD VAN ECKEBEN Amsterdam, C. L. G Veldt. Langs den Stormvloed, door Jou H. BEEN met portret van den schryver. Amsterdam, S. L. v. Lioy. JOIIAN NORDLING, Vera, door den schryver geautoriseerde vertaling van Pu. WIJSMAN. Amsteriam, Van H>>lkema & Warendorf. Het burgerlijk recht op onse examens. Duizend vragen ten dienste van hen, die zich bekwamen voor een examen in boekhouden, van ant woorden voorzien, door A. FABER. Rotterdam, G. Del wel & Co. E LÜTZELEE, De nictiioste uitvindingen en ontdekkingen, door dr. B C. GOUDSMIT. Zutphen, W. J Thieme & Co. ROB. S. BALL, Het ontstaan der aarde Voor Nederland bewerkt door dr. B C. GOÜDSMIT. Afl 1. Zutphen, W. J. Thieme & Co. De gezondheid in huis, gf-ïilustreerd. Afl. 2 en 3. Almelo, W. Hilarius W.Zn. Inhoud van Tijdschriften. Ons Hu'-s G-ïllustreerd maandschrift voor kinderen van 7?9 jaar onder hoofdredactie van Kat h. Leopold en llenr. Dietz en met vaste medewerking van de dames Cath. van Rennes, Agatha Snellen, A. C Kuiper, Christine Door man en Nelly .Bodenheim. Ie jaargang No. 1. Haarlem, Vincent Loosjes. Di, Erfe.niskwestie van P.eter Ttyler van der Hulst. Bevattende het geheele testament van Pieter Teyler van der Halst, benevens nog een extract testament, historische bijzonderheden, weerleggingen, raadgevingen enz. enz , door W. P. J OVEHMEEE. Haarlem, G. W. Groeneveld. Eigen Haard. No. 47 : De Rotterdamsche Juffer, historisch verhaal uit het midden der 17a eeuw, door F. A. Buis, IV. De Orangoetan en zyn nest, door dr. C. Kerbert, met af b. Een mooie dag, door G F Haspels, (Slot.) Van de Berkel tot den R^jn, door C. L. van Balen, met af b. naar foto's van den heer J. C. Kuyper, te Zutphen, (Slot.) Mynbouw en nog wat, door Pim, II Bshoud der oude Hollandsche kerk te Colombo, door dr. H T. Colenbrander, met afb. Ver scheidenheid. 40 cents per regel. en hooger 4 Meter l Franco en vry van invoerrechten toegezonden l Stalen ommegaand ; e venzoo van zwarte, witte en gekleurde Henneberg-Zljde" van OO cent tot fl 14.O $ p->r Meter. G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Zürlch. Piano-, Orpl- en MrataM MEYKOOS & KALSllOVElf, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Hutu. Repareeren Stemmen Ruilen,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl