De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 23 november pagina 5

23 november 1902 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1326 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. uu 6 Tabletten. ?MuiuwiitiimitiiiiimiimiiiimMiiiiMmiiuiiiiHiiiiiiimiiiiiim KI het Sint- Nicolaa&feest nadert, trachten vela (alle) ouders hun kind een of andere verrassing te bereiden en worden das da speel goed winkels drnk bezocht, js, voor de inderdaad nrnaie uitstallingen verdringen zich ouders of belangstellenden, om een kenze te doen uit kat mooi», dat er voor billijken prqg wordt Hewljjk, dat zoo velen een bew\js hanner kinderliefde willen geven, dat zelfs de grenzen dier liefde uitgezet worden ten bate van het arme kind, maar toch, een waarschuwend woordje is niet overbodig, want ook hier »is alles geen goud wat er blinkt" : bet uitgestalde voldoet n.l. niet steeds aan den eiscb, dat het Mnderspeelgoed moet zijn. Als daar b.v. een verzameling van poppen in nationaal costnnm prijkt, dan zal de volwatgene die zeer zeker met belangstelling be zichtigen en op grond daarvan geneigd z\jn tot aanschaffing; hjj zon dan echter geen tpeelgoei. koopen, maar hulpmiddelen voor het aardrijkskundig oaterwQs. En zeker, beide zijn noodig of geweoscht, maar zij bebooren elkaar niet te vervangen. De opvoeder heeft zoowel aan het «pelende als aan het kerende kind te denken, en dat, wat in de school behoort, niet in de kinderkamer te brengen. En nu moge men, onder aanhaling van het bekende «Mijn loeren is spelen" er op wijzen, dat spelen toch ook vaakleeren is, daarmede is het loerende speelgoed (en dit zijn niet slechts poppen in nationaal costnum) niet goed gepraat' Want wel doet het kind bfl (door) het spelen vrjj wat kennis op, maar daaruit volgt volstrekt niet, dat het speelgoed de bedoeling mag hebben, om wat te leeren. Integendeel, speelgoed moet speelgoed bleven (het leeren is een toevallige winst) en nimmer mag het speelgoed leer object wezen, of men is onwaar jegens het kind ! Intusschen, niet slechts door het leerenda speelgoed, ook door het ingewikkelde speelgoed il men jegens het kind onwaar. Als toch het kind een spoortrein, luchtballon, automobiel, tooverlantaarn of wat ook in dit genre, als speelgoed ontvangt, dan is er welbeschouwd een stak speelgoed gegeven voor het geheele gezin, voor «kinderen boven de dertig jaar". Zal toch de spoortrein snorren, de luchtballon stijgen of de auto «poffen", dan moet het kind hulp ontvangen, of liever, dan moeten onderen er mee bezig z(jn, terwijl het kivd mag toezien ; het gezin speelt dus met wat voor het kind bestemd is. Ook hierbij is men al zoo onwaar, ja, nog ergert Hierbij wordt de z.g. eigenaar op zq geschoven, omdat hy het ge noegen der onderen stoort. Hier bereidt het speelgoed dus vr\j wat anders dan genot en wordt het een der kinderrampen l Moet alzoo leerend en ingewikkeld speelgoed beslist afgekeurd worden, kinderspeelgoed op zich zelf ia goud waard ; het maakt de kinder kamer (of wat daarvoor gebruikt wordt) tot een paradijs. Zal daar n.l. de rechte stemming beerscben, dan is stilte verboden, dan is het er drnk en lawaaierig, dan «vergaan (een vol wassene) hooren en zien," en daartoe kan een stok speelgoed zoo oneindig veel bijdragen l Daartoe is het zelfs noodig, als ... het kind er mee sollen of smijten kan, als het uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet kan worden, in een woord, als het kind het behandelen kan. Ea de kenze van zulk speelgoed is zoo verbasend moeilijk niet ! Als belangstellende koopers zich nog slechts weten te herinneren, wat zy dachten en gevoelden, beseften en smaakten, toen zij kinderen waren, dan voor zeker zal het kind ook hier ontvangen «wat lm kinds**." W. A. W. MOLL. Het Vronwentlesreclit in Amerika. Zooals .men weet, hebben vier Westelijke staten van Amerika sedert eenigen tijd het Trouwenkiesrecht. (Colorado, Ucab, Wyoming en Idaho.) Dat het juist de Westelijke staten zya, waarvan de regeering zich zoo liberaal ?n hoffelijk ten opzichte van de vrouw heeft getoond, is niet te verwonderen, omdat de mannelijke pioniers mér dan hun broeders in het Oosten, de goede eigenschappen van de vrouw hebben leeren kennen en opprysstellen! Immers, waar zy' de wildernis introkken, vaak aangevallen door Indianen of «outlaws" (mannen, die om de een of andere misdaad uit de maatschappij zy'n verbannen, en daarin nooit mogen terugkeeren), daar had de man in de eenzaamheid der prariiën mér gelegen heid den persoonlijken moed van zijn gezellin te erkennen, dan wanneer zy, in de beschaafde wereld levend, uitsluitend voor bet werk bin nenshuis werd geroepen. Was het wonder dat de man allengs de vrouw niet als zyn mindere, maar als zijn gelyke ging beschouwen, eb, nadat de voor malige wildernis een georganiseerde maat schappij was geworden, baar beloonde met de mondigverklaring der vrouw voor de Wet? En zoo komt het dan, dat de vrouwen in het Westen hebben verkregen, waarnaar baar zusters in het Oosten en in de Oude wereld te vergeefs verlangen. In Colorado hebben de vrouwen het kies recht sedert acht jaren, en een van haar is reeds gekozen om zitting te nemen in het Huis van Afgevaardigden. Hoe hebben de vrouwen van haar recht gebruik gemaakt ? In de dagbladen was dezer dagen het vol gende te lezen: >In Colorado bestaat het vrouwenkiesrecht sinds lang, maar het heeft er niet veel succes I De vrouwen hebben thans zelf erkend dat de politiek thans veel rott r is geworden" Dit is weer een der artikelen, zooals er by menigte worden vervaardigd in de gruote kugenfabriek: de Amerikaansche pers. Als men, zooals ik, gedurende een jaar in Amerika heeft vertoefd, en in Colorado heeft geleefd te midden van de vrouwen die in het hierboven meegedeelde zoo grovelijk worden gecpmpromiteerd, dan trilt men van verontwaardiging bij het lezen van zulke leugens! De reden van die lasterlijke aantijging ligt voor de hand. Waar de vrouwen het kiesrecht hebben, viert de democratie haar trinmf! De door haar gestelde candidaten, allen democratisch, behalen meestal de overwinning; en dit is een doorn in het oog der republi keinen, die natuurlijk zelf graag het roer in banden houden. Dat de vrouwen van die republikeinen, door haar mannen beïnvloed, niet ingenomen zijn met dezen gang van zaken, en de overwinningen van haar democratische zusters met leede oogen aanzien, is natuurlijk, en vandaar de verdacht making. In het Westen leven, meer dan elders, rijke Heden zonder opvoeding. Door gelukuige spe culaties of door het werken in de mijnen in een minimum van tijd ryk geworden, met andere woorden van niet tot iet gekomen, meenen z\j met het geld ook tevens de geeste lijke ontwikkeling deelachtig te kunnen worden. Zij keeren zich af van hun vroegere stand en lotgenooten en worden van democraten de heftigste republikeinen, vol minachting neer ziende op degenen, die iets voor het volk willen doen. Zy ontzien zich niet door omkooping hun candidaten er door te krijgen en door verdachtmaking de democraten een neder laag te laten lijden. Ik woonde een verkiezing in Denver bij, met al de agitatie er aan verbonden. De dames reden in hare liuggie» (lichte wagentjes voor twee personen, altyd door de dames zelf bestuurd) of in haar automobiles rond, om de dames en hare dienstboden eerst naar het bureau ter registreering en daarna naar het stembureau te brengen. Een harer candidaten was rechter Lindsay, een man die onvermoeid werkzaam is voor de verbetering van het lot voor verwaarloosde kinderen. Tevens heeft hy den strijd aan gebonden tegen de «bars", kroegen, die. in Amerika als paddestoelen zonder eenige controle uit den grond verrijzen. De herbergiers kwamen natuurlijk op tegen dezen candidaat, en veel kapitalisten, die in de revenuen betaald door die tallooie kroeghouders, voordeel zien, steunden een tegencandiJaat (rep) die verklaard had, niet tegen het bestaan van bars te zijn l De vrouwen spanden alle krachten in, en zühadden het genoegen ten minste in Cjlorado, haar candidaat met groote meerder heid van stemmen als «Connty j udge" verkozen te zien. Dat de verbittering der Republikeinen groot was, is niet te verwonderen. Maar, iu plaats van zich neer te leggen bq het feit, begonnen ze nu een campagne niet, tegen rechter Lindsay die nu eenmaal toch verkozen was maar tegen de vrouwelijke strijdsters zelf. Ea de hatelijkste insinuaties werden in de Republikeinsche bladen verkondigd, tegen de vrouwen die door haar ijver hadden getoond hart te hebben voor de goede zaak l Dat de vrouwen zelve zonden hebben erkend, dat door haa> invloed de toestanden in Colorado cor rupter zonden zijn geworden als te voren, is te dwaas om te worden geloofd. Een repu blikein uit Denver, die tevens afgevaardigde is, heeft te Washington voorgesteld, de vrouwen in Colorado het kiesrecht te ontnemen, omdat haar invloed, vooral in Denver, zoo groot was. Maar de vrouwen hebben op waardige wyze daartegen geprotesteerd. Haar voornaamste argument ter verdediging was: «Hoe kunnen wij in slechts acht jaren alles veranderen en verbeteren, waar de wetten door de mannen gmaakt, sedert «etraen als geldig zijn be schouwd geworden V" En, zy hebben gelijk.' Hoe kan men vlug tegen den stroom oproeien, wanneer de tegen wind van egoisme en eigenbelang zóó sterk isl Daarom, het zon zeer voorbarig zy'n, de invloed van de vrouw op de politiek na zóó korten tijd ongunstig te beoordeelen. Op het congres voor Vrouwenkiesrecht te Washington, kwam een der afgevaardigden ex-senator Cannon uit Utah dus een der Staten waar Us «roww het kiesrecht heeft, op het podium. Hij zeide o a.: «Ik zelf was eens een tegenstander van het kiesrecht voor vrouwen. Maar nu ben ik ten volle bekeerd. Ik ben tot de conclusie gekomen, dat het tot heit der menschheid zou zijn, als de vrouwen mede een stem hadden in 's lands bestuur!" In de constitutioneele conventie van Alabama, is het voorstel ingediend intellectueele vrouwen het kierecht te geven als tegengif tegen den steeds grooter wordenden invloed van de negerkiezers. Dit is ook voorgesteld in Luuisiana, waar dezelfde invloed een gevaarlyk karakter dreigt aan te nemen. Och, konden wy vrouwen, maar eens een aantal negerkapitalisten als genaturaliseerde Hollander» importeeren, wie weet boe gauw men hier te lande onze hulp als tegengif noodig had! Hoe ellendig bekrompen vele mannen, zelfs nog in den Haag zy'n, blijkt alweer uit een berichtje in de bladen van heden. Onder het opschrift: «Gemeente zaken" staat te lezen: «Naar aanleiding van een aantal adressen, houdende bezwaar tegen de benoeming van vrouwen als lid der commissie van toezicht op bet lager onderwijs, hebben B. & W. als hun gevoelen meegedeeld, dat er geen aanleiding bestaat om die benoeming langer uit te stellen, waar het toch in de bedoeling ligt, dat eventueele damesleden voornamelijk met het toezicht op het let wel handwerkonderwys wor den belast. Juist lees ik ook het volgende : «In Colorado is een vrouw, mevrouw Crsnfell met een meerderheid van tweeduizend stemmen tot inspecteur van het Openbaar dus allesom vattend Onderwijs benoemd." Als men een jaar lang in het vrye Amerika heeft gewoond, waar reeds sinds een aantal jaren, vrouwen zitting hebben in alle com missies die het onderwijs regardeeren, dan krijgt men een gevoel, als of men in zija eigen land terngkeerend, onder een dompen j e is .gekropen l Faiilie-ArcMeyeii. Het woord klinkt wil wat heel deftig, waar ik slechts eeue eenvoudige verzameling van familie herinneringen op het oog heb; maar ik vind er geen ander, en quand on n'a pas ce que l'on aime, il faut aimer ce que l'on a, leert ons de philosophie der Franscheu. De winter breekt aan, wij hebben lange a vonden, de vrouw, die zich bewust is van den plicht de gezelligheid van den huiselijken haard te verhoogen, zonder altijd een handwerkje te vinden, ziet dikwijl* te vergeefs naar de eeue of andere bezigheid voor die uren van samenzijn, om. Wel nu, ik heb er eene voor haar, die haar niet alleen onledig zal houden, maar tevens van groot nut zal blijken te zijn voor bare betrek kingen en zelfs VOOL wie na haar zullen komen. Wat weten de meesteu onzer eigenlijk jam merlijk weinig van dunne voorzaten af! Ik be doel hier niet de adellijke geslachten, die hun stamboom goed in orde hebben, ofschoon zelfs daaraan nog alle mogelijke kleine bijzonderheden ont breken omtrent de Ie vensgescbiedenis de rgenen, wier naam en wapen in dergelijke genealogiëa opgeteekend staan ; maar de families uit den ge wonen ..goeden" stand. Omtrent zijne grootouders ia men nog vrij goed ingelicht; de overgroot ouders, echter, verdwijnen reeds in een nevel en wat de ouders van dezen betreft, weet men zelden ook maar te vertellen hoe zij heetten, wat zij doorleefden, wie zij waren. En tocb, welke scboone, boeiende bladzijden moet ook buu levensboek niet hebben bevat! Hoe lief moest het ons niet wezen te verwijlen, zoo nu en dan eens, bij den tijd toen zij joag waren en droomden van de toekomst en luchtkasteelen bouwden voor ons .... die hen ver gaten ! Stelt men zich wel eens voor dat wij, die thann in de volle kracht van het leven zijn, en ons bevinden in het heetst van den strijd met het lot, zullen oud worden, op onze beurt, en verdwijnen, zonder dat de jonge generatie, wier komst wij met zooveel vreugde hebben be groet, zich de moeite zal getroosten hier en daar een sp >or van ons verblijf op aarde te bewaren P Niets stemt meer tot wezotoed dan een bezoek bij den een of anderen antiquair, als men den hoek van het magazijn opzoekt, waar men » fa milieportretten" heeft opgestapeld. Er staat geen naam achter, niemand hechtte er waarde aan, toen zij uit een sterfhuis naar bet verkooplo kaal werden gebracht, geen der bloedverwanten deed er een bod naar. Als zij er , voor naam" uitzien, zal misschien de een of andere onbekende ze koopen en, bezield door het verlangen «toch ook voorouders te hebben", ze ophangen in zij n woning, en ze op eens mijnheer of mevrouw van Puff jnburg, of iets dergelijks doopen! Wel licht ook vinden zij jaren achtereen geen lief hebbers en worden zij ten slotte als van onwaarde verbrand. j £ZJ Hebben zij dat verdiend, de vriendelijke oud jes, die onzen grootvader als kind in de armen wiegden en droomden van de achterkleinkin deren, die zij nooit zouden zien? De geschiedenis van gisteren zal die van mor gen zijo, als wij niet wijzer worden, en geen onzer kan zich toch verheugen over het voor uitzicht eenmaal geheel en al vergeten te zijn; laat ons daarom het voorbeeld geven van piëteit voor degenen, die wij nog hebben gekend, mis schien zullen zij, die na ons komen, door ons lesren ook hier en daar een reeds verdord bloempje uit oczen eigen levenstuin te plukken en te bewaren. ? Er behoeft zoo weinig toe: men schaffe zich een scrap album aan en plakke daarin de huwelijksannoncen, de doodsbericbten, de geboorte-aan kondigingen der familie op; dat is reeds iets, maar de verzameling moet compleet gemaakt worden. Hier of daar zwerft nog zeker bet menu van een bruiloft der naaste bloedverwanten, kan men de liederen weervinden bij die gelegenheid gezongen. Als gij ze niet bij uwe collectie voegt, zullen zij eenmaal verloren gaan, en toch wat al aardige herinneringen kunnen zij ons brengen, als wij van tijd tot tijd zulk een gedenkboek doorbladeren. [k bracht vijf achtereenvolgende winters in Zweden, door; het is daar zeer eentonig; men moest verstrooiing zoeken in huis, en ik begon een dergelijk album; heden is het derde deel vol, zooveel valt er terug te vinden en te be waren, als men er slechts eenmaal mede aan vangt, en dat alles ware anders verloren gegaan. Wij leven te veel bij het uur, te spoedig; heden weten wij nauwelijks meer wat gisteren door ons werd verricht; wij geniet ? u liet ge noeg van het verleden; waarom nuueu wij er de rozen niet uit, om ze Leer te iega;en in een urn, waaruit haar geuren zullen voortgaan tot ons op te stijgen? Oase grootouders zijn toch gten doenieten geweest. Zoeken wij op of zij niet eens voor het een of ander bekroond werden; al is bet ook maar voor brood, dat heeft zijne waarde. Jean Reboul was een bakker en zijne kinderen danken hem hun glorierijken naam. Onze voorgrootvader droeg een ridder-orde; waarvoor ver kreeg hij haar? Een onzer ooms ontving eene reddmgsméJaüle. Bij welke gelegenheid? Onze grootmoeder mocht als kind een ruiker aanbieden aan eene nu lang gestorven vorstin. Teekent ze op, al die herinneringen, die anders zoo spoedig zullen worden uitgewischt. Ze zullen tpreken tot hen, die ons opvolgen, hen in den geest doen verwijlen bij degenen, die niet meer zijn. Waar zijn ze gebleven, de albums onzer groot ouders met hunne liefde-gedichtjes vol roerende naieviteit, met hunne gebrekkige maar toch oorspronkelijke teekeningen? Wij houden er zulke boeken niet meer op na; wij hebben queslion albums, waarin onze vrienden moeten opteekenen wat zij het liefst eten en drinken; maar hoe kinderachtig onze voorouders ook schijnen mo gen, met hunne warme vriendscbaps- en liefdes betuigingen, laat ons ze opzoeken, die verzame lingen, met haar moirée-omslagen en verkleurde zijden lintjes. Zij bevatten veel dat nooit ver kleurt. En die brieven van oudsher! O! redtzevoor vernieling! Laat ze niet ongelezen in het vuur gaan, bij den dood van een familielid; maar leest ze eerst alleen, met eerbied, en kiest er de bladzijden uit, die waard zijn te blijven be staan. Gij zult er zwakheden in ontdekken, wellicht; om het even! wij zijn allen op onze beurt zwak geweest; gij zult er de geschiedenis in hervinden van twisten; maar «oude veten zijn vergeten" aan gene zijde van het graf. Niemand die er zijne ontslapene minder lief om zal hebbeu. Zot kt hem op, den brief waarin uw grootvader uwe grootmoeder ten huwelijk vroeg, laat ze niet verloren gaan, de epistels, welke zij hem toezond zoo vaak zij gescheiden waren. Gij vindt ze »êsr, geel geworden door den tijd, maar altijd jong, altijd tintelend van leven, vervuld van bet groote, bet heilige gevoel, dat den rijk dom uitmaakte van beider bestaan, van die liefde waaruit gijzelven zijt geboren. En zoo gij niets wist omtrent degenen, die reeds in het graf rusten, ondervraagt dan hen, die ze hebben ge kend, en teekent hunne herinneringen op; maar laat uw arbeid zich niet alleen tot bet verleden benalen: verzamelt ze ook bijeen, de berichten en zaken, die de geschiedenis vertellen van uw eigen bestaan en dat uwer nog levende betrek kingen. Ik heb lieden gekend, die niet eens meer met juistheid wisten aan te geven in welke huizen zij hadden gewoond, en toch hadden zij daar geleefd, gedacht, geleden! Schrijft uwe vroegere woonplaatsen op, maakt zoo mogelijk een scaetsje van die huizen, en vermeldt daarbij de groote gebeurtenissen daarin door u door leefd. Wat al beelden zullen er voor u oprijzen onder zulk een arbeid; wat al redenen tot dank baarheid uw hart daarbij vervullen ! Wij ver geten het goede zoo spoedig, om alleen'bij het kwade stil te staan; maar bij zulk een taak zijn het vooral de zoete herinneringen, die zich doen gelden. Onder de grauwe as«h liggen meestal nog lichtgevende, warme vonken, die «eer opflikkeren, als men er slechts in woelt; zoo is bet ook vaak met oude, schijnbaar doode gene genheden ; gunt u de moeite ze te bevrijden van het stof van den tijd en gij zult zien, dat er nog leven in overbleef, dat zij nog gloed kunnen verspreiden. Ia onze dagen koestert men een groot zwak voor de prullenmand; daar gaat alles in, rijp en groen, als het slechts eenmaal bekeken is; maar laat het er niet in vetdwijnen, wat waard is eene reliquie te worden; bewaart alles wat de geschiedenis van verleden en heden uitmaken kan; aan den avond van uw leven zult gij die verzameling onder uwe liefste schatten rekenen. LOUISE STRATENUS. Ada Ntlson. Marie von Najmdjer. Suzanne Deepréi. Ada Nilson is als tweede geneeskundige beroepen in een der grootste ziekenhuizen van Zweden's hoofdstad. Zy is in Zweden de eerste vrouwelijke arts, die zulk een verantwoordelijke post in een ziekeninrichting verkreeg. In dat opzicht blijven de vrouwelijke doctoren klagen over miskenning, vergeleken by hun manne lijke collega's. Wie weet? Misschien zijn die verdienstelijke vrouwen haar ergsten tijd van achter-af-zetting te boven. Men moet eerst aan het nieuwe wennen. Later komt de waar deering. Vrouwen zijn nauwgezet en plicht matig ; vooral is dit te verwachten van ernstigwillende, vooruitstrevende vrouwen, die naar viy'9 keuze het moeilijk, doornig terrein der geneeskunde betraden. Het feit, dat zy zulk een zware, lastige studie, die later gepaard gaat aan een vermoeiend leven van zelfver loochening tot taak kozen, pleit reeds voor haar. Wanneer zij eenmaal in het bezit zy'n van den vurig begeerden titel, waarom dan haar taak te verzwaren door heimelijke of openlijke geringschatting ? Vrouwelijke artsen zullen in ziekenhuizen trouw en plichtmatig op haar post blijven. Afleidingen van buiten-af, in den vorm van «vergaderingen" en «biertjes" bestaan voor haar .niet. Wat deze laatsten betreft: «Prosit, heeren ! zy zijn u van harte gegund l" * * * In het radicale Oostenrykeche tijdschrift Neue Bahnen, heeft de Oostenryksche dichteres, Marie von N sj mij er, onlangs een vers geschre ven, dat afgescheiden van welke r.enting in poëzy, door de stiekking de sympathie van vele vrouwen zal wegdragen. Marie von Najooajer verheft zich in «Ich bin ein Weib"! op het vrouw-zyn, waaraan zy meer zelfstan digheid toeschryft dan gemeenlyk ten deel valt aan den staat van man. Een man, die in de wereld voor een of ander stry'd voert, moet tegenwoordig in de massa opgaan, wil zyn kamp iets beteekenen en op zegeviering uitloopen: «Wie dank ich's meinem weiblichen Geschlechte, Zu kampten frei, allein, fiir Menschenrechte." En dan vervolgt zy: »Für Menschenadel brech' ich eine Lanze, Von keinem feigen Compromisz entweiht; Ich achte nur das Grosze, nur das Ganze, Nicht Stamm und Stand und deren Zwistigkeit, Ui d zwingt man auch den Mann dafür, dagegen: Ich bin ein Weib und geh'aufeignen Wegen." Juist over dat gaan op eigen paden, jubelt de dichteres. Kernachtig beweert zy: «Als mannen niet voor tronen bukken van monar chen, dan krommen zy den nek voor het gepeupel. De mannenwaarde gaat daarbij reddeloos verloren; de party (immers zijne party is voor den partijganger, de party) drukt met centenaarslast hem neer, maar zy, Marie von Na j m aj er juicht: »So will's in mir Bieb. stolz nnd freudig regen: Ich bin ein Weib nnd geh' anf eignen Wegen"! Voor een vronwenkiesvereening of een ver tegenwoordigend cpllegie, zal deze Oostenryksche schrijfster zich wel r immer candidaat stellen. Zy is er ongeschikt voor. * » » De bekende Franscbe tooneel-kririkns, Paul Flat, deelt merkwaardige bijzonderheden mee, aangaande rol-opvattingen in het Maison de Molière (Ie théfttre franciis) en speciaal over een veel besproken, veel uitgeplozen Pt drerol, thans vertolkt door mi-juffrouw Suzanne Després. Als Paèdre, had de jeugdige tooneel- ' speelster, die met lauweren, onderscheidingen en reeds met een naam.' het conservatoire verliet een onbetwist succes in het théatre frar ciis. Het publiek kykt wel altijd vreemd op by nieuwigheden, het is spoedig verbaasd, nóg sneller uit-het-veld geslagen, tóch werkt het onbekende, het vreemde magisch. Zoo ook hier. Wel! wel! die debutante, die had een eigen ! opvatting; zy vertoonde een Phèdre, zooals die nimmer aanschouwd was dans la maison de Molière. Zy durfde kordaat breken met traditie l ! Het publiek juichte; zóó ook deden enkele critici. Maar de rest!.... de sociétaires, de in traditie vergroeide en vergranwde critici! oh! la la I parlez-moi de ga! Die dachten er hél anders over. Koppen bij elkaar. Storm van verontwaar diging. Neen, maar! wat zal Mounet Sulljr bij wien traditie en onnatuur er vinger-dik op liggen, met s-yn oogen gerold, met zijn tors gedraaid hebben! Ik zie het vanhier. Paul Flat, die aarts-bengel, die ook al het waagstuk van Suzanne had durven toejuichen, voorspelde in zy'n beoordeeling aan de ryk-begaafde, vélzydig-ontwikkelde jonge actrice, dat voor haar een potje te vuur zou staan. De sociétaires weerden zich, zooals..., zooals Franschen zich weren wanneer zy te goeder-tronw verontwaardigd zyn, of meenen, indignatie voor het daglicht te moeten brengen. Het was voor Suzanne Després na haar eigendunkelijke Phèdre- creatie geen leven meer. Verschillende tooneelcritici op-de-hand der Sociétaires hielpen ongezouten mee, om die eigenwijze Snzanne eens op haar nummer te zetten. Paul Flat kon weinig doen ten bate der jeugdige kunstenares. Hy slaakte hartgrondige verzuchtingen over kritiek en traditie. «De letterkundige kritiek is dood. Beweer ik hiermee, dat de dramatische kritiek leeft en eerlijk is ? Wie zon zoo iets durven be weren ?".... O'er Sarcey deelt Paul Flat nog ter loops mede: «Die goeie Sarcey, die muntte waar achtig niet uit door geestesbeschaving. Tóck heeft hij eens een zér verstandig antwoord gegeven, dat pleit voor zijn behoefte aan onaf hankelijkheid. Het was naar aanleiding van het feit, dat eenige vrind j es hem wilden over halen, zich candidaat te stellen voor de Académie fraccaise. .... «En hoe zon ik dan mijn vrijheid van kritiseeren handhaven, als Dumas, Sardon en Pailleron myn collega's werden ?" Mejuffrouw Suzanne Després Is zoo verstan dig, de Cimédie Franciise te verlaten. Paul Flat geeft haar gelijk. «Zg heeft goed gehandeld, door een verzoek in-te- dienen, haar engagement te willen verbreken. Een verbintenis die haar in een milieu plaatste, waarvoor zy niet gemaakt is; zy zon er meedoogenloos zy'n geplaagd, gesard en vervolgd, terwijl z\j elders haar juist emplooi zal vinden." Van traditie gesproken. Die brengt zeker ook mee, dat Tristan, in Wagner's muziek drama «Tristan nnd Isolde", in zóó luchtig en primitief gewaad stervend, aan het zeestrand ligt te wachten, op het schip dat zijne geliefde zal aanvoeren. Waarom is Tristan niet gehuld in een wijden mantel, in een lang, ten voeten afhangend gewaad ? De heer Forchhammer, de laatste Tristan-vertolker, dien wij in Amsterdam zagen, kan niet helpen dat zy'n beenen en lichaam zoo forsch zy'n. Maar waarom alles zoo afschu welijk mouleeren in een vleeschkleurig maillot ? Deze stervende Tiistan geleek een circnsathleet, die met de gewichten gaat werken. In de hoogste mate onaesthetisch en niet in harmonie met den schrynenden weedom, opklin kend uit ore hes t en zang en veraanschouwe lijkt door Tristan's aangrijpend spel, vertolkend zy'n opperste wanhoop. CAPRICE. Perdreaux aux choux. Bnnoodigdheden: 3 patrqzen, 150 gram boter, 150 gram vet spek, 250 gram rookspek, l kool, ui, kruidnagel en. Bereiding. Maak 3 jonge patrijzen schoon. Zont ze in- en uitwendig en laat ze een paar uur zoo staan. Bedek de borst met lappen spek of lardeer ze met reepjes spek. Doe ze in een stoofpan met 100 gram boter. Laat ze rondom mooi bruin braden, er een weinig water by'voegend. Neem een Sdvoye-kool van gemiddelde grootte. Doe er de buitenste bladeren af en snijd ze in vieren. Neem er vooral de stronken uit. Kook ze even af (5 minuten) in kokend water. Giet ze af en laat uitlekken. Hak de kool een weinig en schik ze tusBchen de patrijzen in de stoofpan met 250 gram gerookt borstspek en l ui waarin een paar kruidnagelen gestoken zijn. Bevochtig nu alles met water of bouillon, zoodat alles er met gedekt is. Zet de pan te vuur en maak den inhoud aan de kook, waarna men ze in den oven 2 uur zacht laat stoven. Als de patryzen gaar zy'n, snijdt men ze in tweeën. Leg ze op een schotel en schik er de kool omheen, benevens 't spek, aan schytjes gesneden. Men laat 't stoofnat inkoken tot een g«leiachtige massa en giet die over de patryzen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl