De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 30 november pagina 1

30 november 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H'. 1327 DE AMSTERDAMMER A°. 1902. BLAD VOOR NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÏRIK Jr. Uitgevers: VAN HOLESMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. A&onderiyke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Mt blad i* Terkrijgbmiu- Kiosk 10 Boulevard de* Cmpncine» tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 30 November, Advertenliën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer. " f 0.20 Reclames per regel . . . ? 0.40 Annonce* uit Buitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen do*r de Srma KUDOLF MOSSE te Keulen en dooi alle fi.ialen dezer Brma. I N H O U Di VAN VERBE EN VA.N NABIJ: Koelie-ordonnantiën. Do begrooting van het departement van oorlog over 1903, I. Indiëverloren, I. Eedsbezwaar en Eedsgevaar, door J. A. Helper Sesbrugger. Teleurstelling. President Boosevelt na de vei kiezingen. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad door Ant. Averkamp. Teekeniugen van oude meesters der Hollandsche school, door W. S. ? Keurig eu Donker, door W. van Amsterdam, beooideeld door J. H. R. Voornaam Engeland, beoordeeld door door G. C. Stellingwerf-Jentink. Door de natuur geïnspireerd, door F. J van Uildriks. - Het Kasteel Boekelo. Roman uit Twente.dóor Viator beoord. door i. U.?Met de Boer en-commando's Mijne ervaringen als veldprediker,door J.D.Ka8tell; Mijne berinnerin gen nit den Anglo boerenoorlog, door assisteut-commandant-generaal B. J. Viljoen, lid Tweede Yolksraad ; De oorlog in Zoid-Aïrika, door dr. W. van Everdingen. Eerste tijdvak: van 11 Oct. 1899?Maart 1900. Met een. inleidend woord van dr H. J. Kiewit de Jonge, met drie kaartjes; Martinas Theunis Steun, door-Frederik Hompel, beoordeeld door A. N. J. F. Bartje, door Suze la Chapelle-Koobol, beoordeeld door W. Zaalberg. FEUILLETON: De Schoolmeester. Uit het Italiaansch van Verga, I. RECLAMES. VOOR DAMES: Een heerlijk voor beeld, door P. Vyf nieuwe Kinderboeken, door N. van Hichtum.?Staats-ziekenfonds voor vrouwelijke dienstboden, door G. F. W. Wat mrs. BeecherStowe over co-educatie denkt, door M G. Ten toonstelling van Singer Knnstbo'dunrwerk. Allerlei, door Caprice. KUNSTNIJVERHEID: Javaansche kopergiet- en smeedkunst door Sastro Prawiro. De Architect, beoordeeld door R. W. P Jr. UIT DE NATUUR, door F. J. v. U. BCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter.?SCHETSJES: Trein-schetsen II, door A. INGEZONDEN. ADVERTENTIE N. iiimiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiui Koelie-ordonnantiëo. In een groot aantal dagbladen kwam Maandagavond of Dinsdagochtend het volgende voor: Men schrijft ons: »Nu de Koelic-orionnantiën het onderwerp uit.t.akeu van de plaat van het Weekblad De Amsterdammer (Vat Kol en Cremer van 23 dezer), wordt de opmerking gemaakt, dat i a de open bare besprtkirg van de Nota-Van Kol omtrent de Wfgl&tiEge m het Voorloopig Verslag over de lurtische begrooting in de zitting van Woens dag 19 November duidelijk gebleken i?, dat de opmerkingen, omtrent de ophi ffing der Koelieotdontantiëp, vooral met het oog op Deli, niet in de rapporteurs-vergadering zijn te berde ge bracht, terwijl o. a. in de zitting van Vrijdag 21 November door de mededeeling van dfn heer Van Kol, »dat de toestand van de Koelies op de groote tabaksplantages werkelijk bevre digend kan worden genoemd, al missen zij hun vrijheid", dat hem bij onderzoek gebleken is, ,dat die menschen daar voldoende kannen bestaan en bij ziekte goede geneeskundige hulp en verzorging vinden", het bewijs is geleverd, dat jn'st de heer Cremer geenerlei belang had om iets te verzwijgen". Eenige bladen zooals de N. Rolt. Ct. namen dit schrijven voor eigen verant woording, en wijzigden het begin, b.v. door de woorden »wordt de opmerking ge maakt" te vervangen met »zij hier het volgende vermeld". Het dan «volgende" vonden wij bij allen in dezelfde bewoor dingen terug. Een communiqué, dus over onze plaat »De koelie ordonnantiën". Van wien ? De naam wordt niet genoemd. »Men schrijft" .... de onsterfelijke *Men" had het woord gevraagd en dit verkregen. In ieder geval ongetwijfeld een »men" van beteekenii. Intusschen »men:' was het slachtoffer van een misvatting. De plaat werd ganscheMjk niet ontworpen met het oog op de nota Van Kol en het daarover gesprokene en geschrevene. Zij had baar ontstaan te danken lo. aan de verschijning van het boek van Mr. v. d. Brand met zijn afschuwwekkende mededeelingen, en 2o. aan de vraag, die wel by ieder xal zijn gerezen: hoe was 't mo gelijk, dat dergelijke onteerende feiten, zóó lang reeds en zóó algemeen bekend konden zijn in Indiëen op Deli, en dat de Deliman bij uitnemendheid, minister zijnde, niet aan die schandalen een einde heeft gemaakt? Dit en niets anders bracht de plaat te voorschijn, waarop eerst na rijp beraad Van Kol en Cremer als representanten werden geplaatst. Dit onderwerp aanroerende, hoe zou men buiten die twee hebben kunnen blij ven ; de een, die ten opzichte der koelie ordonnanties zijn plicht had vervuld, de andere die den zijne zóó had verzaakt i De algemeen betreurde Asch van Wijk die zoo kort Minister was geweest en buiten Indiëleefde ... hadden we dien in plaats van Cremer moeten nemen, of Idenburg U-r nauwernood aan het be wind ? Nietwaar, wanneer men een schuldige heeft aan te wijzen, wiens nala tigheid oorzaak is, dat er zoo iets ver schrikkelijk schandelijks omtrent ons beheer in Indiëtb ar. s moet WQrden besproken... wie anders dan de oud minister Deliman Cremer, is de man ? Ook hebben wij ons bepaald tot het onweerlegbare. We drukten onder de plaat een advertentie af uit de DeliCourant en de Sumatra-Post. «Emigratie-, verkoop- en commissiekantoor. Telegram-adres Esas, Soeiabaja. Leveren: iinV, jong en gezond werkvolk, zoowel Madureezen, Javanen en Saendaaeezen als Chineezen voor land- en . mijnbouwondernemirger. Risico van desertie van boord voor ome rtkening. Wij hebben mtt onze koeliszendirgen het meeste succes en zijn bereid kopie vau tevredenheidsbetuigirgen ter inzage op te zenden. Leveren ook: Ctuneesche en Javaanse hèambachtslieden. Belasten zich met het tff-ctutereu van alle mogelijke order?, ook voor ptachtig Madura en Bali slacht- en trekvee, tegen scherp concurreerende prijzen". Woorden waaruit voor ieder mensch van nadenken en gevoel een wereld van schrikbaren weedom viel af te leiden ; dus ook voor hem, die het boek van mr. v. d. Brand niet had gelezen. Wij gaven Van Kol het woord om te spreken tot oud-Minister Cremer, lieten hem zich bepalen tot de eenvoudige vraag, en wie doet of deed die vraag niet ? »wat zegt u daar nu van ?" Waarop Cremer, de oud minister: »Ja, wij Delimannen ... zwijgen liefst daarover." Was dat soms onjuist? Wat hebben de Delimannen, wien tal van gruwelen bekend moeten zijn, sedert jaren, gesproken om die koelie-ordonnanties te doen ver dwijnen ? Wie heeft in daden meer te dezen opzichte gezwegen dan ... oud minis ter-Deliman Cremer? Waarlijk, de nota geschiedenis hoezeer ook een parlementaire quaestie, niet ten eenemale zonder gewicht, was in onze oogen bij hetgeen aangaande de koelie-ordonnantie*, door Mr. v. d. Brand wereldkundig was gemaakt, door de Nieuwe Courant, en ook in dit blad door den heer Bookmaker besproken geenszins een onderwerp voor een plaat in deze hoogst ernstige dagen, die lodië, en Nederland met Indië, doorleeft. Men schijnt, zij 't ook opgeschrikt door de onthullingen, in ons hoofdartikel in 't alge meen bevestigd door iemand »die hel treurig voorrecht had op verschillende plaatsen van den Archipel daarvan persoonlijk zich Ie overtuigen" het groot gevaar van den toe stand, waarin Nederland verkeert, niet te beseffen. Zonderling genoeg. Men hoort in zekere kringen schier eiken dag gewagen van Mogendheden, die een begeerig oog op Indiëslaan, en men spreekt van de voorbe reiding tot verdediging onzer koloniën tegen den een of anderen grooten Staat; bij welk gepraat, en dikwijls ook gesnotf, natuurlijk ieder het zijne denkt. Men neemt met wrevel kennis van het bewerken der openbare meening in Europa ten ongunste van ons koloniaal-moederechap. Daar is een voor gevoel van naderende tegenspoeden en rampen. Maar denkt men er wel eens niet zoo in 't voorbijgaan, doch met vol len ernst, aan, wat Nederland tot zijn rechtvaardiging in het midden zou kunnen brengen, als de een of andere e6c stoverweldiger naar onze bezittingen de hand uitstrekte, om, in naam der humaniteit, dat kleine volkje te berooven, dat dertig jaar lang tegen Atjeh oorloogde op Indië's kosten ; dat honderden millioenen boven dien aan Indiëonthield ; dat de bevolking van zijn wingewest in een jammerlijken economischen toestand heeft gebracht; ja, dat zelfs zich niet ontzag onder een andereu naam zijn industrieelen slaven te ver schaffen tot verzekering van winst? Wij zullen niet verder vragen, want »Men" zou wel weer een communiquékun nen gaan schrijven, maar dit is zeker: elke dag dat de koelie-ordonnanties langer bestaat is een bedreiging te meer voor Neêrlands eer en Neêrlands rust I Geen hervorming, in Nederland of in Indië, eischt meer spoed, heeft dus recht op luider en dringender spreken, ook van den Deliman, die tot nu toe zoo zondig hetft gezwegen. »J/e«" en de bladen mogen de vriende lijkheid hebben, de plaat met haar op schrift »De koelie ordonnantiën" en haar volledig onderschrift te beschouwen buiten eenig verband met de nota-discussies; ons dnnkt, zelfs de communiquó-schrijver zal haar als \\èl overwogen erkennen en ons recht doen wedervaren. Want, dit moeten wij tot Men's" eer constateeren, zijn terechtwijzing was, naar den vorm, correct. Bij zijn misvatting gaf hij uitsluitend een paar feiten ter weerlegging van onze voorstelling aan, zonder ook maar op eenige wijs iets anders dan een onjuist heid ons ten laste te leggen; en de bladen welke het communiquéopnamen, ook de N. R. Ct., die het als een eigen opmerking mededeelde, voegde daaraan niets kwetsends toe. De Nederlander zich geroepen achtende in verband met den inhoud van het commun'quéiets te schrijven, gaf zijn afkeu ring van de onderstelde bedoeling der plaat, althans in heueche bewoordingen te kennen. «Misschien ztl de redactie zeggen, dat die illustratie ontworpen «erd vóór de jongste verklsrirg van den heer v. Kol in de zitting van Vrijdag j.'. Maar is het dan niet afkeurenswaardig meer om ren verdienstelijk medeburger op lossen grond, zotder zweem van bewijs, lichtzinnig en luchthartig, in zijn karakter aan te tasten? ris de soc.-dem. smetstof dan reeds zooverbreid, dat een fatsoenlijke redactie iets dergelijks een bagatel vindt r" Waarop wij zeker met niet minder recht mogen antwoorden, dat de heer Braakensiek en de redactie van De Amster dammer, na zooveel jaren van werkzaam heid, toch wel er "aanspraak op mochten maken niet van lichtvaardige lichtzinnig heid verdacht te worden, vóór elke moge lijke andere verklaring onhoudbaar ware gebleken. Wij zouden, zoo veronderstelt de Nederlander, na hetgeen op Woensdag reeds aangaande de rapporteurs-quaeetie was gebleken, ons opzet toch maar hebben doorgezel! Welnu, wij herhalen het nogeens, de plaat had met denota-quaestie niets te maken, maar met een zaa'r. van duizendmaal meer beteekenenden en drin genden aard. Geheel vervuld van den storm, die daar was opgestoken ... dachten wij zelfs aan de windvlaag in het parle mentaire slootje niet.... * * * Onder de bladen echter... komt n uitzondering voor. Het Handelsblad maakte van de gelegenheid gebruik om een paar grof heden tegen ons kwijt te raken. Het be gin van het communiqué: »Nu de Koelieórdonnantiën het onderwerp uitmaken van de plaat van het Weekblad De Amsterdam mer vau 23 dezer' werd volgenderwijs veranderd: ^tegenover de hatelijkheden en zinnigheden, die in woord en prent thans in de wereld worden gezonden wegens de beweerde weglating enz." Zelfs de naam van De Amsterdammer taocht niet met de gewijde inkt op het reine papier van htt Handelsblad worden gedrukt! En waar zijn redacteur met den communiquéschrijver zelf zich vergiste, wreef hij, hartekenner van ouds, ons nog »hatelijkheden en vinnigheden" aan. Als hij dan letterlijk den inhoud van het stukske heeft overge nomen, krijgen wij, de naamlooze, nog deze veeg uit de pan: »Men zal nu be grijpen welke waarde is te hechten aan de aantijgingen juist tegen den oud-Minis ter en oud Deliman 1) Cremer, alsof hij be lang er bij had iets te verzwijgen" wat alles te samen beteekenen moet, dat wij bijzonder gaarne juist den heer Cremer tot het mikpunt van arglistige, valsche aan slagen zouden gekozen hebben ! Zoo staat daar het Handelsblad, voor zoo ver wij weten, geheel alleen onder zijn collegaas en slooft zich uit om zonder onzen naam te noemen ons zwart te maken, maar toch zóó, dat de lezers kunnen bemerken wien het bedoelt. De beide heeren hoofdredacteuren hebben nu de zestig reeds achter den rug... en nog zoo kwajongensachtig! Morgen of overmorgen staat een van de twee weer hoog op zijn preeksteel en sticht zijn wereldje met godsvrucht en deugd, met liefde en eerlijkheid, vraagt om goede pers manieren, en bij afwezigheid van dezen, om een raad van eer... en vandaag geeft hij heel alleen, als uitzondering onder zijn beroepsgenooten, zich over aan niii dui veltje van geniepige boosheid tegenover den broeder, wiens pan hem soms niet heeft ge spaard. Ah, trek toch eindelijk de kinder schoenen eens uit en word in het strijd perk ... een man! . ]) Wij onderstrepen. De begrooting van het departe ment van oorlog over 1903. T L. Zooals te verwachten was, doen zich de geldelijke gevolgen van de invoering der nieuwe legerwetten van 1901 reeds danig op de begrooting voor 1903 gevoelen. Hoofdzakelijk daardoor wordt/" 1,410 192. meer dan voor 1902 aangevraagd en is het geheele bedrag reeds gestegen tot ?25202450.?dat is 4.523.095 73i meer dan voor 1875. Wordt hierbij in aanmerking genomen, dat de legeruitgaven noodwendig nog zul len stijgen voor: l. het bouwen en vergrooten van ka zernes, 2. het aanschaffen van nieuw geschut, 3. het aanschaffen van kleeding en uit rusting voor leger en landweertroepen, 4. het oefenen en beheeren van landweerkorpsen, 5. de uitbreiding van de bereden artil lerie in verband met de uitbreiding van het veldleger en de voorgenomen bewapening met snelvuurgeschut, C. de uitbreiding van het leger in ver band met de geleidelijke toename van de legersterkte, als gevolg van de militiewet, 7. hoogere pensioenen en tractementen, dan zal gereedelijk worden toegestemd, dat het er in de toekomst voor de belasting schuldigen donker uitziet. De aangegeven punten spreken voor zich zelf. Alleen ten opzichte van het nieuwe geschut zij aangeteekend dat ons leger, wat de artilleriebewapening aangaat, zeer ten achter staat bij Duitschland b. v. Ons veldleger met zijn 36 bataljons in fanterie bezit 120 verouderde stukken, de rijdende artillerie medegerekend. In Duitschland telt n legerkorps 20 batal jons met 144 meer nieuwerwetsche stukken. Er bestaat om die reden groote kans dat niet alleen vernieuwing maar binnen kort ook vermeerdering van het aantal stukken zal gevraagd worden. *** In plaats nu dat, in verband met de steeds hooger stijgende legeruitgaven, zoo veel mogelijk bezuinigd wordt, gaat ook deze minister voort met onnoodige uitgaven te bestendigen of in het leven te roepen. Meer dan anderhalve ton wordt besteed aan het voorbereidend militair onderwijs, niettegenstaande de resultaten hoogst ge ring zijn. Ware het groote nadeel, dat de maatregel aan den gewofcen dienst bij de korpsen veroorzaakt, in geld uit te drukken, zonder twijfel zou de maatregel spoedig tot het verledene behooren. Hooge betrekkingen, waaraan uit den aard der zaak uitgaven zijn verbonden, worden voortdurend gecreëerd. Nu weder geldt het de plaatselijke commandanten. Voor deze uitgaven wordt het volgende aangevoerd: »Met het oog op de sterkte van het garnizoen en de beteekenis van de betrekking te 's Gravenhage en te Amsterdam is het zeer wenschelijk, dat de plaatselijke commandanten aldaar den rang van kolonel kunnen hebben". Bij zoodanigen maatregel moest het niet de vraag zijn of hij gewenscht is, maar wel of de noodzakelijkheid er van over tuigend bleek Dit te verklaren, daar voor wacht de minister zich intusschen wel. Als bijna altijd in het leger, geldt het ook hier weder een personer quaestie, naar men zegt. Ware de minister bij zijn eerste optre den in 183» met zoodanig voorstel voor den dag gekomen, zou het er mede door gekund hebben, nu is het te doorzichtig. * * # De kosten van het departement van oorlog beloopen reeds ? 106,250.?per jaar. Op vermindering van dezen post valt niet te rekenen, daar de minister de gewoonte van andere departementen volgt om het gedurende het loopend jaar vrijgevallen geld onder de overige ambtena ren te verdeelen. Een adjunct-commies met ?1300.?tractemeiit wordt ontslagen, een klerk met ?800.?tractement komt in zijn plaats en de rest wordt verdeeld onder een adjunct commies en acht klerken. Ook met het in het leven roepen van hoogere betrekkingen gaat men door. Er zijn nu reeds twee raad-adviseurs bij het departement, van welke betrekking men vroeger niet hoorde. Niettegenstaande jaar op jaar, ook van de zijde der volksvertegenwoordiging, op vermindering van het aantal generaals wordt aangedrongen, komen ditmaal weder drie generaals op de begrooting voor bij het handjevol artillerie dat Nederland er op na houdt. Ook voor het toezicht op het militair onderwijs, dat in vroeger jaren bij eene andere militaire betrekking werd waarge nomen, blijft maar steeds op een generaal gerekend. De onlangs opengevallen vaca ture werd spoedig aangevuld door een gene raal, die bij den generalen staf een weinig in den weg stond. Verbetering (in den zin van bezuiniging) op dit punt is blijkbaar niet te verwachten. Onder het hoofd »Groote Staf van het Leger" worden o. a. uitgetrokken: Als adjudant van Hare Majesteit de Koningin : l majoor f 3,800. 4 kapiteins » 12,000. als ordonnansofficieren : 4 eerste luitenants . . » 6,800. l kapitein » 3,000. voor fouragegeld pi. m. » 5,000.?? Alzoo te zamen . f 31,200. Voorzeker komt bij menigeen en terecht de vraag op, is het in de tegen woordige tijdsomstandigheden geoorloofd de legeruitgaven, voor het aangegeven doel, met zulk een hoog bedrag te belasten en zou het geen overweging verdienen Hare Majesteit voor te stellen die uitgaven uit hare particuliere fondsen, welke zulks dubbel en dwars veroorloven, te bestrijden. In plaats van het opzichthebbend per soneel bij de genie te verminderen waarvan de mogelijkheid meermalen', is aangetoond wordt het getal opzichters weder met twee vermeerderd en liefst met een der eerste- en een der tweede klasse. Overtuigend blijkt ook weder hier dat de genie goed voor zichzelf weet te zorgen en dat de ministers van oorlog zich daar toe leenen. Er moet voor het jaar 1003 reeds voor ? 2,104,885.?aan kleeding en uitrusting stukken aangeschaft worden. Telt men hierbij het bedrag van f 137,100.?voor personeel bij de kledingmagazijnen, waarbij de voorwerpen worden aangemaakt, dan zal worden toegestemd dat ons leger buiten gewoon duur wordt gekleed. Dit is trouwens reeds lang bekend en toch wordt niets gedaan om daarin ver betering te brengen. In de memorie van toelichting tracht de minister het hooge bedrag goed te pra ten, wel wetende dat de volksvertegen woordigers zich bij deze gelegenheid zullen herinneren dat de heer Bergansius de vader van de «veertien ton-zaak" is, en dat hij alles wat daarom te doen is geweest op zijne rekening hetft. Voor ingewijden is zijn toeleg echter niet gelukt. Het departennnt van oorlog scharrelt (om het zoo zacht mogelijk uit te drukkeii) met het aanschaffen van ' kleeding op groote schaal. j Behalve uit de onderwerpelijke begroo ting blijkt zulks duidelijk uit het verslag j van de commissie over de veertien ton, ! dat voor eenigen tijd verscheen. Daaruit i blijkt niet minder dan dat de voor oorlogs tijd opgelegde roorraad laken wordt ver, bruikt naar gelang een minister zijn be grooting laag wil houden. i Een netelige zaak de kleeding van het Nederlandsche leger. l * * ( * j Voor de muzikanten bij de korpsen is eene lotsverbetering weggelegd in den | vorm van vrije woning voor de gehuwden. Dit besluit houdt verband naar men hoort beweren met het geval dat een militair muzfekkorps, bij vervoer per stoom boot, uitvoeringen ten beste gaf en bij de medereizigers eene collecte daarvoor hield. Eene handeling welke door den minister, naar vermoed wordt, sterk is afgekeurd. | Het bedrag dat aan de onderofficieren , en minderen als te goed in hunne rekening moet worden uitbetaald dient over 1903 met ?50,000.?verhoogd en dit bedrag wordt dan ook werkelijk aangevraagd. Gelukkig , voor den minister kan de som voor in' houding op de soldijen met ? 34,000.?ver hoogd worden en behoeft hij dus maar ?15,000.?meer te hebben. Onwillekeurig vraagt men zich af of het redelijk is te achten dat op het geringe zakgeld van den soldaat zulke hooge be dragen worden ingeüouden. i Voor buretlkostefl wordt wederom een belangrijk bedrag meer uitgetrokken, niet tegenstaande over 1902 reeds ? 118,319. is toegestaan. De minister geeft o. a. als toelichting dat schrijfmachines door de inspecteurs aangeschaft zullen worden. ! Het leger zal de schrik om het hart slaan als het dit verneemt. Aan de schrijfj woede der hoogere autoriteiten zal dus nog meer bot gevierd worden teneinde het gebrek aan soldaten onder de wapenen goed te maken. In verband met de uitbreiding van het leger zullen belangrijke bedragen noodig zijn voor kazerneering naar de minister mededeelt. ' Te Leeuwarden komt een regimentsstaf , en een bataljon infanterie meer in garni: zoen. De m'nister heeft hier niet toege licht de zich voordoende vraag waarom Leeuwarden nu wel weer een goed infanteriegarnizoen is. Voor eenige jaren werd de plaats als zoodanig afgekeurd en werd een groot gedeelte infanterie verplaatst. Bij het kazernevraagstuk blijft ook nog i de vraag open waarom geen gebruik wordt gemaakt van de zoo goed als nieuwe geI bouwen te Nieuwersluis, waarin vroeger ! de pupillenschool gevestigd was. Voor de viering van het 75 jarig bestaan der koninklijke militaire academie wordt ?4000.?uitgetrokken. Zijn de omstandig heden er wel naar om zulke uitgaven ten laste van den Staat te brengen? Vreemd mag het heeten dat de minister met geen enkel woord melding maakt van het rapport der commissie over de veer tien-ton-zaak, inzonderheid aangaande het voorstel om eene afdeeling «compta biliteit'* aan het departement in het leven te roepen. De onder we) pelijke oorlogsbegrooting levert het overtuigende bewijs, dat een leger als het Nederlandsche gerecruteerd en georganiseerd buitensporig veel geld kost. Alles wijst er op dat óp een goed koop volksleger moet worden aangestuurd en dat het denkbeeld om eene commissie in te stellen om te trachten bezuinigiu

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl