De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 30 november pagina 4

30 november 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

4 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1327 innering aan een deel van het leven, aan een vroeg gestorven, veel belovend kind »te midden onzer kinderen, ons feest gevierd, het feest van ons vijf-en-twintigiarig huwelijk. Het hart vervuld van dankbaarheid voor de zegeDingen, die wij ontvingen, wijdden wij, het . verleden herdenkend, een dronk aan de toe komst, en zoo hebben wij een gedenkteeken opgericht, waarop wjj Eben Hièzer schreven, «en teeken, dat zichtbaar blijven, en ons bemoedigen zal, als wij, by het vervolgen van onzen levensweg, don blik terugwenden. >Van zelf, het eerst, het liefste gaan mijne oogen raar het geschilderd portret van Agnes, mijne vrouw, dat sedert onzen feestdag boven mg'n schrijftafel hangt. Arme lieve, de tg d is niet over u heengegaan, zonder n te deren. >Uw haren zijn vergrijsd, en de lynen van nens en moad bewijzen, dat gij de zorgen des levens geleden hebt; maar wat uw gelaat heeft behouden, dat is het beste en kan geen ouder dom u ontrooven, want het is de blijmoedige en liefdevolle uitdrukking, de openbaring van dat reine, onbaatzuchtige hart, zichzelf gelijk gebleven al die jaren lang, altijd I >En nu rust myn blik op die andere beeltenis, op dat blonde, blozende kindergezichtje, met die groote, bruine onschuldige oogen en dien li vei mond; en in gedachten, jaren terug gaande, zie ik Agnes weer voor me, zooals zij daar lag tusachen de witte kussens, het bleeke gezichtje, rustende op de los ge v ju wen han den, met een uitdrukking van innig geluk starende naar het wiegje, waarin ons kind lag, onze eersteling, teeder als een rozeblad en rein als de morgen. »0. s kind, onze zoon !" Dat groote geluk werd grooter en grooter, tot plots... de draad des levens van het kind werd afgesneden, welks vreugde en wellust voor de ouders, de auteur, op zeer gelukkige wijze schetste, tot het droeve einde, de dood van het kind, hem weer in statigen sty'l doet spreken. t Voorbij... l" Met die gedachte vervolgt de schrijver dan «buig ik my over het lykje hoen en tracht haar beteekenis te best ff en, maar ik kan die niet omvatten, en weet alleen, dat zij een gevoel van nameloos jammer in mg'n hart stort. Dan sta ik met hem op, en leg hem in zijn bedje. Arme lieveling, hoe rustig, hoe vrelig ligt hij daar! Ea terwijl Agnes met haar hoofd op my'n schouder leunt, nemen wy afscheid van ons kind, zooals h\j daar ligt, klein heilipje, in het zilver-g'anzend maanlicht, schuldeloos als dat reine licht. Ea in dien aanblik is iets zéó plechtigs, iets zoo verhevene, dat het onze lippen verzegelt en onze tranen terughoudt. Eindelijk laat ik de witte gordijnen om zy'n bedje vallen en leidt Agnfs naar buiten" ?Zacht ruischt de zee en langzaam stuwt zij haar golfjes naar het strand. O, nog dikwijls zal zy' ebben en nog menigmaal zal de vloed opkomen, voordat de wonde, ors hart geslagen, zal ophouden te bloeden, maar zelfs op dat oogenblik, toen wij daar naast elkander zaten, sprakeloos, maar hand in hand, toen was er in de diepte van ors hart toch iets, ons toefluisterend, dat wij on ze groote smart zouden leeren -dragen, omdat wy te zamea leden, en dat, waar da zon van ons gal u k was schuilgegaan, onze nacht niet gekomen was. >En terwijl ik dit alles herdenk, wordt mijn ziel ontroerd Hat it, als ik ging onder kerkbogen, in het stille hooglichr, dat door de geschilderde vensters, in breede kleurbanen, raar binnen valt. Harpabknorden en zachte orgeltoonen ruischen om my heen, en terwijl mgn oog is gericht op de eeuwige lamp, die voor het hoog-heilige op het altaar brandt, htft'in engelstemcaen een lied der hope aan !"... ?Men heeft my dikwijls gewaagd waarom ik op den duur met mijn bescheiden betrek king tevreden was, en nooit naar iets beters vro g. Maar de eerzucht, die, den mensch geen rust latende, hem voortdrijft van de eene plaats naar de andere, om daardoor een sport hooger te stijgen op de maatschappelijke ladder, is ODS vreemd. Hier hebben wij lief en worden wy bemind, en genieten een vreedzaam leren, een stil geluk. Maar wat hier bovenal ons bindt en houden zal, totdat ook onze huik op de zee des levens aan den gezichteinder ? verdwijnt, dat ie, al hebben wij het zelfs elkander nooit bekend, de kleine grafzerk op het kerkhof in de duinen, waar hy°rust, onze oudste, onze lieveling, ons dierbaar kind, dat wij met duizend hoopvolle verwachtingen hebben verbeid, met duizend zegeningen ontvingen; maar, o, met hoeveel meer tranen hebben beweend." De nadering van den kanselstijl is lang zamerhand ternggeweken voor de taal van Jonathan, van Hildebrand en Beets, en van Koetsveld. Hun talent is het talent van W. van Amsterdam, gewijzigd naar en door den tijd. Maar ook nadert W. van Amsterdam in het plastisch weer geven van voorvallen den novellenschrijver J. J. C r e m e r, en wel zeer naby' in: Zyjn Keuze, en B'ok's vrouw, twee grepen uit het leven, al zeer mooi van taal en sty'l, en afwis selend van tempo. In het schoon en blijmoedig geschreven Eidy, waarin een zuster voor haar broer zorgt tot hu gepromoveerd is, blijft de auteur geheel zelfstandig. W. van Amsterdam zou al een zeer ver keerden schuilnaam hebben gekozen, als hu geen tafereeltjes uit Amsterdam in den bundel bad opgenomen. Als zoodanig zij genoemd: De Aanspreker, aardige en geestige herinnering aan de oude Amsterdamsche kraaien of lijk bezorgers ; Avn de Voordeur, een leuke buurpraat tusschen twee Amsterdamsche dienst meisjes en een slager, waarbij nog een Jodenman komt; Geen Verrajer, listen en lagen van Amsterdamsche jonge dieven en opkoopers van gestolen goed, enz. Keurig en Donker bevat in de kijkjes op het leven afwisseling genoeg. Ieder tafereeltje op zich zelf, hetzij droef of blijde, ernstig of kortswylig. is de kennismaking waard. Men leie b.v. iet echt gevoelde Kinderleed, het meewarige Kanl Jan Vonk en het droefbly-eindende: Haar brood. Het is een mooi boek Keurig en Donker. Het sluit zich waardig aan bij W. van Amsterdam's Marionnetten, het vorig j aar door hem in het licht gegeven. Zoo vele prullen van boeken die thans het licht zien, hebben mooie bandjes. Waarom heeft: Keurig en Donker geen mooi bandje, een bandje in een ietwat ernstigen styl ? De slangendans-stijl of de Vermicelli-sty'l zou dit boekske kwalijk passen. Voornaam gebonden, leent het zich, tot Sinterklaas- of Verjaarsgeschenk. J. H. EÖSING. Voornaam Engeland Leiden, A. H. Adriazi. 't Was geen kwaad idee van dezen immer werkzamen ui'gever, nu eens by afwisseling het lezend puMiek een werkje aan te bieden, waarin ons een deel, en wel het toongevend deel, van Engeland wordt geschetst. De schrijf ster want al geeft de korte titel ons in dezen geen licht, 'c blijkt al heel gauw dat we hier met het geesteskind eener dame kennis maken de schrijfster beeft zeker, en terecht! gedacht dat vele menschen wel eer s zouden wenschen te weten hoe het in de deftige kringen van Engeland, in de huisgezinnen, in het maat schappelijk en kerkelijk leven toegaat, hoe het kind wordt opgeleid voor de r leping" die ook die jongen en dat meisje eens zullen te volgen kry'gen, bnde zoo verschillend van e kander, dat men niet lang in twijfel behoeft te staan (als men althans deze 01,bekende schrijfster ten volle vertrouwen mag) om eene keuze te doen, zoo wordt gevraagd of men d da r als jongen of als meisje zou wenschea geboren te worden, hoewel het ook weer gelden mag, dat de toekomstige heer en eerste" e ener geheele familie somtijds eene zeer weinig benijdens waardige positie heeft Ea van de groote vreugde die er op het landgned heerscht, blz. l, als de son and heir" zijn eerste levenskreet beeft laten hooren, van de aooge stemming van buren en vrienden, van de adressen en telegrammen vau geluk wensching aan den blijden vader, daarvan heeft de jingeheer nog geen weet, evenmin als het 't arme wezentje dat als dochter ter wereld komt, hindert dat van hare verschynirg zooveel minder drukte gemaakt en notitie genomen worit, zelfs al is zij de eerste kleine lady en niet nummero vier, waarvan, blz. 16, alleen zooveel gerucht gemaakt wordr, dat in den kring van bekenden gezegd kan worden: Lady N. heeft al weer een dochter" en uit den klemtoon op die twee woorden is duidelijk op te maken, dat nunmer vier onder de oveikomplete existenties gerekend wordt" Maar overkompleet of niet, de zorg voor de jonggeborenen wordt daor de ouders aan bekwame anden toevertrouwd en naar gelang de verschillende kinderen toenenen ia jarenfal, volgt de eene bekwame betaalde hulp de andere op, totdat zo-m en dochter beide, in n buiten 's huis geleerd hebben wat zy weten moeten en dan... zoo spoedig mogely'k in't huwelijks bootje stappen. Deze leer en ontwikkelings jaren worden door de schry'tster, die als gou vernante, jaffrouv van gezelschap en vriendin van den huize by eenige familiëa het meer intieme leven heeft leeren kennen, heel aardig geschetst, met al het vóór en tegen eener voeding en opvoeding buitea moeder en vader om. Hoofdstuk III waaria het leven der vrouwen en da emancipatie van dit belangrijk deel van voornaam Engeland wordt g^teekend, zullan velen met my zeker wat teel kort vinden. Doch dit is met meerdere hoofdstukken het geval. Er wordt dan ook heel wat in nauwelijks 165 bladzijden afgehandeld, terwijl de laatste 12 pagina's Iets over Ierland" geven, dat ons ook wenschen deed dat de sc'aryfster wa' meer ruimte voor hare mededeelingen had genomen. Voor wie zelve naar Eigeland wenscht te gaan of daar als een hulp by de opvoeding eene plaatsing heeft gekregen en dus in meer ondergeschikte betrekking voornaam Engeland" gaat dienen, zal de lezing van dit werkje waarschijnlijk- geen onwelkomme en onnutte zyn. 't Is niet iedereen gegeven, zoo heel spoe dig een blik op allerlei toes'anden in huis en maatschappij te slaan, en 't kan daarom nooit geen kwaad, eens naar eene ervaring-rijke vrouw (e luisteren, wanneer deze zoo onbe vooroordeeld vertelt al 't geen haar ra een langdurig verblijf daar te lande raeldenswaardig scheen. Bekende en minder bekende eigenaar digheden van voornaam Engeland geeft zij in een behagelyk kleed, zóó dat wy' onwillekeurig wenschen haar ook eens o eer de andere lagen dier maatschappij te hooren spreken. H loidstuk V is wel getiteld: De dienstboden", maar 't is bekend hoe weinig men met eene korte beschry ving van het dienstpersoneel van voornaam Nederland kan koman tot een besluit dat dit nu by v. zou zy'a de kern der zoogenaamde volks klasse ! De omgeving waarin, de omstandig heden waaronder iemand leeft, stempelen hem zoo licht tot wat hrj is. Laat ons dit laatste ook bedenken bij de beoordeeling van Voornaam Engeland". Menig lid dier aristocratie kan veel vergeven en toe gegeven worden, als men ter t het akelig-drukke leven, het nooit byna zich-zelf-zijn, waartoe hun hooge rang, hunne opvoeding en de gebrui ken der samenleving hem als 't ware dryven en ieder weer op zijn beurt de na hem komende dwingt. Da goede kern welke in deze bladzijden hier en daar onmiskenbaar aan ons ontdekt wordt, doet het betreuren dat voornaam En geland niet meer tyd heeft, om aan arm Ier land z'n aandacht te wijden, 't Verschil is zoo vreeselyk groot I Gelukkig dat er lichtpuntjes komen waarop ook deze schrijfster wijst. Leeuwarden, G. C. STELLINGWERF 17 Nov. 1902. JEKTINK. ^ Eoor de natuur Wat ik te vertellen heb! Uit het Gooi door A. F. DUDOK VAN Heel. Met 12 illustratiën vau E STARK, Utrecht W. de Haan. Innig frisch en bekoorlijk! De heerlyke reuk van het G joi, van hei en dennen, van hooi en gagel komt er u uit tegen. Een tantetje wan delt met neefjes en nichtjes in de mooie natuur, die zij zoo liefheeft, en leert hen op merken en zien al dat heerlyke en verheffen de, waarvan zy'zelve in alle maanden van het jaar zoo onuitsprekelijk geniet. Door de twaalf maanden gaan ze met haar mee, en wij, lezers, wandelen aan de hand van twaalf hoofdstukjes dien cyclus door. De tyd vliegt om in dit gezelschap, waar de leids vrouw zoo vlug en prettig vertelt, zoo'n open oog heeft voor wat zich in eiken tyd van 't jaar daarbuiten aan ons voordoet en zooveel slag heeft van gezellig combineeren en van uit een nieteje 'n ietsje te maken. Van haar jeugd vertelt ze, haar blij de jeugd op 't groote buiten; van pret by den hooioogst; van bootje varen om allerlei moois in te zamelen, dat aan vaart- en slootkant groeit; van een vuurtje stoken op de hei, waarop aardappels en beukenooijss worden gebraden, en dan ook van zeer veel liefelyks en schoons, dat kinderen in hun levendigen drang tot doen en bezigzijn misschien licht zouden kun nen over 't hoofd zien, en waar hier op juist de rechte manier hun aandacht voor gevraagd wordt. >Zou hier en daar dit boekje niet te hoog voor kinderen zyn ?'' zou iemand kunnen vragen by' die uitingen, die de eigen groote vreugde van de schrijfster over 'c baar om ringende onder woorden brengen. Maar o, wij zyn op dat punt zoo gerust. De echtheid van dit alles staat ons borg ervoor. Kinderen hebben een fijn onderscheidingsvermogen, en zij zullen hier den zuiveren klank herkennen. Al kunnen zy nog niet in alles deelen, zy' zullen voelen, dat er heerlyke indrukken te kry'gen zyi by' 't leven, dat in de natnur hen eiken dag onringt, en zeker zullen zy' begrijpen, dat, wat groote menschen zóó gelukkig maken kan, wel nadere kennismaking waard moet zijn. Dat gaat natuurlijk niet bewust en niet met overleg; zy komen niet door reieneering tot zulk een besluit, maar by wat hier hun wordt geschonken, dringt toch heel stellig in hen door een, zij 't nog vaag, begrip van 't geen voor velen de natnur kan zyn. Of denkt ge niet dat kinderen den hartelyken, innigan toon waardeeren van bewondering als deze. »Uit het huis met de groote openslaande vensters is een wyd uitzicht over bosch en rietvelden en de zonsondergangen zijn om van te droomer, zoo mooi".... »niet dan-een plas op de hei, maar zoo mooi verlicht, dat j 9 er stil van wordt".... »'t is zoo stil Duiten; laten we maar even genieten zonder spreken; is het niet onzegbaar mooi?" maar de herinne ring blijft by, zooals van alles, wat mooi is; het is, alsof we het wegbergen in een kastje, binnen in ons, om het telkens weer te voor schijn te halen''.... Moet zoo iets ook niet by de jiugd den eerbied wekken voor natnurschoon, moet het niet by hen wakker roepen, wat^er in hen sluimert van dien dichter, die in ieder menschenkind aanwezig is? Ea wij, wij grooten, zoo wy' reeds wat oog voor deze dingen had den, hoe zullen wy ervan genieten! Daar is geen opmerking in deze schetsen, die wy hier in d'Achterhoek niet juist zoo maakten, als de schrijfster in het Gooi, en heel dit twaalftal schilderijtjes geven de getrouwste beelden uit de heerlijk mooie galerij, waarin wij mogen wandelen door de maanden van het jaar en waarin wy nooit moede worden, steeds weer nieuwe indrukken te ga-en. Zoo kome dan dit boekje daar, waar 't vreugd kan geven, in gezinnen namelyt, waar ook de ouders mee ervan genieten kunnen, want wie aan kinderen zonder leiding het zou geven, kreeg allicht te hooren, dat er immers niets in 't boekje staat, heelemaal geen ver haaltje, dat je kunt oververtellen. En ouder die nog o zoo talry'be jongeluidj^s, wien 't aan geestelijke leiding thuis ontbreekt, zal 't oordeel over de illustraties licht niet veel gunstiger luiden. Ook daar niets dan natnur, natuur niet gestoffeerd met dieren en met menschen. Maar wat zyn ze mooi, wat geven ze goed d'indruk weer van 't Hollandsen landschap op den zandgrond! 't Is mogelijk, dat er artisti citeit, of wat men tegenwoordig daarvoor houdt, ontbreekt, en dat een zeker, by modernen niet geëerd dilettantisme hier valt op te merken; ze doen niettemin ons oog en hart by'zonder prettig aan, die schetsen van een mooie boschparty, een vy?er met begroeiden oever, een zandweg, diep door wagensporen ingedrukt, een pontje en oude wilgen langs den waterkant. De schrijfster zet »e?n pondje" en verstoort daarmee den indruk wel een weinig. Zy doet dat op die wy'ze nog al eers, want't is merk waardig, hoe het hier varj spellingfouten wemelt.. Jammer, o zoo jammer, dat niet even een corrigeerende hand er over heen is gegaan. De taal is zoo los en vrij, zo°sierlijk hier en daar zelfs, zonder eenige styfheid, waarom dan die vervelende geslachts- en naaoivalsfonten op haast elke bladzij, zonder dat van nieuwe spelling sprake is V Misschien is't kinderachtig, daarop te letten en kinderachtiger daardoor gehinderd te worden, ook als men zijn best doet erover heen te lezen; maar 't is nu eenmaal zoo, en nu men my het werk j i ter bespreking zond, wil ik er niet van zwy'gen, dan wordt het kleine euvel, waaraan gelukkig lang niet ieder dwaas genoeg is, zich te stooten, by eea tweeden druk verholpen. Succes moet 't mooie boehj1) hebben, of onze hoop op 't groeien van den zin voor de natuur j by jong en oud zou droevig ijdel bly'ken. | Het Ki teel Saekelo Roman uit T«vente, door VIATOR. U;recht. A. W. Bruna en | Zaon. ' j Da booze jirge baron met verleidings planner, die slagen; de werkman-minnaar, die op wraak zint en dien koelt; bet brave verleide dienstmeisje, dat met haar zoontja, waarvan de baron de vader is, door den in middels uit de gevangenis ontslagen minnaar weer in genade aangenomen en getrouwd wordt; echtelijk geluk en de verstoring daar van door een fabrieksramp; plaatsing van dea verminkte met vrouw en kinderen in een her berg; de baron intusschen ook getrouwd, zoekt by een sneeuwstorm met zyn zwangere vrouw een schuilplaats in het huis van het bewuste echtpaar; bevalling van de barones van een dood kindje; daarna sterft ook de moeder; byzetting der ly'ken van moeder en kind in den grafkelder der heerlijkheid; de baron voor 't raam, ky'kend naar 't besneeuwde landschap; knaapjes op den vijver, .i zakt erdoor; de baron snelt toe, ladder te kort, redder met het knaapje inde diepte verdwenen en vader en zoon aldus in den dood vereenigd. Dankbare stof voor eenvoudige zielen, in ouderwetschen trant verteld. Loc hèm. F. J. VAN UILDKIKS. Met de B'jeren-commando's. Mijne ervarin gen als veldprediker door J. D. KESTELL. Ambterdam-Pretoria, Boekhandel voor heen Hó/eker & Wormser. Dit boek is klokspy's voor allen, wier be angs'elling in den worstelstrijd van de Zuid-Afri kaners nog niet is veiflauwd. Nu verwachte men hier geen heldendicht, geen kunstwerk, integendeel, dit boek maakt volstrekt geen aanspraak op letterkundige verdiensten, taal en styl laten te wenschen over, doch hoe waar en onopgesmukt is het verhaal van dezen veldprediker, die eenvoudig weg vertelt, wat hy heeft beleefd in de beide oorlogsjaren. Groot is ook ve:dienste, dat de schrijver steeds een zuiver bee'.d van het gebeurde tracht te geven, vermoedelijk nergens overdryft en ook de han delingen van den vijand zooveel mogelijk in het juiste daglicht stelt. De heer Kestell maakte oorspronkelijk deel uit van het Harry^mithsche commando, nam deel aan het beleg van Ladysmith, was ver volgens getuige van generaal Prinsloo's verraad en trok daarna maanden lang mede met de paardencommando's onder generaal De Wet. Tin slotte woonde hy als een der secreta rissen de vrede's onderhandelingen by. Door dit laatste alleen zou reeds zy'n boek van groote waarde zy'n, doch welken kyk geeft het nu op het- commando-leven; hoe leert men hier de boerenstryders kennen in hunne deugden en gebreken. Teekenend vooral is het optreden van de Wet. Dagen aan dagen hadden de zwervende troepen na Prinsloo's overgave uitgezien naar den com mandant, in wien het boerenvolk was gaan geloDven als een der weinige redders. Eindelijk dan verscheen de Wet in het lager, waar hg de mannen toesprak en hen vooral op hunne plichten wees. Maar nauwelijks wordt begrepen wat deze generaal eischt of er wordt .gebrom vernomen". Men had gedacht dat de generaal de Wet een ander soort tan man was, en dat hij op een andere wy'ze de zaak redden zou. Men had verwacht, dat hy als een Deui ex machina alles op wonderlyke, zal ik zeggen tooverachtige, wy'ze recht zju doen komen. In stede hiervan had men in hem een man, wiets leuze niet ^aeen te zij-i: alles zal recht komen; maar: alles moit recM gemaa'-t wordan. la plaats van het deun'je Vrede, vrede I Lseft zoo ge makkelijk als gij maar kunt", aan slaap te sussen, hadden wy een hoofd, dat ons zware plichten oplegdj en van ons de grootste op offering eiscute. Wij hadden niet een wiegelied gehoord, een wekstem had ons in de ooren geklonken. En dit was, na by'na een jaar van oorlog, nageno ?g zonder discipline gevoerd, elk zoo vreemd, dat men het aanvankelijk niet verdragen kon. Daarom waren velen ontevreden, zeiden dat wat bevolen was niet kon, en reden enkelen, zooals wy reeds opgeteekend hebben, van het lager weg. E a dit alles omdat ons afrikaansch volk, sedert de dagen van Piet Retief, nooit een held, wanneer hy onder ons opstaat, kan zien, hojren, eerbiedigen, volgen". Maar de Wet was de sterkste en wat hy wilde geschiedde." Dan maken wy den guerilla oorlog mede met al zyn ellende ea verschrikkingen, zien wij hoe de mannen, die trouw bleven aan hun bevelhebber, heboen te lijien en te strijden in geheele overgave van ly't' en leven: Their's not to reason wby, Taeir's but to do and die." Kan onze bewondering groot genoeg zijn voor die mannen, welke bleven volhouden nadat een groot deel der bevolking rus'ig huis toe ging' ea tot het einde streden, niet viagende wat hun lot zoude zyn, maar alleen bezield met den heiligen geest van onafhanke lijkheid te blijven. Den fliuwhartige te veroordeelen, gaat zoo gemakkelyk, wanneer mea rus'.ig in zijn stoel mag blijven zitten; ons voegt derhsl\re geen hard oordeel over de velen die het echter aan anderen overlieten; doch hoeveel eerbied kry' gen wy dan net voor de vrouwen der commandogangers, die hunne echtgenoulen, zonen en valers in den stry'd sterkten, ondanks de ellende waaraai allen waren bloot gesteld. Een eerly'k boek geschreven te hebben als bydrage tot dezen heldenstryd en dit te hebban gedaa i zoo waardig en zoo weinig zich op den voorgrond plaatsende a'e ds. Ktstell, die geheel vry willig twee jaren lang het lot van het keur der dapperen deelda, en dubbel leed onder de verschrikkingen van het ruwe com mando leven is mede een eeresaluut waard. Mijne herinneringen uit denAnglo-boerenoorloy, door assiBtent- commandant gene raal B J. VILJOEN, lid Tweede Volksraad. Amsterdam 1902. W. Versluys. Ban Vi'joen is nu juist niet de boerenheld, welke op algemeece -y np'Uhie mag bogen, en hetgeen dezer dagen van hem uit Engeland werd overgebriefd is dan ook niet geschikt hem ve«l vrienden te bezorgen. Toch is dat zeker geen reden zyn boek ter zijde te leggen, integendeel, al stemt het tot voorzichtigheid, vooral waar deze generaal zéó onomwonden wy'st op allerlei tekortkomingen en verkeerdheden, dat zyne sherinneringen" voor een groot deel een acte van beschuldiging vormen niet alleen tegen het Transvaalsche gouverne ment, maar ook tegen sommige bevelhebbers en tilryke minderen. Opmerkelyk is het even wel hoe vele der grieven en aanmerkingen van Bsn Viljoen niet ver af'wyken van de opmer kingen door Jhr. Rim, den Nederlandschen militairen attachéverstrekt en te vinden in het 3 i \erslag der »Vereeniging ter beoefening van de Kry'gswetenschap" L901?1902, waar wy o. a. lezen, boe de commandant-generaal reeds in de eerste dagen van den oorlog rapporteert: »De kleeding, die verstrekt wordt ia even slecht als het nagenoeg oneetbare brood en de schoe nen zyn niet te gebruiken. Als dat zoo voort gaat zullen de burgers van kommer en ellende omkomen en zal het niet noodig zy'n dat de Engslschen hen verslaan. Zelfs toen de voorwaartsche beweging had opgehouden en de uiterste commando's aan de Tuegela lagen, kwamen van daar nog aanhoudend klachten ovur slechte verpleging, gebrek aan slachtossen en dergelijke." Bij de begrijpelijke zucht ten onzent om uit den Zuid-Afrikaanschen oorlog gevolgtrek kingen te maken voor onze legerinrichtingen en onze landsverdediging is een boek als dat van Ban Viljoen van groots waarde, omdat het o. a. voldoende aantoont, hoe de ondergang van de beide Ripublieken voor een groot deel, zoo niet geheel, is te wijten aan de slechte voorbereiding, de hoogst gebrekkige leger organisatie, de ellendige verpleging en het gemis aan samenwerking der dikwijls zoo heterogene onderdeden. De vrees om te kort te doen aan de verdiensten van sommigen, mag ons zeker niet weerhouden te wijzen op de vele tekortkomingen van enkelen, vooral niet, waar wy' in onze sympathie voor dit heldenvolk, maar al te veel geneigd zyn, om te gelooven in de voortreffelijkheid van de boerencommando's en aldus aanmerkingen tot betweterij bestempelen. Uit de Zuid-Afrikaansche oorlog valt voor ons veel te leeren, zeer veel, mits wy dat doen met verstand en onbevooroordeeld. De oorlog in Zuid-Afrika, door dr. W. VAN EVEEMNGEN. E-tistB ty'dvak: van 11 Oct.1899?Maart 1900. Met een inleidend woord van dr. H. J. KIEWIET DE JONGE, met drie kaartjes. Delft, J. WoltmanJr. 1902. Oader de talryke geschriften over den ZuidAfrikaanschen oorlog verdient dit werk een bijzondere vermelding, wyl het zulk een goed overzicht geeft van den loop der gebeurtenissen en ook daarom door velen met vrucht zal worden geraadpleegd by' de lectuur van de gedenkschriften van de Wet, Viljoen e. a. Wel blijkt dr. van Everdingen een boerenvriend, die slechts noode de vele tekortkomingen der boerenleiders aan het licht brengt, doch hy trachtte zoo objectief mogely'k te zyn en maakte daarby een zeer goed gebruik van de bronnen die hem ten dienste stonden. De lezing van den heer jhr. Ram een onzer militaire attachés in de vereeniging ter beoefening van de kry'gswetenschap »schynt" jammer genoeg aan schryvers aandacht ontsnapt. Ook zy'n de getallen betreffende de verliezen niet altyd geheel juist dr. van Everdingen preciseert te veel door Je aantallen gewonden en dooden tot in eenheden nauwkeurig te willen geven terwijl sommige opmerkingen der leek verraden, die niettemin over 't algemeen een goeden kyk op militaire zaken heeft. Het drietal kaartjes verhoogt de waarde van dit boek, hetwelk in geen bibliotheek, hoe klein ook, mag ontbreken. Marthinus Iheunis Steyn, doorFBEDEBiK HOMPEL, met 18 platen. L. J. Veen, Amsterdam. De heer Rpmpel geeft een levensschets van president Steijn, wvarin meer in het bijzonder diens krachtdadig optreden gedurende het tweede tyd per k van den Zuid-Afrikaanschen oorlog wordt geschetst. De sympathie en ver eering van deze groote figuur zullen door dit prettig geschreven boek slechts kunnen winnen. _ __ A. N. J. F. Btrije, door SÜZE LA CHA.PELLE-ROOBOL. Haarlem. Vincent Loosjes, 1902. uurtje. Indien de schryfster eenvoudig een boek heeft gemaakt van eene haar meege deelde levensgeschiedenis eener Haagsche dienstbode, die strydensmoe en ontgoocheld terechtkomt in een bordeel na zich te hebben gegeven aan een ze ven t i? jarigen onhebbelyken jiehtlyder, dan meen ik, dat bet geval, of schoon mogelijk blijkend, hoe ksap en deel nemend ook gesteld, niet belangrijk genoeg is geweest om er twee deeltjes van te maken. 'c Had veel vlugger kunnen verteld worden en toch den gewenschten indruk gemaakt hebben. Is het echter bedoeld als kunstwerk, een schepping van de verbeelding der schrijfster, dan moet ik zeggen, dat zij beneden haar be doeling bleef en er niet in geslaagd is, het geval tot een tragedie te verheffen. Hoe zou men kunnen verwachten, dat een meixje uit den zeer laag burgerlijken kring, waarin het geheele «fesoen'', alle begrip van maatschap pelijke en christelijke deugd, wordt uitgedrukt door de verklaring: dat de dochter des hui zes geen ontuchtige is ; waarin het geheele jongevrouwengeluk wordt gelegen geacht in het «nebben van een vrijer", haar zedelijk ik bewaren zal, waar zy de Haagsche Wereld alleen leert kennen: van haar sexaeelen kant, er in geen enkelen kring of persoon steun vindt, bemoediging of verheff.ng? Zelfs laat de schry'fster haar bly'ven beneden 't peil, waarop- wy haar mogen verwachten, als zij zich aan dien ouden liefhebber geeft, om een goed leven te hebben en niet meer slachtoffer te bly'ven van zy'n onhebbely'k humeur. En haar verdwijnen in het bordeel is in geenen deele de eenige uitkomst voor de geplaagde ziel. In n. opzicht kan echter het overigens goed geschreven verhaal goeds uitwerken. Boeken uit de wereld der bovenste tienduizend ea uit de wereld der onderste miljoenen zyn er genoeg om te weten wat er in die werelden omgaat en hoe er wordt geleefd. Maar wat men noemt de heel kleine' burgerij met haar levensmanieren en zedebegrippen is minder bekend. En toch is de kennis daarvan van belang voor het vraagstuk der zedelijke ver heffing des volks, te meer naarmate de kennis making minder verkwikkelyk is. Deventer, W. ZAALBERG. IBTGrEZOBTDEBr. Rotterdam, 19 Nor. 1902. Geachte Redactie, Vergun my nog even op de candidaatstelling voor den Gemeenteraad van Rotterdam terug te komen. Ik verzuimde toen nog mede te deelen, dat de heer Jos. M. de Jongh op de lyst der voorloopige candidaten onzer Kiesvereeniging heeft gestaan; maar de heer Jos. M. de Jongh heeft voor een eventueele Candidatuur bedankt. Ten slotte blyltt my, uit een officieel schry ven, dat ook de heer G. P. J. de Jongh wcgins drukke bezigheden zich voor het oogen blik niet beschikbaar kon stellen. Onder dankbetuiging en met de verzekering dat ik op deze zaak niet meer zal terugkomen. Uw dr. J. VAN As JR. Loco-secr. van «Rotterdam". IIIIIIIMIIIIIIIIIllNlllllnlIIIIIIIIIIIIIIUIMIflIIIIIIIIIIIIIIIHIIIH oïkcia 40 cents per regel. IIIIIMHIIMItlUllllllllltllfillllllMmillll TRADEMARK MARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle Wijnhandelaars en bij de vertegenwoordigers KOOPJBAX* & It U l IXI FR, Wynhandelaars te Amsterdam. IIoofd-Depöt VAH Dr. JAEGER'S GRI6, <§) Soriaal-WolartMGL K. F. DECSCHLK-BKNGKB, Amsterdam, Kalverstr. 189. Eenig specialiteit in dei* artikelen in geheel NederL Piano-, Orgel- ei MEIROOS «fc KALSIiOVEN, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIASINO'S in Koop en in Hun». Repareeren Stemmen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl