De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 7 december pagina 2

7 december 1902 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE 1MSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1328 r:' Cavalerie Artilerie Genie V^ld eakadr / 3 Tell3-esikadr- min ciu-~öiaur, < ij »--Uj»«aw.+ t \ l X uC'ftCneBieltfc.\g) Dep8ï-E»kadr. l depóf-eBkadroc.(y) Veld- ... 4 batterijen, (g) Herg- ... 3 , (g) Vesting- . . 7 «ompagokëu. (g) . . 2'/a eomptgnieën i g). Yerdet hulpdiensten (mtendance, geneeskun digen dienst, enz. TKOEPENKACHT IN DE BUITENBEZITTINSEN'. Matrch. 1300 m. (ff) 3 oomp. Ettrjp-ewMtD. 3 t A aboineez. 6 , Javanen. 9 garniz.-ba'alj. (y) , 6 , -comp. (ff) l eskadron, (g) l det*che»e»t (g) l hattecjj Herg-A4illerie (o) 7 compagnirei Vesting-Artill. (g) '/a e>mp«gttie. (g) Infanterie Cavalerie Artillerie Genie Veldtroepen Garuiz--Iuf. . . Verder hulpdiensten. ^ {fft Beteeicent Eut«p«raen «n inknders gemeiigi*, met tot Iwtrte ekemont everbeerscbeud. Met n oogopslag ziet men, dat het inlandsch element verreweg overheer?èkend is. men meene ecfeter niet, dat al deze troe pen geschikt zijn voor den oorlog. Ats men de bovenges&etste ge vecht s waarde der verschillende rassen in aanmerking neemt, daalt bet getal om den norm van gevechts kracht aan te geven, reeds aanzienlijk. Bovendien rim vele soldaten ongeschikt veor -den vetddienst ten gevolge van ziekte, Tan onvoldoende africhting (recruten). Dan nog dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid, dat een ge deelte der troepen «?an 4e bnitenhezittingen. door het vlugge optreden eener vijandelijke vloot, zich niet mj het Java leger kan voegen. Maar een hoofdoorzaak om bezorgd te «jn voor de toekomst ligt in de uitputting, waarin het leger zich bavindt, als gevolg van den langdurigen Atjeb-oorlog. Ook nu nog eischt Atjeh heel wat van de legerkracrrten. De terugzending van een aantal bataljons in 1899, na afloop der P*dir-expeditie, is slechts een troepen ver mindering in naam geweest. Het vaandel met overtollige officieren en een man of wat keerden naar Java terug; doch de gezonde mennekes bleven op Atjeh, waar 3e bataljons in den regel ver boven de normale formaties zijn. Bovendien kwam het korps marechaussee, dat feitelijk een verkapte twee bataljons vormt en het werk doet van vier bataljons! Dan nog had men later Djambi, Borneo en Merauké! Toen de Djambi «apeditie in Augustus verleden jaar zooveel troepen trok uit Java, was er e«n oogenblik, dat het lle Bataljon Infanterie te Meester Cocaelis, dat in een oorlog tegen den B. V. f) in eerste linie schijnt te moeten optreden, 50 pCt. van egn manschappen ongeschikt had voor den relddienst Das van een bataljon in eerste linie, de hetft der sterkte niet gevechtsvaardig 1 ? Het het oog op de terreÏDgesteldheid van Midden Java, waar de hoofd verdedi ging zal moeten plaats hebben en met het oog op e geringe sterkte van het leger, sullen groote veldslagen nie,t voorkomen en eal de oorlog het karakter van een guerilla aannemen. Het mag als een algemeene bekendheid beschouwd worden, dat de kleine oorlog veel hoogere eiacben stelt aan physiek en moreel oVr troepen dan de groote krijg. Nu rijst bij on» de vraag of het Indisch leger daaraan voldoen zal? Een koloniaal leger, gewend aan over winningen op inlandsohen vijand, is licht geneigd liöh «lf te gaan overschatten, wanneer het komt te staan tegenover op Europeesebe wijze gedrilde troepen. De Fransch-Duitrohe oorlog geeft ons daarvan een bewijs. De AJgiersche troepen bleken niet bestand te zijn tegen de Duilschers, die pen goede school doorloopen hadden. En Frankrijk had zich zooveel voorgesteld van die kntcige Zouaven en Turco's! Wij moeten evenwel nog rekening hou den met «en omstandigheid, speciaal In disch te noBffiso. De Ja-vaan, sedert eeuwen aan onderwerping gewoon, h«eft eenmaal dat slaaferjbe ra aioh tegenover h°t blanke ras, dat ctdh in alles ?kenmerkt. Ook in het leger voelt men dit. Immers het mag een uitzondering heeten als een javaansch sergeant of korporaal krachtig durft op treden tegenover een Europeeech soldaat! In den regel lacht de europeeecfae mindere lijn inluodmchen meerdere in bet gezicht uit! Hoe «a! 'het nu gaan met den eenvoudigen java»necl>en fuseüer, als hij een heel leger »«o»ee'' *) tegenover zich ziet! i Bovendien heeft bet Indisch leger nog nimtmr artillerie tegeaewr eich gehad, de voorlaadkauonnen die de inlandsche vijand bezigt, kunnen den naam artillerie niet dragen. N« is bet ook verkeerd, <de uit werking van artillerie *e overschatten, maar een feit is, da-t de .rnopeeie indruk, dien dat wapen maakt «p «lea 'tegenpartij, <groot is ea ome inlaaulers staan juist moreel «90 laagjes. Daarin zit jvist i>et kwaad. Een oorlog op den eigen vaderlandschen bodem doet bij de bevolking, dus ook bij den soldaat, heilige igeveelens ontstaan, die zijn moreei zoo enorm verbolgen. Het denkbeeld, at ww dierbaar landje vertreden wordt door den plompen voet eens overweldigers, doet het heilig vuur der vaderlandsliefde gloeien en ontvlammen. Zouden die edele gevoelens ook opge wekt worden als Indiëin gevaar komt? Bg den £avwan «teflig niet. Hém is bet gTad onverschillig, wie baas over hem speelt. De TOeeiadeHng in ons leger zal rechten, omdat hij daarvoor nu f) bnitenl. vijand. *) De jav. soldaat spreekt zijn Europ. collega in d«n rage! met »oom" aan. Hem direkt bij zijn achternaam noemen durft hij zelden. eenmaal is; maar men kan moeilijk van den Zwitser of Duitscher geestdrift vergen, als Nederland in oorlog komt met Amerika, Engeland of Japan! Rest dus alleen de Hollander. Maar ook die voelt zich min of meer vreemde ling in Indië. Hij beschouwt dat land als een tijdelijk verblijf, dat men zoo spoedig mogelijk verlaten moet, wil men niet onder de palmen een rustplaats vinden. Hij haakt naar het oagenblik van terugkeeren naar zijn landje, vol herinneringen aan zijn jeugd. Is eenmaal de oorlog met den B.Y. uitgebroken, dan zal deze laatste allereerst trachten Java te isoleeren. Dit zal hem niet moeilijk vallen en hij heeft reeds veel gewonnen door de communicatie van Java met de buitenwereld te verbreken. Zijn snelle kruisers zullen dat isolement spoe dig bewerkt hebben. Later komt dan zijn transportvloot met landings troepen. Welke vér -dragende gevolgen «oo'n isolement hebben zal, ligt veor de band: gemeenschap met Nederland, ook telegra fisch verbroken; aanvulling van troepen en materra»! onmogelijk; venlofgangers onder ?officieren en ambtenaren tonnen niet terugkeeren. Awngezten het Indische leger geen reeerven heeft, zal de toch reeds geringe sterkte, steeds verminderen. Ondérviadmg beef c geleerd, dat vooral de eerste maanden van een oorlog, de troepen het meest te lijden hebben. 5Ban valt het iwa'kkere element af, -ten gevolge van de verhoogde inspanning, het bivakkeeren buiten, de ongewone voeding, gebrek enz. De Eoropeesehe oorlogen hebben geconstateerd, dat het verlies in het begin Tan d«n krijg, door boven genoemde ooreakea geleden, wel 20 pot. van de sterkte bedraagt. En -dan 'komen nog de verliezen door het vuur van den vijand, door gevangenneming, desertie enz. Vooral het Europeesch en Amboineesche element zullen lijden door bet gemis aan reserve «a niet het minst het officierskmler. Alleen de geneeskundige dienst verkeert in gunstiger conditie, want te verwachten is het, dat burger-doktoren hun diensten zulte a aanbieden. Aanvulli&g van Javanen zou nog mo gelijk zijn, doch ook een zeer lastige zaak. Ata «en nagaat, dat reeds in vredestijd onder de meest gunstige omstaudig'keden ongeveer 9 volle m*au4en noodig zijn om den JavttftHschen recruut naar het bataljon te doen overgaan, kan men zich voorstellen hoe het gaaa zal in oorlogstijd. En dan is de Javaan nog niet eens geschikt om te velde te trekken. De eigenlijke velddiensten, de geveohts ex-ercitiën, de piocierarbetd -en bet schieten zijn allemaal kun sten, die hij in het bataljon moet aanleeren, alvorens <de geschiktheid «Is veldsoldaat bereikt te hebben. Eo nu in t kort de wapens afzonderlijk beschouwdl Nogmaals herinneren wij, dat de bedoe ling eiet is een vottedig verslag te geven van den toestand van het Indische leger. Wat wij doen is slechts een greep, be reikbaar voor een ieder. Wij missen ten eerten male de bekwaamheid om over technische zaken een oordeel te vellen. Wat wij weergeven zou iedereen kunnen, die uit z'n oogen kijkt en z'n gedachten lant werken. (SM volgt). G. D are huishouding. Mijnkeer de ReJacleur, Het artikel »Dtire huishouding" "an O. W. B. in Uw blad van 19 Ootober j\. kwam mij pas dezer dagen in hauden; toch zou ik nog gaarne eefcere opmerkingen maken, ten einde tegen onjuiste <tenkb"eld«B, door genoemd artikel zon der twijfel bij het pabiiek verwekt, in verzet te komen. Naw aanleiding der Wat,^.rsta%t-bej;ro3ting waarop een post va i ? 84,750 is uitgetrokken tot uitbr.'.iding en vtrwiermg van liet ouderwijs aan 's Rijksvefartstnij-cluol, stelt G.W.B. de vraag: ,Waartoe dient nu die school, welke azijn de onkosten en wal levert lij op?" ^'jn antwoord luidt: leden veearts Aeefl dus vijfdttiaemd ackt Aowéerd drie-e» tteintig ynUeu gelctat en w«l op groud vaa gemiddelden «Ier jirea 1895?18.99; aeüer wel een germg a&nUl j»ren ,teu opsicnie van een itricbtmi; die van 1821 *dateert en waaraan sinds 1874 elk veearts moet worden opgeleid. Nu vervolgt G. W. B.: nT)e vraag is zeker ,niet ortffepast of zulk een tedrri'/ van bijna ff 6000 voor ie/eren veearts niet waarlijk uxit uvael gevorderd is uit de algemeene kas ea of /ut tveureiiig is aan Ut nut en allhtim tesuittiipuff niet mogelijk zou toezen." Ten einde deie vraag ts oeaiitwoorden, treedt Schrijver in besc-iouwiugen, die de zaak m een verkeerd licht, plaatsen. Het is nl. onjuut, dat er in geheel N;derlaad nog geen 200 vee artsen 190; de laatste opgave, vermeld m het TijthcArift voor Vtcartswij&Ktute, Deel 29, pag. 31fi, de*r V«n E^veid, toont de volgende enfw s: Nederland: 295 gedijAomeerde veearUen; 12« empirici (aieruver latei); 27 militaire paardenartsen. De veeartsen in onze koloniëa zijn ook te Utrecht opzeleid; ook zij mieten dus meetellen ; Nederlundsch Oost-Indië: 25 gediplomeerde veeartsen; S militaire paaraenarteen; Nederl ndsch West fndie: \ gediplomeerde veeaarts. Op het oogei.blik zijn dus in N-.derland en zijae koloD-ë.1 mJunctie: 297 + 27 + 25 + 8 + l ?=. 3.58 te Utrecht gediplomeerde seearlsen ; vermeeraerd mtt de in 1902 gediplomeerden ten getals van 16; te zamen '374 gediplomeerde veeartsen. Bovendien praktiseeren er nog 12« empirici; dït zijn heden, die -roer de -wet van 2874 (welke wttvde behandeling van zieke dieren aMeen aan gediplamterde ueeaistsen toeslaa!) zondar «enige opleiding ztek-e dieren behandelden eu aan vv'ien, bij iet in .weckiag treden dier wet, op .groid van een binnen beperkten t\jd af te leggen zeer licht txwnen, de uitoefening der veeartseniikunde, ook voor hun verder leven, dus na 1874, is toegestaan. Deze maatregel was noodigy tettinde te ^voorkomen, diit plotseling vele streken geheel v«u eenige hulp zouden verstoken zijn; het behoeft evenwel geen batoog, dat de kennis dezer emp'rioi geheel onvolloende is. Op het oogenblik oefenen zij echter nog de veeartsenijkunde in Nederlnnd uit; zij zijn dus veearts in den ruimsten zin en wanneer wij op hetoogenblik de beschikbare veeartsenijkundige hulp in Nederland en zijne koloniën voldoprde zouden achten, ware dit niet alleen door 374 gediplo meerde veeartsen (abusievelijk vaak lUjks-veeartsen genoemd), doch tevens door 126 empirici, dus door een totaal van SOO personen. Dooüde hoeveelheid beschikbare veterinaire hulp is niet voldosnde; wel meent G. W. B. dat »voor de gewone prae'ijk veeartsen slechts «?noodig zijn m streken waar welvarende vee r/fokkers wonen en in de steden vooral voor ,de houders van lux°paarden," doch ook dit is onjuist. Ojk in minder welvarende streken, dus op onze zandgronden zijn veeartsen onmisbaar, want ook daar wordt vee gehouden en oi.k daar wor den dieren ziek; bovendien ro^pïde kleinere veehouder in den regel eerder de hulp van den veearts in dan de rijke boer, omdat van het leven v»n het zieke dier, (vaak het eenige op stal), dikwerf het bestaan, de broodwinning ran den eigenaar afhangt. Om aan te nemen dat in de steden vooral de ttouders van lux j-paarden den veearts noodig hebben, is ongerijmd. Xck-er, indien er lus'-paarden in «en «tad zijn, is baarbij na «n dan de veearte Boodig doch «r zijn tal van steden, vrijwel zoidertquipage-houders, met fl nke veeartseuijkundige praktijken; stalhouders, melkboeren, sleepers, vrachtrijders, fabrikanten, winkel;ers etc. zijn allen lieden die voor en oa de hulp van den reearts voor hun zieke dieren roofttea inroepen. Het ia tevens opmerkelijk, hoe voortdurend tal van kleioere gemeenten met meer of minder welvarende vaefokkerg, tevergeefs een oprot'rijg voor een gediplomeerd veearts in de couranten plaatse»; dit feit is te verklaren uit de alles zins menschelijke neiging der veeartsen om zoo veel mogelijk standplaatsen te verkrijgen met de beste vooruitzichten; daardoor zijn er ge meenten, die, zoolang <le practrói keuze hebben, onbezet blijven ; er is dm -zonder twijfel etn tekort «in vttarisen. G. W. B. -meent, «b» v«or*l in hoofdzaak het l''eeariie«ijkmdi^ Staaliioeückl van onze, volge&s hem zoo dure, vceartst n profl eert; zeer zeker is een veeartsenijtuudige contiö'e iiiet mogelijk zonder veearlseu, doch hierbij dient te worden opzemerkt, dat, voor geheel Nederland slechts 9 Districtsveeartien aacwfz>g zijn, die*(Ï5fe(V«^*iun dieijsten presteeren aan dea Siaat; van de 397 gediplomeerde vee artsen, d:e bijna «Hem pruclici zijn. voeren er volgens e opga»*; van v. Esveld 127 den titel van plaittsvercangend-didricUveiarls, terwjjl «r dus 170 overblijven, die auittttlijk buiten het Staatstoezicht, staan. De plaalsvereangende-distriotsseeartsen zijn al leen dan ia staatsdienst, wanneer de dislriclsvtearts hun diëtisten vpdraagt; ook dan alleen worden lij gehonoreerd; voor tiet overige zijn zij volkomen mei un 170 collega's hovend se l d, gelijk te stellen. Ik neen dit aldus te moeten toelichten, daar het volgens G. W. B. zou schijnen uf depiaa'svervaa^eude districtsveeartsen uitsluitend staats ambtenaren waren; ik heb het tegendeel hier boven aangetooad. De gelden, besteed aan de opleiding d«r veeartsen, worden das niet in hooMïHak (kor het Vfctartsenykntdig staats toezicht verfiscbt; de gediplomeerde veeartsen zijn bjjb* allee pra-clici, wier hulp door iedereen kaa worden ingeroepav, ook door genoemd staatstoezicht; in het laatste geval zyu het da p'aatsvervangende distnctsvet; artsen, die tot het verleenen dier hulp het eerst in aanmerking korneü. Het feit, dat op eiken veearts de zedelijke en wettelijke verpl ehtiug rnst, besmet'el'jke vefzektea te heipon bestrijdea, mag niet leiden tot de conclusie, dat de veeartsen er in hoofd zaak zijn om hut staa'-stoe.eicbt; de dage.lijktcite icerkzcuimheid der veeartsen ligt in de btJttiwltling van zieke dieren. Veui een opleiding na n per soneel voor het teeartsenij kundig ttaalstoezicht, als G. W. B. tjeito«it, is dus geen sprake. Gelukkig stflt G. W. B ttv vraag niet, of het vceartsexij''kundig slaatstoezichl nog wel ge wettigd is m het geneeskundig staatstoezicht is opgeüeven. Die vraag ion ooK al te ntUA lijt*. Het geneeskundig staatstoezicht in den oudeu vorm is wel is waar opgeheveo, docb de nieuwe Gezondheidswet mtt veel ruimer strekking gaf tot die opu, ffi ig aanleidi-og. G. W. B.'s ziuspeling op bovengenoemde vraag verliest hier door eiken grond. E»n onjuistheid is het ook, dat, «ooals G. W. B. schrijd, Donder de jaarlijks toegelaten vee~ artsen eettiyen bestemd zijn voor paardeiutrts bij het l-ffer." Ia vro :ger njd s'uleerdeu teuige jon/Kiui vanwege de Dt-parte.inenten van Oorlog en Koiorrën ie Utrecht, voor veearts; sedert jaren heeft dil echter niet meer plaats en worden paardenart.seu voor (iet l<g^r hitr te lande en in N. O. ludië, zoomede de gouwrcpmentsveeartsen in ome Kotoniër, benoemd uit reeds ge diplomeerde veeartsen. De motieven, die G. W. B. voor het gosd rrcbt eener eventueele opleiding onzer vee artsen in het buitet'lund aanvoert, *j;'a dus niet als opfeilflijke toestanden gebaseerd, te beschouwen ; doch zelfs m htt tegenovergesteld gevat ware het noodzakelijk, een dergelijke buitenlandschs opleiding vooraf in alle opsichten n««r waarde te loeren schitter. De door G. W. B. als voor beeld gestelde opleiding van houtvesters, rijisland- en tuinbouwleeraren eebijat in Schrijvers oogen goede resultaten te jteven ; «r staat, toch : tlfet is proefondervindelijk bewezen, dat deze irijze uvan opleiding <to"ltrejfend i', wanneer een niet hle groot aantal bevoegden voor een bepaald vak nooJiff is en dit vak geen specijieke Nederlandisctie eitchcn van kennis omvat. Aan beide eischen voldoet de betrekking en de studie van vee//arts etc" Ik ben niet competent de resultaten d«r partiëe'-iuitenlandsche opleiding van houtvesters, rijks land- en tuinbouw,etraren te beoordcelen; ik wijs daarom cp heïartikel van de hand des heeren P. van Hoek te 'sGravent-age, 1) waarin die opleiding uitvoerig in al haar wisselingen wordt, besproken en a«n het slot waarvan tc!>rijver als volsft crmclurie'irt: n Waar ik echter wel op wijzen wil is dit, dat de v>eo, dien de heer i/G. W. B. voor de opleiding van veeartsen aantKijil proefondervindelijk g* bleken is voor de na.s. houtvesters en landbouwleeraren K IET de tjitisle te wezen. De ervaring heeft het Ugendi-el ^bewezen van 't geen de heer O. W. B. beweert. t Zijne conclïtsies kunnen dus ook niet juist zijn." Dit kliiitt nif't zeer bemoedigjotd en maant aan tot groote voorzichtigheid. Of in Nedeihnd, waar tbans 374 gediplo meerde veeaitstn en 126 empTici wettelijk be voegd zijn zieke dieren te behandelen en waar, zooals ik boven aantoonde, nog ei-n tekort, aan vs'erinaire hulp beslaat, een niet te groot aanttal -bevoegden KOOT een bepaald vak nco ig is", zooals G. W. B. zioh uitdrukt, laat ik -aan de beoordeeling der lezers over. Het is te ver wachten, dat met de vermeerdering der abattoirs in ons land en de uitbreiding van het aantal gowernements veeartsen in Jf. O. héié, om niet te spraken van evfntueele rijksvktscUceuriag en tuhercvlosebeslrijiing, bet aantal de.-kundigen veel grooier zal dteüen te zijn, dan thans het geval is. En wat nu de kern van de zaak be'.rfft, n.l. de financieele zijde, die voor G. W. B. 't punt van uitgang was, het volgende. G. W. B. meent, dat door de door hem voorgestelde wijze van opleiding »de onkosten voor iederen veearts «gemakkelijk kunnen worden teruggebracht tot de helft of een derde <rau bet bedrag daaraan fthans ten koste gelegd etc." Dit is m. i. overdreven voorgesteld, want de Duifeche Veeartsenijkuudige Hoogescholen, die voor bedoelde opleiding wel in de eerste plaats in aanmerkiig zouden komen, met name Berlijn, Hsnnover, Miircherj, Stottgart en Dresden, en de vete rinair-medische faculteit der Universiteit te Giessen hebben alle, evenals hier te lande, een '1-jarigen studietijd, die, ia analogie met de ervaring Ie Utrecht opgedaan, voor velen wel fen 5- of 6-jai-ige zal worden. Waaneer men dan de jaarujkscbe rijkstoelage cp minstens ? 1000 stelt, worden de studiekosten vrijwel gelijk, zoo niet liooger dan tbans. Fan een vermindering op de helft v f een derde., zooals G. W. B. zich voorstelt^ tal beslist geen sprake kannen zijn. De door G. W. B. verwachte oratio pro domo zal ik achterwege laten; in het, bovenstaande heb ik de onjuistheden in G. W. B's betoog aangetoond en daardoor de lezers, naar ik hoop, iu staat gesteld zich een zelfstandig, correct oor deel omtrent de kwcsUe te vormen. Dr. H. MARKUS, Feearts. Utrecht, 12 Nov. 1902. * * * Van de gelegenheid om op hst bovenstaande te antwoorden «al ik geen gebruik maken, al zouden sommige onjuisihedtn dit wenscbelijk maken, men kan van alles te veel krijgen en noodig is het niet. De hoofdzaak toch blijft, evenals bij de twee vorige sohrijvers, die nu opmerkingen te berde brachten, onaaneetast, zij is: dat iedere veearts aan de schatkist bijna zesduizend gulden kost en dat nu weder voor deze opleidn.g een belangrijk bedrag extra wordt aap-gevraag'). Ditg-eval hsaWe ik aan als een voorbeeld win ??dure huist) oudd-og"; al het andere rijn bijeaken; doch ik wil even de aandtc it ercp vestigen, dat de heer P. v«fa Hoek en hij kan het weten een tweede voorbeeld aangteft, namelijk de opleiding van led sche houtvesters, die tij veronderstelt, dat per hoofd waarschijnlijk yjeen geringere geldelijke tffsrs van de schatkist vraagt," d«« nog meer dan ?6000 elk. De l«z«r« van De Amsterd mmer zullen den heer Markus voorzeker dankbaar zijn, nu hij lijn la<g betoog, waarin hij zelfs meent te aioeten herhalen, wat reeds een ander over hetzelfde onderwerp in dit Weekblad gezegd heeft, niet nog heeft willen uitbreiden met een oratio pro domo. G. W. B. 1) De Amsterdammer van 2 Nov, 1902. Korte metten, slechte wetten. ?Tbere's sometfaing rotten in tbe Gennan Eaapire,'* zou men met een kleine variant v»o Stiakespeare's gevleugeld woord kunnen zeggen. Ia den Rijksdag is sedert tal van maanden de nieuwe twiefwet aaa de orde. Het regeerings voorstel was bij de verhooging van invoerrechten op vele eerste levens behoeften, in 't bijzonder op granen, reeds zoover gegaan, als met de kans op ver lenging of vernieuwing der handelstractaten maar eenigszins te vereenigen was. Vél te ver naar het oordeel van d« par tijen der linkerzijde, maar lang niet ver genoeg naar de meening der onverzadelijke agrariërs. Vele malen had de regeering de eischen der rechterzijde met een krachtig en naar het scheen onherroepelijk non possumus beantwoord, en zeker niet voor haar genoegen moest zij hiervoor steun zoeken bij de linkerzijde, bij de vrij zinnigen en de sociaal-democraten. Plotse ling is de toestand veranderd. Wat in het parlement, bij vrij en openbaar debat, niet te verkrijgen was, is buiten het parlement in onderonsjes in conventikels tot etand gekomen. De meerderheid van conservatieven en clericalen ook de nationaal liberalen schijnen zich te hebben aangesloten heeft hét met de regeering »op een akkoordje gegooid". De regeering stemt toe in de vroeger voisteekt on aan nemelijk verk/aarde verhooging der invoerrechten op gerst voor bierberading ; de meerderheid geeft de door haar tot dusver onafwijsbaar genoemde verbooging van invoerrechten op andere graansoorten prijs. Maar hierbij bleef het niet. Zijn w«)'het eeas, eegt de meer Jerheid tot de regeeriag, waarom zouden we dan nog verder debat toelaten ? Ea de heer Von Kardorff «telt kalm weg voor, het gebeele ontwerp, d-at eenige honderden artikelen omvat, en bloe aan te nemen. De opositie weert zich met hand en tand. Haar argument, dat het in strijd is met den geest en de letter der constitutie, de openbare beraadslagingen op deze wijze te verhinderen, heeft op de meerderheid niet de minste uitwerking. Zy tracht thans tjjd te winnen, door bet woord te vragen over de Oasc-haftsordnung, de technische regeling van werkzaamheden, hetgeen haar niet kan geweigerd worden. Heel lang kan zij echter van dit middel geen gebruik maken, en het laat zich voorzien, dat het ontwerp zonder eenige discussie, die de afzonderlijke paragrafen raakt, in tweede lezing zal worden aan genomen. Dat onder zulke om&tandigheden de minderheid haar toevlucht neemt ,tot obstructionistische manoeuvres, is wel niet te billijken, maar toch alleszins begrijpelijk. Hier maektsoverechrijding van de par lementaire meerderheid, die de minder heid muilbanden wil; elders macbtsoverechreiding van niemand minder dan den keizer, die aan de justitie van zijn land den pas .afsnjy'dt en dn eene zaak, die voor den strafrechter aanhangig is ge maakt, op geruchtmakende wijste een eigen oordeel uitspreekt. Men weet, dat door Italiaansche bladen beschuldi gingen zijn uitgebracht tegen den groot-industrieel Krupp, die zich, volgens deze organen, «p Capri aan eroetige ver grijpen tegen de zedelijkheid sou hebben schuldig gemaakt. Men weet ook, dat deze beschuldigingen in Duitschland door het hoofdorgaan der sociaal-democratische partij, de Vorwarts, zijn overgenomen, dat deze perscampagne, naar alle waarschijn lijkheid, den dood van den aan een hart kwaal en aan asthma lijdenden Krupp heeft verhaast, en dat, nog vóór diens overlijden, tegen de Vorwarts en andere organen een aanklacht wegens laster is ingediend. Eene allertreurigste geschiedenis voor zeker, die natuurlijk den met Krupp per soonlijk bevrienden keizer Wilhelm zeer pijnlijk heeft getroffen en hem met ver ontwaardiging heeft vervuld. Toegevend* aan zijn impulsieven aard, heeft de keizer op zeer demonstratieve wijze deelgenomen aan de lijkpleehtigheid te E'ïsen, waar hij, als eerste rouwdragèr, te voet de lijkbaar volgde van den wereldberoemden indus trieel. Uitdrukkelijk heeft hij verklaard, dat hij dit deed »om het schild van het hoofd van het Duilsche ryk te kouden boven ket huis en de nagedachtenis vaa den overledene." Hij heeft « de allerseberpste woorden het aantasten der eer van den deerndewitscfon" man door de redactie van een Duitscn blad gegeeseld ais een gemeene daad, die door hare ge volgen nret moord kon worden gelijk gesteld. Hij heeft de arbeiders van Krupp's fabrieken aangespoord, alle betrekkingen af te breken met de bedrijvers van eene zoo schande lijke daad; deden zij dit niet, dan zouden zij moreel ak medeplichtigen beechouwd moeten worden. En dat alles, terwyl de beschuldiging, die door hem als de gemeen ste laster, en dus in de eerste plaats als onwaarheid, wordt gebraad merk t, aan het oordeel van den rechter is onderworpen, zoodat deze, en niet een warm gevoelende vriend al ware hij ook de hoogst ge plaatste man in het Rijk zal hebben uit te maken, of de beschuldiging al of niet gegrond was. Frederik de Groote was als monarch zeker niet minder zelfbewust en doortas tend dan keizer Wilhelm, maar de mole naar van Sars-Souci kon getuigen, dat hij zijn wil en zijn wensch niet stelde boven de uitspraak van den bevoegden rechter. Wij nemen gaarne aan, dat dit niet de bedoeling van den keizer is ge weest. Maar wanneer de Vorwarts wordt veroordeeld, zal het moeielijk, zoo niet onmogelijk zijn, den indruk weg te neaien, dat dit geschied ie onder den invl tei van 's keizers scherpe woorden; en wanneer zij wordt vrijgesproken, zal men den monarch vaa voorbarigheid en onvoorzichtigheid niet kunnen vrij pleiten, en wat erger is hem metende met den maatstaf, dien hij zelf heeft aangelegd, zijne beschuldiging van eene groote Rartij in het Duiische Ryk met zjjn eigen woorden moeten veroordeeleB. miuunuimuuiiiuMuiiiiiiuiiiiiiiiuiiiiiMiiiiiiuiiuimiiiiiiiHiiiiiiM Sociafó Miiuinmimiiiiiiiitiiiiiiiiiiifiiitiimiiiiiifiiiimiiiiii Arbeidswet en Leenliclitwgt. Door de commissiëa tot wering van schoolverzuim in de gemeenten Stad- en Ambt-Almeloo is onlangs aan den minister van Binnenlacdache Zaken een schrijven verzonden, waarin de aandacht wordt gevestigd op eene leemte in de ver houding tu3schen twee, voor het w«lgijn onzer arbeidende klasse zeer belangrijke wetten: de Arbeidswet en de Leerplictdwel; een leemte, waarop het my noodig dunkt d»t zeer ernstig de aandacht worde gevestigd, omdat men de onaangename gevolge» daar van niet slechts in het industrieeleTwente, maar ook in andere industrieele centra, en niet het minst ook io onze groote steden, zeer «matig ziet ee ordervind t. Luidens art. 3 der Leerplichtwet eindigt het otiderwija van een kind gewpoBljjfc niet eerder dan op 12 jarigen leeftijd, ndien het alle klassen op school heeft dourloopen, of na het afl >open der klasse, waarin faet op 13 jarigen leeftijd geplaatst is. Aan d-eae bepaling ligt dus bet goede beginsel ten crondulag, dat het niet vol doende is, wil lea de ouders bun ki«<4»ren van de school nemen, dat dezen «ea zekeren leeftijd hebben bereikt, sa aar dezen ook een zeker minimum van onderwas, voor zoover de lagere school zulks kan ver schaffen, ten volle moeten hebben genoten. O?ertrediinsr of ontduiking van deze be paling wordt behandeld als elke andere die de leerplichtwet bstreft: er volgt een lichte boete op, te lichter nog, wijl er van »herhaalde" overtreding van dit artikel geen sprake ka-n zijn. Maar wat gebeurt nu. De Arbeidswet staat nitdrukkelijk toe, dat kinderen van hun 12de jaar af aan den arbeid mogen gaan. Komt een kind van 12 jaar aan het bureau van den 'burgerlijken stand om een arbeidskaart, dan moet hem deze worden verstrekt, zonder dat de ambtenaar zich er om heeft te bekommeren, of dat kind ten volle aan de voorwaarden der leerplichtwet heeft voldaan. De ouders beloopen misschien een geringe boete, betalen deze gaa-me omdat de arbeid van het kind veel mér oplevert dan _ de boete bedraagt, en de commissiën tot -wering van gehoolverzurm staan daartegenover machteloos. De Al-meloo'sche adressanten zeggen dan ook in hun adres: De ervaring heeft de commissiën .geleerd dat indien de ouders voor de keuae jjesteld worden, zij de belangen van Iiunne kinderen pp»tl'eren voor die hunner beurzen indien er aiaar goldeljjk voordeel aan verbonden ie. Door de ooniinissiën zijn alle mogelijke middelen in het werk gesteld om aan de kinderen'het zoa5 noodye onderwijs te verzekeren, die nu gel.eel aan de willekeur del' ouders zijn overgegeven. Zij hebben zich peïcirculaire en door persuofilijk bezoek gewend tot heeren fabrikanten ea

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl