Historisch Archief 1877-1940
DE 1MSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1328
r:'
Cavalerie
Artilerie
Genie
V^ld eakadr / 3 Tell3-esikadr- min
ciu-~öiaur, < ij »--Uj»«aw.+ t \
l X uC'ftCneBieltfc.\g)
Dep8ï-E»kadr. l depóf-eBkadroc.(y)
Veld- ... 4 batterijen, (g)
Herg- ... 3 , (g)
Vesting- . . 7 «ompagokëu. (g)
. . 2'/a eomptgnieën i g).
Yerdet hulpdiensten (mtendance, geneeskun
digen dienst, enz.
TKOEPENKACHT IN DE BUITENBEZITTINSEN'.
Matrch. 1300 m. (ff)
3 oomp. Ettrjp-ewMtD.
3 t A aboineez.
6 , Javanen.
9 garniz.-ba'alj. (y)
, 6 , -comp. (ff)
l eskadron, (g)
l det*che»e»t (g)
l hattecjj Herg-A4illerie (o)
7 compagnirei Vesting-Artill. (g)
'/a e>mp«gttie. (g)
Infanterie
Cavalerie
Artillerie
Genie
Veldtroepen
Garuiz--Iuf.
. .
Verder hulpdiensten. ^
{fft Beteeicent Eut«p«raen «n inknders
gemeiigi*, met tot Iwtrte ekemont everbeerscbeud.
Met n oogopslag ziet men, dat het
inlandsch element verreweg
overheer?èkend is.
men meene ecfeter niet, dat al deze troe
pen geschikt zijn voor den oorlog. Ats
men de bovenges&etste ge vecht s waarde der
verschillende rassen in aanmerking neemt,
daalt bet getal om den norm van gevechts
kracht aan te geven, reeds aanzienlijk.
Bovendien rim vele soldaten ongeschikt
veor -den vetddienst ten gevolge van ziekte,
Tan onvoldoende africhting (recruten).
Dan nog dient rekening gehouden te
worden met de mogelijkheid, dat een ge
deelte der troepen «?an 4e bnitenhezittingen.
door het vlugge optreden eener vijandelijke
vloot, zich niet mj het Java leger kan
voegen.
Maar een hoofdoorzaak om bezorgd te
«jn voor de toekomst ligt in de uitputting,
waarin het leger zich bavindt, als gevolg
van den langdurigen Atjeb-oorlog.
Ook nu nog eischt Atjeh heel wat van
de legerkracrrten. De terugzending van een
aantal bataljons in 1899, na afloop der
P*dir-expeditie, is slechts een troepen ver
mindering in naam geweest. Het vaandel
met overtollige officieren en een man of
wat keerden naar Java terug; doch de
gezonde mennekes bleven op Atjeh, waar
3e bataljons in den regel ver boven de
normale formaties zijn. Bovendien kwam
het korps marechaussee, dat feitelijk een
verkapte twee bataljons vormt en het werk
doet van vier bataljons!
Dan nog had men later Djambi, Borneo
en Merauké!
Toen de Djambi «apeditie in Augustus
verleden jaar zooveel troepen trok uit Java,
was er e«n oogenblik, dat het lle Bataljon
Infanterie te Meester Cocaelis, dat in een
oorlog tegen den B. V. f) in eerste linie
schijnt te moeten optreden, 50 pCt. van
egn manschappen ongeschikt had voor den
relddienst
Das van een bataljon in eerste linie, de
hetft der sterkte niet gevechtsvaardig 1
? Het het oog op de terreÏDgesteldheid
van Midden Java, waar de hoofd verdedi
ging zal moeten plaats hebben en met het
oog op e geringe sterkte van het leger,
sullen groote veldslagen nie,t voorkomen
en eal de oorlog het karakter van een
guerilla aannemen.
Het mag als een algemeene bekendheid
beschouwd worden, dat de kleine oorlog
veel hoogere eiacben stelt aan physiek en
moreel oVr troepen dan de groote krijg.
Nu rijst bij on» de vraag of het Indisch
leger daaraan voldoen zal?
Een koloniaal leger, gewend aan over
winningen op inlandsohen vijand, is licht
geneigd liöh «lf te gaan overschatten,
wanneer het komt te staan tegenover op
Europeesebe wijze gedrilde troepen. De
Fransch-Duitrohe oorlog geeft ons daarvan
een bewijs. De AJgiersche troepen bleken
niet bestand te zijn tegen de Duilschers,
die pen goede school doorloopen hadden.
En Frankrijk had zich zooveel voorgesteld
van die kntcige Zouaven en Turco's!
Wij moeten evenwel nog rekening hou
den met «en omstandigheid, speciaal In
disch te noBffiso. De Ja-vaan, sedert eeuwen
aan onderwerping gewoon, h«eft eenmaal
dat slaaferjbe ra aioh tegenover h°t blanke
ras, dat ctdh in alles ?kenmerkt. Ook in
het leger voelt men dit. Immers het mag
een uitzondering heeten als een javaansch
sergeant of korporaal krachtig durft op
treden tegenover een Europeeech soldaat!
In den regel lacht de europeeecfae mindere
lijn inluodmchen meerdere in bet gezicht
uit! Hoe «a! 'het nu gaan met den
eenvoudigen java»necl>en fuseüer, als hij een
heel leger »«o»ee'' *) tegenover zich ziet!
i Bovendien heeft bet Indisch leger nog
nimtmr artillerie tegeaewr eich gehad, de
voorlaadkauonnen die de inlandsche vijand
bezigt, kunnen den naam artillerie niet
dragen. N« is bet ook verkeerd, <de uit
werking van artillerie *e overschatten, maar
een feit is, da-t de .rnopeeie indruk, dien
dat wapen maakt «p «lea 'tegenpartij, <groot
is ea ome inlaaulers staan juist moreel «90
laagjes. Daarin zit jvist i>et kwaad.
Een oorlog op den eigen vaderlandschen
bodem doet bij de bevolking, dus ook bij
den soldaat, heilige igeveelens ontstaan,
die zijn moreei zoo enorm verbolgen.
Het denkbeeld, at ww dierbaar landje
vertreden wordt door den plompen voet
eens overweldigers, doet het heilig vuur der
vaderlandsliefde gloeien en ontvlammen.
Zouden die edele gevoelens ook opge
wekt worden als Indiëin gevaar komt?
Bg den £avwan «teflig niet.
Hém is bet gTad onverschillig, wie baas
over hem speelt. De TOeeiadeHng in ons
leger zal rechten, omdat hij daarvoor nu
f) bnitenl. vijand.
*) De jav. soldaat spreekt zijn Europ. collega
in d«n rage! met »oom" aan. Hem direkt bij
zijn achternaam noemen durft hij zelden.
eenmaal is; maar men kan moeilijk van
den Zwitser of Duitscher geestdrift vergen,
als Nederland in oorlog komt met Amerika,
Engeland of Japan!
Rest dus alleen de Hollander. Maar
ook die voelt zich min of meer vreemde
ling in Indië. Hij beschouwt dat land als
een tijdelijk verblijf, dat men zoo spoedig
mogelijk verlaten moet, wil men niet onder
de palmen een rustplaats vinden. Hij haakt
naar het oagenblik van terugkeeren naar
zijn landje, vol herinneringen aan zijn jeugd.
Is eenmaal de oorlog met den B.Y.
uitgebroken, dan zal deze laatste allereerst
trachten Java te isoleeren. Dit zal hem
niet moeilijk vallen en hij heeft reeds veel
gewonnen door de communicatie van Java
met de buitenwereld te verbreken. Zijn
snelle kruisers zullen dat isolement spoe
dig bewerkt hebben.
Later komt dan zijn transportvloot met
landings troepen.
Welke vér -dragende gevolgen «oo'n
isolement hebben zal, ligt veor de band:
gemeenschap met Nederland, ook telegra
fisch verbroken; aanvulling van troepen
en materra»! onmogelijk; venlofgangers
onder ?officieren en ambtenaren tonnen
niet terugkeeren.
Awngezten het Indische leger geen
reeerven heeft, zal de toch reeds geringe
sterkte, steeds verminderen.
Ondérviadmg beef c geleerd, dat vooral
de eerste maanden van een oorlog, de
troepen het meest te lijden hebben.
5Ban valt het iwa'kkere element af, -ten
gevolge van de verhoogde inspanning, het
bivakkeeren buiten, de ongewone voeding,
gebrek enz. De Eoropeesehe oorlogen
hebben geconstateerd, dat het verlies in
het begin Tan d«n krijg, door boven
genoemde ooreakea geleden, wel 20 pot.
van de sterkte bedraagt. En -dan 'komen
nog de verliezen door het vuur van den
vijand, door gevangenneming, desertie enz.
Vooral het Europeesch en Amboineesche
element zullen lijden door bet gemis aan
reserve «a niet het minst het officierskmler.
Alleen de geneeskundige dienst verkeert
in gunstiger conditie, want te verwachten
is het, dat burger-doktoren hun diensten
zulte a aanbieden.
Aanvulli&g van Javanen zou nog mo
gelijk zijn, doch ook een zeer lastige zaak.
Ata «en nagaat, dat reeds in vredestijd
onder de meest gunstige omstaudig'keden
ongeveer 9 volle m*au4en noodig zijn om
den JavttftHschen recruut naar het bataljon
te doen overgaan, kan men zich voorstellen
hoe het gaaa zal in oorlogstijd. En dan
is de Javaan nog niet eens geschikt om
te velde te trekken. De eigenlijke
velddiensten, de geveohts ex-ercitiën, de
piocierarbetd -en bet schieten zijn allemaal kun
sten, die hij in het bataljon moet aanleeren,
alvorens <de geschiktheid «Is veldsoldaat
bereikt te hebben.
Eo nu in t kort de wapens afzonderlijk
beschouwdl
Nogmaals herinneren wij, dat de bedoe
ling eiet is een vottedig verslag te geven
van den toestand van het Indische leger.
Wat wij doen is slechts een greep, be
reikbaar voor een ieder. Wij missen ten
eerten male de bekwaamheid om over
technische zaken een oordeel te vellen.
Wat wij weergeven zou iedereen kunnen,
die uit z'n oogen kijkt en z'n gedachten
lant werken.
(SM volgt). G.
D are huishouding.
Mijnkeer de ReJacleur,
Het artikel »Dtire huishouding" "an O. W. B.
in Uw blad van 19 Ootober j\. kwam mij pas
dezer dagen in hauden; toch zou ik nog gaarne
eefcere opmerkingen maken, ten einde tegen
onjuiste <tenkb"eld«B, door genoemd artikel zon
der twijfel bij het pabiiek verwekt, in verzet
te komen.
Naw aanleiding der Wat,^.rsta%t-bej;ro3ting
waarop een post va i ? 84,750 is uitgetrokken
tot uitbr.'.iding en vtrwiermg van liet
ouderwijs aan 's Rijksvefartstnij-cluol, stelt G.W.B.
de vraag: ,Waartoe dient nu die school, welke
azijn de onkosten en wal levert lij op?" ^'jn
antwoord luidt: leden veearts Aeefl dus
vijfdttiaemd ackt Aowéerd drie-e» tteintig ynUeu gelctat
en w«l op groud vaa gemiddelden «Ier jirea
1895?18.99; aeüer wel een germg a&nUl j»ren
,teu opsicnie van een itricbtmi; die van 1821
*dateert en waaraan sinds 1874 elk veearts
moet worden opgeleid.
Nu vervolgt G. W. B.: nT)e vraag is zeker
,niet ortffepast of zulk een tedrri'/ van bijna
ff 6000 voor ie/eren veearts niet waarlijk uxit
uvael gevorderd is uit de algemeene kas ea of
/ut tveureiiig is aan Ut nut en allhtim
tesuittiipuff niet mogelijk zou toezen."
Ten einde deie vraag ts oeaiitwoorden, treedt
Schrijver in besc-iouwiugen, die de zaak m
een verkeerd licht, plaatsen. Het is nl. onjuut,
dat er in geheel N;derlaad nog geen 200 vee
artsen 190; de laatste opgave, vermeld m het
TijthcArift voor Vtcartswij&Ktute, Deel 29, pag.
31fi, de*r V«n E^veid, toont de volgende enfw s:
Nederland: 295 gedijAomeerde veearUen; 12«
empirici (aieruver latei); 27 militaire
paardenartsen.
De veeartsen in onze koloniëa zijn ook te
Utrecht opzeleid; ook zij mieten dus meetellen ;
Nederlundsch Oost-Indië: 25 gediplomeerde
veeartsen; S militaire paaraenarteen;
Nederl ndsch West fndie: \ gediplomeerde veeaarts.
Op het oogei.blik zijn dus in N-.derland en
zijae koloD-ë.1 mJunctie: 297 + 27 + 25 + 8 +
l ?=. 3.58 te Utrecht gediplomeerde seearlsen ;
vermeeraerd mtt de in 1902 gediplomeerden ten
getals van 16; te zamen '374 gediplomeerde
veeartsen.
Bovendien praktiseeren er nog 12« empirici;
dït zijn heden, die -roer de -wet van 2874 (welke
wttvde behandeling van zieke dieren aMeen aan
gediplamterde ueeaistsen toeslaa!) zondar «enige
opleiding ztek-e dieren behandelden eu aan vv'ien,
bij iet in .weckiag treden dier wet, op .groid
van een binnen beperkten t\jd af te leggen zeer
licht txwnen, de uitoefening der veeartseniikunde,
ook voor hun verder leven, dus na 1874, is
toegestaan. Deze maatregel was noodigy
tettinde te ^voorkomen, diit plotseling vele streken
geheel v«u eenige hulp zouden verstoken zijn;
het behoeft evenwel geen batoog, dat de kennis
dezer emp'rioi geheel onvolloende is. Op het
oogenblik oefenen zij echter nog de
veeartsenijkunde in Nederlnnd uit; zij zijn dus veearts in
den ruimsten zin en wanneer wij op
hetoogenblik de beschikbare veeartsenijkundige hulp in
Nederland en zijne koloniën voldoprde zouden
achten, ware dit niet alleen door 374 gediplo
meerde veeartsen (abusievelijk vaak
lUjks-veeartsen genoemd), doch tevens door 126 empirici,
dus door een totaal van SOO personen.
Dooüde hoeveelheid beschikbare veterinaire
hulp is niet voldosnde; wel meent G. W. B.
dat »voor de gewone prae'ijk veeartsen slechts
«?noodig zijn m streken waar welvarende vee
r/fokkers wonen en in de steden vooral voor
,de houders van lux°paarden," doch ook dit is
onjuist.
Ojk in minder welvarende streken, dus op
onze zandgronden zijn veeartsen onmisbaar, want
ook daar wordt vee gehouden en oi.k daar wor
den dieren ziek; bovendien ro^pïde kleinere
veehouder in den regel eerder de hulp van den
veearts in dan de rijke boer, omdat van het
leven v»n het zieke dier, (vaak het eenige op
stal), dikwerf het bestaan, de broodwinning ran
den eigenaar afhangt. Om aan te nemen dat in
de steden vooral de ttouders van lux j-paarden
den veearts noodig hebben, is ongerijmd. Xck-er,
indien er lus'-paarden in «en «tad zijn, is baarbij
na «n dan de veearte Boodig doch «r zijn tal
van steden, vrijwel zoidertquipage-houders, met
fl nke veeartseuijkundige praktijken; stalhouders,
melkboeren, sleepers, vrachtrijders, fabrikanten,
winkel;ers etc. zijn allen lieden die voor en oa
de hulp van den reearts voor hun zieke dieren
roofttea inroepen.
Het ia tevens opmerkelijk, hoe voortdurend
tal van kleioere gemeenten met meer of minder
welvarende vaefokkerg, tevergeefs een oprot'rijg
voor een gediplomeerd veearts in de couranten
plaatse»; dit feit is te verklaren uit de alles
zins menschelijke neiging der veeartsen om zoo
veel mogelijk standplaatsen te verkrijgen met
de beste vooruitzichten; daardoor zijn er ge
meenten, die, zoolang <le practrói keuze hebben,
onbezet blijven ; er is dm -zonder twijfel etn
tekort «in vttarisen. G. W. B. -meent, «b» v«or*l
in hoofdzaak het l''eeariie«ijkmdi^ Staaliioeückl
van onze, volge&s hem zoo dure, vceartst n
profl eert; zeer zeker is een veeartsenijtuudige
contiö'e iiiet mogelijk zonder veearlseu, doch
hierbij dient te worden opzemerkt, dat, voor
geheel Nederland slechts 9 Districtsveeartien
aacwfz>g zijn, die*(Ï5fe(V«^*iun dieijsten presteeren
aan dea Siaat; van de 397 gediplomeerde vee
artsen, d:e bijna «Hem pruclici zijn. voeren er
volgens e opga»*; van v. Esveld 127 den titel
van plaittsvercangend-didricUveiarls, terwjjl «r
dus 170 overblijven, die auittttlijk buiten het
Staatstoezicht, staan.
De plaalsvereangende-distriotsseeartsen zijn al
leen dan ia staatsdienst, wanneer de dislriclsvtearts
hun diëtisten vpdraagt; ook dan alleen worden lij
gehonoreerd; voor tiet overige zijn zij volkomen
mei un 170 collega's hovend se l d, gelijk te
stellen.
Ik neen dit aldus te moeten toelichten, daar
het volgens G. W. B. zou schijnen uf
depiaa'svervaa^eude districtsveeartsen uitsluitend staats
ambtenaren waren; ik heb het tegendeel hier
boven aangetooad. De gelden, besteed aan de
opleiding d«r veeartsen, worden das niet in
hooMïHak (kor het Vfctartsenykntdig staats
toezicht verfiscbt; de gediplomeerde veeartsen
zijn bjjb* allee pra-clici, wier hulp door iedereen
kaa worden ingeroepav, ook door genoemd
staatstoezicht; in het laatste geval zyu het da
p'aatsvervangende distnctsvet; artsen, die tot het
verleenen dier hulp het eerst in aanmerking
korneü.
Het feit, dat op eiken veearts de zedelijke
en wettelijke verpl ehtiug rnst, besmet'el'jke
vefzektea te heipon bestrijdea, mag niet leiden
tot de conclusie, dat de veeartsen er in hoofd
zaak zijn om hut staa'-stoe.eicbt; de dage.lijktcite
icerkzcuimheid der veeartsen ligt in de btJttiwltling
van zieke dieren. Veui een opleiding na n per
soneel voor het teeartsenij kundig ttaalstoezicht,
als G. W. B. tjeito«it, is dus geen sprake.
Gelukkig stflt G. W. B ttv vraag niet, of
het vceartsexij''kundig slaatstoezichl nog wel ge
wettigd is m het geneeskundig staatstoezicht is
opgeüeven. Die vraag ion ooK al te ntUA lijt*.
Het geneeskundig staatstoezicht in den oudeu
vorm is wel is waar opgeheveo, docb de nieuwe
Gezondheidswet mtt veel ruimer strekking gaf
tot die opu, ffi ig aanleidi-og. G. W. B.'s
ziuspeling op bovengenoemde vraag verliest hier
door eiken grond.
E»n onjuistheid is het ook, dat, «ooals G. W.
B. schrijd, Donder de jaarlijks toegelaten vee~
artsen eettiyen bestemd zijn voor paardeiutrts bij
het l-ffer." Ia vro :ger njd s'uleerdeu teuige
jon/Kiui vanwege de Dt-parte.inenten van Oorlog
en Koiorrën ie Utrecht, voor veearts; sedert
jaren heeft dil echter niet meer plaats en worden
paardenart.seu voor (iet l<g^r hitr te lande en
in N. O. ludië, zoomede de
gouwrcpmentsveeartsen in ome Kotoniër, benoemd uit reeds ge
diplomeerde veeartsen.
De motieven, die G. W. B. voor het gosd
rrcbt eener eventueele opleiding onzer vee
artsen in het buitet'lund aanvoert, *j;'a dus niet
als opfeilflijke toestanden gebaseerd, te beschouwen ;
doch zelfs m htt tegenovergesteld gevat ware
het noodzakelijk, een dergelijke buitenlandschs
opleiding vooraf in alle opsichten n««r waarde
te loeren schitter. De door G. W. B. als voor
beeld gestelde opleiding van houtvesters,
rijisland- en tuinbouwleeraren eebijat in Schrijvers
oogen goede resultaten te jteven ; «r staat, toch :
tlfet is proefondervindelijk bewezen, dat deze irijze
uvan opleiding <to"ltrejfend i', wanneer een niet
hle groot aantal bevoegden voor een bepaald vak
nooJiff is en dit vak geen specijieke
Nederlandisctie eitchcn van kennis omvat. Aan beide eischen
voldoet de betrekking en de studie van
vee//arts etc"
Ik ben niet competent de resultaten d«r
partiëe'-iuitenlandsche opleiding van houtvesters,
rijks land- en tuinbouw,etraren te beoordcelen;
ik wijs daarom cp heïartikel van de hand des
heeren P. van Hoek te 'sGravent-age, 1) waarin
die opleiding uitvoerig in al haar wisselingen
wordt, besproken en a«n het slot waarvan tc!>rijver
als volsft crmclurie'irt: n Waar ik echter wel op
wijzen wil is dit, dat de v>eo, dien de heer
i/G. W. B. voor de opleiding van veeartsen
aantKijil proefondervindelijk g* bleken is voor de
na.s. houtvesters en landbouwleeraren K IET de
tjitisle te wezen. De ervaring heeft het Ugendi-el
^bewezen van 't geen de heer O. W. B. beweert.
t Zijne conclïtsies kunnen dus ook niet juist zijn."
Dit kliiitt nif't zeer bemoedigjotd en maant
aan tot groote voorzichtigheid.
Of in Nedeihnd, waar tbans 374 gediplo
meerde veeaitstn en 126 empTici wettelijk be
voegd zijn zieke dieren te behandelen en waar,
zooals ik boven aantoonde, nog ei-n tekort, aan
vs'erinaire hulp beslaat, een niet te groot
aanttal -bevoegden KOOT een bepaald vak nco ig is",
zooals G. W. B. zioh uitdrukt, laat ik -aan de
beoordeeling der lezers over. Het is te ver
wachten, dat met de vermeerdering der abattoirs
in ons land en de uitbreiding van het aantal
gowernements veeartsen in Jf. O. héié, om niet
te spraken van evfntueele rijksvktscUceuriag
en tuhercvlosebeslrijiing, bet aantal de.-kundigen
veel grooier zal dteüen te zijn, dan thans het
geval is.
En wat nu de kern van de zaak be'.rfft, n.l.
de financieele zijde, die voor G. W. B. 't punt
van uitgang was, het volgende. G. W. B.
meent, dat door de door hem voorgestelde wijze
van opleiding »de onkosten voor iederen veearts
«gemakkelijk kunnen worden teruggebracht tot de
helft of een derde <rau bet bedrag daaraan
fthans ten koste gelegd etc." Dit is m. i.
overdreven voorgesteld, want de Duifeche
Veeartsenijkuudige Hoogescholen, die voor bedoelde
opleiding wel in de eerste plaats in aanmerkiig
zouden komen, met name Berlijn, Hsnnover,
Miircherj, Stottgart en Dresden, en de vete
rinair-medische faculteit der Universiteit te
Giessen hebben alle, evenals hier te lande, een
'1-jarigen studietijd, die, ia analogie met de
ervaring Ie Utrecht opgedaan, voor velen wel
fen 5- of 6-jai-ige zal worden. Waaneer men
dan de jaarujkscbe rijkstoelage cp minstens
? 1000 stelt, worden de studiekosten vrijwel
gelijk, zoo niet liooger dan tbans.
Fan een vermindering op de helft v f een derde.,
zooals G. W. B. zich voorstelt^ tal beslist geen
sprake kannen zijn.
De door G. W. B. verwachte oratio pro domo
zal ik achterwege laten; in het, bovenstaande
heb ik de onjuistheden in G. W. B's betoog
aangetoond en daardoor de lezers, naar ik hoop,
iu staat gesteld zich een zelfstandig, correct oor
deel omtrent de kwcsUe te vormen.
Dr. H. MARKUS, Feearts.
Utrecht, 12 Nov. 1902.
* *
*
Van de gelegenheid om op hst bovenstaande
te antwoorden «al ik geen gebruik maken, al
zouden sommige onjuisihedtn dit wenscbelijk
maken, men kan van alles te veel krijgen en
noodig is het niet. De hoofdzaak toch blijft,
evenals bij de twee vorige sohrijvers, die
nu opmerkingen te berde brachten,
onaaneetast, zij is: dat iedere veearts aan de schatkist
bijna zesduizend gulden kost en dat nu weder
voor deze opleidn.g een belangrijk bedrag
extra wordt aap-gevraag'). Ditg-eval hsaWe ik
aan als een voorbeeld win ??dure huist) oudd-og";
al het andere rijn bijeaken; doch ik wil even
de aandtc it ercp vestigen, dat de heer P. v«fa
Hoek en hij kan het weten een tweede
voorbeeld aangteft, namelijk de opleiding van
led sche houtvesters, die tij veronderstelt, dat per
hoofd waarschijnlijk yjeen geringere geldelijke
tffsrs van de schatkist vraagt," d«« nog meer
dan ?6000 elk.
De l«z«r« van De Amsterd mmer zullen den heer
Markus voorzeker dankbaar zijn, nu hij lijn
la<g betoog, waarin hij zelfs meent te aioeten
herhalen, wat reeds een ander over hetzelfde
onderwerp in dit Weekblad gezegd heeft, niet
nog heeft willen uitbreiden met een oratio pro
domo. G. W. B.
1) De Amsterdammer van 2 Nov, 1902.
Korte metten, slechte wetten.
?Tbere's sometfaing rotten in tbe Gennan
Eaapire,'* zou men met een kleine variant
v»o Stiakespeare's gevleugeld woord kunnen
zeggen.
Ia den Rijksdag is sedert tal van maanden
de nieuwe twiefwet aaa de orde. Het
regeerings voorstel was bij de verhooging
van invoerrechten op vele eerste levens
behoeften, in 't bijzonder op granen, reeds
zoover gegaan, als met de kans op ver
lenging of vernieuwing der
handelstractaten maar eenigszins te vereenigen was.
Vél te ver naar het oordeel van d« par
tijen der linkerzijde, maar lang niet ver
genoeg naar de meening der onverzadelijke
agrariërs. Vele malen had de regeering
de eischen der rechterzijde met een krachtig
en naar het scheen onherroepelijk non
possumus beantwoord, en zeker niet voor
haar genoegen moest zij hiervoor steun
zoeken bij de linkerzijde, bij de vrij
zinnigen en de sociaal-democraten. Plotse
ling is de toestand veranderd. Wat in
het parlement, bij vrij en openbaar
debat, niet te verkrijgen was, is buiten het
parlement in onderonsjes in conventikels
tot etand gekomen. De meerderheid van
conservatieven en clericalen ook de
nationaal liberalen schijnen zich te hebben
aangesloten heeft hét met de regeering
»op een akkoordje gegooid". De regeering
stemt toe in de vroeger voisteekt on aan
nemelijk verk/aarde verhooging der
invoerrechten op gerst voor bierberading ;
de meerderheid geeft de door haar tot
dusver onafwijsbaar genoemde verbooging
van invoerrechten op andere graansoorten
prijs.
Maar hierbij bleef het niet. Zijn w«)'het
eeas, eegt de meer Jerheid tot de regeeriag,
waarom zouden we dan nog verder debat
toelaten ? Ea de heer Von Kardorff «telt
kalm weg voor, het gebeele ontwerp, d-at
eenige honderden artikelen omvat, en bloe
aan te nemen. De opositie weert zich met
hand en tand.
Haar argument, dat het in strijd is met
den geest en de letter der constitutie, de
openbare beraadslagingen op deze wijze
te verhinderen, heeft op de meerderheid
niet de minste uitwerking. Zy tracht
thans tjjd te winnen, door bet woord
te vragen over de Oasc-haftsordnung, de
technische regeling van werkzaamheden,
hetgeen haar niet kan geweigerd worden.
Heel lang kan zij echter van dit middel
geen gebruik maken, en het laat zich
voorzien, dat het ontwerp zonder eenige
discussie, die de afzonderlijke paragrafen
raakt, in tweede lezing zal worden aan
genomen. Dat onder zulke om&tandigheden
de minderheid haar toevlucht neemt ,tot
obstructionistische manoeuvres, is wel niet
te billijken, maar toch alleszins begrijpelijk.
Hier maektsoverechrijding van de par
lementaire meerderheid, die de minder
heid muilbanden wil; elders
macbtsoverechreiding van niemand minder dan den
keizer, die aan de justitie van zijn land
den pas .afsnjy'dt en dn eene zaak, die
voor den strafrechter aanhangig is ge
maakt, op geruchtmakende wijste een
eigen oordeel uitspreekt. Men weet, dat
door Italiaansche bladen beschuldi
gingen zijn uitgebracht tegen den
groot-industrieel Krupp, die zich, volgens
deze organen, «p Capri aan eroetige ver
grijpen tegen de zedelijkheid sou hebben
schuldig gemaakt. Men weet ook, dat
deze beschuldigingen in Duitschland door
het hoofdorgaan der sociaal-democratische
partij, de Vorwarts, zijn overgenomen, dat
deze perscampagne, naar alle waarschijn
lijkheid, den dood van den aan een hart
kwaal en aan asthma lijdenden Krupp heeft
verhaast, en dat, nog vóór diens overlijden,
tegen de Vorwarts en andere organen een
aanklacht wegens laster is ingediend.
Eene allertreurigste geschiedenis voor
zeker, die natuurlijk den met Krupp per
soonlijk bevrienden keizer Wilhelm zeer
pijnlijk heeft getroffen en hem met ver
ontwaardiging heeft vervuld. Toegevend*
aan zijn impulsieven aard, heeft de keizer
op zeer demonstratieve wijze deelgenomen
aan de lijkpleehtigheid te E'ïsen, waar hij,
als eerste rouwdragèr, te voet de lijkbaar
volgde van den wereldberoemden indus
trieel. Uitdrukkelijk heeft hij verklaard,
dat hij dit deed »om het schild van het
hoofd van het Duilsche ryk te kouden
boven ket huis en de nagedachtenis vaa
den overledene." Hij heeft « de
allerseberpste woorden het aantasten der eer
van den deerndewitscfon" man door de
redactie van een Duitscn blad gegeeseld
ais een gemeene daad, die door hare ge
volgen nret moord kon worden gelijk gesteld.
Hij heeft de arbeiders van Krupp's fabrieken
aangespoord, alle betrekkingen af te breken
met de bedrijvers van eene zoo schande
lijke daad; deden zij dit niet, dan zouden
zij moreel ak medeplichtigen beechouwd
moeten worden. En dat alles, terwyl de
beschuldiging, die door hem als de gemeen
ste laster, en dus in de eerste plaats als
onwaarheid, wordt gebraad merk t, aan het
oordeel van den rechter is onderworpen,
zoodat deze, en niet een warm gevoelende
vriend al ware hij ook de hoogst ge
plaatste man in het Rijk zal hebben
uit te maken, of de beschuldiging al of
niet gegrond was.
Frederik de Groote was als monarch
zeker niet minder zelfbewust en doortas
tend dan keizer Wilhelm, maar de mole
naar van Sars-Souci kon getuigen, dat
hij zijn wil en zijn wensch niet stelde
boven de uitspraak van den bevoegden
rechter. Wij nemen gaarne aan, dat dit
niet de bedoeling van den keizer is ge
weest. Maar wanneer de Vorwarts wordt
veroordeeld, zal het moeielijk, zoo niet
onmogelijk zijn, den indruk weg te neaien,
dat dit geschied ie onder den invl tei van
's keizers scherpe woorden; en wanneer zij
wordt vrijgesproken, zal men den monarch
vaa voorbarigheid en onvoorzichtigheid niet
kunnen vrij pleiten, en wat erger is
hem metende met den maatstaf, dien hij
zelf heeft aangelegd, zijne beschuldiging
van eene groote Rartij in het Duiische
Ryk met zjjn eigen woorden moeten
veroordeeleB.
miuunuimuuiiiuMuiiiiiiuiiiiiiiiuiiiiiMiiiiiiuiiuimiiiiiiiHiiiiiiM
Sociafó
Miiuinmimiiiiiiiitiiiiiiiiiiifiiitiimiiiiiifiiiimiiiiii
Arbeidswet en Leenliclitwgt.
Door de commissiëa tot wering van
schoolverzuim in de gemeenten Stad- en
Ambt-Almeloo is onlangs aan den
minister van Binnenlacdache Zaken een
schrijven verzonden, waarin de aandacht
wordt gevestigd op eene leemte in de ver
houding tu3schen twee, voor het w«lgijn
onzer arbeidende klasse zeer belangrijke
wetten: de Arbeidswet en de Leerplictdwel;
een leemte, waarop het my noodig dunkt d»t
zeer ernstig de aandacht worde gevestigd,
omdat men de onaangename gevolge» daar
van niet slechts in het industrieeleTwente,
maar ook in andere industrieele centra, en
niet het minst ook io onze groote steden,
zeer «matig ziet ee ordervind t.
Luidens art. 3 der Leerplichtwet eindigt
het otiderwija van een kind gewpoBljjfc niet
eerder dan op 12 jarigen leeftijd, ndien
het alle klassen op school heeft dourloopen,
of na het afl >open der klasse, waarin faet
op 13 jarigen leeftijd geplaatst is.
Aan d-eae bepaling ligt dus bet goede
beginsel ten crondulag, dat het niet vol
doende is, wil lea de ouders bun ki«<4»ren
van de school nemen, dat dezen «ea zekeren
leeftijd hebben bereikt, sa aar dezen ook
een zeker minimum van onderwas, voor
zoover de lagere school zulks kan ver
schaffen, ten volle moeten hebben genoten.
O?ertrediinsr of ontduiking van deze be
paling wordt behandeld als elke andere
die de leerplichtwet bstreft: er volgt een
lichte boete op, te lichter nog, wijl er van
»herhaalde" overtreding van dit artikel geen
sprake ka-n zijn.
Maar wat gebeurt nu. De Arbeidswet
staat nitdrukkelijk toe, dat kinderen van
hun 12de jaar af aan den arbeid mogen
gaan. Komt een kind van 12 jaar aan het
bureau van den 'burgerlijken stand om een
arbeidskaart, dan moet hem deze worden
verstrekt, zonder dat de ambtenaar zich er
om heeft te bekommeren, of dat kind ten
volle aan de voorwaarden der leerplichtwet
heeft voldaan.
De ouders beloopen misschien een geringe
boete, betalen deze gaa-me omdat de arbeid
van het kind veel mér oplevert dan _ de
boete bedraagt, en de commissiën tot -wering
van gehoolverzurm staan daartegenover
machteloos. De Al-meloo'sche adressanten
zeggen dan ook in hun adres:
De ervaring heeft de commissiën .geleerd dat
indien de ouders voor de keuae jjesteld worden,
zij de belangen van Iiunne kinderen pp»tl'eren
voor die hunner beurzen indien er aiaar goldeljjk
voordeel aan verbonden ie.
Door de ooniinissiën zijn alle mogelijke middelen
in het werk gesteld om aan de kinderen'het zoa5
noodye onderwijs te verzekeren, die nu gel.eel
aan de willekeur del' ouders zijn overgegeven.
Zij hebben zich peïcirculaire en door
persuofilijk bezoek gewend tot heeren fabrikanten ea