De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 7 december pagina 5

7 december 1902 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1328 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 5 dubb. Capsules voor .. koppé" imMiiiiiiiiiiimiiimimmtmmuimiimitmiMiiiiiMMiiuinmiiimuiMtmiM <§_ DAMEjg. Zonder t'lmis. Xen hoofdstuk uit Ellen Key's studiën: »De Eeuw van het Kind." JTn en dan hoort men klachten uiten over den tegenwoordigen tjjd en zyn verdorvenheid in tegenstelling van den zedelyken ernst van vroegere tijden. Deze klachten, even luid uit gesproken ais zij ongegrond zijn, zooals de meeste dergelijke beschuldigingen, worden van geslacht tot geslacht herhaald, van den tjjd «f, toen de menscbheii begon met bewustheid ? andere doeleinden na te jagen dan de oogenblikkely'ke bevrediging var onbeteugelde natnurdriften. Men behoeft xich slechts te wenden tot de mannen van deze en de grijsaards der vorige generatie om van hen te hooren dat slechte gewoonten op de scholen, niet een karakte ristiek verschijnsel zijn van onzen tijd. Leest men de geschiedkundige beschrijvingen b.v. van het leven aan' de universiteiten in vroegere jaren waar de jongere studenten ongeveer denielfden leeftijd hadden als de jongens der 5e en 6e klasse H. B. S. of gym nasium, dan zal men overtuigd zyn dat de oorzaak van het kwaad niet ligt in >de moderne litteratuur" of in »het moderne ongeloof." Het ligt niet in mijne bedoeling om hier te spreken over de direkte oorzaken, de aange boren neigingen, waarop de opvoeding van invloed zou kannen zijn. Deze vragen kunnen alleen opgelost worden door hem, die een grondige kennis bezit der resultaten, zoowel van de pbysiologische als psychologische weten schappen en die tegelijk een paedagogisch genie is misschien zouden van het tegenwoordig standpunt der wetenschap niet eens voldoende hulpmiddelen ten dienste staan voor zulk een studie, zelfs wanneer er iemand gevonden werd die het meest oorspronkelijke in de paedagogiache f ysternen van Soerates, Roussean en Spencer kon doen herleven en verder ontwik kelen. Want niets minder dan dat wordt van hem verlangd die aan den vooruitgang een werkelijk belangrijke stoot wil geven. Mijn bedoeling is alleen eenige aanwyzigingen te geven omtrent de iodirekte oorzaak van het kwaad, waaraan niet zooveel aandacht gewijd wordt, als ze wel verdient. De oorzaak is de steeds toenemende .onhoffelijkheid" in alle lagen der maatschappij. Want b\j zijne ouders wonen zooals het geval is nopt de meeste schoolgaande -kinderen in een stad is niet hetzelfde als een >t'huis" hebben. BÜons, even als overal, wordt het familie leven belemmerd: by de arbeidersklasse door hst werken der moeders buitenshuis en bij de hoogere kringen door een steeds, aangroeiend tal van vermakelijkheden en plichten, die de samenleving meebrengt. Vroeger was het alleen de man en vader, die wegens bezigheden buitenshuis thuis gemist wordt. Thans echter is ook de echtgenoote en moeder avond aan avond afwezig, niet alleen voor vermakelijkheden of partijen maar ook voor bijeenkomsten, lezingen of meetings, juist op een tijd, waarop zij zich wijden moesten aan de kinderen, die den heelen dag op school hebben doorgebracht. Het steeds toenemend gezelschaps- en vereenigingsleven beeft tengevolge, dat de moeder de kinderen zoo vroeg mogelijk naar school sendt, ook als zy°door geen enkele andere reden dan de bovenvermelde omstandigheden weerhonden wordt hare kinderen bet eerste onderricht te geven, waartoe in den regel de welopgevoede generatie der tegenwoordige moeders wel in staat is, en bij wie de behoefte aan het opwekkende van een vereenigingsleven zich nog niet laat gelden. Zelfs nog vóór dat de schooltijd begint en in de vrije middagen worden de kinderen in den regel aan dienstboden overgelaten om met ben te wandelen, schaatsen te rijden etc. In de «hoogere kringen" hebben de kin derjuffrouwen en de school een even groot, zoo niet een grooter aandeel in de opvoeding der kinderen dan de moeder om niet te spreken van den vader, die gewoonlijk slechts een denkbeeldige en toevallig voorkomende factor is in de opvoeding. Menigeen heeft misschien daartegen in te brengen, dat nooit te voren zooveel'voor de opvoeding der kinderen gedaan is als tegenwoordig; dat de ouders nooit zooveel aandacht geschonken hebben aan de pbysische en psychische nooden der kinderen ; dat de omgarjg tusschen ouders en kinderen' nooit vrijer is geweest, dat de scholen nooit zoo krachtig meegewerkt hebben als tegenwoordig. Dat alles is waar, maar juist daarom draagt veel er toe bij om de onhuiseJy'kheid, waarvan ik spreek, te doen toenemen. Hoe meer de school zich uitbreidt, hoe meer omvattend het onderwijs wordt, des te meer 'uren neemt het in beslag. In de school wordt onderwijs gegeven in de eenvoudigste dingen, die de moeders minstens even zoo goed op zich konden nemen. Hoe meer de zorg voor het lichameliik en geestelijk welzijn der kinderen: gymnastiek, handenarbeid en allerlei sport alle op zich zelf uitstekende zaken in het leven roept, des te meer worden de kinderen aan het huiselijk leven onttrokken, en zijn zij thuis, dan worden zij dikwijls door lessen of huiswerk verhinderd met vader en moeder samen te zyn. zelfs wan neer deze bij uitzondering thuis blijven 1). Wanneer_men dus in aanmerking neemt, hoe bet vereenigingsleven beslag legt op den tyd der ouders en het tegenwoordig schooUysteem op dien der kinderen, dan komt men tot de bewering, waarauêik begonnen ben: Dat het huüelyk leve t aan het uitsterven is. De hervormingen, die men in de scholen tracht in te voeren, om in zekeren zin de kinderen terug te geven aan het familieleven, moet ik hier onbexproken laten, daar het doel dezer regelen slechts is uiteen te zetten wat de ouders zelf doen kunnen, zullen de ver beteringen op de scholen de jeugd werkelijk ten goede komen. Hervormingen in bovenvermelde richting zijn op sommige scholen ingevoerd, maar de moeders beklaagden zich dat de kinderen te weinig huiswerk kregen en dat zij, de moeders, volstrekt niet wisten, waarmede zij de kinderen moesten bezighouden in de vrije urenl Wat men terecht als een groote schrede voorwaarts in het tegenwoordige familieleven beschouwen kan ia de meer vertrouwelijke omgang tnsschen ouders en kinderen, ofschoon die slechts ten deele in de goede richting is. Die omgang heeft meer ten gevolge gehad dat de kinderen als volwassen menschen de ge woonten en uitspanningen der ouders naapen, of dat de ouders opgehouden hebben hun eigen leven te leven. Hij heeft geenszins een innige gezonde verhouding tusschen ouders en kinderen in het leven geroepen. Aan den eenen kant ziet men een klein aantal conscientieuse ouders, die «alleen voor de kinderen leven" ja, hun heele leven naar dat der kinderen regelen, waardoor deze het idee krijgen, dat zy het middelpunt der schepping zyn. Aan den anderen kant, ziet men dat de kinderen aan alle weelde en verfijning in huis deelnemen, dezelfde eischen stellen als groote menschen in hun pleiziertjes en in al wat »chic" is, aan hunne kameraden zelfs bals en soupé's geven t'huis of in een hotel, waarbij de ijdelheden en dwaasheden der grooten trouw worden nagedaan. En dan eiscbt men van deze jongens en meii-jes wanneer zij op een leeftijd komen, waarop de hartstochten ontwaken zelfbeheersching, de kracht om zich te ontbonden, een stoïcisme tegenover verleidingen, waarin zy niet geoefend zijn en dat aj door de ouders niet in praktijk hebben zien brengen. De meeste huisgezinnen in de hoogere krin gen bezitten de middelen niet om aan al de weeldegewoonten in huis te voldoen; om die te kunnen bevredigen neemt men zyn toevlucht tot geldschieters, of tot hooge winsten ten koste der arbeiders of tot een lichtzinnig interen van de spaarpenningen, bestemd voor moeielyke tijden of voor het geval dat de kostwinner komt te overlyden. Maar zelfs wanneer de middelen voor een weelderig leven werkelijk voorhanden zyn, dan nog moesten de ouders, willen zij het belang der kinderen niet uit het oog verliezen, een dergelijke levenswijze niet voeren. De ouders mogen zooveel ze willen van vlyt Spreken, wanneer de arbeid van vader en moeder voor de kinderen geen levende werke lijkheid is, doen de ouders beter daarover heelemaal te zwijgen. Hetzelfde geldt van waarschuwingen en 't grillig verbied, n aan de kinderen aan hun zucht tot genot toe te geven, zoolang de ouders zelf het voorbeeld daartoe niet geven. Evenzoo bedroevend zijn de gevolgen, wan neer werkzame ouders hunne beslommeringen voor de kinderen verborgen houden, wanneer zy alle zorgen op zich nemen om de jeugd te ontzien en zich af tobben, opdat de kinderen toch vooral niet zouden denken, dat de ouders niet in staat zyn ze net zoo goed te kleeden als hun vrienden of ze dezelfde genietingen te verschaffen. En het allerminst gelukt het ouders de kinderea door bun moeieljjk levens tijdperk te helpen, waar strengheid het ver trouwen tusschen kinderen en ouders gedood heeft, waar de kinderen onoprecht ty'n uit gebrek aan moed en lichtzinnig uit gebrek aan vrijheid, waar de ouders zich voordoen als buitengewone wezens, aan wie zy' eerbied en absolute onderdanigheid verschuldigd zyn. Uit zulke gezinnen konden vroeger flinke mannen en vrouwen voortkomen, maar thans slechts bij uitzondering. Want de tegenwoordige jeugd erkent dergelijke aanspraken niet meer sedert de vertrouwelijke omgang met de ouders deze beroofd heeft van den stralenkrans van onfeilbaarheid. Liie gezinnen, welke de meest zedelyk steike en werkzame zonen en dochteren de wereld inzenden, zyn die waar kinderen en oudera arbeidxkameraden en gelijken zyn, op dezelfde wyze als een goede oudere zuster een jongeren broeder of een oudeie broeder een jongere zuster beschouwt. Waar de ouders, doordat zy kind zyn met de kinderen, jong met de jeugd, oi gedwongen de aankomende meisjes en jorgens steunen in hun ontwikkeling tot menschen, en door ze altijd als menschen te behandelen. In zoo'n gezin wordt er niets bijzonders gedaan voor de kinderen ; men beschouwt ze niet als een aparte soort van wezens, terwyl de ouders tot een andere soort be-hooren, maar de ouders winren de achting der kinderen daardoor.dat zy waar en natuurlijk zyn ; zy leven en han delen zóó, dat de kinderen een kyk mogen hebben in hun werken, hun streven, ja zoo ver het gaat in hun litf en leed, hun tekort komingen en dwalingen. Zulke ouders kunnen ook zonder gekui stelde »Ht>rahlassurg" of superioriteit de mededeelingen der kinderen aar;hooren en door vrije wisseling van gedach ten en meeningen hen ongemerkt opvoeden. De kinderen moeten niet altijd bediend worden, naar gelang hunner krachten moeten zij aan de huiselijke bezigheden deelnemen, zy leeren daardoor oplettend zyn voor de ouders, dienstboden en voor elkaar, zy'hebben plichten en rechten, even zoo goed als de ouders en men behandele hen met oplettendheid even als men hun leert oplettend te zya voor anderen. Zy komen dagelijks in aanraking met de werkelijkheid; zij kunnen nuttig zijn, niet alleen voor den schijn, zy verschaff-n zichzelf onschuldige vermaken en als zy zich een straf op den hals halen, mogen de ouders n'mmer verhinderen hen voor de natuurlijke gevolgen hunner bandelirgen te laten hoeten. In zoo'n gezin wordt nimmer iets bevolen zonder de reden daarbij aan te geren, zoodra bet kind oud genoeg is het te begrypen, zoo wordt het verantwoordelijkheidsgevoel van jongs af aan aangekweekt. Men verbiede zoo min mogelijk, maar beslist en op goede gronden, niet als uiting van een gril. Vader en moeder moeten waakzaam zijn, maar de kinderen niet bewaken, en de betrekkelyke vryheid zal de kinderen leeren de volle vrijheid te gebruiken, terwijl voortdurend verbieden en toezicht onoprechtheid en zwak heid aankweeken. Et n oude onwetende huis houdster, die schooljongens in de kost had. was een der beste opvoedsters, die ik ooit ontmoet heb. Haar methode bestond daarin, van de jongens te houden en hen te vertrouwen een vertrouwen dat zij zich in den regel trachtten waardig te maken. Verder moet er in huis altijd een opgewekte stemming zijn. Teederheid moet niet in sentimentaliteit ontaarden. Men. moet niet over kleinigheden preeken en zeuren; laten moeders en zusters geen kruis slaan als de jongen soms met een vroolyk ver haaltje thuiskomt of een krachtig woord bezigt; laat een scherts niet beschouwd worden als een uiting van zedenverdorvenheid, of gewaagde beweringen als een bewijs van slechtheid. In het gezin heersche friscbheid, geen preutschheid. By de vrouwelijke leden zy reinheid van gemoed met eenvoudige waardigheid vereenigd, eigenschappen, die door niets anders te ver vangen zijn. Daar heerscht harmonie, daar vereenigt zich oud en jong tot gemeenschappelijk werken, lezen of praten, waar dan de jeugd dan de ouders den toon aangeven. Voor de vrienden der kinderen moet het huis steeds openstaan, en ze moeten vry' zyn zich naar hartelust te amuseeren, maar in alle eenvoud, zonder dat er inbreuk gemaakt wordt op de gewoonten van het huis. Van de moeder van den grooten Finschen dichter Runeberg werd verteld dat zy, als zy de jonge vriendjes van haar zoon als gasten uitnoodigde om te dansen, zoo lang als ze wilden, er bijvoegde: »als je dorst krygt, daar staat de waterkuip en de beker hangt er by" en prettiger danspartijen herinnert zich de oude dame niet, die my het boven staande vertelde. De moed zich voor te doen zooals men is, ontbreekt in de gezinnen van het heden en gebrek aan moed heeft gebrek aan vreugde ten gevolge. De eenvoudige gastvrijheid, de huiselijke genoegens, die verdrongen zyn door kinderbals en de uithuizigheid der ouders, moeten terugkeeren, zal bet kwaad niet voortwoekeren. Want het kwaad verdrijft men niet door het kwaad, men overwint het kwade door hit goede; zoolang het >t'buis" niet is zonnig, lustig, eenvoudig en frisch, de moeders kun nen nog zooveel gaan naar debating-avonden om te discusseeren over opvoeding en zede lijkheid niets zal in werkelijkheid ver anderen. De moeders moesten ernstig inzien, dat geen sociaal werk van grootere beteekenis is als kinderopvoeding en dat hierin niets haar goeden invloed thuis vervangen kan. Er moet hier eene verandering in komen. Laten de moeders behalve eens in de week van alle mogelijke openbare vermakelijkheden en ver gaderingen wegblyven om hare avonden rustig met de kinderen door te brengen. Hoe lang nog zullen-de vele moeders hare kinderen opofferen aan het tegenwoordige ge zelschaps- en vereenigingsleven ? Het is mijn bedoeling niet, den invloed van ervaren en denkende moeders te onttrekken aan het vereenigingsleven of aan maatschappelijk werk, ik wil slechts wijzen op de overspanting die daardoor veroorzaakt wordt als men zich overlaadt met arbeid buitenshuis, een over spanning, die door de moeders nadeelig werkt op het huisgezin. In onzen tyd zoowel als in alle andere ty'den men moge het beschouwen van het standpunt van een heiden of christen, jood oi vrijdenker, kan een goed t'huis alleen bestaan ddir, waar de ouders een godvruchtigen eerbied koesteren voor de heiligheid van het t'hui». Vert. door E. KUNST?HEYNNEMAN. 1) Ik kan niet nalaten hier een paar zinnetjes aan te halen uit een schoolschrift van een 10 jarig Haagsch meii-je: 5 zinnen over Ouders: 1. Ouders zya groote menschen, die eiken avond uitgaan en pleizier maken 2 Ouders zyn vader en moeder, die de wyzers van de klok verzetten om de kinderen vroeg naar bed te zenden. Commentaar overbodig ! (Vert.). Kastanjes. n oogenblikje was 't, maar o! zoo'n kostelyk l In 't boscb, 't eenige Haagnche bosch. De grillige weergod wil toonen, dat hy zich aan kalender noch afnemende dagen stoort. Wanen moest de mensen te leven in lentetijd en ... Oktober is 't... half Oktober l Slechts de oneindige nuances van 't nog dichte loover heeft hy in zyn overmoed, niet vermocht te geven de frischte van pas ge worden groen. Zacht fluistert 't in 't geblsart, zacht, maar goed verneembaar: »ook voor óns de tyd van komen, voor ons óók, die van gaan" Doch stervend, tooit zich het bosch nog eenmaal in glorie van kleurenweelde, zooals geen lente die vermag te geren. En stil is 't er, in dat bosch. Stil, als vreezen de vooglen te stooren de laatste dagen van een die henen gaat. Kauw hoorbaar valt neer een blad, nauw verneemt men 't d££rzyn van winterkonir kje en virk. Slechts de kraai kent geen ontzien... Zwaar komt bij neer op 't bruine bladerenbed, zwaar en geruischvol heft hy zich weer op met grof vleugelgeklep, dan hoog, een tartend kreischen: iWie wil ontzag hier ? Aan my de heer schappij ; lei.te ging en zomer vulgde haar ; aan my nu dit koningrijk voor lange, lange maanden ; ontzag dus, voor my, den nieuwen heerscher in 't woud ... Dan weer stilte en ... wat zonnelicht op beukenatammen bier, daar... iets zeggend van schoonheid, die niet weg te doemen is door kraaitt'krss, vertellend van grootheid, die nooit zal te loochenen zyn, ook al dekt 't sneeuwkleed wat nu zoo stil, zoo schuw-stil neervalt... levensmoede. Een kind loopt toe op 't bankje, waarop ik my heb gezet. Zyn oogen spreken een duilyke taal: die van bewondering, groote be wondering voor... pauweveeren, door my'n rechter gehouden, en waarmee nu 't zonlicht speelt. Daar denk ook ik aan een panweveer, schuin gespykerd tegen den wand van een vertrek, waarin ik mij, nog klein kind ten bezoek meegenomen, met my'n moeder bevond. Als lag geen menschenleeftyd tusschen toen en nu, komt over my het gevoel van groote, van geweldige bewondering voor die pauweveer, gespijkerd aan den waad, die ne groote veer met het diep blauwe oog... die te bezitten ... dat is geluk... Nóg staart 't jongske de veeren aan, zyn oog spreekt een taal, my bekend, als hadde ik zelve die gesproken... ook in hem nu maar n denken: zoo'n veer... die te bezit ten. .. dit is geluk l *Je wilt wel graag zoo'n veer hebben ?" Wat een godenlach en dat kinderoog! »Mag u die geven? Zyn dan dl die groote veeren van u ?" >Ja; maar ik ga ze een dame brengen, die ze óók heel mooi vindt, en ze hél graag heeft. ntje mag je er toch van uitzoeken." Hy zoekt niet uit.... met grooten eerbied voor 't schoone neemt 't kind er een; het ziet nu niets meer dan die n e veer... zyn groote, mooie veer. Het houdt 't vast, om klemt .... zyn geluk. Nu zet hy trotsch de veer naast zich: »Die is zoo groot als ik; EU zal ik wel kunnen vliegen." En fluks springt hy op de lage bank om dan dra, de armpjes uitgestrekt, neer te springen. >Zie je wel; ik heb gevlogen" Kleine Icarus, pas op; houdt maar diérich ting. ... 't gaat gauw, naar beneden te vlie gen. ... wil je hoog, den hemel te gemoet... te pletter zal je vallen als velen vóór je. Pas op, Icarusl Het kind gaat in groote vreugde verder; n hand omvat stevig de panweveer, de andere trekt een wagentje, waarop glimmend bruin, donkere kastanjes. Plots keert het terug staat dan vlak voor mij. »Cféveeren... zyn nu nog van n, maar dan, d dn zyn ze van die dame die er zooveel van houdt..." Er komt een handvol kastarj as neer in my'n schoot. «Houdt zy óók van kastanjes? Zal ze die mooie kastanjes graag willen hebben?" ? Zeker. Ze zal net zoo bly zyn, met de kastanjes van jou, als jy met de pauweveer, en ik dank je wel voor haar." Even staren my twee diep blauwe oogen groot aan. Iets van voldaanheid lees ik daarin. En: »Nu heeft zij kastarjos en zy is bly, en ik heb de veer en ik ben bly." Dan gaat hy verder... Nog even zie ik hem by een kronkeling van 't zypad: trots en hoog houdt hy de veer; zyn oog staart vol bewondering naar het don kere, 'vreemde oog boven hem in dien veerentop, nalatig trekt de linkerhand het wagentje met de kastanjes VKOUWKE. nHIIIHIfHIIIMIIMIIUUIIIIIIIIIIIItllUIHIIHUtllt bly'ven teeren pp de stralende herinneringen onzer jonge, blijde dagen." Naar verluidt, zal Chris tin e Nillson, weduwe van den graaf de Mirande, zich uit het kun stenaars-leven terug trekken en zich niet meer in 't openbaar doen hooren. Adeline Patti, denkt er anders over, ondanks haar jaar. Neen I waarom zon ik den leeftijd verklappen, van een vrouw die nog lustig kwinkeleert, en die eenige dagen geleden, de koele Lpndenaars buiten hen-zelf bracht, van verrukking over haar zilveren stem, die aan weekheid en fluweeligheid, naar hun getuigenis, nog niets heeft verloren. * * * iiiiiiiiimiiiiiiiimitMiitimiiiiiiiiiiiiiiiiiiuuiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiimiiiiiittM Een publieke verhooping. Over eenige diva's De eigenlijke Cyrano en de held uit Rostand s drama. E-ttnstindustrie. Rimmel, Oetchenken voor Smt Nicolaas, Kerstmis en Nieuwjaar. Verleden week zyn te Pary's de japonnen, mantels en pelteryen verkocht, van de bekende, fransche millioenen-specialiteit Thérèse Hnmbert?Daurignac (zich schrijvende d'Aurignac). Groot was de toeloop van nieuwsgierige dames en weetgierige heeren. L'esprit ganlois liet zich niet onbetuigd. Wanneer blyft die in gebreke? Kwinkslagen, verwonderde en afkeurende uitroepen schetterden door het rumoerig ver kooplokaal. Steeds werden de ontboezemingen beantwoord door aanstekelijke lachbuien. Thérè<e's garde-robe was vry onfrisch, burger lijk-opgedirkt en allerminst getuigend van goeden smaak. Dat mevrouw Humbert meer oog had voor goudstukken dan voor toilet, bewijzen de portretten die van haar werden gereproduceerd. Iedereen zal zich het korte, breede lichaam der dame herinneren, met de zware buste en den massieven kop, de forsche mannelyke trekken, de sluwe quasi-slaperige oogen, den breeden, rechten mond. Op dat sierlyke kopje plantte zy een miniatuur hoofddeksel, getooid met een paar kinder achtige pompons. De pelteryen gingen vlot van-da-hand. Het dragen van bont blijft de rigueur voor baar, die in 't gareel der mode stappen Mooie haard en sofakleeden, tijgervellen en mollige descentes de Hts brachten veel op. Het verspreiden van genoemde kleeden en vellen in salons, boudoir, kleed- en slaapkamers had Théièse, of uit zich-zelf, of nam zy' over van »la divine Sarah". * * * .... »Et l'on revient toujours ses premiers amours" .... Emma Calï, de beroemde prima donna zal zich binnen kort in 't huwelyk hegeven met den man, dien zy sedert haar prille jeugd liefheeft. De omstandigheden waren het minnend paar dusverre niet gunstig. Het lot scheidde hen. Nu zy elkaar op rijpen leeftijd terugvonden, zyn zy besloten den sprong in 't duister »for better, for worse" te wagen en bun onwankelbare trouw te bezegelen met de huwely'ks-akte. Emma Calvégetuigt: >Een beetje oud, wat dik en een tikje gekneusd vinden wy elkaar terug, maar, wy geven elkaar niet prys en Afgaande op niet te weerleggen geschied kundige gegevens, deelt Hans PJatow thans mee, dat er een hemelsbreed verschil bestaat tusschen den werkelyken Cyrano de Bergerac, en den held uit Rostand's van vernuft fonke lend drama. De eigenlijke Cyrano was niet van adel, ook geen Gascogner van geboorte. Hij werd in 1619 te Parijs geboren, was het product van een erbarmelijk verwaarloosde opvoeding; studeerde en was een aart s- boemelaar. Hij liet de studies varen en trok een soldatenpak aan; diende, en was zoo onverschrokken in zyn optreden dat men hem >le demon de la bravoure" noemde. Later wisselde hy l'épée met la plume. Wat uit zijn pen vloeide was meestal nijdig en moordend van sarcasme zooals zyn aanvallen tegen Mazarin en Scarron, l'éponx légitime van Madame de Maintenon. Cyrano had een grooten neus, waarmede hij bijzonder in zyn schik was, want, die neus gaf hem iets kordaats, en bleek allerminst een beletsel te zyn, voor liefdesavonturen en minnary'en. De eigenlijke Cyrano was ruw, koud, cynisch tot in merg en been. Rostand treedt op als fijnbesnaard menseh en gevoelig poëet. Hy°dicht zyn held zyn eigen, warme, teere gevoelens toe en maakt daarom den Cyrano van zyn fantasie vry wat sympathieker dan den ruwen bengel van wien de geschiedenis gewaagt. Rostand overdreef de grootte van den neus; pbygiek maakte by zyn Cyrano oneindig leelijker dan hy feitelijk was; moreel bedeelde hij hem met een rijkdom van sentimenten waarvan zijn knoestig model geen schijn of schaduw bezat. Leve Edmond Rostand en zijn Cyrano l De kunstvaardige uitbeelding van Rostand's poëtisch gemijmer doet weldadiger aan, dan het staren op den bonkigen Cyrano der werkelijkheid. ? *,» i l Zij, die overpoosd lofliederen aanheffen, op den goeien, ouden tyd, zullen niet met over tuiging kunnen jubelen, wanneer zy denken aan de kunstvoorwerpen van weleer, wanneer zij, ( allicht met blikken vol piëteit-gedachtig aan [ haar, wier vingeren ze voortbrachten, in oogen i schouw nemen de handwerkjes van vroeger! Teekening, ontwerp, lyn en kleur, wat is alles EU vél mooier op het gebied van kunst-industrie en kunst-naald «rerk, dan eertijds l De lokkende uitstallingen onzer groote magazynen boeien het oog, streelen den ver fijnden smaak. «L'éducation de la rue", om met Busken Huet te spreken, viert by ons hoogty in December. Geschitter van kunstvol gestyleerde vazen; leven en glanzen van bronzen bibelots. Gedwee slingeren en buigen zich de lijnen der artistieke teekeningen, op waaiers en lederwerk. Wie genieten wil van voorwerpen die schoon zyn, waarvan mea volmondig getuigen kan:" a thing of beauty is a joy for ever", die geve zich de rykelyk loonende moeite in Rimmel's magazijn, Kalverstraat 202, de collectie te bezichtigen, herkomstig uit Weidmann's ateliers, de bekende, , Oostenryksche kunst-industrieel. [ Vooreerst is men niet uitgekeken. Eén voori werp kiezen wordt bezwaarlijk a canse de | l'embarras dn choixl Heerlyk, dat de laatste maand van het jaar, met zyn vele feestdagen, ons in de gelegenheid stelt, meer dan n persoon gelukkig te maken en te verrassen met onze vriendelijke gaven. Duur? Cela dépend. j Zeker kan men groote sommen besteden aan i voorwerpen, die het waard zyn. Ik denk aan de Ieder-artikelen, art moderne. Ja, die prach tige porte feuilles, sigarenkokers en portemonnaie's zijn niet spot-goedkoop, maar schoon, exquis van tint en bewerking, ddt zyn ze zonder eenigen twyfel. In onzen schitter-tyd zyn de waaiers flonkerend van weelderige paillettes, onmisbaar voor haar die theaters, diners en bals bezoeken. Ook op het waaiergebied is hier de keuze veelvuldig. Overtuigt u persoonlijk. Voor geen démenti ben ik bevreesd. De beeldige, gemslederen réticules verblyden ons zeer, want, met mis noegen denken wy aan de onmogelijkheid om een gerietelyken en toch onmisbaren zak asn-te-brengen in onze colleerende japonnen. Toilet-artikelen in blond schildpad en ivoor om van te watertanden. Noorde- en Oostewinden dreigen steeds den donzen aanraak onzer huid in ruwheid te doen ontaarden. Geen nood l Rimmel weet voor alles raad. Ik mag echter niet alles verklappen in dezen ty'd, nu verrassingen aan de orde van den da? zyn. Niet te veel, maar een sour. c. >n van Rimmel's ongeëvenaarde parfums is even beerlijk als een bouffée van rozen, viooltjes, béliotrope, ; reseda, of jasmyn. De dikwyls geuite klacht dat kunstmatige odeurs zoo duur zyn, is i werkelyk ongegrond. Duur zyn ze niet, mits men ze aanbrenge met weldoordachte coquetterie, dat wil zeggen, juist zoo weinig om te behagen zónder hinderlijk te zyn. CAPRICE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl