De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 7 december pagina 8

7 december 1902 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.1328 worden afgebroken 'onTplaats te maken voor ?ene straat, vanwaar geilen de kerk zich cal voordoen gelijk op nevensgaande perspektivisehe schets is voorgesteld. De architectuur van het ontwerp is zoowel in- als uitwendig zeer eenvoudig gebonden met het oog op de beschikbare bouwsom, welke door de mededingers in de prijsvraag niet mocht worden overschreden op straffa van onvoorwaardelijke uitsluiting een lot dat enkele hunner beschoren word. Bjj het geheel is gestreefd naar een eenigszins landelijk type, in verband waarmede eene beplanting van het voorplein in gedeeltelijke begroeing der gebou wen is gedacht. Door deze alsmede door een gepaste aanleg van het overschietende terrein kan het karakter van stemmig, eenvoudig Protestantsch kerkje verhoogd worden. Ontwerp eener Remonstrantsche kerk te Arnhem. ttnlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIHIIIIIIUIIIIIIIMIIIIIIIlnlMMIIIlnMIIMIIIIIMIintll MmimilutmiiiiimiilHHllil iitimlillllMttiiiiiiiililltlli IIIIHIMIIMIIHIUIIItll M er een nieuwe uonwstül komen? Tr# naar het Duitsch, van H. A. WALDNEB, door L. Er zijn menschen die meenen dat er een nieuwe bouwstijl moet komen. Zij houden niet op te verkondigen, uit welke bronnen die nieuwe stijl moet ontspringen en volgens welke wetten hjj zich moet ontwikkelen. Anderen houden zich aan Israël's woord: >je moet niet over kunst praten, je moet kunst maken", en nan stil hun gang. volgend hun scheppingsdrang. Ik hond'het met de laatsten. Zal de bouwkunst weder een der vele verschijningsvormen van het geestelijk leven worden, dan moet niet de theorie, niet het abstracte ideaal-ontwerp den vorm Ier nieuwe gebouwen beheerschen, dan moet de kunstenaar de eisenen der praktijk in zich opnemen en er, zelfstandig scheppend, gestalte en vorm aan geven. De grootste font van den nu al ver achter ons liegenden nabloei van het renaissance tijdperk was, dat het ideaal vry en los van de werkelijkheid, in het abstrakte lag; dat altijd als einddoel aller kunst, zuiverheid van stijl gold, dat aan dit theoretisch doel maar al te vaak de eischen der praktijk werden opgeofferd. Het cal derhalve vóór de ontwikkeling van de bouwkunst van het hoogste belang zy'n, dat haar ideaal aan de practische, niet aan de theoretische zijde ligt; kiest zjj de laatste, dan moet tij hare verschillende uitdrukkings middelen opzettelijk binnen de grenzen van een bepaalden regel, van een styl houden; kiest cy de eerste, dan kan zij zich op den duur van regelen die mettertijd tot strenge wettelijkheid verstijven kunnen, vrij houden. Het komt er dus op aan of zich in onzen tijd een eng begrensde stijl ontwikkelen zal, ja of neen. Wy moeten by deze vraag in het oog honden, dat natuurlijk alle gebouwen van onzen tijd, al verschillen zij ook nog zoo veel, in hunne uiterlijke verschijning karakteristieke kénteekenen vertoonen, die hen den kenner als werken van onzen tijd verraden ken tee kenen die voor ons zei ven nog niet zoo duidelyk te herkennen zijn als voor het nageslacht. Maar | wij spreken hier niet van die onwillekeurige karakteristiek, maar van het bewust gebruik van bepaalde vormen, van bepaalde bouwtypen voor bepaalde doeleinden, zooals dat in alle vroegere bouwstijlen op te merken was. Nu geloof ik dat wy rustig kunnen ontkennen dat het resultaat van ons tijdperk een «stijl'' in die beteekenis zal zijn. Het belangrijkste kenteeken van de hedeadaagsche kunstbewegicg is het verlangen naar den karakteristieken indruk van de eigen persoonlijkheid. Dit verlangen staat aan de vorming van een «stijl" in den engen zin des woords beslist in den weg. Daar komt nog bij, dat wy niet meer, als de scheppers der oude stijlvormen, naïef en zonder critiek tegenover de gebouwen uit vroegere tijdperken staan. By ons voelt zich de een, door neiging en opleiding, of door instinctief gevoel, neer tot de decoratieve kunst aangetrokken, die zich uit de antieke ontwikkelde; de ander vindt meer behagen in de constructief-strenge ernstiger gotbiek. Beiden werken door woord en voorbeeld voor hunne zienswijze. Zal nu ooit een nieuwe »8t\il" deze tegenstelling kunnen verzoenen ? W\j kunnen noch hopen, noch wenschen dat dit geschieden zal. Het is juist een der schoonste veroveringen van onze moderne kunstopvatting, dat wy hebben leeren inzien, dat de stijl van een gebouw bij de waardeering van zijne kunstwaarde, even. weinig gewicht in de schaal legt, als de politieke party waartoe iemand behoort, by de waardeering van zyn persoonlijke waarde. Met andere woorden: de bouwkunst begint eerst daar, waar de stijl ophoudt en een waarachtig kunstenaar zal altijd aan die deelen van zyn werk het zekerst worden herkend, by welke by niet da strenge stijlwetten, maar zijn eigen idee volgde. Wie van dien kunstenaar zou verlangen, dat hu zich streng aan een bestaande vormenspraak zal houden, die kan met hetzelfde recht van den mensch verlangen, dat hij zich met zyn geheele denken en voelen aan het een of ander partijprogramma zal binden. Zulk een eisch kan men wel aan menschen stellen wier geestelijke beteekenis toch waarborg genoeg biedt dat zy niet in een of andere richting boven de voorgeschreven normaalmaat zullen uitgroeien. Maar zulke normale measchen hebben toch alleen in aantal, niet in beteekenis de meerderheid en werkelijk inte ressant wordt eene persoonlijkheid eerst daar, waar de invloed van de party' ophoudt. En daarom mag men van de nieuwe gebouwen die vry van de heerschappij der stylen zyn, in onze steden een invloed ten goede op de geheele bouwkunst verwachten. Natuurlijk niet zóó, dat ieder die de waarde en het recht van bestaan van deze kunstwerken erkent, nu onverwijld ook in zy'n werk de enkele detailvormen copiëert en in materiaal en techniek zich getrouwelijk aan de voor beelden houdt. Dat zou de beste manier zyn om weder in het nauwe pad van den >styl" terug te komen. Spoedig waren er dan weer een aantal bepaalde vormen die men allerwege zon aanbrengen zonder te vragen of ze voor bet doel geschikt zyn en by het materiaal passen. Wy kunnen reeds hier en daar gevallen opmerken waar het zoo toegaat. Een voorbeeld vindt men in de toepassing die de »Jugendstyl" hier en daar in de industrie, vooral hy de menbelfabricatie, en ook al vaak in de bouw kunst vindt. Gelukkig zijn het alleen de dwazen die gelooven dat door een paar .gekke" lynen een huis of een voorwerp modern wordt en dan ons verlangen naar kunst van onzen tyd kan bevredigen. Zulke dingen zyn van geenerlei invloed op de kunstwaarde van het werk. De opvoedende waarde van nieuwe, styl-vrye gebouwen ligt niet daarin, dat zy zouden opwekken tot slaafsche navolging, maar daarin dat ze door hun geest, hun gebeele wezen, door de wyze waarop het plan is opgevat en uitgewerkt, ook anderen tot scheppende werk zaamheid opwekken. Daarin ligt de kunstwaarde dezer nieuwe werken, dat de kenner zoowel aan het geheel als aan de onderdeelen terstond bemerkt, dat de architect geen pracbtwerken geraadpleegd, maar zyn eigen kop gebruikt heeft, dat by' niet heeft gecompileerd, maar geconcepiëerd. En als dan de jonge bouwkunstenaar daardoor wordt opgewekt om het zelfde te doen, dan heeft het werk der ouderen ook als opvoedingsmiddel zyn doel bereikt, dan heeft het gedaan wat ieder goed kunstwerk doet, nl. treffen en opwekken. (Bauhütte). Eiile Clans, Ik herinner my eens gezien te hebben, op een tentoonstelling, heel eigenaardige werken van een Amerikaanschen landschapschilder. De boomen waren rood, en purper, en oranje, met vlammend geel en heel teer groen daar tusscben in, en ik weet wel dat my dat alles valsch leek, en gek overdreven, en, met n woord: onnatuurlijk. Toch was hier geen sym bolistische, roch fantasmagorische, noch zelfa idealistische voorstelling, maar wel realiteit bedoeld. Toen had ik de gelegenheid, een paar jaren later, de streek te bezoeken, waar de artiest, in zomergloed en najiarspracht gewerkt had; en al zyn schilderyen, die my destyds zóó onnatuurlyk-overdreven van kleur schenen, werden nu plotseling dof en bijna kleurloos, naast de stralende, glanzende, van verblindend licht en kleuren tintelende werkelijkheid, die ik daar door de Natuur te bewonderen kreeg. En op dat oogenblik begreep ik duidelyk, dat zelfs de schelste, felste verven in sommige gevallen machteloos zyn om weer te eeven op het doek, de fantastische kleurei fi >r kering van een eenvoudig, in zon en-licht-badend landschap. Dat weet ook, en veel beter dan ik Etnile Claus, de idolate aanbidder der Zon, en heel zyn leven en streven van de laatste twaalf j-iren is een byna ononderbroken vechten geweest tegen. de materie, om in werkelijkheid iets weer te kunnen geven van die grootste pracht der aarde: het licht der zon. Hy is er in geslaagd. Zijn naam is voor al t ij d gevestigd ala die van den schilder der Zon. Maar er is nog heel wat meer in Claus dan de overwinnaar der materie, er is in hem de poëet, de groote harmonieuze kleurenzaneer van Vlaanderen. ? Zy'n werk is een levende synthesis.van de zachte, teere poëzie van Vlaanderen. ^Het spy't me dat de my bier toegestane ruimte zóó gering is, dat ik my tot algemeenheden moet beperken; anders zou ik »en détail" niet alleen den ziener, maar ook vooral den diepen ?voeler" in hem willen beschryven. Een land schap van Claus, dit is werkelijk Vlaanderen. Dat is, in al zyn 11 er k e kleurenpracht, bet zachte, het intieme, het stille; dat is de teere harmonie, het fijn-versmeltende van tinten, bet fijn-trillende van zonne-lucht en zonne-hemel; dat is Vlaanderen met n woord, os Vlaan deren zooals wy 't zien en voelen, zooals het onze ziel ontroert met al zyn zacht-poetit-cie en voortdurend afwisselende verscheidenheid. D M r moet men hem zien werken, den beerlijken schilder, volop in de milde N Uuur. Zyn scherpe oogen glinsteren hy staat gebogen, als 't ware loerend en bespiedend, vóór zijn doek, en vlug vliegen de toetsen uit zyn lan^e, slanke hand. Gi naast hem staan, in 't hooge weilandgras, of aan den oever der rivier. Hy praat onder't werken: korte zinnen, ean kreet soms, van verrassing en bewondering, Een Kraan. Het periodieke reizen van dieren, het alombekende trekken van vogels en visschen en het. wat de tyd ttetreft, minder regelmatige trekken van insecten, heeft al zooveel wonderlyks en raadselachtig» voor leek en natuurkundige bei den, dat het haast onvergeeflg'k is, de zaak nog lastiger te maken door er een bijna ongelo flyke bijzonderheid by te ontdekken. En toen kon dat wel eens 'c geval zyn. Nu er in deze weken weer kraanvogels over ons land zyn getrokken en hier en daar zelfs hebben uitgerust, en gevischt, komt mij een waarneming te binten van een ontdekkings rei zigpr in Wesr-A?ië. Deze meende indertyd bemerkt te hebben, dat trekkende kraanvogels allerlei kleine vogeltjes op hun rug meenamen naar het Zuiden en d 'ze diertjes, kwikstaartjes waren er ook by, veilig over zeeën en hooge bergen driegen. Ik heb eens opgezocht, wat ik over deze bijzonderheid vermeld kon vinden: waarschyulük steil' n HO amige van my'n lezers er belang in, het te vernemen. De eerste, die er melding van maakte, was iiiiittiiiiiiHiitmiimimiMiiiilif nu eens in 't Franscb, dan weer in tyn Vlaamsen dialect, zy'n eigen sappige geboortespraak Alles in hem leeft en tintelt. De Natuur spreekt tot hem en hy antwoordt. Hy voert werkelyk een gesprek met baar, als met een belichaamd wezen dat hem kan begrypen; hy debatteert met haar haar eigen schoonheid in zy'n vurig strijden en verlangen om die schoonheid weer te kunnen geven. Hij voelt haar. by voelt baar zóó intens, dat zy'n werk tot n groote harmonie wordt met haar Schoonheid. Dat is zyn trillend zonne-hoogliedl Maar dan komt de avond, en meteen de zachte, droomerige stemming. Ik heb bem vinden staan, bij avondschemering, in een beneveld weiland, met gespar nen aandacht starend naar een verre bleeke maan, die langzaam achter hooge, wazige boomen in een paarlemoeren hemel oprees. Zy'n beide handen maakten zachtstillende gebaren, als om 't geruisen my'ner voetstappen in 't gras te smoren, en toen ik by' hem kwam hoorde ik hem fluisteren: >ch ... tt, 't es stille van doage,... 't es stille, zulle... o,... 't es zeu stille..." En dan begon hy' zacht te schilderen, als zalvend met zyn penseelen over't doek, den blik gespannen, de wenkbrauwen strak, steeds loerend en be spiedend, en af en toe weer heel zachtjes als met woorden van streeling iets fluisterend, stil, o zoo heel heel stii, om de harmonieuze wy'ding niet te storen Zoo is de machtige kunstenaar, levend sinds meer dan vyf-en-twintig jaren midden in de Vlaamsche natuur, aan de oevers der lieve Leie, en van wien op dit oogenblik ruim een veertigtal schilderen in den Rotterdamschen Kunstkring zy'n ten toon gesteld. Hy is de ziel en de poëzie van 't mooie Vlaanderenland. IIy is boze echte, groote, Vlaamsche landschapschilder. CïRIEL BüYSSE. wiï?iÏHIIIMHIIIIIIIMIIIHlllllll»IIMIIIIIIIIIIIIIIIHmillllllllllllllllllrtHli UIT DE NATUUR IV. Over zee op den rug van kraanvogels. een oorlogscorrespondent van een groot NewYorksch dagblad op Creta. Hy' werd eens door visscherlui attent gemaakt op een «acht gezang of getjilp telkens wanneer kraanvogels van 't Noorden kwamen overvliegen. Hy ging er nu op letten; de vogels vlogen altijd laag en 't gefluit was duidelijk te onderscheiden van het raischen en zwiepen der groote regelmatig slaande vleugels. Om zekerheid te hebben schoot de Amerikaan zijn revolver af eneenige kleine vogels vlogen hoog op, om een eindje verder weer op de snel stijgende kraanvogels neer te dalen. Een dergelijke waarneming is ook gedaan by ooievaars en wel op Rhodus, door den Zweedschen reiz'ger Hedenborg. Hy zag, toen deze dieren blijkbaar zeer vermoeid van een lange reis neerstreken, een aantal kleine vogels van hun rug vliegen; de afstand was niet groot, toch kon in de schemering de soort niet met zekerheid bepaald worden. Ook uit Amerika komen berichten; daar is aan de Hudsonbaai opgemerkt, dat telkens, precies tegelijk met de Canada-gans, een zeld zame vinkensoort van de winterkwartieren terugkeert, en herhaaldelijk is door jagers gezien, dat deze diertjes tegen den najaarstrek op den rug van de ganzen meevliegen. Nu staan jagers, dank zij de Fliegende Blatter e. d. niet in den roep van een bijzondere voor liefde voor de onopgesmukte waarheid te toonen; dat geldt evenwel alleen voor vakberichten, waar sprake is van hondenheldendaden en fortuinlykheden op jachtgebied Voor 't waarnemen van de levenswijze der dieren heeft een jager, die er lust in heeft, wat tyd, gelegenheid en ervaring betreft, veel voor op een natuuronderzpeker, en aan de jagers (het woord in ruimen zin genomen) heeft de zoölogie dan ook de kennis van heel wat merkwaardige bijzonder heden uit de levenswijze der dieren te danken. (ik geloof wel, dat ik my' den titel van't boek goed herinner), een werk van ds. Van Lennep, een man, die bijna zijn geheele leven in de Levant heeft doorgebracht en als ooggetuige meespreekt. Zoodra in den herfct de eerste koude winden waaien, ziet men in Syriëde kraanvogels uit het Noorden komen. Ze trekken laag,en wanneer ze over bewoonde streken vliegen, schreeuwen ze voortdurend. Zoo nu en dan, ziet men kleine vogeltjes uit de phalanx der kraanvogels opvliegen en er weer in neerdalen; het gezang der diertjes is duidelijk hoorbaar. Jammer dat het tot nu toe, voor zoover ik weet, by de waarnemingen van journalisten, jagers en zendelingen gebleven is. Al bestaat er geen grond om aan de waarheid hunner mededeelingen te twijfelen, 't is te hopen dat het ook aan ornithologen van naam eens gelukt het medereizen op den rug waar te nemen. Dan wordt misschien meteen uitgemaakt, of we hier met eenige op zich zelf staande feiten of met een algemeen verschijnsel te doen hebben. 't Zou wel aardig zy'n te kunnen verzekeren, dat onze West-Europeesche ooievaars, die niet naar Rhodns en Egypte gaan, transportdienst doen naar N.-W.-Airika, of alleen maar over de Middellandsche zee, voor onze leeuwerikken, kwikstaartjes en nachtegalen. Wel vertelt dr. Eobelt een bekend zcöloog, dat hy zelf eens een sterke vlucht kraanvogels over zich heen zag vliegen, soo laag, dat hij elke veer der vogels kon onderscheiden, en dat hq heel duidelyk het gekweel van talrijke kleine vogeltjes kon hooren. En hij concludeert: Es was gar keine andere Mölichkeit als das» die Kleinen auf dem Bücke der Groseen saszen". Maar gezien heeft hy er dus toch geen enkele. Ook een onderwijzer, A. Buxbaum uit Rannheitn, die door Kobelt een goed en volkomen vertrouwbaar vogelwaarnemer genoemd wordt, heeft meer dan eens als begeleiders van trekkende kraanvogels talrijke leeuwerikken gehoord niet alleen, maar ook gezien. Maar deze heer zegt weer niet, dat hij ze op den rug van de groote vogels heeft zien zitten. 't Kon wel wezen, dat de kleine alleen mee trekken om, tusschen de grootere vliegend, gemakkelijker de lucht te doorsnijden. Mee trekken met de kraanvogels doen dus kleine vogels wel, dat is nu zeker; maar of ze daarbij op den rug der groote zitten? Uitgemaakt is het nog niet. Maar 't is toch wel zoo goed als zeker, 't Klinkt ook in 't geheel niet onwaarschijnlijk. Er zyn heel wat feiten bekend, waaruit blijkt, dat dieren elkaar willen en kunnen helpen in den stry'd om 't bestaan; dan is 't evenwel altyd eigenbelang aan weerskanten. Hier zouden wy een geval hebben van geregeld hulpbetoon aan kleine dieren door groote, zonder dat deze, menschelyker wyze gedacht, er eenig voordeel by hebben; of 't moest zyn, dat kraanvogels en ooievaars de k'eine zangertjes voor hun muzikaal amusement op reis meenemen. Dan zou 't wonder nog grooter worden. E HEIMANS. Trekkende Kraanvogels met kleine vogeltjes. Ook een geestelijke droeg een steentje by'. In Petermains Reisen haalt dr. Budde een passage aan uit Btble Customs and Btble Land, iiiiiMMiiimmiiiiHiimiMmiimiiiililliiilfiHiiitmmiiiiilu EUBILEER-INKJCHTING de $hoenix", 234 Spuistraat, AMSTERDAM. 1_ ??- ? u COtt Grootste Inrichting "triim* Compleeteveubileering kUllliliL. tegen Tooruit bepaalden totaalprijs. Natoon 3978 1 Volledige garantie. Voordeelige pr|Jz«m. Levering en plaatsing door eigen personeel door geheel Nederland. Zunstsaal Panorama. Panoramagebouw, Plantage. ANTIQUITEITEN. BijzoDder fraaie KASTEN, BUREAUX, BUFFETTEN en andere Meubelen.POROELEIN en AARDEWERK, PERSISOHE TAPIJTEN. Kntréf vrij. Zondags FAIENCE EN TEGEL FABRIEK t HOLLAND, NAAML-VENN-CEV-TE | UTRECHT KüNSTZAAL riïLNSESGRACHT 872. GOUDEKET & C°. (Schilderijen, (Aquarellen, (Etsen en Gravures. Telefoonnummer 4455. i BINNEN-! ':':': 'HUIS INRICHTING TOT MEUBELEEKING LN ? VERSIERING &:DER-WONING 120-ROKIN-120 12 Etsen van WILM STEELINK. Met Tekst van J. F. VAN SCHEREN, Bibliothecaris te Utrecht. Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst in rood kader met vele vignetten -en bandteekeningen, kost dit prachtwerk (groot folio form) gebonden slechts ? 12.5O.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl