Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1329
Wel beschouwd eigent de inlander zich
ook veel meertot het-fa SB teerea van blanke
dan van vuurwapens.
Het suetèj der marechaussee zetelt voor
een niet onbelangrijk gedeelte in den
klowarg van dat korpa.
Maar genoeg over de infanterie!
Artillerie. Dit wapen zal eindelijk in
het bezit komen van enkele snel vuur bat
terijen. Voordat echter de geheele artillerie
int t modern geschut bewapend en in de
behandeling daarvan geoefend is, zal zij
zich moeilijk kunnen meten met een tegen
stander, wiens kanonnen aan de hooge
eischen van tegenwoordige techniek vol
doen. En hiermede zullen nog wel een paar
jaanjes heen gaan. Bovendien is de
sterkteverhoudiDg der veldartillerie tot die der
infanterie, niet gunstig.
De cavalerie, baar onvol
doende tterkie buiten beschouwing gelaten,
kan hare uiterst moeilijke oorlogstaak on
mogelijk goed vervullen, zoolang zij niet
in het bezit ia van een paard, dat meer
dere snelheid kan ontwikkelen. Zooals de
tceetand nu ia kan de Indische cavalerie
vijandelijke ruiterij niet achterhalen, noch
zelve uit de voeten komen, als zij door
cavalerie van den vijand wordt achtervolgd.
Het .gevolg van de weinige snelhtid van
het Sandelhout paard *) is, dat de ver^
enningsdienst, oi.getwi)feld de gewichtigste
arbeid van het rui ter wapen, slechts op
zeer bescheiden wijze en dien tengevolge
niet voldoende ver genoeg uitgestrekt, kan
geschieden. En de ondervinding heeft ge
leerd dat onvoldoende verkenning veel
schadelijker ia dan heelemaal geen verken
ning, want zij geeft den bevelhebber een
verkeerde voorstelling van den toestand.
De genie en verdere hulpdiensten, als
mede schutterij en weerbaarheidskorpsen
zullen wij ?verder maar onbesproken laten.
Zelfs aangenomer, dat die alle voorin gelijk
in orde zjjn eo niets te wengchen overlaten,
zou dit niet opwegen tegen de groote fouten,
die den hoofdwapens aankleven.
Zij ten slotte nog opgemerkt, dat Java,
met een isolement in het vooruitzicht, geen
ejgen patroonfabriek heeft en men dus over
het vraagetuk der munitie-aanvulling wel
licht zal struikelen,dan is het, ons inziens,
niet te veel geiegd als wij meenen, dat er
veel, zeer veel gedaan moet worden alvorens
het Indische leger.dat toch in zijn
officierskader voor geen andere armee op zij be
hoeft l e gaan, berekend zij voor zijn moeilijke
taak: de verdediging van Indië.
Bevolking.
Een beslissende invloed op den gang van
zaken, wanneer de vijand voor de deur
staat, aal zijn de houding, die de bevolking
van Java zal aannemen.
De moeilijke positie, waarin de Javanen
dan komen, is met geen twee woorden ver
klaard. Een vijand toch zal niet nalaten
alle moeite te doen de bevolking \ oor zich
te winnen. Een der meest voor de hand
liggende middelen is natuurlijk de belofte
van grooJe vrijheid, zelfbestuur, enz., wan
neer de gehate Hollander er uit geknik
kerd is. Hebben de Filippinos niet eerst
den Amerikaan .geholpen om den Span
jaard z'n land uit te jagen ? Wat zullen
de Javanen doen ?
Is het niet aannemelijk, dat onder de
25 millioen caenscben van ons eiland per
sonen schuilen, die droomen van een onaf
hankelijk Java van weleer; personen, die
blijken zullen de eigenschappen te bezitten,
noodig om een volk als de Javanen op te
zweepui uit z'n lijdelijkheid en het naar
de wapenen te doen grijpen?
Is de priesterpartij van Islamitische
landen niet .altijd een gevaar voor den
chriatelijken> overheerscher; een gevaar
lang verborgen als de sluimerende kracht
van «en uitgebrauden krater, doch welke
los kan breken, gelijk de lavastroom der
vuurbtrgen ?
Predikt de Islam niet onderwerping aan
de ,kaiïrs als noodgeval, doch veriet als
de kracht herwonnen is?
Wie kent het innerlijk van den Javaan,
even gesloten ..als de buddha's van den
Boro Boedoer?
Is Bantam geen lastig gewest? Moet de
Preanger niet met groote omzichtigheid be
stuurd warden ? Kan de ongelukkige
oostnoek, .waar zoo vaak hongersnood heer*cht,
niet worden .het brandpunt van ontevreden
heid, welke aangroeit tot verzet?
En hangt de houding der Javaansohe
soldaten niet innig samen met die der
bevolking?
Ziedaar vragen, waar wij het antwoord
op schuldig hïijven. Doch een
onotnatooteJijke -waarheid is het, dat,met .mede werking
dtr bevolking «.ij het misscluen tegen .een
overweldiger .uithouden, maar met de
Javanen teten ons, de Kaak der Neder
landers verloren is.
En thans eindigen wij; toch .moeten wij
nog den wensch uiten, dat er or.der de
lezers ;personen gevonden mogen worden,
die ons aaatoctnen, dat wij hoogst
peesimifctifich,geoordeeld hebben; dat "de licht
zijden door ons niet zijn opgemerkt; dat
het kwaad lang zoo groot niet is als wij
ons vnorstellen; dat dus Indiëbehouden
zal blijven voor Nederland en Ntérland's
onafhankelijkheid wederom blijvend ge
steund zal worden door het bezit van
Indië. Moge men ons .aantoonen dat wij
*) Op A'jah wordt op kleine schaal een .proef
genomen met Australische ponies. Ri! meester
Posno heeft onlangs een reis naar Australiëge
maakt, oxu het .paardtmras ald&ar te be&tutieeren.
f bet gevolg zijn za', dat de cavalerie andere
paarden krijgt zal de toekomst leeren.
dwalen, dat wij leugenaars zijn desnoods,
niemand zal zich daarover meer verheugen
dan wij ons zelven. G.
Enkele bezwaren tegen het
Algemeen Kiesrecht nader
weerlegd.
i.
Het gaat met het kiesrechtvraagstuk
gelijk met vele juridische kwesties van het
Burgerlijk Wetboek. De bron der argu
menten ie uitgeput; het zijn afgetreden
paden waarlangs men loopt.
Zoo vaak ia het kiesrecht principieel
besproken; ja dikwijls hebben voor- en
tegenstanders hunne argumenten tegen
over elkander geplaatst, dat een spreker
op een openbare vergadering of een schrijver
in de behandeling van het
kiesrechtvraagstuk een ondankbare taak aanvaardt.
Hieruit verklaar ik ook de luateloobheid
die bij velen heerscht.
Toch komt men bij het overwegen van
oude argumenten vaak tot een nieuw
gezichtopu&t. En ook draagt een herhaling
van hetgeen ons reeds van andere zijde
bekend is bij tot versterking onzer over
tuiging. Het is om deze reden dat ik hier
in dit blad plaatsruimte verzoek vooreen
beschouwing die ik vroeger, uiigenoodigd
om op een openbare vergadering het al
gemeen kiesrecht te verdedigen, verhinderd
werd voor te dragen. Misschien versterkt
het bij sommige een reeds gevestigde over
tuiging.
Misschien ook doet het sommigen inzien
dat niet alle argumenten dar tegenstanders
steekhoudend zijn.
Het hoofdargument t^gen het Alge
meen Kiesrecht, hetwelk de tegenstanders
bijna steeds voorop «tellen is wel dit:
Niet alle burgers moeten gelijken invloed
hebben op de wetgeving en het bestuur
des lands.
De ongelijkheid der belangen, de onge
lijkheid der ontwikkeling vordert een on
gelijkheid van invloed.
De fout in deze schijnbaar juiste
redeneering is gemakkelijk aan te wijzen.
De invloed, dien ieder burger op het
staatsbestuur en op de wetgeving van zijn
land uitoefent, is tkchts voor een deel be
lichaamd in het uitbrengen van zijn stem.
Door het A. K. krijgt men slechts een
gelijk recht; aiet een gelijken invloed. De
invloed, die bestaat in het uitbrengen van
een stem is skchts een deel van den in
vloed, dien een burger kan uitoefenen.
Die invloed hangt ten deele van onze eigen
persoonlijkheid af. Menig arbeider, als
leider .zijner vabgeaooten hetft een invloed
honderd-, ja duizendmaal grooter dan een
rijke rentenier, die slechts stemt en zich
verder -met het openbaar leven niet bemoeit.
Hij kan door woord en geschrift zijne
medeburgers overtuigen van de
wenscbelijkheid eener hervorming op wetgevend gebied.
Bezit hij bovendien oog oVior zijn karak
ter het vertrouwen van .anderen, dan is
zijn invloed buitengewoon groot; velen
hechten aan zijn oordeel een meer dan ge
woon gewicht.
Nu blijft het waar, dat h*t uitbrengen
van n stem op dezen of genen candidaat
een meer onmiddellgken invloed geeft, wel
te onderscheiden van den invloed die uit
gaat van de voorlichting gesteund op
ervaring en hooger ontwikkeling, maar
deze laatste invloed is veel breeder,
beheersoht dikwijls de lichting die voor
duizenden kiezers beslissend is. Wie toch
zal kunnen ontkennen dat de invloed, dien
b.v. mannen als norbecke, Buyg, e. a (om
van de levenden niet te spreken) op het
publiek leven hebben uitgeoefend, van
buitengewone beteekenis is geweest. Een
minderen, maar altijd nog overwegenden
invloed vindt men bij die duizenden die
of door meerdere bekwaamheid of door
meerdere activiteit of door eerzucht of
door een combinatie van dit alles op de
leiding van 's lands bestuur een grooten
invloed hebben.
Men kan dan ook gerust zeggen: Heeft
een burger slechts a^jue ae «tem, och,
dan is zijn invloed uiterst gering, zoo ge
ring dat juist velen, zeer zeker ten on
rechte!, doarom reeds zich van iedere
deelneming onthouden. Eerst dan krijgt
zijn stem eenige waarde indien hij zich
vereenigt met hen die 'zijne geestverwan
ten zijn; die gelijke belangen nebben; of
onder -hetzelfde onrecht lijden. Maar dan
zijn ook of die belangen zeer groot of de
beweging voor een bepaalde hervorming
zeer sterk. In beide gevallen is'het dan
billijk dat de invloed hieraan ge
venredigd is.
Het is derhalve «en dwaling te beweren
dat bij algemeen kiesrecht de beksvamen
gdyhen invloed krijgen als de on bekwamen.
Hiertaede vervalt dan tevens het thans
gelukkig zoo goed als versleten argu
ment dat de lagere, niet bezittende klassen
zich geen oordeel kunnen vormen over
staatkunde en wetgeving. Het is volstrekt
onnoodig en ook beslist .ondoenlijk dat een
kiezer zieh op de hoogte etelt van alle
vraagstukken die aan de orde zijn of
zullen komen.
Vouwens dit is bij de gekozenen even
min het geval. Vaak wordt in het Parle
ment door geheel onbevoegden geknoeid.
Men denke slechts aan vraagstukken van
zuiver kolonialen ; zuiver-juridischen ; of j
zuiver-jpuüitairen aard. De meerderheid der i
afgevaardigden stemt in deze vaak zeer i
gewichtige vraagstukken, geleid door
hun gezond verstand en voorgelicht door
enkele specialiteiten.
Kr is geen kiezerskorps van bevoegden
maar evenmin een parlement van deskun
digen. Beiden zijn ook volkomen overbodig.
Voor den kiezer is het slechts noodig
dat men den man zijner keuze 001 zijn
karakter en kennis vertrouwt, dat
in hoofdiaak dezelfde beginselen belijdt.
En dit kan men vinden bij Meren, ook
bij den ar m 3 ten staatsburger geheel afge
scheiden van den ontwikkelingsgraad die
hij bezit.
Men kan dua gerust zeggen: Bij zuiver
algemeen kiesrecht krijgt ieder burger n
stem. Dd invloed op het staatkundig leven
blijft echter nog overwegend bij de bezit
tende klasse. Immers n de grootere kennis
verkregen door de groote en langdurige
gelegenheid tot het verwerven van kennis,
a het bezit z,elf geven aan deze klassen
een voorsprong. Het bezit toch verschaft
de middelen voor zuivere propaganda. De
groote, veel gelezen persorganen vertegen
woordigen bijna in alle Janden der bescha
ving, ook waar het A. K. reeds lang be
staat, hunne belangen.
Verder, het is volstrekt onjuist dat het
getal regeert.
Veeleer wordt de politiek, speciaal de
sociale politiek, beheerscht door het belang,
het intellect en sommige zuiver ethische
factoren. Gelijk ik reeds opmerkte is de
invloed van politieke leiders op den gang
van zaken zeer groot. Esn leider dankt
zijnen invloed aan zijne superioriteit, hetzij
van zijn talenten of van zijn karakter. Men
geloove toch niet dat iemand in de arbei
ders- of andere krirgen jaren lang leider
kan zijn, wanLeer niet de geest van zelf
opoffering hem beheerscht Of het geloof
in de kracht van zijn beginsel zijne
daden leidt.
Bekend is de uitspraak van een Duitsch
wijsgeer dat de vooruitgang ook op politiek
gebied slechts de arbeid is eaner elite van
enkelen.
De groote, trage massa is moeilijk tot
actie te bewegen. Oorzaak hiervan is
zeer zeker in de eerste plaats de strijd
om hel bestaan, die op het leven der
meesten beslag legt.
Daarnaast, gelijk ik reeds opmerkte,
ook de uiterst geringe invloed, dien ieder
VOOR zrcti uitotfent. Zeer verklaarbaar
is het dus dat velen zieh.weinig met het
politieke leven bemoeien.
In waarheid oyerheerscht in iedere partij
slechts een groep van de besten, de
werkzaamsten.
Maar dit geldt voor alle partijen voor
de anti revolutionairen, voor de katholie
ken, voor de liberalen. Waarom aan de
arbeidersklasse euvel duiden, hetgeen bij
alle andere partijen evenzeer te vinden is ?
Da tweede bewering die zoovaak van
conservatieve zijde herhaald wordt is:
ook zonder algemeen kiesrecht zijn alle
klassen in het parlement vertegenwoor
digd. Immers: »de Staten Generaal ver
tegenwoordigen het geheele Nederlandsche
volk."
Onomwonden is zulks reeds ontkend
in een zeer lezec s waardig geschrift van
Mr. A. F. de Savorriin Lohraan. Op bid.
95,0 van zijn werk »Gezag en Vrijheid"
heeft de schrijver scherper dan ik het kan
doen, deze fictie in het licht gesteld.
Natuurlijk met een geheel tegenoverge
stelde bedoeling dan ik het doe. Maar
des temeer waarde bezit de kritiek, wan
neer zij van den tegenstander komt. Het
oordeel van Mr. Lohtnan in 1875 over het
Grond wetsartikel: de Staten-Gsneraal verte
genwoordigen het geheele Nederlandache
volk, luidt als volgt:
»De bepaling der Grondwet dat de
StatenGeneraal het aeheele Nederlandsche volk
vertegenwoordigen beteekent dus eenvoudig
dat zij voor de belangen van liet geheele
volk te zorgen hebben.
Zij zijn evenmin de uitvoerders van den
wil dfS volks als de voogd de uitvoerder
van den wil dergenen dien hij vertegen
woordigt." Hoe zouden ook de
StatenGeneraal den wil d r geheele natie kunnen
vertegenwoordigen, vermits zij slechts door
ongeveer 100000 van de ongeveer 3Vs
millioen 1) gekozen worden? Men tracht
dit feit dat zoo in het oog loopend tegen
alle beginselen der Fransche philosophen
aandruist, met hunne theorieën te verzoe
nen door »grossartige" fictie, dat de kiezers
de niet-hiezers vertegenwoordigen. Maar
men vergeet, dat fictie een verzachte uit
drukking is voor onwaarheid of schijn, en
dat de Grondwet met geen enkel woord
de verplichting der kiezers ooa het volk
dat achter hen staat te vertegenwoordigen,
aanduidt of veronderstelt. Hoe vat dan
ook de kiezer zelf zijne verplichting op?
Stelt hij zich, als hij gaat stemmen, ooit
een der volgende vragen: » Wat willen die
niet kiezers?" »Wie zou het best, hunne
belangen kunnen waarnemen, leiden de
niet-kiezers eenig onrecht?'1 »Is ooit op
kiesbiljet of circulaire dergelijke vraag aan
getroffen? Neen! Als een kiezer stemt, ver
klaard hij eenvoudig wie hij wil, dat zijne
belangen zat behartigen. Daartoe bepaalt
zich zijne deelneming aan het Rijksbestuur.
Gelukkig dat dit zoo is...."
Doch waarheden in de constitutie zijn
maar al te dikwerf ficties in het werke
lijke leven. Geen enkel lid der volksver
tegenwoordiging kan bij de behandeling
van wetsontwerpen zoo zeer zijne persoon
lijkheid op zij zetten, dat een volksman
onpartijdige waardeering van alle belangen
plaats vindt.
War:t men moge al beweren, gelijk de
Nederlands nog kort geleden schreef, dat
<ie bezittende in het Parlement ook de
belangen der niet-bezitters, die nog geen
kiezer zija, moet behartigen. Men kan ook
gerust vertrouwen dat de hoofdredacteur
van dat blad op zoo ernstige wijze zijn
taak poogt te vervullen; moeilijk kan
nochtans outkend worden dat het eigen
belang ons maar al te zeer blind maakt
voor de belangen van anderen en dat
dientengevolge ten siotte iedere klasse het
best, in den zin van het ij i engst, voor ha,ar
belangen opkomt.
1) Hut geschrift is uitgegeven in l S 75.
Bij algemeen kiesrecht vindt dus van
zelf die neutraliseering plaats die het over
wicht van ne klasse voorkomt.
Het gevaar, door sommigen geteekend,
dat de arbeidereklasse door haar talrijk
heid de bezittende klasse zoude overstem
men zoo (at tenslotte alleen de belangen
dier klasse behartigd worden is volkomen
buitengesloten.
Ik wijs hiervoor op Frankrijk,
Duitschland, Zwitserland, Amerika en andere
landen, waar het algemeen kiesrecht be
staat. Waar vindt men hier een eenzijdige
behartiging van de belangen der
bezitlooze klassen? Men vergeet dat lusschen
de bezittende en bezitlooze die zeer breede
groep der neringdoende burgerij staat
welke helaas! maar al te
conservatitf is.
Ook de bewering dat door het algemeen
kiesrecht de edele deelen der natie door
de ruwe worden verdrongen of roachteloo-s
gemaakt worden, gaat niet op. Kennis en
beschaving veredelen zeer zeker den menseh
en vindt men dus in de eerste plaats bij
de bezittenden; maar 'u het niet tevens
waar dat .het bezit zelf maar al te zeer
de minder edele eigenschappen bij den
meiisch ontwikkelt? Vindt men bjj de
gegoede standen dab altruïsme, hetwelk
men zoo vaak aantreft in de niet
bezitrende klassen? Maakt het bezit niet genot
zuchtig en dientengevolhe harteloos ea
egoïstisch. Verschaft kennis en beschaving
wel altijd een hoogeren zieleadel? Het gaat
te ver, meen ik, om de bezittenden en niet
bezittenden als edel en ruw tegenover
elkander te plaatsen, want de ervar'ng
leert maar al te zeer, dat in alle standen
ware beschaving te vinden is.
Niet ten onrechte is dan ook betoogd,
dat het vraagstuk der kiesrechtuitbreiding
een kwestie is van Staatsbeleid. Tot op
zedere hoogte is dit juist.
P^venwel heeft deze opvatting ongetwij
feld ook een zwakke zijde.
(Slot volgt). Mr. S. J. VISSER.
dane intusschen ook is, onverantwoorde
lijk moet het worden geacht, dat van da
zijde der Tweede Kamer van de Staten- Gene
raal daarover nog met geen enkel woord
j is gerept. Wel treft men in het
voor! loopig verslag over de begrooting voor
! 1903 van het departement van oorlog
enkele opmerkingen aan het adres van
den minister van oorlog aan, doch de
algemeene rekenkamer laat zij tot dusverre,
tot veler verbazing, geheel OD gemoeid.
Mogelijk vindt deze handelwijze zija
oorzaak daarin, dat de Tweede Kamer
zelf de leden der algemeene rekenkamer
kiest en dat bij de behandeling van het
jaarverslag dat de algemeene rekenkamer
aan haar uitbrengt dit hooge staaUlichaaoi
veelal niet weinig woidt bewierookt.
Nu evenwel door eene Staatscommissie
officieel is geconstateerd en aan het Hoofd
van dea Staat is gerapporteerd, dat de
algemeene rekenkamer zich niet heeft
weten te onttrekken aan de sleur, waarin
men bij jarenlange contrOle lichtelijk ver
valt en waardoor jar-en achtereen grove
onregelmatigheden w liet beheer van 's lands
gelden mogelijk werden, nu ware een
krachtig optreden van de volksvertegen
woordiging tegenover de algemeen* reken
kamer in 'a lande belang noodig geweest.
In afwachting vau Hetgeen te dezer
zake mogelijk nog in dit iitting.»jaar kan
gebeuren, zal voorloopig niet varder op
de zaak worden ingegaan.
Het toezicht van de Algem Reken
kamer op het rekenplichtig be
heer van het Dep. van Oorlog.
In zijne millioen.enr.ede in September
1894 deelde de minister van financiën
Spreoger van Eyk aan de Tweede Kamer
der Staten Generaal mede, dat, sedert
1888, ten gevolge van, of althans in ver
band met de verlenging van den dienst
tijd bij de nationale militie voor de aan
schaffing van kleeding en uitrusting meer
was uitgegeven dan uit de sommen, bij
de begrootingen voor 1888 1893 toege
staan, kon worden bestreden en tevens
meer dan in de rekeningen was opgeno
men en wel tot een bedrag van ongeneer
? J.400.OOO.
Alhoewel genoemde minister het kiad
niet bij den waren naam noemde, begreep
een ieder dat de volksvertegenwoordiging
om het maar eens zoo uit te drukken
bij den neus was genomen. Het departe
ment van oorlog toch liad haar voorge
spiegeld, dat de vermeerdering der
legersterkte bij de wetten van 1887?1881. geen
geld zou kosten, terwijl nu aan den dag
kwam, dat daarmede belangrijke uitgaven
gemoeid waren geweest.
Op het weinig verkwikkelijke van het
verdere verloop dezer aangelegenheid (de
»veertien ton zaak" genaamd) wenscfcten
we niet terug te komen na de uitstekende
wijze waarop de betrokken staatscommis
sie de zaak heeft onderzocht, uiteengezet
en toegelicht. Wel daarentegen gevoelen
we ons gedrongen het gebeurde te bekij
ken met het oog op het verplichte toezicht
van de zijde der algemeene rekenkamer
op het rekenplichtig beheer van het dep.
van oorlog. Bestond reeds dadelijk na
het bekend worden van het gebeurde
twijfel of de algemeene rekenkamer in deze
hare verplichtingen wel behoorlijk was
nagekomen, het rapport der commissie
bevestigde dien twijfel geheel. Op bladz.
2G en 27 van dat rapport toch wordt op
gemerkt :
»Indien nu de algemeene rekenkamer
voortdurend had toegezien of aan de
korpsen ciet meer fondsen uit de schat
kist in voorschot waren versteekt, dan
voor d-? strikte behoefte, m. a. w. binnen
de grens van het maxiomm-voorschot,
noodig waren, en wanneer dientengevolge
de bovenvermelde abnormale hooge ver
strekkingen in het eerste kwartaal van
elk der jaren 1888 tot en met 1893 hare
aandacht hadden getrokken dan mag aan
genomen worden, dat zij reeds vele jaren
vroeger het onderzoek zou hebben inge
steld, dat tot de ontdekking der vreemde
begrootingsoperatie *) leidde.
»En al had zij destijds niet dat onder
zoek ingesteld, al had zij alleen aanmer
king gemaakt op en inlichtingen gevraagd
omtrent de abnormale verstrekkingen, dan
zou toch daardoor de waarheid aan het
licht zijn gekomen; want het departement
van oorlog zou die inlichtingen niet vol
ledig hebben kunnen verschaffen zonder
de bedoelde begrootingsoperatie te erken
nen en de oorzaken daarvan te verklaren.
AVellieht zou dan de veertien-ton zaak
niet gebeurd of althans tot bescheidener
afmetingen beperkt zijn gebleven.'
Ongetwijfeld heeft het den leden der
commissie waaronder zelfs een
oudpresident der algemeene rekenkamer in
N"ed.-Indiëten zeerste gehinderd eene
7,00 zware beschuldiging ten opzichte van
een onzer hooge collegiön van staat te
nueten uitbrengen.
Hoe betreurenswaardig het zich
voorge
") Hiermede wordt bedoeld de orgsoorloüfde
handelingen, welke bet dflpartemaut _vaa co.log
p'.ecgde om aan geld te komen.
*
* *
de
Een mislukte teekening".
,Het wsekblad de Amsterdammer »teeke«t" in
zijn jongste plaat //de recliistots'.auileüin Duitsch
land."
,/Uekent" die in d&u a, als oak onlangs
ijnïclie yvrmarls .ie ge&eiiettt Uoeft.
r.KeU«[ WilbeLm, in nwM^wtrAatskleeliiwr, z«gfc
tot Ju.at.it a: ,Ga maar been; bier zijt gij niet
noodig; ik t»ea bet Recbt."
Zaaals me u begrijpen ia1, slaat deze teekening
op de rede door den ieizer gehnvidea bij bet
graf rsn Ktupp.
»Z. M. toornde daar tegen de soc alisten, die
zulk een ontzettende betchuld'gmg tegen dea
industrie-koning uitbrachten. H,j koos party
voor zijn vrienJ ; hij gaf gehoor aan de emo ie,
walke hem vervulde, aan de opwelliig van ge
voelen?, die bet gebeurde bij hcra had gewekt.
»Nu iaa men z'g^en, dat een souverem meer
reserve had moeten Detrach'eii; dat zijn (fihieele
en hooge vaardigheid hem had moeten aansporen
zich van elke demonstratie te out'ioudeu ; dat
een keizer, een landsvorst feitelijk niet het rtclit
heeft wij zullen dit woord hier mnar bez'gen
om met verontwaardiging op te staan en te
spreken, wanneer een vneod, in wieu hij gelooft
en vertrouwt, op de verschrikkejijiste wijze wordt
aangevallen.
» E '.a sou 7 are ia is nu eenmaal geen gewoon
meutob, ma; dit nu eenmaal niet zijn. Hij moet
zija tong weten te bedwingen, zijn hart hst
z*ijeen opleggen.
»En, zal de Amsterdammer bieraan toevoegen,
het R;cht had wig i.iet, gtsproken, de z*ak is
nog in oiderziek. Ergo . . .
«Strikt gfmpoien, en waaneer men wegdenkt
al het 0100*, dat uit een opwelling; van
veroatwaardiging spreken kar, heefr het IPee&!>latJ
missciien gelijk, hal de keizer niet hei rtclit
om te sprekta. geiijk hij deed!
Misschien !
,Maar ook oai no» denkt men onwillekeurig
aan de bekende spreuk, welke eraan herinnert,
dat het hoogste recht het grootste onrecht
worden kan.
»rLer was een man gestorven, wiens naam
in zijn laat s' e levensdagen «ras bevlekt met de
zwaarste btschuidigmg, die be*taa&bair is.
Een beschuldiging, uitgebracht door politieke
tegenstanders. Een beschuldiging met een p ol'Ukk
karakter.
»Ej.u beschuldi^irp, naar alle waarschijnlijk
heid dus ingegeven door politieke overweginger.
»Wat omtrent die btseïiuldifanc; is benend
geworden, wettigt tea zeerst? ds veronderstelling,
dat zij minstens op hoogst licL t /aardige gronden
ia gi-uif.
»Ba na mag; het toe1! inderdaad verbazing
wekken, dat dl Amsterdam -i er zich al leea keert
tegen den keizer, maar geen woord,geeuti;ekeuug
althans er voor over het f1", om ook f-iet bedrijf
dergenen te laken, die hoogst waarschijnlijk mede
de schuld dragen van den dood vau Krupp.
»Heeft keizer Wiihtdm zijn bi voegdueid over
schreden , dan is zulks althans t e vetklarer, omdat
bij hem het hart sprak.
»il na t w;U te zeggen van hen, die den staat
kundigen en socialen stiij l voeren op een wgze,
als ook thans weer rtoor de socialisten is geschied ;
van her, die het particuliere leven hunner tegen
standers bestoken met een lichtvaardigheid, die
de groote verbiUerins, den vinnigsten nijd, h: t
meest abso'ut/e gemis aan al'.ruïsuie verraadt?
»Vindt de Amsterdammer dit goed ? Heeft de
Forwdrts bet recat om o.p kwaadaardige wijze
te ebctmldigeu, ea de keizer niet het recht die
beschuldiging af te wijsen?
»Ea weet het b)al nie*, dat van aantijgiogen
als deze meetlat iets hangen blijft in hst geloof
der massa, hoedaiig ook de uitspraak van
Jus'itia zij?
r'l Is waarlijk te betreuren, dat een zoo scherp
zinnige en doorgaans zoo mild en rechtvaardig
oorJeelende redaetie, als die van het weekblad
De Amsterdammer, niet het («acht uitgedruk')
overdreïeue en onbillyke heeft-gevoeld, waarvan
deze p'aat op ergerlijke manier getuigt."
* *
*
Wij weten .waarlijk niet .waarom onze
teekenlng een mislukte Z.QU moeten heeten.
Zij :gaf volkomen zuiver en zoo sober
mogelijk vsêer wat ,wij bedoelden uit te
drukken.
De woorden van den keiler bij Krupp's
gtaf .bevatten een besliste uitspraak over
een zaak bij de Rechtbank aanhangig.
Krupp werd door Z. M. vrijgesproken, de
Vorwilrts gevonniad.
Alleen dil punt werd behandeld.
Z. M, in wiens naam alle recht ge
sproken wordt, zette dus het Rtcht de
deur uit.
Over deze normiteit, deze rechtsschennis,
die in geen lind Ier -wereld geduld zou
worden, die zelfs in Duilschlandde scherpste
afkeuring heeft gevonden, valt eenvoudig
o.i. niet te redeneeren.
* *
*
Maar welke woorden de keizer bij dat
graf gebezigd heeft, wordt door het Centrum