Historisch Archief 1877-1940
W- «r
So. 1329
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
niet vermeld. * En ook Mij hebben bij de
plaat «P ciet de aandacht voor gevraagd.
Nog eens: uitsluitend het rechtsfeit w«rd
tentoongesteld.
)ook d« beechuldigiog: dat nl. de redactie
van de Vorwörts met opzet, tegen beter
weten in, Krwf p bekl«d en met vergiftige
pijlen op zijn leven gemikt zou hebben ...
?wie, die een oogenblife nadenkt, ijst niet
van de onderstelling?f
Wat moet er omgaan in het brein en
in het gemoed van een vorst, die zijn
politieke tegenstanders en aoo
maatniet een individu, Been een verantwoorde
lijke redactie verdenken kan van uit haat
of afgunst iemand voor een homotexueel
uit te maken: *de zwaarste beschuldiging
die bestaanbaar is"?
Waarlijk, h«t Centrum overwege eens
ak een fatsoenlijk man dit feit.
Wij zweg«» er over en 't zou
gevaarKjk kunnen zijn om aoo iets rechtuit
te bïeprekeu.
* *
*
- W*t «te Vontarls gedaan heeft wordt
door den zoo uitstekenden correspondent
vari de N. R. Cl., den heer Heroki,
beefdjtecteetenr vaai de algetoecn geteaei* Duitsche
Echo, ate volgt
,W«* beeft de Vorvsartr gedniin ? Litea wij
dit een* een» zoe kaH» mogelijk uitgaan. Zij
beoft op gropd THB weken lang oabeantwooid
ge Weven hese huldigingen in een deel »ao de
It»li«K>fche p»» en afgnaftdv opreohtstretkscae
mcdedtelinRen van haren l ah>antohen bericht
gever, welke zij a-'s geloofwaardig beschouwde,
de bewering verspreid dat K'upp op Cap«
homos«xite«l verkeer heeft aitgeo'-feBd, wat in Ital
?Mt, maar in Duit schim d overeenkomstig art. 175
VMI bet Wetboek van S r*freotit wel strafbaar
ie. Zij het f t deze mededeeliog gedaan, zooils zij
«ejft, om m«t eea doorslaand voorbeeld de
n«odsakelijjth* irt aan te tooneut va-" de afschi ifi g
van art. 175<, waarroer d« Foncarts peedsfeaert
lang strijd:. pttt. w»s d« kero van bet. artikel
va» de Vorwarts die zelf aan de Kol». Z/g.
in net eerste o-igenblik bij den dood vau Krupp
de vraag liet ontglippen: is Krupp het
slachttffar geword*n van oBffoerisg en verbittering
wet Hietswaardig* lasterJege», heeft bij zrcHz*!f
ia het berwnstrijn van söhuld peoardweld?" T-KS1!
moet menigeen, die vofs^reltt niet to* de vijanden
YB» Krupp behoorde, m den beginne de
meckdeeltag v*n dr T'ericarfo mogelijk gsscht hebben,
alt d« Kolt. Zty. zeifs zulk e«n viadgtseken bij
«ij» dooft p'a itaie."
Hierbij voegen wij het volgende uit
Ewopeën een weeksehrift, waarvan Prof.
w. «L Vlttfft tot hed«a redacteur wag, en
in welks No., wastuit wij dit overnemen,
ook Mr. H. Louis Inrsëla medewerker
Mm het HemdeIMad, een artikel beeft.
Wij' derfen deze bijzonderheid mede geens
zins om de beide heeren zijdelings bij de
Capri zaak te betrekken maar ten bewijze,
dat dit weekblad evenmin als de N. R. Ct.
en haar correspondent van socialistische
eympatbiën kan verdacht worden.
,L'«rticle da M. Heniy-D. Davray sur Krupp
ii Cap-i a produit, comme on pmvait s'y attendre,
u«e- grande centation Cessouveuirs d'un témoin
cculaire, ayai.t longuement iéjouriéa Capri et
racontaat simplenunt, avfc un tact parfait et
Ia plus (s'/ê.iie mocé-ation, une partie de ce
qu'il a vu de ca que tout Ie monde a vu
et sait parfaitemeut, pour peu qu'on ait c de
passage a N" pies ou a Capri L'out pas
manquéd'éoiouvoir fortement l'opir.ion
»Bien ent.n.du, crla n'a pas 'ésaus nous
valoir qiiclqufs irjures de la part e la presse
in(éjc'é: a i'Allemagne militanste. C'éait pré/u.
Certep, nous ne sengeons pas acoBtts'.er a Krupp
son titre de grand usicier, pas plus que nous
ne oonteslors qu Socrate n'ait uu sage et
P lat on un graïid philosophe. Ceci n'ürien a voir
a cela. Ces faits q ie LOUS connaissions depnis
longttmps, et que 'ant de gers d'tilleurs
connawfaieut, puisque. Krupp, sous k cielnapolitain,
ne d»gnait nul ement s'en cac:ier, nous
n'aurions <idtmment jamais songéa lévé.er. Maisle
{candale a jlafé.
«Devant la marée de dé,c3hes mensongcres
pajées par Ie gouvernement allcmand, devant Ie
t!rnvf8tiesemi'nt des faitf, devant les ten'a'ives
pour faire pisser sur dWtres les réolé," de
Krupp, ei fin rfevant l'inconcevable discours de
l'emperf nr d'A lemagne a E-sin, il nous a semb c
qu'ii ait, de notre tievoir de lamener un psu
de véruédars les efprits. Nous ne sommes
d'ailleur» pas les seuls. Oi sait q'ie 'esconsuls
d'Atgleteire et des Etati-Unis a Naples se sont,
abMenus a'aesister au service futcire céÓMÓa
Capri a la métnoire de K^upp. Ce que nous
tenions s;uipleuierit a montrrr, c'est que si
»eampapne de calomnie" il y e, cVst cdle q 11 est
meiée en ce moment cottre Ie Foricaerts. Voi'a
tout c« q'ie loas vouliors coistattr".
Prof. v. d. Vlugt heeft nu voor het
redaeteurschap van dit tijdschrift bedankt;
natuurlijk niet omdat bij zich gerechtigd
zou kunten achten de juistheid der
mededeelingen van Henry D. Dairay of van
zijn gewezen mederedacteur of van den
hoofdredacteur te ontkennen. Ook voor
den meest belangstellenden Hollander zou
het zeker moeilijk zijn informaties te Capri
in te winmn. Wij vermoeden dus, dat de
Hoogleeraar, overeenkomstig onze
Nederlandeche begrippen van betamelijkheid,
gemeeiid heeft niet een tijdschrift te mogen
steunen, dat {geheel onnoodig omstandige
verbalen geeft aaoga*cde zaken, waarover
men bet best do«t te zwijgen. Immers, ter
gedceltelifk» verdediging vat» d» Vorwitrts,
hadd«i> et n paar woorden kunnen volstaan.
* *
Nu echter het Centrum ons de vraag
doet, hoe wij over de houding van de
Vorwarts «kukeir, hebben wij dit te ant
woorden : Ka betgpen wij hierboven schre
ven verklaren wij gMfMV dat, naar onze
meening, de znehi on te lasteren door den
keizer der redactie toegedicht, ganschelijk
niet heeft bestaan. Zij heef t eenvoudig geloof
geslagen aan vele berichten, die uit Itali
haar werden toegezonden ; in zooverre was
zij ongetwijfeld te goeder trouw. Toch heeft
zij, o. i. een zeer groet e fout begaan, een
ernstigen misslag. Zij moet zich schamen
naar zuïk een middel gegrepen te hebben
om een overigen» ia veel opzichten
achtenswaardig man te krenken ; de Vorwürts
voorai, wijl rij zwlve op het standpunt staat
dwt de ten laste gelegde feiten niet aia
. »aonden," maar als «ziektegevallen''te k
»alificeeren zijn. Daze geschiedenis is inderdaad
een leelijke bladzijde in haar levensboek,
en 't zou haar veel waard moeten zijn,
indien ze haar kon wegscheuren. Ivi al
beweert zij met dit doorslaand voorbeeld
| de noodzakelijkheid van de afschaffing
vwa art. 175 (Straf op de bedoelde hande
Itngen) te hebben willen aantoonen, door
dit doel werd geenszins het middel
geheiligd; een wapen, waarmee zij niet
alleen den man zeiven, maar ook diens
verwanten heeft gewond Daar is inder
daad voar ons gevoel iets afschuwelijks
i hieraan.
; Nsemt men niet, gelijk wij deden, de
| reehtsquoiestie. alleen, maar de Vorunïrts
\ en den Keiaer, wij zouden waarlijk niet
! weten, hoe men een zoo veel omvattende
zaak in een teekening had moeten voor
stellen.
Wij hebben in een artikel in 't zelfle
j nummer de verzachtende omstandigheid,
' wawrep het Centrum doelt, geenszins
on| vernield gelaten. Natuurlijk gevoelde de
JCsizfr zich gegriefd, *ijl Krupp niet alleen
zijn per«>onltjke vriend was voor aoo
ver er bij keizers als Wilhelm van «vriend
schap'' sprake zijn! maar ook nu in
Krupp den geheimraad en het lid van den
Ba»i van State.... om zoo te zeggen, een
deel vwn Z. M's. Gezag werd aangevallen.
M«ar evenmin als wij den strijd van d«
Vorwarts tot afichaffing van het art. 175
als een veel beteekenend feit ter verzach
ting van haar schuld aanmerken, zien wij
in 's keizers verhou ling tot Krupp een
verzachtende omstandigheid van gewicht.
Het treurige van deze geheele historie is
wel, dat aan heide zijlen :i en deself ie
ver «achtende! omstandigheid valt aan te
wijzen : de felst mogelijke hartstocht van
haat. Een haat bij den Keizer te vergeven,
zal het Centrum misschien meenen, als
het aich op Z. M's, standpunt plaatst;
maar als mea »mild en rechtvaardig" wil
zjja, dient men zich ook op het standpunt
der Vorwürts te stellen en te bedeuken
boa oataurlijj'k het is, dat deze, na alles
wat hwar partij in Duitsehland is weder
varen, de gezagskringen en het groot bezit
veracht en hun vertegenwoordigers op hare
beurt geen wreedheid spaart.
Laat ooe toch allereeist onpartijdige
toeschouwers blijven bij het zien van diea
strijd tusschen twee vijanden op leven en
dood; waarbij de een zich zóó vergeet, dat
bij aa-n het privaat leven van zijn tegen
partij een vernietigend wapen ontleent, en
de ander, als wrefeer, staande bij een ge
opend graf, ten aanhoore van heel zijn
volk, hem beschuldigt van tien, ja honderd
maal zwaarder misdaad, dan door hem
werd begaan: het lasterend verbreiden van
laster, met xorg gekweekt in een diabolisch
brein.
Oiize teekening .betrof nog slechts 's kei
zers voorbarige uitspraak, dat wat de
Vorwürte op gezag van anderen over Krupp
geschreven had, onwaar was; meer niet,
da:a dat hij 't R"cht bulten werking stelde,
i ofschoon de zaak deu rechter reeus was
toevertrouwd.
Een feit tocb zeker op zichzelf sprekend
genoeg.
! Maar het veel bedenkelijker geval,
i d« zedelijke miss'ag welke wij hierboven
reeds het Centrum ter ernstige overweging
: hebben aanbevolen wij roerden hem
: niet aan. 0/is dunkt, wij hielden ons
zooveel maar mogelijk was, buiten de ge
schiedenis .... van den Haat.
Plagerg door de
Post-administratie.
_De benoeming van den heer Pop tot
directeur-generaal vau de posterijen en
telegrafie wekt in het land de verwachting
van een krachtig optreden ter verbetering
? van gebrekkige toestanden, die op dit
gebied zich voordoen.
In de meeste gevallen beteekenen scherp
zinnigheid en geestkracht veel meer dan
een bekwaamheid die door routine 'n ge
kweekt, bij welke laatste de zui verheid van
het waarnemingsvermogen en defrischheid
van den geest, die tot handelen aanspoort,
zóó vaak worden gemist.
Alle reden dus om te hopen en te ver
wachten dat met het optreden van den heer
Pop.wien zooveel goeds wordt toegeschreven,
i een nieuw til iperk voor de pos'erijen zal
geopend worden.
| Juist dezer dagen vernamen wij een paar
! klachten, die met het oog op het
bovenj staande, thans meerdere bekend aeid
veri dienen.
Wij geven een onzer abontés 't woord.
»Vroeger ontving ik geregeld Zondags mijn
; brieven aan mijn wooiihui?, totdat een noo
1I zakelijke verplaatsing van mijn kantoor den
! directeur aanleiding paf, mij te, doen welen
dat zulks niet meer kon geschieden. Am
sterdam werd te groot, de oude srewoonte
zou alleen worden gehandhaafd bij firmas
; die bun oud adres behielden, die verhuizen
ging mocht va» dav voorrecht niet meer
profiteeren.
j Ik berustte in deze zeer lastige
noodza' k-etijkheid, des te hinderlijker voor mij,
omdat ik mijn kaotoorlokaal moeet h uien
oader voorwaarde, het Zondags gesloten te
i houden. Deze dag is bestemd om den
coni cierge, die de gansche week het huis niet
1 mag verlaten, yrtiheid te verkenen. De
| buitendeur blijft Zondags voor ieder
ge' sloten. Ili bleef zwijgen, totdat ik een
zekeren Maandagmorgen voor zaken vroeg
op reis gaande, groote schade ondervond
doordat een monster en een brief niet in
mijn bezit waren gekomen.
Dit gevoegd bij de wetenschap dat de
zorg voor die g.eheele afwijking alleen aan
bestellers wordt overgelaten, die er abso
luut geen last of oponthoud door onder
vinden, noopte nrijtot klagen en zoo wendde
ik mij tevens tot bet bestuur te 's Hage.
Het gevolg was dat een commies en een
hoofd bes teller mij kwam zeggen, dat het
den directeur ieer speet, maar dat hij geen
verandering in het besluit kon brentfen.
De Handel had reeds ZOOVPP! voorrechten.
Alleen wanneer ik voor ? 3 75 per k wartaal
busrechthoader werd dan kon het wel
Ik werd busrechthouder, maar mijn arg
waan werd opgewekt doordat de directeur
het tweede kwaitaal van het busrecht reeds
14 dagen vroeger liet halen dan zulks
volgens voorschrift moet worden betaald,
namelijk 3 maanden vooruit.
Persoonlijk was ik afwezig, mijn per
soneel betaalde, maar ik vroeg de directie
uitleg onmiddellijk toen mij het feit ter
oore kwam. Het ontwijkende antwoord
kwam hierop neer, dat ik, wanneer ik geen
busrechthuuder wenschte te blijven, ik het
geld terug kon krijgen. Daarop antwoordde
ik, dat ik geen busreebthouder wenechte
te zij.-i, maar wanneer hi«rin opgesloten
lag, dat ik buiten het bereik biet f van mijn
correspondentie op Zondag, ik genoodzaakt
was mij dat fceld te laten afpersen.
Op mijn schiijven volgde geen antwoord
Het bleef zooals het wa«,. Intusschen ver
telt nüj een zaakkundig persoon dat de
directie tot dien maatregel niet bevoegd is,
dat zelfs particulieren aanspraak mogen
maken dat nota genomen wordt, van eea
ander adres op Zondag. Zeer U recht werd
ik "er op gewezen, dat wanneer iemand
woonachtig in 's Hage, Zondags in
S;;heveningen vertoeverde, buiieu het bericht zou
blijven dat biiv. een bloedverwant stervende
was, en dat de wereld om wraak zou roepen
wanneer dit aan den onwil lag van den
po'tdirecteur.
Ik bedankte voor het busrecht en de
bestellers kregen onmiddellijk last Zondags
de brieven in He bus te werpen van een
gesloten huis. Een brief' aan de hoofd
directie te 's Hage noch een aan den heer
Havelaar gericht, bracht verandering ten
gunste, zij werden geheel genegeerd.
Een ander geval spreekt nog sterker:
Des Zondags zijn alle kantoren en bij
kantoren open vo'ir het publiek, het kan
toor Anisltlstraal tchter niet. Waarom juist
dat kantour ui .-gesloten ? Ligt het niet te
midden der jxlenbuun? Maken de bezoe
kers der D aiiai;tbeurs niet juist vaa dat
kantoor gebruik?
Zijn integendeel in andere buurten niet
de meeste handelskantoren gesloten?
Mea vroeg dit, kantoor ook ee: ige uren
open te stellen. De directeur wees de aan
vragen van de hand. Oader dit Ministerie
kon geen sprake ziju van vermeerdering
van Zondagsarbeid.
Wat raakten hem de belangen van het
publiek?"
Inderdaad achten ook wij het onbegrij
pelijk dat in een stad als Amsterdam de
post-admin stratie van zoo weinig zorg voor
de belangen van het publiek in sommige
opzichten kan getuigen Moest zij niet in
't algemeen zooveel mogelijk er op uit zijn
bij een^ rationeele toepassing van het be
ginsel Zoudagsiuj-t, de burserij te helpen.
Wat echter niet alleen raoeielijk te begrijpen,
maar haast ongeloof! j k schijnt, is wei, dat
men in een stad met een bevolking van
80 000 Israëlieten, waarvan de meesten om
geloofVredenen des Z tlerdags geen handel
hunnen driiven of werfe verrichten, juist
het voornaamste bijkantoor voor de
I-raelieten gesloten houdt. Deze plagerij en deze
her ad eling van bdanpen neett met
Chrislelij/Jieid i.ieis te malen. \Vii zijn er
zt-Rer van, dat de Minisier van Waterstaat
Handel en Nijverheid, de liter de Marez
Oyens dit feit slechts Behoeft te vernemen,
om er met den heer Pop een eind aan te
maken.
Björusljm Bjorasös.
1832 8 December 1903.
De zeventigste verjaardag van B^ö' stjerne
Pjirnson is in Nnorwegei ah een nationale
teesida* gevierd ET terecht. Ihsen, de vier
juren oudere, en Bjö-nson hebben de littera'unr
van No'irwpgen in onzen byuerkritischen, voor
gnll* be*onderirg, bewonderende geestdrift en
g 'esMr fti»e verspring zoo weinist toeganksltiken
tyd eene wareldvermaardhei l bezorgd, en hunne
werken d -ingon r v T»! door, óó!i daar. waar
men zich in den raam va^ zuidelyke kltarheid
en zonnighcid aanvankelyk van de Noorsche
nevelan" atkeerig to inde.
Laat ons dadelijk aantepkenen, dat in het
land, waar . dit verwijt van nevelachtigheid
door den ouden Sarcey werd uitgesproken,
Bjo -nson, ook nu r:o& met een geheel ander
oog wordt bekeken dan Ihgen. Men leze, wat
eenige dage i geleden Henri de Noussanne
schreef in d« lllu^tration: Björnson is een
enthonnia'tisch optimist; Insen een sceptisch
pessimist. Bjö-rson is tneder en edelmoedig;
Ib>ei harl en oimfêloogend. Bjö-naon ia
vaderlü*; Iigen misanthroop. Terwijl het werk
van Ib*en als h^t ware gehnld is in een dichte,
doffe, ontmoedigende scnaduw, voelt man in
dat van Bjö-nson déheldere Aprilzon, wier
stralen opgewektheid en ho <p doen terugkeeren
na de storm- en sneeowvlagen van den winter.
Deze twee mam en z,;n te eeaenmale ver
schillend. Hun temperamenten, hunne denk
beelden over kunst e;> staatkunde, alles moeat
beu gescheiden houden." De liefaebberüin
antithesen heeft hier den Franschman wel wat
doen overdryven. Zeker niet ten voordeele van
It)8!>n.
Het gronte verschil tusschen de bvide
Naorsche Dmskure' moet, dunkt ons, elders
gezocht worde;i. Bjö-nson is iiiet alleen dichter,
maw ook j m-nalist, ea als zoodanig een N
>orweger in merg e i bean, esn strydhaar vader
lander, zonder iets van Ibsen's kosmopolitisme,
al hebben zijne omzwervingen hem een groot
deel van zijn leven in. net bukenlafld doen
donrrirengeri. Ei dan Björnson is al kan bij
m*t rechtraatigen trots op menig dramatisch
succes wu <en toch in den grond meer lyricus
dan draonaticus. Gedichten, tovellen, vooral aan
het )e--en van den Nonrweegschen boerenstand
ontleer.d, hadden Bjö-r.fon populair gemaakt
vóór zich I sendoorzyn drama's naam verwierf,
en op dit laatste gebied heeft de roem van
Ibsen dien v.»n Bjö'-uson overschaduwd. Taans
schijnt Bjönson weer een voorsprong te krijgen.
Insen zwngt reeds sedert eenige jvei; Bjönison's
scheppinghkracht is onverminderd; nog kort
geleden gaf hy &yn L'iboremui en
dittooneelwer* zal weldra door een nieuw worden gevolgd
en aatig^vuld. De sto're, tornche, fiissche figuur
van Bjö'isou, ook lichaameluk by'na eetf reus,
straalt op zy'n zeven igsten verjaardag nog
steeds in helder, on verzaakt licht.
Een r^k en vruchtbaar leven is Bjö-rson's
deel geweest Ook hy heeft, in zy'n jonge j wen,
dm strijl om het bestaan moeten voeren, met
inspa^ing van alle kracht. Niet omdat zy'ne
familie onbemiddeld wan, maar o<ndat hij, op
z;jn twintigste jaar, aan zijn vader verklaarde,
dat hy voortaan op eig»n baenen wilde staan.
IQ die jong; j .ren valt zy'n stry'd tegsn de
dasty'ds in Noorwegen a'les beheerschende,
Deensche kunst Wat hij wilde, was een echt
vaderland che, zui/er Noorweegsche kunst, ook,
en wel in de eerste plaats, op hei tooueel. In
den vioolvirtuoos OJe BiilJ, die op eigen kosten
te Bergen een schouwburg hal opgericht, vond
hij x\jn eersten ernsti^en medestander En in
1856 behaalde hij met zyn draxa *Tusschen
de vell'lutgm" in de hootdstad Christiania een
groot sucièt.
Bjirnson's strijdlustige natuur als criticus en
als j oliticus heeft zyne carrière niet belemmerd.
Eene rijksfoelage stelde iem in staat tot het
maken van stud emzen in Duitschland Oosten
rijk en Talie, en r.og vóór zijn terugk-er in
het vaderland werd hem door de regeering
een lerer.slang jiarseld (digttrgage) van 16')U
kronen toegekend. Zy i radicale politi-ke ge
voelens, of liever de uiting daarsan in wo >rd
en schrift, hebben hem m nigmaal
moeiiykheden bezorgd, o.a. in 18 4 eene aanklacht
wegens majeïteitsscb'nniii naar aanleiding van
een in hat da^bUd Vtrdentgang gep aatit artikel.
Bjö'Dson, dw toen reeds sedert eenige.n tyd te
Parys woinda, maakte z ch reeds gereed om raar
Noorwegan terug te keeren, en zich z«lf te
verdedigen, toen op bavel van den koning
w selyk ! de aabklacht werd ingetrokken.
BjöEson blijft trouwens nog steeds in de dag
bladen van zy/i vaderland, ook in Duitscha en
eene enkele maal in Fransche, geharnaste
artikelen schrijven. Veel van die artikelen
hebben natuurlyk slechts eene voorbijgaa de
beteekenis, vooral voor niet-Njorwegers
Toch is het j«mmer, dat van Bjönson's
veelzijdig en werkzaam leven, oo'< met inacht
neming van zijn ptlemisch pnhtieken arbeH, nog
geen goed, althans g*en ceiiigtzins volledig
beeld is ontworpen, K-in paar opstellen van
G'org Brandes, er.ktla couraLten- of tijd
schriftartikelen, ziedaar] alles. Zeïer, zyne
novellisti che en dramatische werken zyn onder
het bereik van ieder, die de Noorweegsche taal
verstaat, en zijn, in meer of minder goede
vertalingen, ook voir anderen te genie'en. M*ar
bij eene zoo b la^gwekk-rde en in vele opzichten
gecomp'iceerde persoonlykheid. moet alles wor
den nagespiord en bewaard, wat tot de kennis
van zijn ontw kkelingsgang en zyn streven kan
bijdragen Wellicht zal de veree-,ng, waarmede
men dsn ge ialen man thans va i alle zyd 'n
o?eil ait, aanleiding geven, dat een biograaf
opstaat, zy'ner waardig De taak zou zeker
eene dankbare z\jn
Van Deyssel over Van Eedcn.
Zcor iH'hum'wokkeiül is het in iinifliti^o
taal geschreven artikel van J.odewijk vau
Devti-i»'l in il(> Deeeniher-nHeveriji.^ van
J)f> A'A> Ivuii'. ()»'er wankunst" heet hel
stuk, \vaarin Van Deyssel x.ijne i'eehtsjd'aak
verl'iidt over d» veelbesproken en
veelhcstreden :irtikc!eii van Van Eeden in do
September- en NoveinlK'r-alloveringen van
hetzelfde maandschrift.
Van Eeclens eerste opstel ^eertVnn Deyssel
in <ien aanlief te kennen, kon niet zonder
ver/et van mij blijven", liet is, betrekkelijk
gesproken, x^er wuini^ waard, aangezien
het. noch lettei-knndiye kritiek, noch fraai
proza. iRK'h opmerkelijke beschouwingen
of verklaringen van ulsjomoenen aard
inhoudt, noch zeli's duidelijk in zijne
heiloelin.i>', noch logisch in zijn heweringen-ste!
is. J)e te^enstrijdighetleu in da.t ojistel
zijn zelfs minder on'wikkelden lezers op
gevallen. Duidelijk is de tegenstrijdigheid,
wiinr Van Heden beweerde: Ik meen niet
dat er te klagen valt over een treurig gebrek
aan sclioone Nederlandschc woordkunst"
en, nog niet ne bladzijde verder, de
meening, dut er, na de litteraire beweging
van 1880, veel meer goede en veel minder
slechte kunst wordt gemaakt, eene dwaling
noemde. Volgens Van Deyssel zijn feiten:
da.t er tegenwoordig eene groote en sclioone,
eene uitgebreide Nederlandsehe litteratuur
aan het bloeien is; da.t de letterkundige
kennis en het onderschcidingsverm >geu
van De GtW.s nul zijn gebleven, zooals die
omstreeks 1885 waren, en daardoor in dat
tijdschrift weieens waardeloo'/,e bijdragen
worden opgenomen ; dat temidden van de
tegenwoordige Nederlandscho litteratuur
Van Kedens werken volgens de algemeene
waardeering niet de plaats innemen, die
hun naar diens eigen, verbazend voo-ze"
schatting zou toekomen. Dit derde feit was
voor Van Eeden het eigenlijke, maai', als
kronkelende insinueerder", die de rol van
flap-uit wil spelen, kon hij niet recht daar
voor uitkomen. Zoo raakte hij verward
en beweerde het eene oogerAilik het tegen
gestelde zijner eigen bewering van het
andere.
Vooral moet Van Deyssel zich verzetten
tegen het aanranden, in zijn tijdschrift, van
talenten, die,'naar ijn vaste weten,
behooren tot de kern, do vreugde en den roem
der Nederlandsche letteren. Juist Kloos,
jnist Gorter, juist Hemïtte van der9chalk,
juist Van Looy, juist Boeken, die allen
hebben veel van het alleredelste gegeven,
dat wij in onze kunst hebben aan te wijzen.
Verondersteld, dat Kloos' tegenwoordig
dichtwerk niet zoo hoog sfaat nis zijne
vroegere poëzie, wat zou dat nog? De beste
waardeering van een' kunstenaar is die,
welke men kan voor/.ien dat het nageslacht
hem zal toedragen. Het nageslacht zal er
geen rekening mee houden of Kloos' werk
van 1890 beter was dan van 19Ü, of omge
keerd, maar hem vereeren, wijl hij in zijn
leven, in dat sublieme leven, dit-, topprn
Vdn schoonheid heeft bere'kt, welke ons in
zijn werk voor altijd te aanschouwen zijn
gegeven. Zoo dient ook de houding van
den tijdgenoot te zijn.
Van Eeden durfde niet eer de wapens
tegen Kloos richten dan toen hij dezen
voorgoed buiten staat van gevecht meende
te kunnen achten. Zijn optreden tegen
Kloos is trouwens op zichzelf'reeds volstrekt
ongepast, niet alleen omdat de betrekkelijk
minder goede gedichten van Kloos toch
nog altijd beter zijn dan het werk van Van
Eeden, doch ook omdat dit optreden zelf
noodzakelijkerwijze moest geschieden in
een proza, dat geheel van een' anderen
stand is en ook maai' niet in het minst
vergeleken kan worden met den prachtigen,
gedragenen, muzikalen volzin, die ook in
Kloos latere litteraire kronieken altijd is
blijven bewegen.
Van Eeden heeft Kloos zwakheid van
karakter" verweten, als oorzaak, van het
niet bereiken van het meesterschap. Zoo
sprak hij niet iu 1893, in den Tideman-tijd.
Maar nu hij dacht, dat zijne kans schoon
stond, gaf hij omtrent Kloos. die verreweg
zijn meerdere is, eene ineeniug te kennen,
die de meest, elementaire rechtschapenheid
hem zou hebben belet in hot openbaar uit
to spreken. Dat inzicht, omtrent iemand,
,,die gewerkt, hoeft als een Engel en gewerkt
heeft als een Hercules", is ontstellend op
pervlakkig. En die meeiiing uit te spreken
omtrent een' levenden grooten landgenoot
op een tijdstip, dat men hem te zwak voor
zelfverdediging acht, dat is nog iets
anders dan oppervlakkig. Wat weet Van
Eeden overigens van ..zwakheid van ka
rakter"? Hem tocb is het nog niet eens
klaar geworden, dat de zoo maar stil voor
zich heen levende Kloos, met zijne
dagolijksche burgerlijke gewoonten en zijne ge
breken, en die nu en dan iets schrijft van
wat er in hem omgaat, kleine gedichten
en korte stukken proza, goddelijk kan le
ven en daarom schooner en dus ook ster
ker van karakter genoemd moet worden
dan Van Eeden, die zich beurtelings een
profeet en een genie, een wijsgeer en een
wereldhervormer waant, alleropzichtigst met
het goede dagelijksche leven omspringt en
knoeit, onderwijl tallooze schijnbaar
grootsche kunstwerken in allerlei genres voort
brengend. Als dit luat.-te karakterkracht is,
dan is het leelijke karakterkracht. Dan
maar liever een beetje zwakker.
* In 1891 heeft Va.n Deyssel Ellen geprezen.
Maar bij prees dat gedicht als iets beters
dan de boeken der thans vergeten auteurs,
die veertig jaar waren toen Van Eeden
twintig was, eu in elk geval stelde hij het,
lichter het werk van Kloos en Gorter.' Dat
alles is nu nog Van Deyssel.s meening.
Xa 1891. is de litteraire toestand echter zeer
gewijzigd : do toen jonge litteratuur heeft
eene groote uitgebreidheid en volwassen
kracht verkregen , en temidden daarvan
heeft. Van Eeden eene reeks van bij uitstek
aanmatigende, leêge en fel leelijke
ónivangrijke werken gepubliceerd. Slechts in liet
begin van hot tooneelspel JAnba is er iets
goeds, maar dit i.s toch weinig in vergelijking
met het werk van Van Eedens tijdgenooteii
en meerderen.
,.De leeuw Van Deyssel s'aapt naast het
lam Van Hall", schreef Van Eeden en
heelt het tafereel van dezen paradijtitoestand
onwillekeurig vervolgd door zichzelf [e
vertooneu als de aap Van Eedt-n, die van dien
slaap gebruik maakt om met kokosnoten
Oj) de hoofden van leeuw en lam te mikKcn.
De slechtheid, do leelijkheid van Van
Eeden als openbaar persoon is omvangrijk
en ingewikkeld.
Er is in ons land eeu groot aantal goede
letterkundige artisten, maar de meeste hun
ner brengen kwantitatief niet vél voort,
terwijl Van Eeden vél door en dooi'slecht
eu waardeloos werk produceert.
In zijn verward en dom opstel heeft
Van Eeden Kloos en hem, Van Devssel,
genoemd als twee van de zeer weinigen'
die met stelligheid echt van vnlsch in de
letterkunde weten te onderscheiden. Welnu :
,,Verneem het dan van iemand, dien gij
zegt dat er verstand van heeft, ongelukkig
schepsel :
In JOHANXES V i A TOR is eon
vroesclijke leelijkheid, die bladzij na, bladzij zonder
eenige terughouding ligt uilgestaid. Ge
zwellen van valsch gevoel en fh-tse, holle
voorstellingen puilen op en tegen elkaar
naar alle kanten uit.
Er is ik weet wat ik zeg in
J O II A N X K S V I A T O K f/ff tl i'nki'ÏK lilmhij
dit; i.it't iets minders 'is fltm bij voorliffltl tii<
mirt.-tlc 'liovellistisclie bladzijde vin AVte/xv".
En Van de koele meren des ])<m<h nooit
gaf eeu geschrift hem eene walging, die
zoo innig zijn' geest binnendrong. Dat boek
is diep. diep slecht.
In 1893 hadden Kloos en Tkleman de
leelijke litteraire gestalte van Van Eetleu
stukgeslagen. Daarop is het wonder gebeurd,
dat de auteurs van heel ander werk dan
de schijnbaar diepzinnige en schijnbaar
weidsch psychisch en philosophisch zich
vertakkende prullen van laatstgenoemden
schrijver, naar waarde, en dus iooger dan
deze, werden geschat. Die waarheid in de
waardebepaling kon Van Eeden niet ver
dragen. Waarop hij Willem Kloos, met
wien hij nog eene oude rekening had te
vereffenen, en Van Deyssel, niet wien hij
nog als met een' vriend verkeerde, een'
met balsem van schijnheiligheid omgeven
venijnigen priemstoot toorichtte.
Het tweede opstel van Van Eeden, waarin
hij zich t'-achtte te verheffen tot hartstoch
telijk, lyrisch kunstenaar wat jammer
lijk mislukte , was nog slechter dan het
eerste. Van Deyssel staat weder eens ver
baasd, dat deze Van Eeden steeds min of
meer welgeslaagd is in het leven. De houding
van deze is die van een' eerst kronkelend
rijzenden en dan laaghartig terugdeinzenden
sluipmoordenaar.
In September komt hij vroom te kennen