Historisch Archief 1877-1940
No. 1329
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Rollen van 6 Tabletten. ? Rollen van 6 Tabletten.
nde
l O dubb. Capsules
voor . i,nppe
5 dubb. Capsules
?
per doosje | UiDU
tlllllllllllUIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIlllllllllllllllllllHlMllllllinillllllllllllllllllIlllllllllllllllllllllllllllllt
l»
DAMEjS.
Heil zoetón in dom bonden, en tieil zoefcen
in kennis Yermeerileiini
Jammer, hè? dat een mensch eigenlek nooit
U achterdochtig zyn kan!
In mijn laatste artikel wees ik er nog eens
op als prijzenswaardige uitzondering, dat door
wjpdging der Postspaarbankwet de gehuwde
vrouwen, d w.z. de wettelijke nullen
onzer samenleving, eenige honderd guldens van
eigen verdiend en gespaard geld door gebruik
van die inrichting te maken, aan de macht van
kwaadwillige echtgenooten kunnen onttrekken.
Daar krijg ik me nu in handen den 7den
druk der Wetsartikelen, waaruit blijkt,
dat de Vrouw reden heeft over achterstelling
te klagen en op herziening daarvan aan ie
dringen, bewerkt door mevr. Rutgers-Hoitsema,
te Rotterdam en voor slechts 5 cents per exem
plaar bij getalen minder te bekomen
bij mej. M. Rueb, van Vollenhovenstraat 8, te
Rotterdam.
Dezen afdruk vergelijkende met een van
vroegeren oplaag, wat blykt ? Dat de bedoelde
Postspaarbankbf-paling vry'wel een doode letter
is; de meesten dergenen, die er zich in ver
heugden, zich deed verblijden met een gestorven
musch. Waarheid toch is, dat zij alleen
geldt voor die vronwen, welke by' huwelijks
voorwaarden zyn gehuwd en zich het beheer
ovrr haar roerende en onroerende goederen en
het vr\je genot harer inkomsten hebben be
dongen. Hoe weinigen nu nemen die voorzorg ? !
My is wel verzekerd, dat in onze noordelijke
provinciën van die wetsbepaling lang niet zelden
wordt gebruik gemaakt dat de familie daar
wel voor zorgt in den kring mijner be
kenden, zoo hier als elders, zyn de voorbeelden
op de vingers van n hand te tellen. Zelfs in
den handelsstand, waar die bepaling allereerst
noodzakelijk mag hèe t en, wordt er zelden ge
bruik van gemaakt. De man ziet ergemeenly'k
een blyk van wantrouwen in, en wie tegenover
hem achterdocht koestert, voorzeker niet zyn
bruid. Bjj minderjarigen moesten ouders of
voogden er voor zorgen, en meerderjarigen het
wenschelyke er van ernstig worden voorge
houden. Menig meisje denkt aangenomen
dat ze denkt ik heb niets en hy' heeft niets,
waartoe huwelijksvoorwaarden? Wtl,omdatzy',
die niets bezitten, iets kunnen gaan be'zitten,
en soms zelfs veel, want de fortuin betoont
zich grillig, en zoodra de gemeen tehuis tocht
achter den rug ligt, is lke wijziging ten dien
opzichte onmogely'k geworden. Daarenboven
zou het in menig geval een goed criterium
blijken, of de man dong naar het meisje, dan
wel alleen naar haar geld.
Dat gebruikmaking van de post spaarbank
slechts zoo heel weinig gehuwde vrouwen wer
kelijk vermocht te helpen, werd sterk betreurd
door rechtschapen wetmakers en wethandhavers.
Zij voelden er al het wreede van en zonnen
op middelen ter wering van het mogelijke
kwaad. Iets aidoends was natuurlyk niet te
vinden nu het burgerlijk wetboek eenmaal zegt,
dat de rechten, welke uit de macht van den
man als zoodan g en welke aan hem a\»hoofd
der echtverbiHtems toekomen, in geen geval
kunnen verkort worden, behoudens het ver
mogen der vrouw om te bedingen het beheer
over hare roerende en onroerende goederen,
mitsgaders het vrije genot harer inkomsten.
Zij wetten echter kun scherpzinnigheid en
vonden het middel: dom houden. Laat de
man niet weten, en in menig geval zal de
gehuwde vrouw zyn gered hoe het eigerlyk
met de wet stond, werd niet op de spaarbank
boekjes afgedrukt!
Hoezeer ook waardeerend het motief, waag
ik te vragen, ot rechtvaardige wetten niet te
verkiezen zouden wezen, boven de taktiek: in
een staat van onwetendheid houden ? My lykt
dan ook toe, dat het wenschelijk zou zyn, om
de grondbeginselen van ons burgerlijk recht,
als verplicht vak op de scholen te brengen,
het verbindende aan staatsinlichting, te be
ginnen met die van «uitgebreid lager on derwy's.
De kennis toch der wetten, welke men heeft
te gehoorzamen, moest een der burgerplichten
geacht worden. Hoorde ik eens een rechtuseleerde
zeggen: hoe goed, dat de mannen niet weten,
welke macht du wet ze geeft!" ik ben optimistisch
genoeg om te gelooven, dat de meerderheid
der mannen weldenkend is en zuiver voelt,
zoodat, indien zy maar wat nauwkeuriger
wisten, hos onrechtvaardig de wetten zyn wat
de vrouwen bet efr, zy het krenkende daarvan
voor de intellectueel en moreel hoog staanden
zouden gevoelen en zich onmiddellyk aangorden
tot verkryging van een afdoende verbetering.
De menschen voorbedachtelyk dom houden
dat is voorzeker niet het tegenwoordig
leidend beginsel! Volksontwikkeling is de leus.
Op allerlei wyzen wordt daarheen gestuwd, en
tal van edeldenkenden stellen hun krachten
daartoe beschikbaar. De meest gebruikelijke
vorm is tegenwoordig de cursus; hetgeen
beteekent, dat de deelnemers zich in een
vooraf bepaalden ty'd de van te voren afge
meten kennis hebben te verwerven, terwijl we
veelal het einde van dien weg bevlagd zien
met examen en diploma. Wie van deze ont
wikkelingsmethode kwaad zou willen spreken
niet ik; tenminste niet van het denkbeeld,
dat er aan ten grondslag ligt. De toepassing
er van, trekt my trouwens niet altijd aan.
Cursussen organiseeren lykt haast een mode
artikel. Waarvan toch worden er al niet
cursussen gegeven! Zelfs in vakken, die er
zich eigenlijk niet toe leenen en weinig meer
dan de techniek kan worden onderwezen. Waar
kennen de hoofdzaak vormt, daar kan de cursus
op zyn plaats zyn, maar by vakken, waarin handig
heid en smaak voorzitten, zal hy weinig kunnen
uitwerken. Otfenwg is niet in een cursus te
persen, evenmin smaak, die wel donr grondig
teekenonderricht en trouw museabezoek tot
ontwikkeling kan worden gebracht.
Sommige takken van weten verbinden een
gevaar aan het doormaken van een cursus er
in; allereerst voor hen, die gelijk nog al
eens voorkomt overhellen tot zelfoverschat
ting. Velen, die een cursus doorloopen hebben,
dragen de overtuiging met zich om, dat zy
alsdan voldoende vakkennis bezitten, om zich
voor vakkundige te houden, of uit te geven,
terwy'l het volgen er van ze juist tot het inzicht
moest hebben gebracht, dat ze van het vak als
vak eigei.lyk nog niets afweten, zoodat zijniet
zouden kunnen of willen uitwisschen den
opgedanen indruk, wat weten beteekent; hetgeen
ze slechts in hooge noodzaak e a dan nog met
de uiterste voorzichtigheid zou doen wagen
aan de toepassing, van hetgeen tot ze kwam.
Zoo allereerst, waar ziekte of kwetsuur ze
onder de oogen komt.
Dit was waarschijnlijk ontsnapt aan de aan
dacht der spreekster, die onlangs bepleitte, dat
als tegenhanger voor den dienstplicht der
mannen, den vrouwen een tweejarigen zieken
verplegingsdienst zou worden opgelegd. Wee
de zieken, als dat idee eens verwezenlijking
vond I Hoe groot", zoo sprak tot zich zelf
waarom niet hardop ? een zaakkundige
onder haar gehoor, zou wel het getal volleerde
en volkomen vertrouwbare verpleegsters in een
inrichting moeten zyn, om de zwermen
ziekenverplegingsdienstplichtigen onschadelijk te
maken voor de Indenden ?"
Kr is, naar my wil toeschenen, dikwijls nog
een andere schaduw aan de cursussen verbon
den. Maar al te veel toch komt voor, dat deze
van hoogeren plicht afhouden. Zy, die ze
organiaeeren zoeken voor leiders naar bekende per
sonen ; personen, met goed klinkenden vaknaam,
en dezen, gedreven door goedhartigheid en
sympathie, zyn gemeenlyk niet moeilyk te
vinden. Daargelaten nog, dat met kennisbezit
volstrekt niet alty'd de gave van kennisover
brenging is saamgegroeid, zoodat lang niet
altyd knappe menschen zich goede onderwijzers
betoonen, moesten personen met zware ver
antwoording opleggenden werkkring,, ook al
bezitten zy wel het talent der mededeeling,
zich niet onthouden een goed stak van hun
ty'd en werkkracht te geven aan arbeid, die
door menit; ander, even best kan worden ver
richt ? Wie een tak der wetenschap als vak
koos, heeft zich, naar mijn opvatting, aan de
wetenschap vastgeklonken ; zictt geheel haar
hebben te geven ; van alle krachtversnippering
zich hebben te onthouden. .
Na deugdelijke beoefening van enkele
onderdeelen van eenig vak, zou het geven van cur
sussen in verschillende gemeenten e> n voldoende
broodwinning en een nutstichteiiden werkkring
kunnen vormen voor sommigen dergenen, op
wie geen zwaarderen plicht rust en er niet op
aangelegd zyn groo.ere verantwoording op zich
te nemen.
Den Haag, 7Nov. '02. ELISE A. EAIGHTON.
kan worden, geve af en toe het voorbeeld van
?iets voor anderen medebrengen," enz., maar
1 hij dringe zyn meening nooit aan het kind op,
hij late het zakgeld eigendom van het kind.
Op deze wyze zal het kind wel eens «dwaze
en onnutte" dingen koopen, maar ook, zoo zal
het >de waarde der dingen" proefondervindelijk
leeren, zoo zal het door schade en schande
wys worden en ervaren, dat:
«Die alles koopt wat zyn gerief is,
Moet verkoopen wat hem lief is."
Het besteden van zakgeld kan alzoo voor
het kind een goede leerschool wezen, en, is dit
het geval, dan is er niets tegen, dat het kind
geregeld zyn zakgeld ontvangt (dan weet het,
waarop het rekenen kan), al behoeven «toe
vallige baten" met het oog op «onvoorziene
uitgaven" of «tekorten" niet uitgesloten te wor
den, al zyn die zelfs zeer wenschelyk.
Dat zakgeld worde echter niet te vroeg
gegeven, althans niet voor bet kind eenigszins
de waarde van het geld kent; het is zelfs beter
te laat dan te vroeg: ook hier doet overhaas
ting
schadeOf eindelyk het ontvangen (en besteden)
van zakgeld volstrekt geen nadeelige gevolgen
kan hebben 't Zeer zeker, maar ... dat is geen
reden, om het aan het kind te onthouden !
Ook met een mes kan het zich zeer gemakkelijk
verwonde", en toch zal niemand daarom alleen
het gebruik van een mes aan het kind absoluut
verbieden! Integendeel, het kind moet het
leeren gebruiken, zoodat het zich niet wondt, en
zoo ook met het zakgeld! Het kind moet er de
voordeelen van genieten, terwijl de opvoeder zyn
maatregelen neemt, om de nadeelen te voor
komen. Dat eischt het belang van het kind.
W. A. W. MOLL.
Op de vraag, of een kind al dan niet zak
geld moet ontvangen, geeft de praktijk vrij
wat antwoorden : hier zal men er b v. niets
tegen hebben, dat het kind af en toe wat geld
ontvangt, daar krygt het geregeld zyn zak
(snoep) centen, terwy'l elders alle zakgeld uit
den booze heet, omdat >het kind alles krijgt,
wat het noodig heeft."
" Om te beoordeelen, wat in het algemeen
het meest wenschelyk is, zij er op gewezen,
dat de opvoeder het kind tot zelfstandigheid
heeft te brengen, tot zelfstandigheid, ook op
finantieel gebied. Het kind moet dus eenmaal
tusschen ontvangsten en uitgaven evenwicht
weten te brengen en te bewaren en dit
is een moeielijke kunst, die vry wat voorbe
reiding eischt. Die voorbereiding nu kan o. a.
hierin bestaan, dat het kind voorgehouden
wordt, hoe noodig het is, «niet verder te
springen, dan de stok lang is", dat het tal
van wyze lessen en raadgevingen ontvangt, dat
het (by het rekenonderwijs) ver-chillende
vragen hieromtrent beantwoordt, maar zulk
een voorbereiding, hoe goed ook bedoeld, heeft
slechts weinig waarde. Evenals toch het kind
zwemmen leert, niet door de voorwaarden van
zinken, dry'ven of zweven te leeren kennen,
maar door het doen, evenzoo leert het met
geld omgaan en geld beheeren, door dit te
doen en hierom is het wei.schelyk, dat het
kind zakgeld ontvangt en btsteedt.
Met het oog op deze bsteekenis van het
zakgeld zyn er echter enkele voorwaarden aan
te stellen en wel allerearst deze, dat het niet
te ruim is. Zakgtll toch moet (weer in ver
band met zyn bestemming) dienen n voor
aanschaffen van meer of minder noodige zaken
(potlooden, griffels, gomelaatiek, vloeipapier,
pennen, enz.) u voor extra uitgaven
(vliegertouw, knikkers, versnaperingen, enz ) Daar
tusschen moet het kind, in verband met de
grootte van het zakgeld, de juiste verhouding
weten te vinden, daarover moet het nadenken,
overleggen, rekenen, enz., en dit is slechts
mogelijk, aZs het zakgeld niet te ruim is.
Ook een niet te ruim zakgeld mag echter
niet zonder eenige beperking aan het kind
gegeven worden, de opvoeder heeft zich er
mede te bemoeien, maar op verstandige wijze.
Zich van die bemoeiing geheel onthouden,
zou n.l. hierop neerkomen, dat van het kind
al dadelijk verlangd werd, wat slechts het
resultaat van jaren oefening kan wezen en
wel zelfstandigheid ; dat zou zyn vruchten
willen plukken van een plant, die pas in knop
staat, dat . . . maar hier is «onthouding" de
fout niet. Veeleer het tegendeel, n.l. bemoei
zucht ; vaak toch wordt de verdeeling van het
zakgeld tot in bijzonderheden voorgeschreven;
vaak heeft het kind by het doen zy'ner uit
gaven slechts uit te voeren, wat de opvoeder
ordineerde en dat i» de grootste fout, die
in dit geval begaan kan worden l Dat maakt
het zakgeld tot geld van den opvoeder, dat
het kind op diens last uitgeeft en ontneemt
alzoo aan het zakgeld alle waarde !
Noch onthouding, noch bemoeizucht mag de
de opvoeder toonen. Hij heeft als zoo vaak,
naar »het juiste midden" te zoeken l Daartoe
hoore bij in de eerste plaats alle kinderlijke
mededeelingen hieromtrent geduldig aan, verder
geve hy enkele wenken, in verband met die
mededeelingen, stelle het kind iets begeerlijks
voor oogen, dat door zuinig beheer vei kregen
Zdfi Homerus slaapt wel eens.
Ziende, dat professor Hector Treub in de
Holtandsehe Lelie, naar aanleiding van de
Reformbeweging, schreef: »de kleeren moeten
volgens de reformvrouwen wel te verstaan
gedragen worden door de schouders'1, ligt
daarin voor my het bewya, dat de hoogieeraar
onvoldoende op de hoogte is en niet weet,
dat de reform tegenwoordig de zwaarte der
japonnen enz. niet uitsluitend laat dragen door
de schouders, maar door het geheele bovenlijf
en de heupen. Mocht de heer T. aan de
waarheid dezer bewering twijfelen, het zal my
slechts geringe moeite kosten, hem het bewijs
te leveren.
De heupen worden zelfs zeer weinig bezwaard,
daar de rtform ook ernstig let op lichte en
toch warme onderkiet»ding dus weinig, ook
wel geen, rokken. Maar is het belasten der
schoulers alleen nadeelig voor de vrouw, zou
ik wenschen te vragen ? Of drukt soms het
gewicht der loodzware winterjassen niet groo
tendeels, ja geheel, op de manlijke schouders ?
En wat te zeggen van de bretels, of het styf
snoeren der pantalon, wanneer de man niet
gezegend is met breede heupen ? Zal, waag
ik verder te vragen, bij het volgend geslacht
onder de vrouwen de «onvoldoende kracht der
rugspieren om de wervelkolom in evenwicht
te houden", veelvuldig voorkomen, nu bij het
meisje de gymnastiek het corset zoo niet beeft
vervanger, er dan toch mede samengaat? Ook
de Indische dames geven een bewys, dat de
wervelkolom geen keurslijf behoeft. Algemeen
genomen is haar houding onberispelij t, en toch
dragen zy enkel een corset, wanneer zij naar
een bal gaan om zoo min mogelijk de aanraking
van haar danser te ge-oelen.
Dat weinig reformdragende vrouwen een
eleganten indruk maken, ben ik volkomen
met den hoogleeraar eens, maar vindt hy er
velen onder deniet-reformdragenden?
Zoo ja, dan was en is hy in dit opzicht
gelukkiger dan ik, te zamen met al my'n
vrienden en kennissen, die, zoo goed mogelyk
rondkijkende, nog alty i gelooven, dat
percentsgewy'ze de meeste elegantie by de reform
draagster schuilt.
ELIZB A. HAIGUTON.
Den Haag, 6 Dec. '02.
? Scandinavische Leesbibliotheek".
l Januari 1903 wordt te 's-Gravenhage eene
Scandmavi che Leetbtbliotheek in Nederland
l geop nd (in aansluiting aan het reeds ruim 15
jaar bestaand Scandinavisch Leesiezehchap).
Wie geen lid van het leesgezelschap is, kan
toch lid worden van de leesbibliotheek, tegen
eene jaarJyksche contributie van ? 1.
Hetleeegeld bedraagt 10 ets. per boekdeel en per week,
plus porto. Voorloopig is de inrichting nog
zeer bescheiden.
De bedoeling is, door samenwerking te komen
tot eene degelijke btandaardbibliotheek, waar
voor ook de nieuwst uitgekomen boeken,
studiewerken en klassieken kunnen worden aan
gekocht.
Tot bereiking van dit doel zullen gaarne
boeken in bruikleen worden ontvangen, liefst
sünieboeken of klassiekun en kunstwerken.
Wanneer dergelijke zendingen vuór 15 De
cember worden toegezonden aan een der be
stuursleden, kunnen zy nog in den catalogus
worden opgenomen, die l Januari verkrijgbaar
zal zyn bij de firma Alexander Meyer,
Celebesstraat 46, den Haag, waar alle mondelinge
iulichtingen te verkrygen zijn.
Sc&riftslvjke informaties en aanvragen om
boeken dienen gericht te worden tot het bestuur
van de Scandinavische Leesbibliotheek,
Batjanstraat 30, den Haag.
Het bestuur bestaat uit mej. Marg. Meyboom,
mevr. M. van Loghem?Slaterus en mej. H.
Bleeker, allen te 's-Gravenhage.
ofnatzonban.
Geachte Eedactie!
In uw nommer van gisteren schreef mevrouw
N. van Hichtum eene beoordeeling van J. G.
Kramer: «Het beleg van Groningen." Zy zegt:
«Een ernstige, degelijke historische studie."
Mag ik zoo vry zyn, op te merken, dat in de
Prov. Gron. Courant van voor eenige weken
aangetoond is met voorbeelden, dat dit boek
zoowel met de historie (o.a. omtrent de woon
plaats van Rabenhaupt, de straatnamen, het
verhaal van den gevelkop in de Kyk in 't Jat
straat) als met de aardrijkskunde (o. a. ten
opzichte der afstanden tusschen verschillende
plaatsen) op zeer gespannen voet staat ? Wan
neer mevr N. v. H. kennis nemen wil van deze
beoordeeling, zal zy' zeker by de redactie dier
courant op hare aanvraag een paar commers |
kunnen krygen. Ik heb ze op dit oogenblik j
niet meer by de hand, anders zou ik ze hierby '
zenden. Met de plaatsing dezer regelen zou l
u, geachte redactie, zeer verplichten,
Groningen, Uw dw., j
l Dec. 1902. H. J TIMMER, Onderwijzer. [
Aan Mevrouw Caprice!
In het nummer van 7 Dec. '02 gebruikt u
van odeurs de woorden, mits men ze aan
brei] ge met wel doordachte eoquetterie, dat
wil zeggen, juist zoo weinig om te behagen
zonder hinderlijk te zyn. Gelooft u niet, dat
de rubriek «Allerlei" er nog veel by zou winnen,
indien u zoo ook over vreemde woorden dacht ?
Hoogachtend,
B.
MIIIIIIIIIIItllIlHlllllllllllllllUIIIIMIIIIIUIIIIICIIIIIlllllIllllllllllllllllllllUII
UIT DE NATUUR.
Klein maar dapper.
Ja, hy' is klein Jantja, maar o het is zoo'n
dappere baas!
Winterkoninkje in dorrende twy'gen
Kan nog maar, al is 't winter, niet zwijgen.
Men hoort hem telkens op wandelingen,
zacht een liedje neuriënd in de lage struiken
en tippelend van takje op takje met het kittig
en parmantig opgewipte staartje, dat u hem
altyd weer dadelijk doet herkennen, zoo 't
mooie glanzige, warmbruine pakje daartoe niet
voldoende zijn mocht. En dan, hy is zoo klein;
we zien hier niet veel vogels van zyn klein- i
heid; men vindt 10 cM. opgegeven als zyn
lengte, maar door dat rechtop staande staartje i
lykt hij eigenlyk nog kleiner.
Een echte standvogel, die winterkoning. In
alle jaargety'den vindt ge hem, graag ook by
't water in de elzen en de wilgen en mogelyk
komt het daarvan, dat ik my zoozeer met hem
bevriend voel, al zal de vriendschap denkelijk
wel van n kant komen. Want beiden hebben
wy 't riviertje onzer woonplaats zeer bijzonder
lief, en wy ontmoeten er elkaar in alle sei
zoenen ; hy, soms verbaasd, als 't heel erg
koud ia, dat een mensen dan nog zich door ;
de golfjes laat omspoelen, en ik my vragend,
hoe zoo'n vogeltjs toch 's winters aan den kost
komt, nu 't insectenleven uitgestorven schynt.
Hy schijnt daar te wonen in een grooten,
over 't water hangenden els, al heb ik daar
zijn nestje nog niet kunnen ontdekken. Mis
schien heeft hy het in den wilg op bouwland :
een eindje van 't water verwijderd, want als
het in den els was, zou ik het gevonden
hebben, ik weet immers zoo goed, hoe het er
uitziet. En is het niet een vaste waarheid, dat
natuurliefhebbers veelal juist dat vinden, wat
zy kennen of wat ze althans hebben gezien?
Door hun veel te laten zien, zullen wy onze
jongens en meisjes plezier doen kry'gen aan 't
zoeken buiten, want dan heeft dat kans, niet
zonder resultaat te blyven. Een waarheid, die
wat waard is voor wie in de buurt van Artis
woont! i
Het nestje dan van 't winterkoninkje is heerlyk
zacht en warm, een bolletje van mos en fijne
sprietjes tot een dichten zacht geheel verwerkt,
en altyd met een ronde, kleine opening. Vindt
hij in knotwilgen een holletje beschikbaar, dan
maakt hij daar ook dikwy'ls van gebruik. Daar !
brengen man en vrouw, die byna van elkaar j
niet zyn te onderscheiden, en Anorthura trog- j
lodytes of Troglodytes parvulus heeten, hol- j
bewonertjes dus eigenlyk, hun vyf- of zestal !
jongen groot, die uit de geelwitte eitjes met
wat roode stipjes zijn voortgekomen. Eau
viertal kinderen wordt op ons prentje door j
mama gevoed vóór 't nest en zal al spoedig !
zelf mee wegtrippelen, om voedsel op te i
scharrelen, insecten, spinnen en die andere '
vogellekkernyen. i
In 't vliegen zyn ze geen van allen bazen, j
maar vlug als muisjes kruipen ze door heggen, !
lage struiken, hoopen takkebossen, en 't lykt |
wel of ze altyd schik in 't leven hebben, zoo
druk en vroolijk zyn ze in de weer. Toch j
moet het soms by vorst heel moeilijk voor hen
zyn, het noodige op te scharrelen, en als dat ;
hier zoo is, hoeveel meer gezoek zal het zyn
in noordelijker landen, waar de winter zooveel j
langer duurt.
Maar de Prestvrouw in Noorwegen en dominee
Gillot in Petersburg zullen hem op sledetochten i
even driest en opgewekt zien rondspringen
als wy hier, en hun kan in de stilte van den !
winter 't liedje van des winters koninkje even !
bly en heerlyk in de ooren klinken, als het
't ons op lager breedten doet.
In Duitschland is geen hoekje te bedenken,
of dit vogeltje houdt er zich op, en tot in
Griekenland en Spanje naar het zuiden, tot
in West- en Midden-Aziënaar het oosten,
reikt 't gebied, waar ey aan dezen vorst uw
hulde kunt bewy'zen. Hy neemt die gaarne in
ontvangst, want by is ook in zoo ver klein,
maar dapper, dat hy ons tot op korten afstand
naderen laat
Een kluizenaar uit zijn
schuilhoekje gelokt.
't Was op een der zeer koude dagen van
November. In een onverwarmd vertrek, waar
langs de wanden boeken stonden achter groene
gordijnen, daar heb ik iemand moeten storen
in zijn zoete winterrnst.
Een groot» dagvlinder had voor zyn over
wintering verkozen een plekje tusschen de
afleveringen van oude jaargangen der Vragen
des Ttjds. Hy dacht zich daar stellig volkomen
veilig by die vragen van 1886 en meende er
in zijn verstijfden toestand kalm te kunnen
blyven, totdat de voorjaarswarmte hem weer
wekken zou. Met sty* tegen elke ar geslagen
vleugels, zoodat men alleen de achterkanten
van de achtervleugels zag, plat als een panne
koekje, lag het dier daar neer, een slapend
kluizenaartje, dat op zon en zomer wachtte.
Maar nu geviel het, dat een vraag des ty'ds
van toen zich nu, in 1902, opnieuw als
ty'dsvraag voordeed, zooals met onze actueele
qtiaestiog meer pleegt te geschieden, want 't
stellen is daarby een heel ander dirg dan 't
oplossen. Zoo moest een oude jaargang worden
voor den dag gehnald,en zoo werd in zyn schuil
hoekje ontdekt Vanessa polychloros, groote vos
of groote Aurelia, die algemeerse, geelachtig
roodbruine vlinder, hierboven afgebeeld, die des
zomers druk in onze tuinen, langs de wegen en
de velden rondvliegt en eitjes legt op kerse- of
pereboomen en ook wel op wilgen, waarvan de
bladeren voedsel moeten leveren aan de dof zwarte
rupsen. Die hebben drie gele lentestrepen op
den rug en vele dwarse ryen gele doornen of
stekels, die aan d^n voet een glinsterend puntje
vertoonen. Als ge haar opkweekt van klein
ruppje af, geeft de rups u veel genoegen door
haar zeer groote bewegelijkheid, haar flinken
eetlust (waarvan nagelaten sporen droog en
hard en gemakkelijk te verwijderen zyn, wat
niet bij alle rupsenkweekery 't geval is) door
de verfraaiing van het pal-je telkens na een
van de vyf of zes vervelhngen en eindelyk
door het alleraardigst popje.
Dat hangt, zooals by alle acht Vanessasoorten,
die wy hebben in ons land, zoo on ver borgen
en in 't geheel niet in spinsel gewikkeld, aan
een blad of steelij e, en de rups gaat in een
hangende houding in dien poptoestand over.
Zy' houdt zich met haar staarteind vast, hangt
eerst een dag met omgebogen vooreind luste
loos en stil, al moest zij op den grooten over
gang zich in meditatie voorbereiden en is dan
eindelyk, met een kolossale behendigheid haar
laatste rupsenvelletje afstroopend, in de pophuid
uitgedost.
Dat is een blinkend, aardig uniformpje, eerst
grijs, dan zilverachtig, later bruin met hier en
daar een gouden puntje en knopje en vlekje.
Vaak wijzigt zich die grondkleur naar de tinten
van de omgeving, en aardige proeven zyn wel
genomen, die bij Vanessapoppen veel verschei
denheid van tint te voorschy'n riepen.
Na ongeveer drie weken vindt ge dan een
driehoekig deurtje open in de pophuid en
daaruit heeft zich de kleurige vlinder nog met
opgevouwen vleugels baan gebroken naar het
daglicht. By 't kweeken geeft ga het dier een
stokje by zich of wat takjes, om tegen op te
klauteren, zich de vleugels te drogen en de
adertjes met lucht Ie vullen, dat het is, of
ziendeweg de vleugels groeien. En op een dag
van zonneschyn gaat blij dan 't blinkende insect
een levenspartner zoeken.
Twee generaties hebben meestal deze vlinders,
en van de tweede overwintert dan veelal 't
volwassen insect, zoodat men, hy voorbeeld van
April tot April, tweemaal den cyclus imago
of volwassen insect, ei, rups, pop, vlinder, krygt.
Ooze uit de Vragen opgeschrikte vriend,
ge zoudt het niet gelooven, maar 't is heusch,
hy had zich vóór hy' slapen ging, in de
suikerquaestie verdiept, werd naar beneden meege
nomen en is in de warme kamer na een poos
ontwaakt. Hy fladderde een korten tijd, ging
niet van jam of suiker, by hem neergelegd, aan
't snoepen en dommelde algauw weer in.
In een reetje by 't kozyn van 't raam moet
bij zyn winterslaap zyn gaan vervolgen tot
op een der mooie dagen, volgend op de koude
periode, een druk geflidder tegen 't raam ons
op deed kyken. De koesterende zon van 't
Zuiden had den mooien vlinder in't goudbruin
kleed, met kantige zwarte vlekken en de fijne
lichtbruine beharing op 't lyfje, gewekt ten leven
en ten leven wekte hy op zyn beurt onze
blyde zomerherinneringen.
Hij blyft nu gast by ons, vertoont zich niet
op donkere dagen en alleen op zonnige, als
ook buiten de temperatuur nog al hoog is.
Een paar maal is hy 's avonds by de lamp
verschenen, niet zenuwachtig en gejaagd als
uilen, die. door 't licht worden gelokt, maar
rustig wiekend om de thee, als voor een kalm
bezoekje, en welbehagelyk zette 't prachtinsect
zich op den theewarmer, de pootjes alle zes
op 't zacht satijn en met de fijne, mooi ge
knopte sprieten de omgeving schattend »cosy,
cosy," fluisterde hy, dankbaar voor warmte an
huisely'ke gezelligheid.
F. J. VAN UlLDEIKS.