De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 21 december pagina 2

21 december 1902 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AM S T EB DAMMER WEEKBLAD VOORNEDERLAND. No. 1330 f', Nederland niet Overstroomdals wrjzouden worden.door de aanbiedingen van Duitsche firma's, KOU zjj de strijd om het bestaan voor menig Nederlandsen koopman of voor kleine nijver heidslieden weder moeielrjker maken. Het zou ons overigens geenszins verwoBderen, indien Duitschland, de voardeelen voor dat land van een postume inziende, op een goeden dag met een volledig ontwerp voor een postunie bij onze regeering komt aandragen. Het bekende kabelontwerp, dat aan Duitechland zulke belang rijke voordeeleir geeft, werd ook te Berlijn door den postminister v. Podbielaki gereed gemaakt. Zou de Utrechtsche Kamer van Koop handel, die steeds met hare zuster-kamer te Rotterdam, aan het hoofd staat vau adresbewegingen aan de Begeering, om wenschelijke verbeteringen of tariefsver minderingen te verkrijgen, hare krachten en invloed niet beter kunnen besteden, dan het totstandkomen te bevorderen van een nzijdige, dus onbillijke postunie, die volgens onze overtuiging, in plaats van Nederlands handel en nijverheid te bevor deren, daaraan integendeel een gevoeligen knak kan toebrengen! Haar streven zou dan nationaal zqn, nu is het dit, volgens onze meening, niet. Laten wij hopen, dat de wijsheid onzer regeering, door een beslist uitgesproken »non pocsumus" eal voorkomen, dat wij den zegen! vaneen Duitsch-Nederlandsche postunie zullen deelachtig worden ! Post- en tekgraafdirecteur. Enkele bezwaren tegen het Algemeen Kiesrecht nader weerlegd. II. (Slot). Is het kiesrecht een kwestie van staats beleid of van recht? M. i. beide, tot op zekere hoogte. Haar men kan niet zonder voorbehoud zeggen: Ieder burger(ee) heeft recht op medezeggingscbap. De meesten toch die het algemeen kiesrecht verlangen verwer pen een zoogenaamd natuurrecht, boven het positieve recht. Hier kan dus de uitdrukking: «Zij hebben recht op het kiesrecht" alleen beteeken en : het is billijk dat men lederen burger die tot de geldelijke en persoonlijke lasten (dienstplicht) bijdraagt ook het kiesrecht verleene. Ik behoor tot hen, immers om dit aan te toonen, schrijf ik deze artikelen. Maar het komt mij ook wenschelijk voor dat men de goede zaak niet verde digt door onjuiste argumenten. Het positieve recht moet zijn een uit vloeisel der rechtsovertuiging. Maar deze rechtsovertuiging ontwikkelt zich langzamerhand. Binnen korter of langer tijd zal die overtuiging zich uiten te gunste van het algemeen mannen- en vrouwenkiesrecht. En nu ia juist mijn hoofdargument voor algemeen kiesrecht dat bij het tegenwoor dig onvolmaakt kiesrecht de rechtsover tuiging van het volk zich nimmer - tenzij op zeer onvolkomen wijze kan doen kenner. Ook bij de invoering van algemeen kiesrecht laat zulks nog veel te wenschen over. Maar dan is de onvolmaaktheid te te wijten aan het algemeen-menschelijk onvolmaakte; de thans bestaande onvol komenheid vindt echter hare oorzaak in een gebrek hetwelk weggenomen kan worden. Deze redeneering is ook juister en meer verdedigbaar, omdat men anders nimmer de geleidelijke uitbreiding noch in den verleden noch in den toekomenden tijd kan rechtvaardigen. Erkent men een recht voor allen (man nen en vrouwen) om het kiesrecht te bezitten, dan zou niemand zijn stem kun nen geven aan enkel algemeen mannenkiesrecht. Immers men bestendigt in dit geval het onrecht der vrouwen uitsluiting. De geschiedenis van het ontwerp Tak van Poortvliet, hetwelk nog bepaalde categorieën uitsloot, leert ook dat voor standers van algemeen mannen- en vrou wenkiesrecht hun stem er aan zouden gegeven hebben. Het is dus be'er, de uit drukking : «kiesrecht een recht" te ver mijden en het op grond van billijkheid te verdedigen. Want juist door het algemeen kies recht te vragen, eikent men dat de rechts overtuiging zich niet zuiver (of liever niet zoo zuiver mogelijk) kan doen uiten, maar dan is een beroep op die (immers door ons zelven als onzuiver erkende) rechtsovertuiging geheel misplaatst. Het is ook tot op zekere hoogte hier een- vraag van staatsbeleid. Nochtans, welke macht beslist of de tijd voor het algemeen kiesrecht gekomen is? Wel geene andere dan de volksvertegen woordiging gekozen krachtens het beslaande kiesstelsel. Stelt men de vraag algemeen, dan luidt zij: kan men het algemeen kiesrecht in voeren zonder vrees dat onze staatkundige ontwikkeling zal gestoord worden ? En het antwoord op deze vraag kan alleen gezocht en gevonden worden in een onderzoek naar de werking van het alge meen kiesrecht in die landen die met ons land op een gelijke lijn van beschaving kunnen geplaatst worden. Men kan toegeven dat een volkomen gelijkstelling tusschen Frankrijk, Duitsch land en ons land niet mogelijk is, daar de historie, de volksaard, de staatkundige beteekenis van de naties zeer uiteenloopen, maar deze verschillen zijn weer niet zoo groot dat iedere conclusie ten opzichte der werking van het algemeen kiesrecht in deze landen voor ons land geheel onaan nemelijk is. Integendeel: immers herhaaldelijk vra gen we bij de navolging der Duitsche sociale wetgeving naar de werking van maatregelen, die aldaar reeds ingevoerd zijn. Het ligt nu vpor de hand dat het verschil in volksaard en historie voor de maatschappelijke hervormingen van veel meer gewicht is dan bij het kiesrechtvraagstuk, zoodat terecht aan het onder zoek nopens den invloed van het algemeen kiesrecht in landen, met onze natie in staatkundige ontwikkeling gelijkstaande, gerust een niet geringe beteekenis kan worden toegekend. Zien we nu de ontwikkeling van Duitsch land en Frankrijk, dan komt het mij voor dat al zeer weinig reden tot ongerustheid bestaat. Integendeel: om slechts op a feit van beteekenis te wijzen, constateer ik dat de socialistische partij in beide lan den haar revolutionair karakter bijna geheel ') verloren heeft en dat deze partij met de andere hervormingspartijen krach tig medewerkt om de wetgeving in socialen zin te wijzigen. Ik ga volstrekt niet zoover te beweren dat de vooruitgang in Duitschland geheel of ook slechts ten deele aan het algemeen kiesrecht is toe te schrijven. Maar evenmin acht ik het gerechtvaar digd de corruptie die men in Frankrijk b.v. in de Dreyfus-affaire gevonden heeft, te wijten aan het politiek régime. Tal van politici wijzen voortdurend op den achteruitgang dien men in sommige landen, waar het algemeen kiesrecht be staat, vindt. Zij vergeten nochtans dat het niet vol doende is te constateeren dat twee ver schijnselen tegelijkertijd bestaan, maar dat tevens moet worden-aangetoond het eausaai-verband tusschen die verschijnselen b.v. tusschen algemeen kiesrecht en de politieke corruptie. Het bestaan van staatkundig bederf of socialen achteruitgang in een land waar algemeen kiesrecht bestaat, bewijst hoog stens dit: dat het algemeen kiesrecht niet een panacee tegen allen moge! ij ken ach teruitgang is ; maar welk ernstig man be weert zulks ? En indien men zooals in Frankrijk vaak bederf in politieke kringen moet consta teeren, men denke b.v. aan het Panama schandaal, in welke klassen vindt men dan meestal dezen moreelen achteruitgang? Bijna steeds in die klassen die ook bij het meest beperkte census-kiesrecht toch door hun stembiljet op het bestuur des lands eenigen invloed konden uitoefenen. Is er derhalve een daling van het moreele niveau in sommige landen van het algemeen kiesrecht te constateeren, dan levert dit eerst dan een argument tegen het algemeen kiesrecht, indiea vast staat dat deze immoraliteit schuilt onder de laatst geroepenen. Zoo niet, dan zou het bedeif in de hoogere klassen juist een reden zijn om door oproeping der nog onbedorven werkliedenklassen het kiezers corps van gezonde elementen te voorzien. Bovendien, geeft het beperkt kiesrecht niets te zien, ? Heeft men riet bederf gekend in landen en in tijden toen het kiesrecht nog zeer beperkt was? Oader het zeer beperkt kies recht in Engeland heeft men een wet moeten maken tegen corruptie. Men zegge ook niet: daar waar het A. K. bestaat, wil men er gaarne van verlost zijn. Waar is het bewijs voor deze bewering ? Is er in Duitschland of Fiankrijk eenige ernstige beweging in die richting te con stateeren ? Het zou voor de tegenstanders van het algemeen kiesrecht toch waarlijk wel een dankbaar werk zijn met eenig nader be wijs hunne bewering te steunen. Noch in Duitsphland, noch in Zwitser land, noch in Frankrijk vindt men een dergelijke leuze bij de algemeene verkie zingen. Ook de bewering dat het volk geen kiesrecht verlangt, is moeielijk bewijsbaar. Men heeft gewezen op het feit dat tal van degenen die tegenwoordig het kiesrecht bezitten dit recht niet uitoefenen. Het was mr. Kolkman die voornamelijk op grond van dit argument zich verzette tegen verdere kiesrecht uitbreiding. Doch wat bewijst zulks ? De drang naar her vorming zit juist in die klassen het sterkst, die in hunne treurige sociale toestanden door ingrijpende wetgeving, voor een deel althans, verbetering verwachten. Het zou dan eerst iets beteekenen indien het gemis aan belangstelling in de nieuwe kiezerskringen te constateeren viel. Maar zoolang dit bewijs achterwege blijft beteekent de bewering feitelijk niets. Nog aan een laatste argument willen we onze aandacht schenken. De vrees voor het socialistisch gevaar. Wat verstaat men er onder ? Veronderstel: men beschouwt het socia lisme als een dwaling, meent m&n dan inderdaad het te bestrijden door zijnen vertegenwoordigers de gelegenheid te benemen in het parlement zich te doen hooren? Trouwens waar vindt men dien buitengewonen aanwas van de socialisti sche partij ? In de Belgische Kamer 35 op de 1GG, terwijl de leider, Emile v. d. Velde in een interview, gedurende de onlusten, zelf verklaarde dat naar optimistische schat ting dat cijfei1 bij zuiver A. K, tot vijftig kon stijgen. In den Duitschen Keichstag pi. m. 58 leden op de 397. In Frankrijk ging bij de verïlezin gen van dit jaar wel de radicale partij belangrijk vooruit, maar de socialistische partij (groep Jauru,-) won slechts een zestal zetels. En indien ik mij niet bedrieg is de socialistische groep in het Fransche parlement niet sterker dan vijftig leden (35 rnuiisterieele en 12 acti-ministerieele) (socialisten)'-) op de 591, de Guesdisten er onder begrepen. lu ons land zien we op dit oogenblik al niet veel anders. De acht zetels die de socialisten thans op de 100 bezitten, zijn verkregen bij herstemming, waar nu eens de liberalen (zooals te Enschedé) aan den socialist den voorkeur gaven boven den katholiek, of waar zooals te Lochem, de katholieken den heer Helsdingen ver kozen boven mr. Hesselink van Suchtelen. Men kan zeggen: de socialistische idee blijft. Zij is de uitdrukking van het stre ven om tot een rechtvaardiger goederenverdeeling te geraken tengevolge van een beter economisch stelsel. Maar of de tegenwoordige bestaande socialistische par tijen een lang of kort leven zullen heb ben, of zij zullen bloeien of vervallen, dit weet niemand. We zien dus, na de artisjok van argu menten te hebben geplukt, dat men hoogstens op grond van utiliteit, van opportuniteit, van partijbelang het alge meen kiesrecht bestrijden kan. Het is eenvoudig een machtsvraag die zonder hartstocht kan besproken worden, omdat indien de rollen van kiesrecntbazittenden en nietbezittecden waren om gekeerd, de toestand in niets zoude ver schillen van de tegenwoordige verhouding. Het streven der niet-kiesgerechtigden verdient om der rechtvaaraigheidswille onzen steun, maar het verzet der conser vatieven begrijpen we zonder bitterheid. Over het vrouwenkiesrecht nog een enkel woord. Als voorstander van het kiesrecht voor de vrouw zou ik het betreuren indien men ook bij een volgende kiesrechtuitbreiding de vrouwen van de stembus weerde. Indien echter niet alle voorteekenen bedriegen, zal het vrouwenkiesrecht eerst komen na het algemeen mannenkiesrecht. In landen die met ons land op a lijn van staalkundige ontwikkeling kunnen geplaatst worden, zien we hetzelfde ge beuren. In het algemeen bescnouwt men van conservatieve zijde het vrouwenkies recht als een stap verder dan het algemeen mannenkiesrecht. Het is niet zoo, maar verreweg de meeste politici huldigen deze opvatting. Wil men derhalve oprecht dat eenmaal de vrouw tot de stembus zal worden toe gelaten, dan moet men in de eerste plaats den weg daartoe willen en deze is: de invoering van algemeen mannankiesrecht. Zeker kan men het met den hoofd redacteur van de Nieuwe Arnhemsche Courant onbillijk vinden dat bij de in voering van algemeen mannenkiesrecht de beschaafde vrouw wordt achtergesteld bij den «baliekluiver" doch indien er nu eenmaal geen anderen weg is om de beschaafde vrouw het kiesrecht te ver schaffen dan door eerst den «baliekluiver" kiezer te maken, wat dan ? Het is toch beter dit laatste te doen dan aldoor maar te wachten totdat ten slotte noctt de beschaafde vrouw noch de «baliekluiver" het kiesrecht verkrijgt. Bovendien : wil men dit argument als ernstig beschouwen dan geldt het niet alleen bij een toekomstige kiesrechtuit breiding, maar dan. had men het bezwaar reeds moeten doen gelden bij de kieswetVan Houten. En nu is juist door toedoen van den heer Pyttersen de kieswet-Van Houten tot stand gekomen. Reeds toen werden duizenden en duizenden mannen kiezer die verre ten achter stonden bij een even groot aantal ontwikkelde en beschaafde vrouwen. Kon de ontwikkelde vrouw het kiesrecht verkrijgen vóór den «baliekluiver" dan zoude men zulks moe ten toejuichen en bevorderen, want de onthouding is inderdaad een ernstige gri-f tegen onze geheele beschaving, maar de mogelijkheid en hierop komt het aan is uitgesloten. \Vil men vrouwenkiesrecht dan moet men mannenkiesrecht willen. Esn andere oplossing is er niet. De staatkundige ontwikkeling in andere landen wijst er op dat overal algemeen mannenkiesrecht voorafgaat "). Nog op een andere vraag wil ik de aandacht vestigen. Is het wenschelijk bij algemeen kies recht de verkieabaarheid voor het parle ment te beperken? Men heeft vaak beweerd dat bij alge meen kiesrecht het gehalte der afgevaar digden zoude dalen en een correctitt' willen vinden in het beperken der verkies baarheid. Thans ligt het eenig verschil in den leeftijd. Volgens de grondwet kunnen alleen zij die den leeftijd van dertig jaren hebben bereikt gekozen worden. Is tiet nu wfnschelijk om bij de invoering van een algemeen kiesrecht de verkiesbaarheid nog op andere wijze te beperken b.v. door eischen van bezit, meerdere capaciteit enz.? Mij komt zulks ongewenscht voor. Er zijn enkele nadeelen. De toon wordt iets ruwer, maar is de werkzaamheid verminderd ? Is het gehalte der debatten verlaagd sinds de laatste kiesrechtuitbreiding? Ik zie het niet! De deftigheid is een weinig vermin derd, doch wat schaadt zulks P Over de belangen des volks wordt even goed, misschien beter dan vroeger gespro ken. En kunnen zij, die meer speciaal zijn gekozen tengevolge der laatste kiesrecht uitbreiding, wat kennis, bekwaamheid en werkzaamheid betreft niet geplaatst wor den boven vele anderen? Beperking der verkiesbaarheid acht ik onrechtvaardig en onnoodig. Deze beide laatste punten mochten nit* onbesproken Mijven nu ik hier het kiesrechtvraagstuk behandel. Ieder oprechte democraat moet medewerken aan de op lossing van het kieareehtvraagstuk. Nog kort geleden wees een katholiek orgaan als argument te^en het algemeen kiesrecht er op, dat in Frankrijk, hoewel het algemeen kiesrecht aldaar reeds lang bestaat, de sociale wetgeving nog zeer onvolmaakt is. Toegegeven. Maar waarom hieruit een conclusie trekken voor ons land? Waarom niet liever gewezen op Duitsch land waar men sinds 1870 voortdurend aan de sociale wetgeving arbeidt en welks sociale hervormingen andere landen, ook het onze, zoo vaak tot voorbeeld strek ken? En wat leert ons eigen land? Na de kiesrechtuitbreiding bij de Grondwetsher ziening van 1887 kregen wede arbeidswet van het ministerie Mackay ; de Vermogensen Bedrijfsbelasting onder het ministerieTak van Poortvliet; na de kiearechtuitbreiding-Van Houten kregen we in vier jaren: afschaffing der plaatsvervanging, invoering van den leerplicht en totstand koming der ongevallenwet. Nu kan men over de waarde van alle deze hervormin gen twisten, maar niemand gelooft dat zij gekomen zouden zijn zonder de kiesrecht uitbreiding. Welnu, hierop afgaande kan men gerust voorspellen, dat de finale, op lossing van het mannenkiesrecht ons ook zal brengen een anders samengestelde Kamer, die in waarheid een volks vertegen woordiging kan heeten. Van geene hervorming kan men met zooveel zekerheid hare tot standkoming voorspellen als van de kiesrechthervorming. Wel beschouwd vormen het getal prinmpieele tegenstanders een minderheid. Zij die zich thans tegen verdere uitbreiding verzetten bepleiten zulks voornamelijk op grond van opportuniteit. Het tijdstip der invoering van het alge meen kiesrecht is echter in vele opzichten geheel onafhankelijk van ons pogen en willen. Staatkundige omstandigheden door niemand voorzien, kunnen het vraagstuk terstond actueel maken. Men handelt daarom goed de argumenten der principieele tegenstanders tusschenbeide aan een nieuw onderzoek te onderwerpen. Mr. S. J. VISSER. ') Di griep revo'u'ioni'r; socialisten (Guead:stei) t It in de Frwsche Kamer (591 leden) slechts l '2 aai haigers. -) Bdlijkhbilsiialve jij opgemerkt dr.t dit feit zeker vo r et n deel moet toegeschreven worden aan r'c verdetllteid der Fransche socialisten. :i) E;n uitzondering vormt wel io'it Eags'aid. Hier bestaat nog (ca censuskiesreUi'. jeb. wu'J vóór enkele juen een voorstel tot invoe ring van vrouwei kiesrecht met kleine miaderl<?'id verworpen. * * * Daar in het vorig opstel geen correctie van den schrijver zelf kon worden aan gebracht, zijn een paar fouten blijven staan. O. a.: Op regel 14 v. o. (Iekolom) staat: »Vaak wordt door geheel onbevoeg den geknoeid', dit moet zijn: »Vaak wordt door geheel onbevoegden GESTEMD''. Rechtstoestanden in Duitschland. Het Centrum verslag doende van ons schrijven in het vorig nummer, «vertrouwt nog altijd dat wij nu toch wel tot het besef zullen zijn gekomen, van de over drijving, waaraan onze teekening: (Rechts toestanden in Duitschlan-l) zacht uitge drukt, mank ging.'' //Toet geven wij gaarne toe, dat, hij, als keizer, als souverein, beter bal gedaan zich te beheerschen. Hij ging te ver. Zijn hooge positie, wij schreven dit reeds, legt hem uu eenmaal een groote mate van zelf bepeiking op. Maaror-juist blijven wij ds voorstelling van den Amsterdammer uoemen, als zou de vorst bet lieert de dfur hehbsn gewezen. II f l Rfcht Ion zijn loop hebben. Mocht het later blijken, dat de keiaer zich vergitt had, des te erger voor hem. ,Maar zoolang niet gebleken is en uit nie's te bewij'.en valt, dat hij het rechterlijk verloop der zsak tegenhoudt of belemmerde, raig men o-.i. ook «iet zcyffen, dat hij Justitia de deur wijst. Justitia blijft, en het weekblad de Amsterdammer zal den Duitfchen rechters zeker niet de bsJe^diging aandoen te veronderstellen, dat. zij, wat ook hun landsvorst moge gezegd hebben, niet nair eer en geweten, overeenkomstig hun ambtseed hui vonnissen zullen vellen. Al wordt alle recht gesproken, in naam van den keizer, gelijk de Jimxlcrdumvier zegt, zij, die Justitia's plaats vervuileu, kunnen en mogen toch aVén oordeelen naar de iugcving vau hun hart en hun verstand. Ea daarom is de teekening, welke de Amtlerttitiiimer van het recht&ftit," gaf, een tef keniug, welke te verstaan gaf, dat het, R «c M EU in 't algemeen uit Duitschland verbannen was, overdreven, of liever: onwaar?' Tot ons leedwezen want een vriendelijken debater zouden wij gaarne ter wille kunnen zijn is dat besef nog in 't ge heel niet gekomen. Dat het Recht xijn loop kon hebben is juist wat wij, on danks den eed der Rechters, voor Duitsch land in twijfel trekken. Na 's keizers rechtspraak, wij schreven het vroeger reeds, had een vrijspraak van Krupp immers moeilijk bij het volk ver trouwen kunnen vinden; en een vrij spraak van de Vorwürls zou den keizer onmogelijk hebben gemaakt; en zoo iets in Diiilschland! Men weet, dat de aanklacht dan ook is ingetrokken met medewerking van de rechtbank. Doch afgezien hiervan, liet Cen'rum overdrijft de beteekenis van de pi aar. Deze wilde niet zeggen: »dal IK t Recht nu in 't algemeen uit Duitschland verbannen u-as." Neen alleen: dat, waar de keizer het noodig achtte Justitia te vervangen, hij zich van dien autocratischen, revolutionairen stap niet onthield. ^Rechtstoestanden in Dnitsckland" zoo luidde het opschrift, en n dier toestanden gaf' de teekening. Meer niet en voor meer kunnen wij dus niet aansprakelijk worden gesteld. Over de verzachtende omstandigheden hebben wij het noodige in het midden ge bracht - en ook meeneu wij het duidelijk genoeg in-'t licht gesteld te hebben, waar om wij ons onthielden en onthouden moes ten om over deze geschiedenis van den Haat op die prent naast het «reohtsfeit" te handelen. Immers wij hadden dan niet alleen op het kwaad door de Vorwarts bedreven kritiek moeten oefenen, maar ook op den tweeden, den moreel veel grooteren misslag van den keizer: het bij een open graf, ten aanhoore van heel zijn volk, zijn tegenpartij te beschuldigen van het «lasterend verbreiden van laster met zorg gekweekt in een diabolisch brein." Waarlijk, wij achten ons gelukkig geen poging te hebben gewaagd dat alles te samen in prent en veel meer nog, dat alles te samen in n prent te hebben willen geven. Venezuela en de Mogendheden. Het is mosilijk, voor Venezuela iets te voelen van de geestdrift, dien de worstelstrijd der Zuid Afrikaansche Republieken in de beschaafde wereld heeft gewekt. Geestdrift is misschien niet de juiste uit drukking, daar er een al te ,groote wan verhouding tusschen woerden en daden bestond. Maar voor de Venezolanen bastaat ook geen sympathie, een sympathie die den Boeren zelfs van Eagelsche zijde niet geheel onthouden werd en die zij rij kelijk verdienden. Van hunne wereldheerschappij, die zich vier eeuwen geleden uitstrekte over een rijk, waarin de zon niet onderging, hebben de Spanjaarden slecht partij getrokken. De bevolking der oude Spaansche koloniën, een staalkaart van »halfbloeden" met enkele onvervalschte hidalgo's er tusschen, schijnt de minder gelukkige eigenschappen van het overheerschende en het overheerschte ras te hebben vereenigd. Er zijn, natuurlijk, uitzonderingen op den regel, maar over 't algemeen kan men die be volking als lui, dom en trot&ch kenschetsen. Drie vierden van een eeuw zijn reeds verloopen, sedert de Venezolanen onder Simon Bolivar, den Bevrijder, het Spaan sche juk afschudden. Nog steeds teert Venezuela op de reputatie van dien grooten patriot. Hoeveel presidenten het land na hem heeft gehad, durven wij niet te zeggen. Want in Venezuela zijn de om wen telingen en staatsgrepen nog menigvuldiger dan in Europtesche landen de parlementsverkie zingen : twee revolutiên in drie jaren ia een matige schatting. Slechts enkele ener gieke mannen, zooals Guzman Blanco, hebben zich gedurende langeren tijd aan het hoofd van den staat weten te hand haven. Hij kende zijn volk en wist, dat van de Venezolanen op het gebied van nijverheid en handel geenerlei initiatief was te verwachten. En hij zette de deur wijd open voor de energie, de werkkracht en het kapitaal van het buitenland, dat zijnerzijds gaarne bereid was. het rijke en door de eigen bewoners geheel verwaar loosde gebied te exploiteeren. Zoo kwamen groote ondernemingen en groote werken tot stand, onderanderen de prachtige spoonfeg van Valencia naar Caracas, een meesterstuk van Duitsche inge nieurskunst. Aanvankelijk werden de groot ste faciliteiten verleend, hetgeen bij den, uiterst kostbaren aanleg zeer noodig was. Maar weldra bleef de regeering achterlijk in de vervulling van hare verplichtingen tegenover de spoorwegmaatschappij, terwijl daarenboven handel en verkeer door de onophoudelijke revolutiên werden verlamd. Zoo haalde zich Venezuela een lastigen schuldeischer op den hals, en bij dien eenen bleef het niet. Naast Duilschland kwam zich eerst Engeland, toen Itali aanmelden, terwijl Frankrijk en Belgi misschien ook Nederland ? wel zorgen zullen, dat zij bij de executie niet ver geten worde». O.n te beginnen boort de Duitsche admiraal zonder oorlogsver klaring een paar Venezolaansche oor logsscheepjes in den grond, en schiet zijn Engelsche collega ook zonder oorlogs verklaring het fort van Puerto Caballo plat. De andere Venezolaansche oorlogs schepen zijn naar Trioidad opgebracht, en de geheele kust is geblokkeerd. Dit laatste vindt Uncle Sarn wel wat al te bar. »'t Is maar een blocus pacifique," wordt hem geantwoord, »wij voeren geen oorlog, allerminst een veroveringsoorlog, die met uwe Monroe-leer in strijd zou zijn." Uncle Sam houdt zich met die spitsvon digheden niet op. Hij meent, dat aan eene blokkade, die eventueel ook aan Mjne schepen den toegang zou versperren, eer e oorlogsverklaring moet voorafgaan. Wil men den oorlog, well, dan zal bij zien wat hem te doen staat. Wil men dien niet, laat men zich dan haasten het arbitragevoorstel aan te nemen, dat door den Arnerikaanschen gezant Bowen namens den Venezolaanschen president Gastros aan de belrokken mogendheden is overgebracht. Niets eenvoudiger dan dit. Engeland en Duitschland hebben ongetwijfeld recht matige grieven, maar tot herstel daarvan leiden nog andere wegen dan die van ruw geweld tegenover een bijna machteloozen tegenstander. De campagne is noch roem rijk, ncch eervol en zij kan uiterst ge vaarlijk worden, wanneer de Vereenigde Staten zich ernstig met de zaak gaan be moeien. Te hopen is het dus, dat deze triple alliantie ad hoc, van Engeland, Duitschland en Italië, spoedig zal worden ontbonden. iitnmimiNiiiiiiiiiiiiiMiiiiinniiiiiii cciak protest Dezer dagen brachten de dagbladen oen be trekkelijk uitvoerig verslag van eene vergaderir.g, gehouden door de afdeeling Amsterdam van den Ned. Bond van Post- en Telegraaf beambten De Post", op Zondagavond 30 November ta Amsterdam in d'Geelrinck gehouden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl