Historisch Archief 1877-1940
DE AM S T EB DAMMER WEEKBLAD VOORNEDERLAND.
No. 1330
f',
Nederland niet Overstroomdals wrjzouden
worden.door de aanbiedingen van Duitsche
firma's, KOU zjj de strijd om het bestaan
voor menig Nederlandsen koopman of voor
kleine nijver heidslieden weder moeielrjker
maken. Het zou ons overigens geenszins
verwoBderen, indien Duitschland, de
voardeelen voor dat land van een postume
inziende, op een goeden dag met een volledig
ontwerp voor een postunie bij onze regeering
komt aandragen. Het bekende
kabelontwerp, dat aan Duitechland zulke belang
rijke voordeeleir geeft, werd ook te Berlijn
door den postminister v. Podbielaki gereed
gemaakt.
Zou de Utrechtsche Kamer van Koop
handel, die steeds met hare zuster-kamer
te Rotterdam, aan het hoofd staat vau
adresbewegingen aan de Begeering, om
wenschelijke verbeteringen of tariefsver
minderingen te verkrijgen, hare krachten
en invloed niet beter kunnen besteden, dan
het totstandkomen te bevorderen van een
nzijdige, dus onbillijke postunie, die
volgens onze overtuiging, in plaats van
Nederlands handel en nijverheid te bevor
deren, daaraan integendeel een gevoeligen
knak kan toebrengen! Haar streven zou
dan nationaal zqn, nu is het dit, volgens
onze meening, niet.
Laten wij hopen, dat de wijsheid onzer
regeering, door een beslist uitgesproken
»non pocsumus" eal voorkomen, dat wij
den zegen! vaneen Duitsch-Nederlandsche
postunie zullen deelachtig worden !
Post- en tekgraafdirecteur.
Enkele bezwaren tegen het
Algemeen Kiesrecht nader
weerlegd.
II. (Slot).
Is het kiesrecht een kwestie van staats
beleid of van recht?
M. i. beide, tot op zekere hoogte.
Haar men kan niet zonder voorbehoud
zeggen: Ieder burger(ee) heeft recht op
medezeggingscbap. De meesten toch die
het algemeen kiesrecht verlangen verwer
pen een zoogenaamd natuurrecht, boven
het positieve recht.
Hier kan dus de uitdrukking: «Zij
hebben recht op het kiesrecht" alleen
beteeken en : het is billijk dat men lederen
burger die tot de geldelijke en persoonlijke
lasten (dienstplicht) bijdraagt ook het
kiesrecht verleene. Ik behoor tot hen,
immers om dit aan te toonen, schrijf ik
deze artikelen.
Maar het komt mij ook wenschelijk
voor dat men de goede zaak niet verde
digt door onjuiste argumenten.
Het positieve recht moet zijn een uit
vloeisel der rechtsovertuiging.
Maar deze rechtsovertuiging ontwikkelt
zich langzamerhand.
Binnen korter of langer tijd zal die
overtuiging zich uiten te gunste van het
algemeen mannen- en vrouwenkiesrecht.
En nu ia juist mijn hoofdargument voor
algemeen kiesrecht dat bij het tegenwoor
dig onvolmaakt kiesrecht de rechtsover
tuiging van het volk zich nimmer - tenzij
op zeer onvolkomen wijze kan doen
kenner.
Ook bij de invoering van algemeen
kiesrecht laat zulks nog veel te wenschen
over. Maar dan is de onvolmaaktheid te
te wijten aan het algemeen-menschelijk
onvolmaakte; de thans bestaande onvol
komenheid vindt echter hare oorzaak in een
gebrek hetwelk weggenomen kan worden.
Deze redeneering is ook juister en meer
verdedigbaar, omdat men anders nimmer
de geleidelijke uitbreiding noch in den
verleden noch in den toekomenden tijd
kan rechtvaardigen.
Erkent men een recht voor allen (man
nen en vrouwen) om het kiesrecht te
bezitten, dan zou niemand zijn stem kun
nen geven aan enkel algemeen
mannenkiesrecht.
Immers men bestendigt in dit geval het
onrecht der vrouwen uitsluiting.
De geschiedenis van het ontwerp Tak
van Poortvliet, hetwelk nog bepaalde
categorieën uitsloot, leert ook dat voor
standers van algemeen mannen- en vrou
wenkiesrecht hun stem er aan zouden
gegeven hebben. Het is dus be'er, de uit
drukking : «kiesrecht een recht" te ver
mijden en het op grond van billijkheid
te verdedigen.
Want juist door het algemeen kies
recht te vragen, eikent men dat de rechts
overtuiging zich niet zuiver (of liever
niet zoo zuiver mogelijk) kan doen uiten,
maar dan is een beroep op die (immers
door ons zelven als onzuiver erkende)
rechtsovertuiging geheel misplaatst.
Het is ook tot op zekere hoogte hier
een- vraag van staatsbeleid.
Nochtans, welke macht beslist of de tijd
voor het algemeen kiesrecht gekomen is?
Wel geene andere dan de volksvertegen
woordiging gekozen krachtens het beslaande
kiesstelsel.
Stelt men de vraag algemeen, dan luidt
zij: kan men het algemeen kiesrecht in
voeren zonder vrees dat onze staatkundige
ontwikkeling zal gestoord worden ?
En het antwoord op deze vraag kan
alleen gezocht en gevonden worden in een
onderzoek naar de werking van het alge
meen kiesrecht in die landen die met ons
land op een gelijke lijn van beschaving
kunnen geplaatst worden.
Men kan toegeven dat een volkomen
gelijkstelling tusschen Frankrijk, Duitsch
land en ons land niet mogelijk is, daar
de historie, de volksaard, de staatkundige
beteekenis van de naties zeer uiteenloopen,
maar deze verschillen zijn weer niet zoo
groot dat iedere conclusie ten opzichte der
werking van het algemeen kiesrecht in
deze landen voor ons land geheel onaan
nemelijk is.
Integendeel: immers herhaaldelijk vra
gen we bij de navolging der Duitsche
sociale wetgeving naar de werking van
maatregelen, die aldaar reeds ingevoerd
zijn. Het ligt nu vpor de hand dat het
verschil in volksaard en historie voor de
maatschappelijke hervormingen van veel
meer gewicht is dan bij het
kiesrechtvraagstuk, zoodat terecht aan het onder
zoek nopens den invloed van het algemeen
kiesrecht in landen, met onze natie in
staatkundige ontwikkeling gelijkstaande,
gerust een niet geringe beteekenis kan
worden toegekend.
Zien we nu de ontwikkeling van Duitsch
land en Frankrijk, dan komt het mij voor
dat al zeer weinig reden tot ongerustheid
bestaat.
Integendeel: om slechts op a feit
van beteekenis te wijzen, constateer ik
dat de socialistische partij in beide lan
den haar revolutionair karakter bijna
geheel ') verloren heeft en dat deze partij
met de andere hervormingspartijen krach
tig medewerkt om de wetgeving in socialen
zin te wijzigen.
Ik ga volstrekt niet zoover te beweren
dat de vooruitgang in Duitschland geheel
of ook slechts ten deele aan het algemeen
kiesrecht is toe te schrijven.
Maar evenmin acht ik het gerechtvaar
digd de corruptie die men in Frankrijk
b.v. in de Dreyfus-affaire gevonden heeft,
te wijten aan het politiek régime.
Tal van politici wijzen voortdurend op
den achteruitgang dien men in sommige
landen, waar het algemeen kiesrecht be
staat, vindt.
Zij vergeten nochtans dat het niet vol
doende is te constateeren dat twee ver
schijnselen tegelijkertijd bestaan, maar dat
tevens moet worden-aangetoond het
eausaai-verband tusschen die verschijnselen
b.v. tusschen algemeen kiesrecht en de
politieke corruptie.
Het bestaan van staatkundig bederf of
socialen achteruitgang in een land waar
algemeen kiesrecht bestaat, bewijst hoog
stens dit: dat het algemeen kiesrecht niet
een panacee tegen allen moge! ij ken ach
teruitgang is ; maar welk ernstig man be
weert zulks ?
En indien men zooals in Frankrijk vaak
bederf in politieke kringen moet consta
teeren, men denke b.v. aan het Panama
schandaal, in welke klassen vindt men
dan meestal dezen moreelen achteruitgang?
Bijna steeds in die klassen die ook bij
het meest beperkte census-kiesrecht toch
door hun stembiljet op het bestuur des
lands eenigen invloed konden uitoefenen.
Is er derhalve een daling van het
moreele niveau in sommige landen van
het algemeen kiesrecht te constateeren,
dan levert dit eerst dan een argument
tegen het algemeen kiesrecht, indiea vast
staat dat deze immoraliteit schuilt onder
de laatst geroepenen. Zoo niet, dan zou
het bedeif in de hoogere klassen juist een
reden zijn om door oproeping der nog
onbedorven werkliedenklassen het kiezers
corps van gezonde elementen te voorzien.
Bovendien, geeft het beperkt kiesrecht
niets te zien, ?
Heeft men riet bederf gekend in landen
en in tijden toen het kiesrecht nog zeer
beperkt was? Oader het zeer beperkt kies
recht in Engeland heeft men een wet
moeten maken tegen corruptie.
Men zegge ook niet: daar waar het
A. K. bestaat, wil men er gaarne van
verlost zijn. Waar is het bewijs voor deze
bewering ?
Is er in Duitschland of Fiankrijk eenige
ernstige beweging in die richting te con
stateeren ?
Het zou voor de tegenstanders van het
algemeen kiesrecht toch waarlijk wel een
dankbaar werk zijn met eenig nader be
wijs hunne bewering te steunen.
Noch in Duitsphland, noch in Zwitser
land, noch in Frankrijk vindt men een
dergelijke leuze bij de algemeene verkie
zingen.
Ook de bewering dat het volk geen
kiesrecht verlangt, is moeielijk bewijsbaar.
Men heeft gewezen op het feit dat tal
van degenen die tegenwoordig het kiesrecht
bezitten dit recht niet uitoefenen.
Het was mr. Kolkman die voornamelijk
op grond van dit argument zich verzette
tegen verdere kiesrecht uitbreiding. Doch
wat bewijst zulks ? De drang naar her
vorming zit juist in die klassen het sterkst,
die in hunne treurige sociale toestanden
door ingrijpende wetgeving, voor een deel
althans, verbetering verwachten. Het zou
dan eerst iets beteekenen indien het gemis
aan belangstelling in de nieuwe
kiezerskringen te constateeren viel.
Maar zoolang dit bewijs achterwege
blijft beteekent de bewering feitelijk niets.
Nog aan een laatste argument willen
we onze aandacht schenken.
De vrees voor het socialistisch gevaar.
Wat verstaat men er onder ?
Veronderstel: men beschouwt het socia
lisme als een dwaling, meent m&n dan
inderdaad het te bestrijden door zijnen
vertegenwoordigers de gelegenheid te
benemen in het parlement zich te doen
hooren? Trouwens waar vindt men dien
buitengewonen aanwas van de socialisti
sche partij ?
In de Belgische Kamer 35 op de 1GG,
terwijl de leider, Emile v. d. Velde in een
interview, gedurende de onlusten, zelf
verklaarde dat naar optimistische schat
ting dat cijfei1 bij zuiver A. K, tot vijftig
kon stijgen. In den Duitschen Keichstag
pi. m. 58 leden op de 397.
In Frankrijk ging bij de verïlezin
gen van dit jaar wel de radicale partij
belangrijk vooruit, maar de socialistische
partij (groep Jauru,-) won slechts een
zestal zetels. En indien ik mij niet bedrieg
is de socialistische groep in het Fransche
parlement niet sterker dan vijftig leden
(35 rnuiisterieele en 12 acti-ministerieele)
(socialisten)'-) op de 591, de Guesdisten er
onder begrepen.
lu ons land zien we op dit oogenblik
al niet veel anders. De acht zetels die
de socialisten thans op de 100 bezitten,
zijn verkregen bij herstemming, waar nu
eens de liberalen (zooals te Enschedé) aan
den socialist den voorkeur gaven boven
den katholiek, of waar zooals te Lochem,
de katholieken den heer Helsdingen ver
kozen boven mr. Hesselink van Suchtelen.
Men kan zeggen: de socialistische idee
blijft. Zij is de uitdrukking van het stre
ven om tot een rechtvaardiger
goederenverdeeling te geraken tengevolge van een
beter economisch stelsel. Maar of de
tegenwoordige bestaande socialistische par
tijen een lang of kort leven zullen heb
ben, of zij zullen bloeien of vervallen,
dit weet niemand.
We zien dus, na de artisjok van argu
menten te hebben geplukt, dat men
hoogstens op grond van utiliteit, van
opportuniteit, van partijbelang het alge
meen kiesrecht bestrijden kan.
Het is eenvoudig een machtsvraag die
zonder hartstocht kan besproken worden,
omdat indien de rollen van
kiesrecntbazittenden en nietbezittecden waren om
gekeerd, de toestand in niets zoude ver
schillen van de tegenwoordige verhouding.
Het streven der niet-kiesgerechtigden
verdient om der rechtvaaraigheidswille
onzen steun, maar het verzet der conser
vatieven begrijpen we zonder bitterheid.
Over het vrouwenkiesrecht nog een
enkel woord.
Als voorstander van het kiesrecht voor
de vrouw zou ik het betreuren indien men
ook bij een volgende kiesrechtuitbreiding
de vrouwen van de stembus weerde.
Indien echter niet alle voorteekenen
bedriegen, zal het vrouwenkiesrecht eerst
komen na het algemeen mannenkiesrecht.
In landen die met ons land op a lijn
van staalkundige ontwikkeling kunnen
geplaatst worden, zien we hetzelfde ge
beuren. In het algemeen bescnouwt men
van conservatieve zijde het vrouwenkies
recht als een stap verder dan het algemeen
mannenkiesrecht. Het is niet zoo, maar
verreweg de meeste politici huldigen deze
opvatting.
Wil men derhalve oprecht dat eenmaal
de vrouw tot de stembus zal worden toe
gelaten, dan moet men in de eerste plaats
den weg daartoe willen en deze is: de
invoering van algemeen mannankiesrecht.
Zeker kan men het met den hoofd
redacteur van de Nieuwe Arnhemsche
Courant onbillijk vinden dat bij de in
voering van algemeen mannenkiesrecht de
beschaafde vrouw wordt achtergesteld bij
den «baliekluiver" doch indien er nu
eenmaal geen anderen weg is om de
beschaafde vrouw het kiesrecht te ver
schaffen dan door eerst den «baliekluiver"
kiezer te maken, wat dan ?
Het is toch beter dit laatste te doen
dan aldoor maar te wachten totdat ten
slotte noctt de beschaafde vrouw noch de
«baliekluiver" het kiesrecht verkrijgt.
Bovendien : wil men dit argument als
ernstig beschouwen dan geldt het niet
alleen bij een toekomstige kiesrechtuit
breiding, maar dan. had men het bezwaar
reeds moeten doen gelden bij de
kieswetVan Houten. En nu is juist door toedoen
van den heer Pyttersen de kieswet-Van
Houten tot stand gekomen. Reeds toen
werden duizenden en duizenden mannen
kiezer die verre ten achter stonden bij
een even groot aantal ontwikkelde en
beschaafde vrouwen. Kon de ontwikkelde
vrouw het kiesrecht verkrijgen vóór den
«baliekluiver" dan zoude men zulks moe
ten toejuichen en bevorderen, want de
onthouding is inderdaad een ernstige
gri-f tegen onze geheele beschaving, maar
de mogelijkheid en hierop komt het
aan is uitgesloten.
\Vil men vrouwenkiesrecht dan moet
men mannenkiesrecht willen.
Esn andere oplossing is er niet.
De staatkundige ontwikkeling in andere
landen wijst er op dat overal algemeen
mannenkiesrecht voorafgaat ").
Nog op een andere vraag wil ik de
aandacht vestigen.
Is het wenschelijk bij algemeen kies
recht de verkieabaarheid voor het parle
ment te beperken?
Men heeft vaak beweerd dat bij alge
meen kiesrecht het gehalte der afgevaar
digden zoude dalen en een correctitt' willen
vinden in het beperken der verkies
baarheid.
Thans ligt het eenig verschil in den
leeftijd. Volgens de grondwet kunnen
alleen zij die den leeftijd van dertig jaren
hebben bereikt gekozen worden. Is tiet nu
wfnschelijk om bij de invoering van een
algemeen kiesrecht de verkiesbaarheid nog
op andere wijze te beperken b.v. door
eischen van bezit, meerdere capaciteit enz.?
Mij komt zulks ongewenscht voor. Er zijn
enkele nadeelen. De toon wordt iets ruwer,
maar is de werkzaamheid verminderd ? Is
het gehalte der debatten verlaagd sinds
de laatste kiesrechtuitbreiding? Ik zie het
niet! De deftigheid is een weinig vermin
derd, doch wat schaadt zulks P
Over de belangen des volks wordt even
goed, misschien beter dan vroeger gespro
ken. En kunnen zij, die meer speciaal zijn
gekozen tengevolge der laatste kiesrecht
uitbreiding, wat kennis, bekwaamheid en
werkzaamheid betreft niet geplaatst wor
den boven vele anderen? Beperking der
verkiesbaarheid acht ik onrechtvaardig en
onnoodig.
Deze beide laatste punten mochten nit*
onbesproken Mijven nu ik hier het
kiesrechtvraagstuk behandel. Ieder oprechte
democraat moet medewerken aan de op
lossing van het kieareehtvraagstuk.
Nog kort geleden wees een katholiek
orgaan als argument te^en het algemeen
kiesrecht er op, dat in Frankrijk, hoewel
het algemeen kiesrecht aldaar reeds lang
bestaat, de sociale wetgeving nog zeer
onvolmaakt is. Toegegeven.
Maar waarom hieruit een conclusie
trekken voor ons land?
Waarom niet liever gewezen op Duitsch
land waar men sinds 1870 voortdurend
aan de sociale wetgeving arbeidt en welks
sociale hervormingen andere landen, ook
het onze, zoo vaak tot voorbeeld strek
ken? En wat leert ons eigen land? Na de
kiesrechtuitbreiding bij de Grondwetsher
ziening van 1887 kregen wede arbeidswet
van het ministerie Mackay ; de
Vermogensen Bedrijfsbelasting onder het
ministerieTak van Poortvliet; na de
kiearechtuitbreiding-Van Houten kregen we in vier
jaren: afschaffing der plaatsvervanging,
invoering van den leerplicht en totstand
koming der ongevallenwet. Nu kan men
over de waarde van alle deze hervormin
gen twisten, maar niemand gelooft dat zij
gekomen zouden zijn zonder de kiesrecht
uitbreiding. Welnu, hierop afgaande kan
men gerust voorspellen, dat de finale, op
lossing van het mannenkiesrecht ons ook
zal brengen een anders samengestelde
Kamer, die in waarheid een volks vertegen
woordiging kan heeten.
Van geene hervorming kan men met
zooveel zekerheid hare tot standkoming
voorspellen als van de kiesrechthervorming.
Wel beschouwd vormen het getal
prinmpieele tegenstanders een minderheid. Zij
die zich thans tegen verdere uitbreiding
verzetten bepleiten zulks voornamelijk op
grond van opportuniteit.
Het tijdstip der invoering van het alge
meen kiesrecht is echter in vele opzichten
geheel onafhankelijk van ons pogen en
willen. Staatkundige omstandigheden door
niemand voorzien, kunnen het vraagstuk
terstond actueel maken. Men handelt
daarom goed de argumenten der
principieele tegenstanders tusschenbeide aan een
nieuw onderzoek te onderwerpen.
Mr. S. J. VISSER.
') Di griep revo'u'ioni'r; socialisten
(Guead:stei) t It in de Frwsche Kamer (591 leden)
slechts l '2 aai haigers.
-) Bdlijkhbilsiialve jij opgemerkt dr.t dit feit
zeker vo r et n deel moet toegeschreven worden
aan r'c verdetllteid der Fransche socialisten.
:i) E;n uitzondering vormt wel io'it Eags'aid.
Hier bestaat nog (ca censuskiesreUi'. jeb.
wu'J vóór enkele juen een voorstel tot invoe
ring van vrouwei kiesrecht met kleine
miaderl<?'id verworpen.
* *
*
Daar in het vorig opstel geen correctie
van den schrijver zelf kon worden aan
gebracht, zijn een paar fouten blijven
staan. O. a.: Op regel 14 v. o. (Iekolom)
staat: »Vaak wordt door geheel onbevoeg
den geknoeid', dit moet zijn: »Vaak
wordt door geheel onbevoegden GESTEMD''.
Rechtstoestanden in Duitschland.
Het Centrum verslag doende van ons
schrijven in het vorig nummer, «vertrouwt
nog altijd dat wij nu toch wel tot het
besef zullen zijn gekomen, van de over
drijving, waaraan onze teekening: (Rechts
toestanden in Duitschlan-l) zacht uitge
drukt, mank ging.''
//Toet geven wij gaarne toe, dat, hij, als keizer,
als souverein, beter bal gedaan zich te
beheerschen. Hij ging te ver. Zijn hooge positie, wij
schreven dit reeds, legt hem uu eenmaal een
groote mate van zelf bepeiking op. Maaror-juist
blijven wij ds voorstelling van den Amsterdammer
uoemen, als zou de vorst bet lieert de dfur
hehbsn gewezen. II f l Rfcht Ion zijn loop hebben.
Mocht het later blijken, dat de keiaer zich
vergitt had, des te erger voor hem.
,Maar zoolang niet gebleken is en uit nie's
te bewij'.en valt, dat hij het rechterlijk verloop
der zsak tegenhoudt of belemmerde, raig men o-.i.
ook «iet zcyffen, dat hij Justitia de deur wijst.
Justitia blijft, en het weekblad de Amsterdammer
zal den Duitfchen rechters zeker niet de
bsJe^diging aandoen te veronderstellen, dat. zij,
wat ook hun landsvorst moge gezegd hebben,
niet nair eer en geweten, overeenkomstig hun
ambtseed hui vonnissen zullen vellen. Al wordt
alle recht gesproken, in naam van den keizer,
gelijk de Jimxlcrdumvier zegt, zij, die Justitia's
plaats vervuileu, kunnen en mogen toch aVén
oordeelen naar de iugcving vau hun hart en
hun verstand. Ea daarom is de teekening, welke
de Amtlerttitiiimer van het recht&ftit," gaf, een
tef keniug, welke te verstaan gaf, dat het, R «c M
EU in 't algemeen uit Duitschland verbannen
was, overdreven, of liever: onwaar?'
Tot ons leedwezen want een
vriendelijken debater zouden wij gaarne ter wille
kunnen zijn is dat besef nog in 't ge
heel niet gekomen. Dat het Recht xijn
loop kon hebben is juist wat wij, on
danks den eed der Rechters, voor Duitsch
land in twijfel trekken.
Na 's keizers rechtspraak, wij schreven
het vroeger reeds, had een vrijspraak van
Krupp immers moeilijk bij het volk ver
trouwen kunnen vinden; en een vrij
spraak van de Vorwürls zou den keizer
onmogelijk hebben gemaakt; en zoo iets
in Diiilschland!
Men weet, dat de aanklacht dan ook
is ingetrokken met medewerking van
de rechtbank.
Doch afgezien hiervan, liet Cen'rum
overdrijft de beteekenis van de pi aar. Deze
wilde niet zeggen: »dal IK t Recht nu in 't
algemeen uit Duitschland verbannen u-as."
Neen alleen: dat, waar de keizer het
noodig achtte Justitia te vervangen, hij zich
van dien autocratischen, revolutionairen
stap niet onthield.
^Rechtstoestanden in Dnitsckland" zoo
luidde het opschrift, en n dier toestanden
gaf' de teekening. Meer niet en voor
meer kunnen wij dus niet aansprakelijk
worden gesteld.
Over de verzachtende omstandigheden
hebben wij het noodige in het midden ge
bracht - en ook meeneu wij het duidelijk
genoeg in-'t licht gesteld te hebben, waar
om wij ons onthielden en onthouden moes
ten om over deze geschiedenis van den
Haat op die prent naast het «reohtsfeit"
te handelen. Immers wij hadden dan niet
alleen op het kwaad door de Vorwarts
bedreven kritiek moeten oefenen, maar ook
op den tweeden, den moreel veel grooteren
misslag van den keizer: het bij een open
graf, ten aanhoore van heel zijn volk,
zijn tegenpartij te beschuldigen van het
«lasterend verbreiden van laster met zorg
gekweekt in een diabolisch brein."
Waarlijk, wij achten ons gelukkig geen
poging te hebben gewaagd dat alles te
samen in prent en veel meer nog, dat
alles te samen in n prent te hebben
willen geven.
Venezuela en de Mogendheden.
Het is mosilijk, voor Venezuela iets te
voelen van de geestdrift, dien de
worstelstrijd der Zuid Afrikaansche Republieken
in de beschaafde wereld heeft gewekt.
Geestdrift is misschien niet de juiste uit
drukking, daar er een al te ,groote wan
verhouding tusschen woerden en daden
bestond. Maar voor de Venezolanen
bastaat ook geen sympathie, een sympathie
die den Boeren zelfs van Eagelsche zijde
niet geheel onthouden werd en die zij rij
kelijk verdienden.
Van hunne wereldheerschappij, die zich
vier eeuwen geleden uitstrekte over een
rijk, waarin de zon niet onderging, hebben
de Spanjaarden slecht partij getrokken.
De bevolking der oude Spaansche koloniën,
een staalkaart van »halfbloeden" met
enkele onvervalschte hidalgo's er tusschen,
schijnt de minder gelukkige eigenschappen
van het overheerschende en het
overheerschte ras te hebben vereenigd. Er zijn,
natuurlijk, uitzonderingen op den regel,
maar over 't algemeen kan men die be
volking als lui, dom en trot&ch kenschetsen.
Drie vierden van een eeuw zijn reeds
verloopen, sedert de Venezolanen onder
Simon Bolivar, den Bevrijder, het Spaan
sche juk afschudden. Nog steeds teert
Venezuela op de reputatie van dien grooten
patriot. Hoeveel presidenten het land na
hem heeft gehad, durven wij niet te zeggen.
Want in Venezuela zijn de om wen telingen
en staatsgrepen nog menigvuldiger dan in
Europtesche landen de parlementsverkie
zingen : twee revolutiên in drie jaren ia
een matige schatting. Slechts enkele ener
gieke mannen, zooals Guzman Blanco,
hebben zich gedurende langeren tijd aan
het hoofd van den staat weten te hand
haven. Hij kende zijn volk en wist, dat
van de Venezolanen op het gebied van
nijverheid en handel geenerlei initiatief
was te verwachten. En hij zette de deur
wijd open voor de energie, de werkkracht
en het kapitaal van het buitenland, dat
zijnerzijds gaarne bereid was. het rijke en
door de eigen bewoners geheel verwaar
loosde gebied te exploiteeren.
Zoo kwamen groote ondernemingen en
groote werken tot stand, onderanderen de
prachtige spoonfeg van Valencia naar
Caracas, een meesterstuk van Duitsche inge
nieurskunst. Aanvankelijk werden de groot
ste faciliteiten verleend, hetgeen bij den,
uiterst kostbaren aanleg zeer noodig was.
Maar weldra bleef de regeering achterlijk
in de vervulling van hare verplichtingen
tegenover de spoorwegmaatschappij, terwijl
daarenboven handel en verkeer door de
onophoudelijke revolutiên werden verlamd.
Zoo haalde zich Venezuela een lastigen
schuldeischer op den hals, en bij dien
eenen bleef het niet. Naast Duilschland
kwam zich eerst Engeland, toen Itali
aanmelden, terwijl Frankrijk en Belgi
misschien ook Nederland ? wel zorgen
zullen, dat zij bij de executie niet ver
geten worde». O.n te beginnen boort de
Duitsche admiraal zonder oorlogsver
klaring een paar Venezolaansche oor
logsscheepjes in den grond, en schiet zijn
Engelsche collega ook zonder oorlogs
verklaring het fort van Puerto Caballo
plat. De andere Venezolaansche oorlogs
schepen zijn naar Trioidad opgebracht, en
de geheele kust is geblokkeerd.
Dit laatste vindt Uncle Sarn wel wat
al te bar. »'t Is maar een blocus pacifique,"
wordt hem geantwoord, »wij voeren geen
oorlog, allerminst een veroveringsoorlog,
die met uwe Monroe-leer in strijd zou zijn."
Uncle Sam houdt zich met die spitsvon
digheden niet op. Hij meent, dat aan
eene blokkade, die eventueel ook aan Mjne
schepen den toegang zou versperren, eer e
oorlogsverklaring moet voorafgaan. Wil
men den oorlog, well, dan zal bij zien wat
hem te doen staat. Wil men dien niet,
laat men zich dan haasten het
arbitragevoorstel aan te nemen, dat door den
Arnerikaanschen gezant Bowen namens den
Venezolaanschen president Gastros aan
de belrokken mogendheden is overgebracht.
Niets eenvoudiger dan dit. Engeland en
Duitschland hebben ongetwijfeld recht
matige grieven, maar tot herstel daarvan
leiden nog andere wegen dan die van ruw
geweld tegenover een bijna machteloozen
tegenstander. De campagne is noch roem
rijk, ncch eervol en zij kan uiterst ge
vaarlijk worden, wanneer de Vereenigde
Staten zich ernstig met de zaak gaan be
moeien. Te hopen is het dus, dat deze
triple alliantie ad hoc, van Engeland,
Duitschland en Italië, spoedig zal worden
ontbonden.
iitnmimiNiiiiiiiiiiiiiMiiiiinniiiiiii
cciak
protest
Dezer dagen brachten de dagbladen oen be
trekkelijk uitvoerig verslag van eene vergaderir.g,
gehouden door de afdeeling Amsterdam van den
Ned. Bond van Post- en Telegraaf beambten
De Post", op Zondagavond 30 November ta
Amsterdam in d'Geelrinck gehouden.