De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 21 december pagina 4

21 december 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1330 Palestrina's «Mis?» Papae Marcelli", Sweelinek's PiMÜffl ISOenDiepenbrock's »Carmen Saeculare". ANT. AVEBKAMP. G. F. HASPELS, Zee en Heide. Amsterdam, P. N. van Kampen & Zn., z j. Naar een van twee dingen kan 'n resensent soms snakken: naar 'n boek, dat hem z'n blyde dankbaarheid in liriese verrukking doet nitjubelen, of naar een, dat z'n haat doet gisten, z'n verontwaardigd g zweept tot 'n «kseknsie. Maar dit mag hem niet onbillik maken tegenover werk, dat hem een dezer emootsies onthoudt. Sommige stokken kunst brengen ons, «venals sommige mensen, noch popelende liefde, noch schrijnende veracbtirg wel breed en rustig respekt. En daarin is reden tot vreugde genoeg: als iets of iemand ons met eerbied vervult. Na 't gelezene te hebben laten bezinken, sta ik tegenover >Zee en Heide" noch met zwarte baat, noch met blanke liefde ; het heeft me niet in beroering gebracht, met de herin nering zal ik geen weken Isnj rondlopen, ge slagen door ekstatiese verering voor het reus achtige, of geprikkeld tot walging en woede om t'Ti onmacht. Toch heeft het me dankbaar gemaakt, dankbaar als tégenover iemand die me is komen vertellen, dat ik opfrissing nodig had, dat ik met hem mee moest naar het strand, en die me daar, aldoor geestdriftig en met 'n siropatiek-klank) rjke stem, gewezen heeft op schitterende luchten en jubelende licht schakeringen, zoodat ik zalig-moe thuis kwam, nog horend de van zee-liefde innig vibrerende stem, nog in mya zien het brede, als omarmende gebaren van de zee- en zon?ntoesiast. en om me heen de zilte zee-adem, liet rollend golven- geeprankel... En ook deze herinnering laat het werk van de hier Haspels in mij na: het is zo in dividueel; het behoort zoo geheel aan de schrijver zelf, roept in z' techniek geen »ank.'atge" op met andere auteurs. Telkens treft het streven om reeds herhaaldelik gezegde dingen 'n eigen meik te geven, eer ze ons opnieuw worden voorgezet, 'n Zeldzame nieuw heid en frisheid is er in de manier, waarop Haspels de jubelende, jonge zon begroet, waarop h\j. het scheepsdek bestapelt met een berg sr,eeuwig paarlemoeren haringen, blauwdooraderd, rood- gestreept, of waarop de jonge paliugvisser, met z'n zwiepende armen en z'n stoere lichaam, de boom in het water plompt, zodat, tzjomp l de boot voortschiet als 'n aal, «n de droppels opspatten voor de boeg, hem springen in 't gezicht l Meer dan een van dergelike detailbeschry vingen zy'n in zichzelf afgeronde meesterstukjes. Het spreekt vanzelf, dat alleen 'n bekwaam «tilist zoiets doen kan. Ei 'n klankgevoelig, ceer geroetineerd stilist is de heer Haspels zonder twijfel. Oogenschynlik met gemak, groepeert hjj z'n materiaal lenig, zorgvol en met smaak; hy kent presies z'n eigen kracht verrekt die niet in 't zoeken naar te hoog liggende f ff >k ten, tracht niet ze mér te laten «ehynen door ons de oogen blind te gooien met overmaat van woorder. Die kennis van eigen talents-omvang houdt z'n siherpe kijk op mensen en dingen helder. Presies het essensiële weet by- uit z'n onder werp te pikken mét hun aarde- en hun haring-reuken staan die hei- en die zeelui voor ons Al» tipenr ly'kl my' de heer Haspels dan ook garen van betekenis te bezitten: een «neltekenaar van roetine is hy', alleen de hoofdlqnen gevend van met enkele krassen vlot geschetste koppen, waarvoor meer dan een, die hy' op zee of heide tegenkwam, on wetend geposeerd zal hebben. Ea dat ? alles doortinteld met de geest van 'n ervaren tooster, 'n welonderlegd causenr, met de humor van 'n man-van-de-wereld. Met 'n luidere glimlach blinken die telkens over de bladzijden, in voorname eenvoud recht tegenover de ploertige opdringery van de platte moppentapper fctaaad. Ziedaar de indruk, die ik ten slotte over hield, van >Zee en Haide", en die m. i. op niet geringe verdiensten wy'st. Daartegenover heb ik bezwaren wat de stofverdeling in elk der vier schetsen betref'. Die bezwaren zy'n by zogenaamd kleiner werk van te meer belang, omdat ze daarin eerder disharmoniese invloed hebben dan by groot werk, waar ruimer ge legenheid is tot 'c leveren van 'a -tegenwicht. Hoe kleiner 'n kunstwerk van omvang is, des te eer verliest 't z'n artistiek evenwicht. Het is wel de moeite waard dit eren nader te bezien, omdat het kleinere werk in 003 land een eigenaardige poslsie inneemt. By het leesbibliotekend publiek het «lustlezend" zou ik 't willen noemen, in tegenstelling van 't ?ercstlezend" is de «bundel schetsen (novel len)1' vry wel in ongenade. Dus ook hy de boekverkopers, die by 't zien van zo'n bundel trouwens de allures al aannemen van 'n stier bij 'n rooie lap. Dat is 'n raar verschijnsel, waaraan duikt me alleen een eind is te maken door dat publiek by herhaling zeer geacheveerd klein-werk roor te zetten. Er is geen enkele reden waarom de »jchets" of de «novelle" als kunstwerk inferieur zou zyn aan de «roman". Integendeel is het genre lang niet gemakkelik, en kan er door hem, die het onder de duim heeft, een zeer groot oogenblikkelik tffukt mee bereikt worden 1). De reden, dat zo weinig schry'vers het in ors land met sukses beoefe nen, zoek ik dan oek allerminst in de infe rioriteit van het genre. Het bewaren van 't artistiek evenwicht lykt me in de eerste plaats de kneep te zy'n, die de schrijver van 'n schets te pakken moet hebben. De heer Haspels is dit naar myn mening niet gelukt. >0pgevischt" geeft me sterk 't vermoeder, oorspronkelik tot roman voorbestemd te zyn geweest; het draagt er alle sporen van. De opzet is breed; een aantal personen wordt naar voren gebracht en uit voerig geïitroduseerd waarvan we later niets meer hooren, »0pgevischt" loopt uit in'n punt; 't lijkt 'n piramide die op een der zij vlakken ligt, en die we, by de basis begin nend, langs lopen. De gedachte-draad blyft onafgebroken, maar de middelen, waarmee de gedachte verwerkt is, zyn in 't begin te over vloedig, aan 't slot te sober gebruikt. ?Strandjutten" komt mij 't zuiverst van bouw voor, 't egaalst van verloop; toch detoneert weer de figuur van de journalist-uitstapjesschryver, die eerst hoofdpersoon schy'nt te worden, en dan op eens fl>ep! weggemc ff ald wordt. >De Oplossirg" gaat als 'n nachtkaars uit, geeft 'n oplossicg van 't jaar nul; en al moge de beschrijving van het voortbomen der schuit en 't leegschudden der fuiken zo fors en fris van streek zyn, dat ik geen oogenblik aarzel ze volmaakt te noemen de bouw 1) Men denke bv. aan de »Falklandjes". van de schets-al s-geheel is zwak. >De Oplossing'' is eenvoudig 'n kapstok voor de zoeven genoemde, in vele details niet te overtrtffan, beschrijvende gedeelten, »Een(e) Proef neming", in tegenstelling met de kleurige zeeschetsen grauw en heiachtig van tint, heeft weer meer stabiliteit; toch lopen'er haastige dingen en morsen doorheen, goed gezien, raak getipeerd, maar dis de artistieke rust verstoren. Ziedaar my'n bezwaren. Is de heer Haspels de man, voor wie z'n werk me ham doet aan zien, dan zal hy zeer dengdelike gronden weten te vinden om 't met me eens of oneens te zyn. Want z'n werk geeft alles behalve de indruk van zonder kunstenaarsgeweten te zy'n samengesteld. Er zit overtuiging en ziel in dat werk, en, hoewel ik in 't algemeen met de persoon van 'n auteur niets te maken heb als ik z'n werk bespreek, heeft me by het lezen van >Zee en Heide" onwillekeurig telkens de stem van 'n warmbloedig, jongvoelend, geestdriftig man in de ooren geklonken, 'n Man, te geëkilibreerd misschien om 'n groot artiest te zyn, maar die het leven en z'n medemensen zo blijmoedig en verge vensgezin d heeft aangezien, dat al z'n ervaringen hoe bitter soms misschien bezonken tot wijs heid, dankbaarheid en verdraagzaamheid: drie dingen van verwonderlike kracht en invloed. Het doet toch wel goed zo iemand voor je te zien, als je zit te lezen, vooral in dit geval: omdat ttjj noch z'n persoon, noch z'n grote eigenschappen naar voien dringt. Z'n wijsheid uit zich niet in dogma's, z'n dankbaarheid niet in gefemel, z'n verdraagzaamheid niet in kruipery. Ik heb aan preken in overvloed 't land. Maar als de schrg'/er van >Zee en Heide" in de buurt komt preken, dan ga ik aandachtig naar hem luisteren. J. TEBSTEEÖ. Dagen, door STLJN STREUVELS. Uitgever L. J. Veen, Amsterdam. Maar wat vitd:n de Hollanders nu toch voor moois in 't werk van dien S ijn Streuvels r" vroeg mij onlangs iemand in Vlaanderen, die zich goed op de hoogte houdt van wat in Noord-Nederland op letterkundig gebied ontstaat. Voornamelijk de taal," zei ik. » Voorna melijk en in de eerste plaats wat ze noemen: de eigenaardige, nüere, zoetgerooisde Vlaatnsche taal. Maar dat h geen taal!1' riep de man. Nergeis wordt ze zoo gesproken. Het is een gemengd samenraapsel van officieel woorden boek?Vlaamsc'i, van gewoon goed Nederlandsch en van g^westspraaK Eenheid, echtheid bezit ze niet. Het is een door S.reuvels zelf uitgedacht compromis van alles wat door eliaar, en 'c geen de Hollanders eigenaardige nsïjveteit noemen is eenvoudig onbeholpenheid!" Da man overdreef ea ik gii g er niet verder op djor. Maar, in Hjlland teruggekeerd, vroeg ik op mijn bsurt aan een Hollander, die veel belang stelt in de Vlaamsche letterkunde: Vertel jij mij nu een% wat vinden jullie Hollanders eigenlijk zoo mooi in 't werk van Streuvels? Eer t en vooral de taal, de e'ganaardigp, nt'Lve, zo.tgevooisde Vlaamsehe taal", ant woordde de man dadelijk, precies zooa'.s ik aaa den Vlaming had geantwoorl. Maar kan je die wel altijd goed begrijpen?" vroeg ik. Niet altij'V' bekfnie hij. Maar", voegde hij er bij, , e'.fs < aa: waar ik niet goed begrijp vind ik het tóch no» mooi, en misschien nog mooier dan waar ik «cl begrijp." Ik keek den man even aan, of bij mij soms voor den gek hield. Maar hsel ernstig voer hij voort: 't Is ah muziek, of paëiie. Daar hoef js ook nii t alles duidelijk van te bjgrijpen; je mo<t het maar noden." Van zijn standpunt beschouwd had de Vlaming gelijk. De taal van S:reuvels is geen homo»eene taal en door geen men.' ch wordt ze zoo in Vlaan deren gesproken. Maar, van zij» standpunt ge zien, had 03k de HulUnder gelijk, want Streu vels' ei^en taal is poëzie. * * Het komt er maar op aan wat men van een artiest verwac'it en welke eischen men hem stel*. Hij zelf heeft aan de eigen gaven van zijn natuur te beantwoorden en te voldoen. Wat wil Streuvels ons nu geven, en wat verwachten wij van hem ? Vragen wij echte, geserreerde, en toch po t:sche realiteit, of willen wij ons liever laten meevoeren door zijn rijke faatazie, uitgaande van een s'.erk-reëelen bodem, maar dikwijls zich verliezend in 'c onwaarschijnlijke en ia 't onmogelijke? Ik herinner mij een van zijn eerste novellen, Lenle, een meesterstuk, waarin de trouw realis tische poëzie tot het einde toe zinder een wei feling wordt volgehouder. En ik herinner mij ook een andere novelle, in zijn later werk, waarvan de titel mij op 't oogehblik ontsnapt,, maar waarvan de inhoud mij is bijgebleven, en die, heel raak-realistitch begonnen, al dadelijk in romantische onmogelijkheid vervalt. Hit is namelijk de be.chrijvirg van een schoonen lentemorgen op een hoeve, waarvan al de beesten te gelijkerijd en onder elkaar uit de stallen worden losgelaten. Het tafereel is geborsteld in kleuren en vormen van een z.66 fel-intense werkelijkheid, dat men het sc'iouwspel meent bij te woner>, en tcch is 'c valsche werkelijk heid, omdat het bepaaid onmogelijk is dat zoo iets zou kunnen gebeuren, eii dat een boer zou moeten gek geworden zij a vooraleer hij merries en hengsten, vaarzen en stieren, zeugen en beeren onder elkaar in vrijheid op zijn erf los laat. De lezer, geboeid door de plastische reali teit der voorstelling, gaat onwillekeurig verder dan de schrijver hem wil brengen, en maakt zijne gevolgtrekkingen. Hij weet dat die beesten niet alleen met wilde vreugdesprongen hun lente-vrijheid den teugel zullen vieren, maar dat ook dadelijk de geslachts drift ondfr hen zal woeden, en dat zij zullen vechten, en dat het, in plaats van een vreedzaam en idyllisch naar-de-velden-en-de-weiden-gaan, een dieren pandemonium zal worden. En zoo ontaardt de trouwe werkelijkheid in een epische en adamische fantasie, die op haar beurt ook weer in aanstoot en in wariklank komt met die te welbekende en te duidelijk omschreven alledaagsche werkelijkheid, welke haar tot bas:s dient. * * * Ia dit boek, Dagen, vinden wij Streuvels OKgevefr terug zooa's wij hem reeds kenden. Van af zijn eerste optreden is hij sterk zichzelf geweest, en dat ook gebkven. Bij hem is zoo goed als geen invloed van andere schrijvers te merken. Hij heeft weinig gelezen, en woont daar gansche jaren eenzaam op een dorpje, omringd door de Natuur. Er is vaak iets triestigs en weemoedigs over zijn werk, zelfs waar hij spreekt van lentegroen, en zon, en blijden blauwen hemel. Men voelt er in de eenzame, de in zichzelf teruggttrokkene, ver afgezonderd van de grootc, woelige levensbeweging. Zijn verbalen gaan langzaam hun kalmeu gang, door gaans zonder groote verrassingen noch gebeur tenissen, als 'c ware gelijk met. den iangiaoun pas, waarmee de t raag-denkende Vlaameche boer naast zijn beesten over de akkers en de wegen kopt. Er is weinig of geen psychologische ontwikkeline: in die eenvoudige wezens, ee sontdes dmes rudimentaires, en zij handelen soms als automtten, als bewogen, niet door hun eigen driften noch verlangen, maar door den invloed der omringende Nabuur, waaruit zij evenals grondgewassen zijn ontstaan, en waar ze neb. a mee voelen. Streuvels zelf is a mtt hen en met de welbekende uiterlijke dingen, welke direct op hen f n op heoi in werken ; en samen gaan zij hun gang vaa 't aüedaagsche leven, naar een doel di>t dikwijls geea conclusie noch geen einde is. Er is geen compositie in S'^eu vels' verhalen, en daarom past zijn einde soms zoo slecht bij de vertelling. Waarom b.v. is zijn groot stuk Langs de Wegen niet vrof ger of niet later uit? Het is niet uit; h'j hid er steeds verder kunnen van vertellen, en bijna al zijn veilulen zouden mogen eindigen met het na'uurlijk en onvermijdelijk einde van elk leven: de Dood. Zoo is ook dikwijls het geval, en hierin is hij volkomen logisch met zijn opvatting en zijn manier van uitwerken. Er is in hem een st lle, stage rythmus van het leven, die gaarne alles maar zijn gang laat volgen tot het eindelijk van zelf is uitgeleefd. * * Hoe lang denk je dat S reuvels' succes in Holland nog wel duren z»l? a jaar? twee ja;r?... vroeg mij nog deselfde Vlaming waar ik in 't begin van sprak. Ik zie niet in waarom het niet zou blijven duren, nu het eenmaal ontstaan i?. Er trilt somtijds een diepe ziel in die eenvoudige ver haaltjes. Er leeft iets in, men kan niet zeggen wat dat ze dikwijls heel groot maakt onder bun schijnbare kleinheid; en ik meen zeker dat het niet aan Streuvels, maar wel aan de onlrgi: che verandeilijkheid van het publiek zal liggen, indien zija succes niet duren blijft. Gean aader auteur bleef zichzelf van di n beginne af zoo trouw en zoo gelijk. Wat men in zyn eerste boek bewonderde, kan men, op luttele wijzigingen na, ook weer bewonderen in dit laatste. Zija succes, eveia'.s zij u talent, stsat zóó vast en gelijkmatig,dat het er haast monotoon door wordt. Dit geldt, wel te verstaan, voor Holland; want in Vlaanderen is dit lang niet zoo algemeen erkend. Daar voelt msn doorgaans niet de groote charme van een taal, die op de ollandeiseen zoo sterke bekoring uitoefent. Hoe komt dal ? Vlaanderen toch l ai hem veel beter begrijpen dan Holland. Voor een Hollander blijft nog steeds zooveel duister dat voor een Vlaming duidelijk is, want de toevlucht tot een Idioticon of de verklaring ia nota vau enkele gewestelijke ter men, zcoals door enkele recei senten zee r terecht werd voorgesteld, islangnoj; niet voldoei.de om Streuvels werk goed te begrijpen. Men zou daarbij steeds moeten fcennen in welke bepaalde gevallen en op welke bepaalde toestanden die termen toepasselijk zijc; men zou, m. a. w. moeten weten, niet wat ze op zich zelf, of iu een enkelen zin, maar wel wat ze in verhouding tot den toestand waarin ze gebruikt worden, te beteekecen hebben. A's ik h. v. lees, ia L'ings de Wegen, om slechts a enkel, masr wel tvpisch vooibeeld tot verklaring aaa te halen: Jiij (Tai) ketste de bakten naar den molen," dan zie ik een heel eigenaardig en ouderwetschVluanoEc'i tafereeltje i óór mijn oagen. Ie zie een oude man in grijs-grauwe bestoven kleeren, traag stappend naast een trouw c-u goedig, zwaarbeladen ezeltj ?, over den kronkeligen, gelen zaadweg, tusschen de weelderige groene koren velden. Ontelbare malen heb ik dit schouwspel gezien, en ik weet en voel wat het beteekent. Mtar hoeveel Hollanders zullen dat, uit die t akele woorden ; hij ketste de bakten naar dtn malen, ook zoo zien en voelen, en begrijpen wat hiermee bedoeld wordt? namelijk; het op de boerderijen gaan halen en brengen naar den molen, dwars over den rug van een ezel (ketsei?) van zakkeu ro,?ge-graan, oktl rogge-graan ('laktru) die ge malen moeten worden om br jod van te bakken ? Het blijft dus vooral, ni. i. een kwestie van poëiie en vaa gevoel. Misschien begrijpt de Vlaming S:rcuvels te gce!; maar de Hollander, die het, zoo nauwkeurig niet kan nagaan, laat zich gaarne door den voor hem ongewonen cha'me van dien talentvollen schrijver meetlaepen. En zoo werden mij duidelijk de vreemde woorden van den Hollandschen v> i ;nd, aau wien ik, i aar aanleiding vaa wat de Vlaming mij gevraagd had, op mijn beurt vroi-g wat hij zoo mooi voad in Streuvelê: Ik begrijp het niet altijd; maar zelfs daar waar ik n'et goed begrijp vind ik bet 1 och nog mooi, en misschien zelfs mooier dan daar waar ik htt wél begrijp. CYIUEL EUÏSSE. Björnson's Jubileum, Cristiania, 8 en 9 Dec. Noorwegens hoofdstad heeft twee dagenlang den 70 jarigen geboortedag van zyn grooten zoon Bjornsterne Bjó'rnson gevierd. Niettegen staande de hevige koude, zy'n alle hoofden en harten vol gloed en warmte. »Gy gaat zeker naar het theater," »gy gaat toch naar het faest," waren de vragen, die men hoorde. De eigenly'iie feestdag was 8 December. Van vroeg 's morgens stroomden de deputatiën en gelukwenschenden naar het theater van Bj rnson, waar de dichter, omgeven van vrouw en kin deren, zyce vrienden en bewonderaars ontving. (Hy woont gewoonlijk 4 uur sporens van Cridtiania, op zyn landgoed Aulestadt in het Gansdal). Björnson zag er straland van geluk uit, gezond en vroolyk. Tusschen de bezoekers zag men Edvard Grieg met zijn. zoon, die gaven van vrienden uit Bergen overreikten. Ook waren er deputatiën van. kunstvereenigingen en Noorweegsche kunstenaars, de laatste gaven een portefeuille met origineele teekeningen. Ook de tooneelspelers van het National theater kwamen en de president van de Storthing (het parlement van Noorwegen). Dan een reuzen-adres van Denen, door meer dan 30 000 onderteekend. Ook van de vrouwen uit Finland en van Dcensche en Zweedsche corporatiën, kwamen er f afgevaardigden of adressen. De telegraaf bad het ontzettend druk, meer dan 500 telegrammen van binnen- en buitenland, b.v. van vele buitenlandsche schrijvers. Van den koning en de koningin van Wurtemberg, van Alfred Dreyfus, van den Deanschen dichter Drachmann, H. Bang, Carl Rawaldetc. Het glanspunt was de feestvoorstelling in het National theater op dien avond. Het was feest, een schitterend, jubelend feest. Toen Björnson door zyne familie begeleid binnen kwam en .in het parket ging zitten, brak er een ware storm los van »bravo"roepea en juichen. Het orkest begon echter opeens Berlioz' aargry'pende treurmarsch »Trista" te spelen en onder de zware treurige stemming van deze muziek, werd het stil,- ging het gordijn op en begon de voorstelling van : «Boven menschelijke kracht." . . Man zegt DU hier in Cristiania, dat net deze voorstelling het hoogste bereikt werd, wat van Noarweegsche tooneelspeelkunst kan verwacht worden. Frau Dybwad als Clara en Fahlstiöja als pastor San/, bereikten weikely'k het hoogste. Het was hy'na te aangrijpend, te menscblyk, te grootsch. Allen, die voor het foest, voor vreugde en vroolijkheid gekomen waren, werden zóó meegesleept, dat zy zeer aangedaan en bleek neerzaten, geheel getroffen door het stuk. En het bleef lang heel stil, nadat het gordyn neer was gelaten. Het publiek kwam eerst weder in de feest stemming, toen het orkest den wor.dermooien hnUigings-marsen van S Sorsa'al speelde. Ook (Heg kreeg een ovatie; hy zat vlak achter Björiison. Hat gordijn ging weder op. Men zag een prachtig Naorweegach landschap, men zou kunnen zeggen een landschap van Björnson, en Frau Dyowad, Noorwegen's eerste tooneelspeelster, trad op en zei een zeer mooi gedicht op, door B all geschreven voar deze gelegenheid. Oaarca verdween Bjönson ook achter het tooneel en kwam te midden van de studentenzangvereeniging op, die hem met een zeer bekende serenade huldigde. Dazs serenade werd in 1868 voor het eergt toegezongen aan Weihaven, met woorden van Björnson en fraaie muziek van Grieg. Toen werd het Volkslied gezongen en daar dit zeer bemind is en met woorden van Björnson, stond het geheele publiek op en zong mee, ook de dichter en men zag slecht) wuivende zakdoeken en vroolyke gezichten. Telkens en telkens moest Björnson weer te voorschijn komen. Toen ging de dichter op het balkon, van het theater staan, met zijne familie, en vrienden en kunstenaars, om den grooten fakkeloptocht der studenten te zien. Ofschoon het htiel koud was, waren alle menschap, op de been, om den dichter toe te juichen. Na een toespraak van den presidett van den senaat, zei Bjü.-nson in een korte rede: >Als ik de ie fakkels en dezen grooten iichtgloed zie, komen twee beelden voor myn geest. Het eerste is: Z\>o moet Noorwegen met roode vlammen in de wereld echynen ; het tweede is: Hoe gij, die nu licht draagt in uwe handen, daar staat en haast bevriest. G j zyt niet da eerster, die hier in dit land licht hebt gedragen en bet daarbij koud bad. Het is steeds zoo geweest: van de armste leerares af tot de grootste kunste naars en schryvers toe. Wanneer ik nu vraag, deze fakk-jllichten te zwaaien ter eere van Noorwegen, dan is dat met den wensch, dat zy die »IIet L;.cht" in het land dragen, het warmer zullen krygeD." Na deze redo werd er oorverdoovend ge juicht, gezongen en in de handen geklapt en Björnson moest steeds weer te voorschijn komen. Toen werden de fakkels op een hoop geworpen en gingen de studenten weg. In het theater werd door het bestuur een privaatfeest gegeven, waarby veel nog gesproken werd. Björnson zeide o. a, dat men niet te veel verwachten moest van hem, daar hy reeds dertien toespraken had gehouden. Na 12 uur, toen bij naar zij i hotel reed, waren er nog vele menschen in de straten om hem te eeren. Een waardig pendant van gisteren werd het feest van gisteren, «het burgerfeest" genoemd. Ongeveer 500 menschen zaten aan de van licht stralende tafels. Alles wat in Noorwegen geest en naam heeft, was aanwezig. Van verre steden en oorden waren er gekomen, ook zeer vele buitenlanders, vooral uit Zweden en Dene marken Vroeg was ieder reeds gezeten en om half zeven gingen de groote zaaldeuren open en trad de hooggeëerde gast met zyn gevolg binnen, onder de tonen van een bekende marsen van Noordraak. Welk een vreugde voor ieder Noorweegsch hart, zy'n grooten dichter zoo mooi, gezond, krachtig te zien, een echt koninklijk type en onwillekeurig brengt hy' een woord van een staatsman in de gedachten: «Bjö.mon is Noorwegen's ongekrootda koning." Hy girg onder een ontzaglijk groote vlag zitten, de eenige decoratie der zaal, en rondom hem de meest beduidenden van Noorwegen's geestelijke aristocratie. Men zag Edvard G.'ieg met zy'n mooi zilverhaar, ginds Fcitjof Nansen met zyn blonden, krachtigen kop en zoo verder. Hat feest begon met een lied, solo gezongen, daarna hielden de toe spraken niet op, totdat eindelijk Björnson zelf opstond en een zeer geestige redevoering hield. Hy sprak veel over de ontwikkeling en sociale toestanden van zyn land. Hat was een vuurwerk van geest en spot, het vonkte en spatte, telkens werd hy door hoera roepen onderbroken. De dichter wenschte Noorwegen toe, dat het meer wakker zou worden en de menschen minder kleit zielig en meer edel en voornaam. Hy voor zich was overtuigd, dat de j ongsten van het tegenwoordige geslacht graag de muziek van den wereldvrede zouden hooren. Hy zei o. a.: »ik spreek geen eigenlijke fee.-trede uit, maar de gelegenheid is te mooi om niet over datgene te spreken, wat my op het hart ligt. Daarna was er een ty'd lang een meer ernstige stemming. Maar er kwamen steeds weer toe spraken, o a. ook een van de presidente van de Alg. Vrouwenvereeniging aan Frau Björnson. Maar het toppunt van den avond was daar, toen de Zweedsche dichter, Werner von Heidenstamm, opstond en den dichter toesprak. De fraaie manlyke taal, de afgeronde vorm, de warm uit bet hart komende en tot de harten gaande woorden, brachten allen in verrukking. Hy vergeleek Björnson, zooals hrj daar zat, mooi, flink, krachtig, met een ouden koning uit de Noorweegsche sprookjes, die in zijn hal zit en zyne vrienden ontvangt, een koning, wiens voorvaderen opklimmen tot den zonnegod. Ofschoon hy' zelf Zweed was, zelfs groot Zweed, kwaaien zyne woorden recht uit het hart en by vereerde en beminde niet alleen den dichter als zoodanig, maar was ook den mensch Björnson zeer genegen. Deze woorden waren een groote satisfactie voor het publiek en vooral voor Björnson, omdat zy door een Zweed gezegd werden. De laatste redenaar was Fritjof Nansen, die een groet van de Noorweegsche jaugd bracht. Er was ware geestdrift in zyne woorden, toen hy Björnson den meester noemde, die van hun vroegste jaugd af de tegenwoordige kinderen had ver heugd en hun hoofdjes had gevuld. Hy had hun het leven mooi en ryk gemaakt en hen geleerd hoi edel te leven. »Gj zyt de dichter, die voor de jaugd het meeste geschreven hebt, daarvoor hebben wy u het meeste te danken," zeide by'. Na het uitmuntende diner stond men op en wandelde rond in de elegante zalen van de nieuwe loge. Overal zag men Björnson rond gaan, altyd van een groep bewonderaars om geven, aldoor nieuwe en oude bakenden de handen drukkend. Ongeveer half twaalf ging hy stil weg, door zyne vrouw gevolgd, bezorgd dat door bon weggaan de feestvierenden zonden gestoord worden. Lang zal het duren, eer diegenen, dia Björnson's feest hebben meegemaakt, deze dagen. zullen vergeten. Zoo mooi, zoo feestelijk, zoo eensgezind was het. R. MAGELSSEN. NIEUWE UITGAVE». Bapsodie, door J. TEKSTEEG. Amsterdam, H. J. W. Bacht. De order van den generaal. Blijspel in a bedryf, door F MAEBLANT. Amsterdam, H J. W Bscht. Gids voor werklieden tot de Ongevallenwet en Btroepuoet. Uiteenzetting van, en toelichting tot die wetten in vraag en antwoord. Met een alphabetisch register, door mr. dr. J. E MILLABD Haarlem, H D Tjeeok Willük & Zoon. By het 25 jarig bistaan van >De Vrije Gimeente." Toespraak gehouden 30 November 1902, door P. H. HUGENHOLTZ JE Austerdam, Van Holkema & Warendorf. MAUEICE MAEIERLINCK, Wytheid en leoenslot, met inleidend woord van dr. J. D. BIBRENS DE HAAN. Vertaling van mevrouw G. M. VAN DEE WISSEL - HEKDEBSCBEE Met portret van den sehryver. 2e herziene druk. Amsterdam, C L G. Veldt. MADBICE MAETEKLINCK, De Bedolven Tempel. Vertaling van mevrouw G. M. VAN BBS WISSBLHKHDERSCHEE. Met portret van den schrijver Amsterdam, C. L G. Veldt. ' Hans Nanning. Een historisch verhaal uit den tachtigjjrigea 'oorlog, door EJDDABD C. HOÜBALT Amsterdam, J. M. N. Kipteyn. De Grondwet van 1887 toegelicht, ook in verband met de praktijk, door mr. T. SYTSENSA. Darde uitgave, 's Gravenhage, Martinus Nyhoff. De Vredevorst, naar het Zweedach van CABIT E. MAR, door MARGAEETHA MEIJBOOM Amster dam, H. J. W. Bacht. Ltventraadsel, naar het Zweedsch van GUSTAP AF GEUERSTAM, door HENDBIKA BLBEKER. Amster dam, H J. W. Bscht. Myn kleine Jangen, naar het Daensch van CAEL EWALD, door MAROABETHA METJBOOM. Amsterdam, H. J. W. Bacht. Amsterdamtch Jaarboekje voor 1903, onder redactie van E. W. MOES. Amsterdam, L. J. Veen. Inhoud van Tijdschriften. Taal en Letteren. Afl. 11: K. Pjel, uit Potgieters proza. F. P. H. Priek, Boekaankondiging, Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden naar hun oorsprong en beteekeni?, verklaard door dr. J. A. Stoelt. H. H , Boekaankondiging. Het leven der taal, inzonderheid dat van het Nederlandsch, door M. J. van Milsen Jr. Kleinigheden. Woord en Beeld. Dac. 1902: De jachtopziener, door W. van Amsterdam, illustratief! door M. H. Krabbé. J ar. C. H A. van der Wy'ck, portret van H. J Hsverman, by'sehrift van D. Fdck. L<mte, houtgravure, naar A. Hesselink. Venetië, door G. B. Hooyer, illustratiën van den schryver. Prof. S. S. Rosenstein, door dr. C L Rünke. EJ regnet Niklas, muziek van S. Drceden. Teek-nen d-s Tigdi. Afl 6: Evangelie en moderne moraal, door H. B. D. Westendyk. Het confessioDalisme en de belijdenis, door H. A J van Wyke. Vroomheid, eenswillendheid met God.'?Boekaankondigine, door C J. N. Tijdschrift voor Nedei landtch-Indië12) AS.: Mr. D. Fock, Het laatst ingediend wetsontwerp tot de centralisatie van het bes*uur in N.-I. J. L Koster, N. rlands militaire positie in Zuid Azië. Dr. H. Kern, Het tweede deel van Amony'ers werk over Cambodja, (Slot.) P. H. van der K soap. Eine herinnering aan den zeerooversaanval op de Seafl ower in 1822. X Humor in het Stille Banjer. M C Poensen, Geschiedenis van Koning Indjilsï. R A. van Sandick, Varia: Ean vrijsprekend vonnis van den raad van justitie te Ssmarang in zake Ch. Parelaer. Moederland en koloniën. Sshryven van Jhr. J. P J. v. d. Does de B je, naar aan leiding van den open brief van den heer P. H. Bicker. Jhr. O. van Barestey'n, Revue van brochures enz. W. C. Muller, Bibliographie. La Revue. No. 24: L. de Norvens, Parmi les Saints et les Possedés modernes. Victor Carien, Li Chine et l'Angleterre. Gécéral Lifayette, Lettres irédites, (II ), fin. Louis Mercier, L^ cri de la femme (poésif). Duc d'Arpyll,Mon premier cerf. Jean Chantavoine, Las deux Allemagnes. Abel Hermant, ConfesJon d'un homme d'auj ourd'bui (III) Suite. Ch. L°8sueur, La litterature Tehéque en 1902. Frederik Lolliée, Ls bourgeois de comédie sur la scène frarciise. (Fin). D. L. Caze, Uae révolution dans les methodes scolaires. Maurice Muret, Jeunes crivains d'Italie. Gabriel Trarieux La tbéiltre et la vie. Eij,en Haard. No. 51: De Rotterdamsche Ji ff jr, historisch verhaal uit het midden der 17de eeuw, door F. A. Buis, VIII. De Nederlandsche Kantwerkssbool, door G. Heu velman, met portretten, I. Apologie van kleine Willem, door Frits van Raalte. Decembergedachten, (by' de plaat), door Jer°. de Vries. LUC y's Kerstfeest, t aar het Engelsen van Mary E Wilkins-Fieeman II. P. Galand, door R. P. J. Tutein Nolthenius, (met afb. en kaartjes) (Siot). Feuilleton. CORKESPONDENTIE. Verscheidene stukke? moesten wegens plaatsgebrek, tot een volgend nummer blijven liggen. 40 cents per regel. wekt den eetlust op. Verkrijgbaar by apothekers. Piano-, Orpl- en MoMliaiÉl MEYROOS «fc KALSIIOVEN, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIAMNO'S in Koop en in Hvwr. Bepareeren Stemmen Builen,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl