De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 21 december pagina 7

21 december 1902 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Na 1330 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOBNEDERLAND. BEELDENDE Prajnjaparamita. Indonesian Art, Seleoted specimens of ancient and ??? 'inodern art and handwork from the Indian Aichipelagó, by C.M. PLEÏTE. The Hague, Martinus Nijhofl'. f De Indische tentoonstelling, verleden jaar in het Stedelijk Museum te Amster dam gehouden, behoort alweder tot de herinneringen, en tal van wenschen en gedachten, dat deze tentoonstelling den grondslag zou vormen van een museum, dat ons de schoonheden van onze koloniën zou doen zien, zq bleken ijdel, en zelfs de voorspellingen van een eigen gebouw en de geruchten, dat een reeds ter slooping opge schreven bouwwerk tot Indisch Museum vertimmerd zou worden, zij schijnen voor barig te zijn geweest. Een groot deel der schatten is dan ook weer tot de respectieve eigenaars, die het in bruikleen hadden afge staan, teruggekeerd, een ander deel heeft in verschillende musea zijn plaats weder her nomen of nieuwe plaatsing aldaar gevon den, het overige tot nader order waarschSjnlijk opgeborgen. Zoo is dit schoons, dat onzen Archipel op de Parijsche tennaar ter tentoonstelling aanwezige voor werpen vervaardigd, Waar dan de Indische tentoonstelling tot het verleden behoort; waar een Indisch museum zijn verwezenlijking nog niet nabij is, daar zijn slechts dergelijke uitgaven bij machte, te doen zien dat onze archipel een land is, waar de kunst eens een hoogte heeft bereikt, die met de schoonheden der gothiek in vergelijking kan treden ; en waar nog de kunstzin en kunstsmaak onder het volk voortleeft en zich uit, niet alleen, in tal van zaken van religieus gebruik maar zelfs voorwerpen die in het dagelijksch leven hunne toepassing vinden. Hier bestaat nog wat men thans met een nieuw woord als ?gebruikskunst" aanduidt. Men vindt nog bij den handwerker een zucht tot verfraaien, tot versieren, die ieder voorwerp tot a thing of beauty stempelt. Een kris- of klewangheft is niet af, wanneer het niet door snij werk of ingelegd metaal meerdere schoon heid heeft verkregen; een- bamboekoker wordt door den vervaardiger niet als vol tooid beschouwd, wanneer hij niet door inkerving, die de bovenhuid wegneemt, of door beschildering met drakenbloed meerder Geschilderd houten beelden van Bali. toonstelling vertegenwoordigde, uiteengegaan en slechts de herinnering liet zij ons achter; maar bij die herinnering gaf zij ons ook bovenstaand prachtwerk »Indonesian Art", tenminste zij was er de aan leiding toe, en, een enkele uitgezonderd, is het groote gedeelte der platen, dan ook aanzien heeft verkregen, en zoo zouden we door kunnen gaan met opnoeming van ontelbare voorwerpen, die, als ze ten onzent gemaakt waren, waarschijnlijk even goed aan hun doel zouden beantwoorden, maar dan zouden missen, het artistieke cachet dat de inlander er aan weet te geven. Dit iustinkmatige gevoel voor schoone vormen en schoone lijnen, spreekt uit alles wat van zuiver Indonesischen oorsprong tot ons komt. We leggen hier den nadruk op den zuiveren oorsprong der vormen en ver sieringen, omdat helaas de beschavende Europeesche invloed op den inlander zich niet alleen bepaald heeft tot zijn uiterlijk, tot bijv. een meer gepaste kleeding, die zoo min mogelijk zijn lichaamskleur laat zien, of tot het innerlijk dat hem de zeden en gewoonten van een andere natie opdrong maar zich zelfs uitstrekte tot hunne kunst uitingen, die zy in overeenstemming met den Europeeschen smaak? wilde brengen. Grover dwaling, om niet te zeggen eigen wijsheid, is eigenlijk niet denkbaar: ja het kon zijn, toen men den Japanner op het denkbeeld bracht of deels verplichtte zijn arbeid VOOT de Europeesche markt ge schikt te maken, Maar het ergste is, dat de inlander, gewend om in den blanken broeder zijn meerdere te zien, aan zichzelf ging twijfelen, en zich verbeeldde dat die in gevoerde patronen en voorbeelden, de zijnen waarlijk in schoonheid overtroffen. En hierin schuilt het gevaar; dat de volkskunst in onzen Archipel, die nog steeds onder de bevolking voorleeft, en zooveel schoons heeft voortgebracht en nog voortbrengt, voor goed te gronde zal gaan. Het is daarom, dat we niet genoeg op prijs kunnen stellen alle pogingen, die worden aangewend, de kunstuitingen en kunstvoortbrengselen onzer archipel meerder bekendheid te geven en er belangstelling voor te wekken. Het tentoonstellen van de schoonste specimens van inlandsche nijver heid, zooals de vereeniging Oost en West" pleegt te doen, bereikt in dit opzicht reeds veel, en een plaatwerk als het hier boven aangehaalde brengt er het hare weder toe bij. Het zijn specimens van kunst en kunstnijverheidsvoortbrengselen, ten minste we kunnen het zoo noemen, hoewel hier de scheiding tusschen een kunst- en kunstnijverheids voor werp dikwijls moeilijk te bepalen is, daar absoluut onafhankelijke kunstuitingen, behoudens wellicht enkele goden beelden voor den inlander onbestaan baar zijn. Een der prachtigste godenbeelden, zeker het fraaiste en zuiverste voorbeeld van Boeddhistische beeldhouwkunst.de »Prajnjaparamita," waarvan het origineel, dat om streeks 1819 in een boscb nabij Malang gevonden werd, in het Museum van Oud heden te Leiden berust, is door een zeer goede lichtdruk, in. deze^uitgave gerepro duceerd. Dit Beeld, der'Volmaakte wijsheid, der door Adi Bouddha bezielde natuur, is van een reinheid en schoonheid, die over weldigend is, en het moet een kunstenaar bij Gods genade geweest z'rjn, die bij eigen superioriteit in een moment van heilige bezieling dit beeld heeft doen ontstaan. Maar niet alleen de houding, de verheven uitdrukking, het teêre modelêgeven er die zeldzame bekoring aan; het is tevens de bijzondere rijkdom, die uit de hoofd- en halssieraden, de armbanden, gordel en wat niet al tot ons spreekt. We zien hier de fraaiste voorbeelden der kleinkunst, waar mede de beeldhouwer zijn godin tooide, het mooiste was niet mooi genoeg en daardoor zijn die ringen, banden, kettingen voor ons als aanwijzingen wat goudsmidskunst vermag. waarvan een afgietsel op de tentoonstelling l ook een afbeelding van zeer fraai in bufin het Stedelijk Museum ons door stand felleder uitgesneden en met kleur verlevenKrishna, geschilderd houten beeld van Bali. en sierlijkheid van lijn, de bekoorlijke be valligheid der inlandsche voor den geest riep. Kaast deze en meer andere specimens van beeldhouwkunst in steen was destijds ter tentoonstelling de houtbeeldhouwkunst door tal van bovendien fraai beschilderde Balische godenbeelden vertegenwoordigd, waarvan wij enkelen ook in deze uitgave terug vinden. Allereerst het beeld van Krishna, verschrik kelijk in zijn gedaante als verdelger van zijn zoon Boma; de zeven hoofden waarvan er van voren drie boven elkaar en ter weers zijden nog twee zijn aangebracht, zijn van een zeldzaam woeste expressie. De open mond met groote overhangende slagtanden, de breede neus en de uitpuilende oogen, maken het geheel tot een beeld van ver schrikking. Minder woest zijn echter de apenbeeldjes, de blaauw-groene, »Nile" uit gevolg van Anoeman den apenkoning, of Ravana, die digde wajang figuren in zijn werk opgeno men. Wel missen we hier het fraaie stel houten wajangpoppen, en wajang-kelitik destijds in bruikleen afgestaan door den Soesehoenan van Soerakarta, maar de hier gereproduceerde figuren bewijzen trou wens genoeg de schoonheid en de belang rijkheid van Javaansche schimmenpoppen. Beter dan door de voorwerpen die dr. Nieuwenhuis van zijn tocht door Midden. Borneo medebracht, kon de kunstnijverheid in onzen Archipel haast niet vertegen woordigd worden. Niet zoozeer wat het volledig overzicht hiervan betreft, als wel de aard en wijze van bewerken en ver siering. We zien in deze dingen het geheimzinnige bekoorlijke dat hen tot kunst voorwerpen verheft. Het rijgplankje voor het maken van kralenversierselen is door zijn gesneden figuratie aan het boveneinde, een prachtstuk geworden. De bamboeVoorwerpen vervaardigd door Dajaks van Midden-Borneo, De groote mate van ! gevoel 'voor verhou ding en verdeeling in beeldhouwwerk, spreekt eveneens uit de zoo gracieuse Gandarwa's, van de tempel te Prambanan, op den zonnevogel Garuda is gezeten. Dat een overzicht van Indische kunst incompleet zou zijn zonder wajang figuren, spreekt van zelf. De heer Pleyte heeft dan kokertjes zijn door hunne l inkervingen eveneens tot voorbeelden van| smaak en schoonheid gestempeld. En zoo meer zaken. Het zou ons te ver voeren alles in het

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl