De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 28 december pagina 1

28 december 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

r. 1331 DE AMSTERDAMMER . 1902. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. uitgevers: VAN HOLKEMA & WAREKDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden . . ? . . . . ? 1.50, fr. p. post f 1.65 foor Indiëper jaar . mail 10. Afconderujka Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0-121/» Mt kUd k T«rkrijgb»»r Kiotk 10 Boulevard d«t Cmporinw tegenover het Grmnd Café, te Parvj». Zondag 28 December. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Ajrnouoe» uit Duitechland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen dot* de firma K U DOLF AIÜSSE te Keulen en dooi alle fi ialen dezer firma. I H H O V Di , VAN YEBBE EN VAN NABIJ: Nog eens Schipperswet, door Aqnariua. Plageiy door de Postadministralie. De eerste Socialist in den Baad. Het leven van den zeeman te Amsterdam, door W. Bakker, beoordeeld door M. J. Brasse. 80CULE AANGELEGEN HEDEN : Arbeidswet en leerplichtwet, door S. Op weg naar een nieuwe maatschappij, beoordeeld door mr. dr. H 8 Velmann. - KUNST EN LETTEBEtï: Parsifal, door G. H G. von Brnckeu Fock. Monna Vanna uit Rotterdam, door mr. A. Hijman. Twee beginners, door Garel Scharten. Maurice Maeterlinck, Wijsheid en Levenslot, ver taling van mevr. G. M. van der Wissel-Herderschee. Manrice Maeterlinck, De bedolven tempel, door P. H. Hngenhohz Jr. Drinkwatervoorziening ten plattelande, door G. W. B. FEUILLETON: Spookhuizen te Rotterdam, door Justns van Maorik, J. BECLAME8 VOOB DAMES .? Tentoon8telling van kunstvoorwerpen door dames vervaar digd, te Para's, door H. Vervroegde winkelsluiting I Allerlei, door Caprice. Ingezonden*. UIT DE NATUTJB, door F. J. van Uildriks. BOEKVEBSIEBING EN ILLÜSTBAIE : De Kunst der Verlnchiing, door H. Walenkamp. KUNST : In het Rijkmuseum, door L. LacombléGrond beginselen van het teekenen, door A F. G. Signalementen uit Utrecht, door Jan van 't Sticht, (met portrret.) Mr. Treub over dereformkleeding, door M. J. Bouman-de Lange. CHAAKSPEL. FINANCIEELE EN" OECONOMI8CHE KBONIEK, door D. Stigter. Trein schetsen I V, door A. INGEZONDEN. ADVERTENTIES. Nog eens Schipperswet.. Eindelijk! dacht ik toen ik in de Groene van 2 November 1.1. het artikel, Schipperswet las. Eindelijk is er dan toch iemand gekomen, die toont te beseffen dat er een zekere categorie van menschen en zaken bestaat, waarop w«l voor eenige oogenblikken de aandacht gevestigd mag worden. Het artikel Schipperswet vestigt, zij 't dan ook maar in beknopten vorm, de aandacht op een der eigenaardige toestanden aan de betrekking van kapitein en stuurman ter koopvaardij verbonden. Beschouwingen over den zeemansstand in het algemeen worden slechts nu en dan gegeven en dan veelal in feuilleton of romanvorm, hoofdzakelijk dienende om de ruwheden en de gevaren van het beroep te doen uitkomen. In die verhaaltjes ot beschouwingen wordt echter voornamelijk de aandacht gevestigd op den onderge schikten zeeman, den matroos, Janmaat, Jan trek aan 't touw, of hoe men hem noemen wil. De goede gevolgen daarvan zijn ook wel merkbaar, daar in de laatste jaren het leven aan boord aanmerkelijk verbeterd is, de loonen verhoogd zijn, en zelfs in enkele gevallen voor de toekomst werd gezorgd. (Prins Hendrikstiehtmg e. d. g.) En wie zal het die kerels misgunnen ? Men brenge slechts een bezoek aan de P. H. stichting en aanschouwe de verweerde en van diepe voren doorploegde gezichten van de oude zeerobben, dan behoeft men niet te vragen of zij vroeger hun geld en thans hunne verpleging verdiend hebben. Hulde dan ook aan allen, die voor dergelijk doel hunne beste krachten gaven en nog geven. Wat echter betreft den meerdere in rang, den kapitein of stuurman van een koopvaardijschip, aan hem wordt zoo goed als nooit de aandacht geschonken. Of dat dan wel noodig is, vraagt de leek, die dagelijks de couranten gevuld ziet met voorgestelde en verkregen lots verbeteringen van onderwijzers, diamant slijpers, bootwerkers enz. enz., doch nooit iets leest van gezagvoerders of stuurlieden, dus in de veronderstelling leeft dat die eoort van menschelijke wezens zoo onge veer het ideale bereikt hebben. Nu, zoo volkomen ideaal is hun toestand juist niet; er valt waarlijk nog wel iets aan te verbeteren. Dat men er zoo weinig van hoort, komt misschien doordat de zeeman, zelf, uit den aard van zijn beroep, vrijwel den tijd, de gelegenheid of ook wel den lust mist om zich eens uit te laten, en als dat nog eens gebeurt is het gewoonlijk in een vakblad, dus in eigen kring. En hoewel er toch veel, heel veel van de scheepvaart afhangt, schijnt overigens niemand zich veel er voor te interesseeren. Het is daarom een gelukkig verschijnsel te noemen, dat Nautulus de kwestie aan 't roeren gebracht heeft, misschien heeft dat meerdere publi citeit ten gevolge, zoodat de verkeerde be grippen over de scheepvaart in 't algemeen, en over gezagvoerders en stuurlieden in het bijzonder, bij het groote publiek ver dwijnen. Zeer terecht merkt N. dan ook op, dat het volk zich nog steeds een eigenaardige voorstelling maakt van een schipper en een stuurman, doch ook het meer ontwikkelde publiek en zelfs zij, die in de havensteden wonen en uit den aard hunner betrekking dagelijks met gezagvoerders en officieren omgaan, kunnen zich feitelijk geen goed denkbeeld vormen van den aard van der gelijke betrekking. Tenminste men moet zich vaak verwon deren over de zonderlinge v/agen, die blijk geven dat men zich niet de minste voor stelling kan maken of tracht te maken van wat er met een gchip en op een schip kan voorvallen. Weinigen toch kunnen zich voorstellen welke groote verantwoording en zorg er rust op de schouders van een gezagvoerder van af het oogenblik dat de trossen zijn losgegooid en hij met zijn schip zee kiest. Behalve dat hij tegenover zijne reederij verplicht is zijn schip door alle mogelijke omstandigheden heen veilig en wel en liefst zoo spoedig en goedkoop mogelijk op de bestemmingsplaats te brengen, heeft hij ook zijne verplichtingen tegenover de eigenaars en ontvangers der lading, welke zich in zijn schip bevindt. Bovendien is hij nog geroepen van af het oogenblik van vertrek een wereld in het klein te bestu ren. Klein wel is waar, (hoewel tegen woordig ook al weer van honderden, ja zelfs over 1000 personen!) doch in ieder geval toch een wereld waarin zich alles kan voordoen. Gevallen van overlijden, geboorte, ziekte en ongelukken komen in dat wereldje evengoed voor, en de gezag voerder treedt dan op als notaris, ambte naar van den Burgerlijken Stand, dokter, heelmeester al naar 't zoo uitkomt, terwijl de wet hem wél weet te vinden wanneer hij in al die gevallen niet gezorgd heeft de noodige maatregelen te nemen. Maar bovenal drukt hem een zware verantwoordelijkheid, waar het erop aan komt, de orde te handhaven op zijn schip. Natuurlijk vindt hij in dit opzicht veel steun bij de Nederlandsche wetgeving, daar anders zijn positie aan boord geheel on houdbaar zou zijn; maar toch men kan het hem nog o zoo lastig maken, zoodat er vaak een groote massa zelf beheersching van hem wordt gevorderd, wil hij zich niet vergaloppeeren en zichzelven en zijn huis gezin voor altijd ongelukkig maken. In al deze gevallen staat zijn eerste of ficier hem getrouw ter zijde tenminste dat behoort zoo te wezen terwijl hem boven dien een of meer jongere officieren ten dienste staan, die den dagelijkechen dienst helpen verlichten, en die tevens in alle gevallen van aanbelang hem een grooten steun kunnen en moeten wezen. Ook zij hebben vaak een zeer groote verantwoor ding op hunne schouders, bijvoorbeeld wanneer hun de wacht op de brug is toe vertrouwd, en dus het behoud van ettelijke menschenlevens en kostbare waarden van hunne zorg en oplettendheid afhankelijk is. Men kan dus veilig aannemen dat het bedje van den gezagvoerder van onrust en verantwoording is gespreid, zoolang hij een schip onder zijne bevelen heeft. Natuurlijk is in iedere betrekking een volledige plichts betrachting een eerste vereischte; is dat niet het geval dan heeft een patroon het volste recht zijn bediende te ontslaan, en zulks gebeuit natuurlijk ook bij den gezag voerder door zijnen reeder. Wat echter niet in iedere betrekking voorkomt is de groote verantwoordelijkheid tegenover de wet, zooals dat bij den gezag voerder het geval is en ik in het voorgaande heb trachten aan te toonen. Trouwens, men leze slechts het Wetboek van Koophandel en van Strafrecht na, om een goed inzicht daarin te krijgen. Was het dus wonder, dat a gezagvoer ders n officieren, welke laatsten toch ook hunne groote verantwoordelijkheid hebben en trouwens gezagvoerders iii den dop zijn, met groote vreugde vernamen van de be handeling der schipperswet en met neg grooter vreugde, dat die wet »er door" was? Want mét Nautulus waren zij allen over tuigd, dat het tot dusverre aan ieder koekenbakker of wie dan ook vergund was gezag over een schip te voeren, 't geen op de vereischte veiligheid voor passagiers, lading en bemanning nu juist geen voordeeligen invloed kon hebben. Want al moge het waar zijn dat onze groote maatschappijen hunne passagiers etc. niet aan gevaar zullen blootstellen, zoolang op de kleinere schepen niet alles in orde is, zal het groote passa giersschip ook niet volkomen veilig zijn. Immers men behoeft dat niet ondervonden te hebben, of zelfs geen vakman te zijn om dat te begrijpen: het is voor iederen leek duidelijk dat bij eventueele ontmoe tingen op zee de gezag- of wachthebbenden van beide schepen goed doordrongen moeten zijn van hunne plichten, ten einde groote onheilen te voorkomen. Dat het in werking treden der schipperswet dus een veiligheids maatregel zou zijn staat volkomen vast, en evenzeer is een gezagvoerder meer ge baat met een stuurman die de bewijzen kan toonen van intellectueel ontwikkeld te zijn, daar dit toch met de eischen van den tijd strookt. Domme en onvoorzichtige handelingen zullen natuurlijk bij geëxamineerden altijd blijven bestaan; evenzeer zullen er onder de ongeëxamineerden wel mannen gevonden wordtn die goed ontwikkeld en voor den stuurmansdienst in den tegen woord igen tijd en op de tegenwoordige schepen berekend zijn, doch eerst wanneer dfi verplichte exa mens worden ingevoerd bestaat er een waarborg dat er op alle Nederlandsche schepen goed genavigeerd en gemanoeu vreerd kan worden, zoodat onheilen voor komen kunnen worden. Dat de positie van gezagvoerders en stuurlieden bij het in werking treden der wet gebaat zou zijn, is een vs aarheid voor ieder, die weet dat er schepen varen onder Nederlandgche vlag, waarop buitenlanders gezagvoeren, terwijl er geëxamineerde hollandsche stuurlieden rondloopen, welke die betrekking even goed konden waarnemen. Waarom duurt het toch zoo lang d at die menschen, die toch hun tijd en geld hebben besteed om de verschillende diploma's te verkrifgen, door de Echippeiswet gesteund worden, zoodat hunne moeite en groote geldelijke onkosten beloond worden? Zooals ik hiervoren eenigszins uiteenzette, hebben zij last genoeg van de Nederl. wet geving wanneer zij het eenmaal tot een positie gebracht hebben; het is daarom waarlijk niet te veel gevergd dat zij van diezelfde wetgeving ook een weinig plezier en steun hebben om tot een positie te geraken. Dat buitenlanders op onze hollandsche schepen verantwoordelijke betrek kingen bekleeden kan er mede door, wan neer ze tenminste aan dezelfde eischen voldoen als de Nederlander zelf', dien het vaak groote moeite kost, en die in ieder geval zijn geld op Hollandsche scholen en in Hollandsche plaatsen besteed heeft om zijne diploma's te verwerven. Het kan toch met zooveel bezwaren hebben otn die 'wet in werking te doen treden; men behoeft toch niet bevreesd te zijn dat de Nederlandsehe scheepvaart zal gaan stilliggen ? Stuurlieden zijn er waarlijk wel te krijgen, want sedert ettelijke jaren bestaan er overal in Nederland uitstekende zeevaartscholen, en eveneens een doo>- dr--« Nederl. Hiaat ingestelde commissie tot oxa.uiueering van stuurlieden. Waar dan opgewacht wordt? Wij, Neder landsche geëxamineerde stuurlieden, bagrijpen het niet, terwijl het ons evenmin duidelijk is waartoe dan de beraadslagingen in 's lands vergaderzaal dienen. Bij ons aan boord hebben we de gewoonte iets goed te keuren, of we keuren 't af, een van beiden. Is het goed gekeurd, welnu, dan gebruiken we 't, doch bergen 't niet op. Maar 't is waar, wij zeelui zijn EU eenmaal vreemde menschen, amfibieën noemen ze ons wel eens, dus het zal wel aan ons liggen dat we zoo onbevattelijk zijn. Ik meende echter bescheidenlijk deze mijne meening niet achter te mogen houden en dank u, geachte redactie, voor de ver leende plaatsruimte. Ik heb nog wel iets, doch duif niet meer van uwe gastvrijheid vergen. Mi schien mag ik later nog eens bij u aankloppen. AQUAEIUS. Plagery door de Postadniinistratie." In ons No. van 14 Dec. schreven wij een artikel onder dit opschrift, waarin wij aan een abonnéhet woord gaven, om een paar klachten over de handelingen der postadrtiinistratie te Amsterdam te uiten. Die klachten betroffen twee zaken: la. »vroeger ontving ik geregeld Zondags mijn brieven aan mijn woonhuis, totdat een nood zakelijke verplaatsing van mijn kantoor den directeur aanleiding gaf, mij te doen weten dat zulks niet meer kon geschieden.'' Ik bleef zwijgen, totdat ik een zekeren Maandagmorgen voor zaken vroeg op reis gaande, groote schade ondervond doordat een monster en een brief niet iu mijn bezit waren gekomen. //D t gevoegd bij de wetenschap dat de zorg voor die geheftle afwijking alteen aan bestellers wordt overgelaten, die er absoluut geen Jast of oponthoud door ondervinden, noopte mij tot klagen en zoo wendde ik mij tevens tot het bestuur te 's-Hage. Het gevolg was dat eeu commies en een hoofdbesteller mij kwam zeggen, dat liet den directeur zeer bpeet, maar dat hij geen verandering in het besluit kon brenger. De Handel had reeds zooveel voorrechten. Alleen wanneer ik voor ?3.75 per kwartaal busrechthouder werd dan kon het wel. «rik wird busrechthouder, maar mijn arg waan werd opgewekt doordat de directeur het tweede kwartaal van het busrecht reeds 14 dagen vroeger liet halen dan zulks volgens voor schrift moet worden betaald, namelijk 3 maanden vooruit. Persoonlijk was ik afwezig, mijn personeel betaalde, maar ik vrotg de direciie u;'l g onmiddellijk teen mij tiet feit ter oore kwam. Ilït ontwijkende antwoord kwam hierop neer, dat ik, wanneer ik geen busreclithouder wenschte te blijven, h t geld terug kon krijgen. Daarop antwuordde ik, dat ik geen busrechthuuder wenschte te zijp, maar wanneer hierin opge sloten l g j-, dat ik buitfül:e' *>:.?? r i t bleef vin correspondentie op Zondag, ik gt noodzaakt was mij dat geld te laten afpersen. ,0p miJQ schrijven volgde getn antwoord. Het bleef zooals het was. Intusschen vertelt mij een zaakkundig persoon dat de directie Ut dien maatregel niet bevoegd is, dat zelfs paiticuliereu aanspraak mogen maken dat nota ge nomen wordt van een ander adres op Zondag. Zeer terecht werd ik er opgewezen.dat watneer iemand woonachtig in 'b Hage, ZoLdags io Scheveningen vertoevende, buiten het bericht zcu blijven dat bijv. een bloedverwant stervende wae, en dat de wereld om wraak zou roej ea waaneer dit aan den onwil lag van den post directeur. »Ik bedankte voor het busrecht en de bebtellers kregen onmiddellijk last Zondags de brieven in de bus te werpen van een gesloten Luis, Een brief aan de hoofd-directie te 's Hage nocb een aan den heer Havelaar gericht, bracht verandering ten gunste, zij werden geheel gene geerd." 2o. dat het bijkantoor Amsteletraat ge sloten bleef op Zondag ondanks gedaan verzoek van belanghebbenden ofschoon andere bijkantoren geopend waren gedurende zekeren tijd ; wij noemden.dit plagerij. Naar aanleiding hiervan ontvingen wij onderstaand schrijven van den heer J. F. J. Buning, Commies der Posterijen 3e klasse. »In het nummer van U December komt eene klacht van een uwer abom e".", o\er de uitvoeiiog van den posdientt op Z'Jiidag bier ter sttde. »Ware die klacht geplaatst als ingezonden stuk, dan zou haar de oelaugstellmg ten deel gevallen zijn, die ze verdiende: n.l. een medelijdeed schouderophalen. De redactie echter vond het nooiifr, door een iiileiding, en een instem mend slotwoord, 's klagers ontboezeming tot een artikel''1 te verin ff ;i>, met den uitdagenden titel: flafffrij t/oor de Potl administratie. Nu kan ik eeu woord van wterlegging niet den lezers onthouder. »In hoeverre de maatregel omtrent de bestelliug lastig is voor den man van zaken, laat ik daar; het zwaartepunt van de redeneeriDp, die ons in het omstandig verhaal gegeven wordt, ligt toc'j in het feit, dat de klager niet van dien algemeenin maatregel werd uitgesloten. Dit maakt 's mans woidj tegen den heer Pos',dirtct'ur gaande, rij geen u tzonderiEg wilde nuken, welke tot vele van die verzoeken aaule d.ag zou kuuueu gever." Wij hebben ons niet weinig verbaasd over den toon en den inhoud van dit antwoord van een commies der posterijen. In hoever de maatregel lastig is, laat hij daar!... De maatregel is er en als iemand klaagt over het willekeurige, het onnoodige, het schadelijke van den maatregel, dan zegt de commies eenvoudig: hoor eens, de maatregel bestaat nu eenmaal en in hoever gij u terecht daarover beklaagt dat gaat ons niet aan. Zoo zijn nij, postmenscheu, en zoudt gij, of wie ook, nu ontevreden zijn op den directeur, die krach tens zijn oppermachtig welbehagen den willekeurigen, onnoodigen en schadelijken maatregel geformeerd heeft, dan is deze directeur genoeg om zich daarvan niets aan te trekken en vindt hij mij gereed, als commies 3e klasse, u nog een standje te geven op den koop toe. Dit is nu toch wel wat heel erg; en het ergste is zeker, dat een post-commies in zulk een sfeer schijnt te leven, dat het zelfs niet bij hem opkomt te bedenken, hoe de Rijkspost als eerste plicht heeft te beschouwen, zooveel mogelijk het publiek te gerieven ; en dus alleen maatregelen te verdedigen, die zonder nog hoogere be langen te schaden, daaraan bevorderlijk zijn. 2o. het gesloten zijn van het bijkantoor Amstelstraat. ,De grief is nu mede, zoo vervolgt de beer Bun:ng, dat alle oijkactoren 's Zondags voor bet, publiek geopend zijn behalce lut bijkantoor Amstelstraat. u.nl is eeu besliste onwaarheid. De waarheid is dat sedert vele maanden geen enkel bijkan toor op Zondag opeii is. *Dat kan touii iedereen welen; en behoorde iemand te wtten, die in 'c opsnbaar klaagt, als mede de Redactie, die de klacht overneemt, en steunt maar vroeger, ja, toen waren enkele bij kantoren open, (lang niet alle) en het kantoor in de Amstelstraat niet. Dit kwam, (o vreemd spel van l et toeval), omdat bij het verhuren van die lokalen, dezelfde conditie werd ge maakt, die de klagende abonnémoest accepteeren, toen hij zijn nieuwe kantoorlokalen huurde. Het gebouw in de Ametelstraat moest Zondags gesloten blijver, om den congierge vrijaf te geven. Da*, de Postadmirnstratie niettemin de buur aanvaardde zal ieder billijken, die begrijpt, boe moeilijk het is, iu htt centrum geschikte lokalen te vinder!. Zeer zeker kan dus ook de klagende abuncé, die zelf over dit bezwaar heenstapte, dit der plagende administratie niet euvel duiden. »Wat het geval nog curkuzer maalt is, als ik wel ben ingflicdt, dan zou het de Isra liet de heer A, C. Wertheim geweest zijn, die deze voorwaarde stelde, en die daardoor blijk gegeven zou hebben, zuiverder begrip van gods dienstigheid te bezitten, dan de aboniéen de Redactie. »De Redactie schreef D.l. »Wat echter alleen ,niet moeilijk te begrijpen, maar haast ongelooflijk schijnt, is, wel, dat uien, in een stad met »eeu bevolking van 80.000 Israëlieten, waarvan j de me'sten om geloofsredesen des Zaterdcc/s geen licno'fl kunnen Jrijn'» of irerk terrii-li'i'n, ju:st ,bet voornaamste bijkantoor voor de Israëlieten gesloten houd»." »En nu zou de Redactie Christenen op hun Zondag, aan 't werk willen zet ter, om di?80.000 Israëlieten afdoende iu de gelegenheid te stelleu. bun z^ken te drijven. »En waar, in dft geval die Chistenen ambte naren zijr, die zich tkt kunnen of mogen ver zetten tegen de diensten, die hun op Zondag worden opgelegd, meen ik met te met r nadruk van de Redactie van een vrijheidslieverd, voor uitstrevend blad, een nadere verklaring vau haie opvatting te mogen vorderen". Inderdaad zijn sedert »eenige" maanden ook de andere bijkantoren gesloten. De inzender had dit blijkbaar nog niet ver nomen, en wij hebben geen oogenblik er aan getwijfeld, dat wat hij ons schreef geheel en al juist zou zijn. En een redac teur, die van een geachte firma een der gelijke mededeeling ontvangt, zal wel niet beginnen met te zeggen: laat ons eerst eens persoonlijk onderzoeken of andere bijkantoren die een half jaar geleden nog open waren, nog open zijn. Toch was het jammer dat onze inzender thans, onwillekeurig natuurlijk, een ver keerde voorstelling aangaande dit punt van de zaak heeft gegeven. Maar na deze rectificatie nu de zaak zelve. Er blijkt alzoo uit het schrijven van den heer Buning, dat tot \óór ongeveer een half jaar de plagerij, het op Zondag gesloten houden van het bijkantoor in de Israi'lietische wijk, terwijl elders bijkantoren geopend waren, bestaan hetft. Vervolgens zou men uit ditzelfde schrij ven moeten afleiden, dat reeds in 1804 of 18S5 de postadministratie, die eenige bijkantoren des Zondags open hield, juist voor de Jodenbuurt zich vergenoegde met een bijkantoor, dat des Zondags gesloten zou moeien zijn. Intusschen wij betwijfelen zeer dejuistheid dezer mededeeling, die voor het Postbestuur van destijds nog al bezwarend zou wezen. Immers de heerer^Wertheim enGomperts hadden hua kantoorgebouw, waar wij zelf wel eens den heer Wertheim op Zondag ontmoet hebben, niet steeds op dien dag gesloten. Wij meenen te weten, dat da heeren W. en G het zelf aangenaam zouden gevonden hebben, indien het post kantoor ook des Zondags voor het publiek open ware geweest; en het is eigenlijk wel wat heel gek van hen, die wijlen A. C. Wertheim gekend hebben, om aan te nemen, dat het christelijk streven van den heer Wertheim oorzaak zou zijn geweest, dat de Israëlieten geen gebruik konden maken van het postkantoor in eAmsulstraat! Doch, moest men den heer Buning als »wel-ingelicht" beschouwen welk een voorstelling zou men zich dan moeten vormen van het Postbestuur, d<tt in de groote Israëlieten-wijk reeds bijna twintig jaar geleden 3e belangen van het publiek heeft geofferd aan de rust van ... a con ciërge. Alsof de heer Weitheim een te weinig welwillend man was, om bij aan drang van bet Poftbestuur aan zulk een soort van quaestie ten bate van het Joodsche publiek een eind te maken. Intusschen de heer Buning vraagt een nadere verklaring van onze opvatting van het «begrip van godsdienstvrijheid". Welnu, wij meenen, dat men evenzeer de godsdienstvrijheid voor den Israëliet behoort te bevorderen, als voorden Christen, en dat de Christenen evengoed voor de Joden moeten werken op Zondag, als de Joden op Zaterdag voor de Christenen ... in den postdienst. Te dezen opzichte gelijkerechten en plichten bij »godsdienstvrijheid'\ Natuurlijk, Christenen of Joden, die zonde zien in Zondags- of Zaterdags-arbeid, behooren bij den postdienst niet thuis, want Zondags of Zaterdags zullen er, hoe men ook beperke, postbestellingen en postverrichtingen zijn. En nu is het zeker gelukkig voor de Christenen, dat de Sabbath, dus ook hun Sabbath, anders gezegd de Zondag, voor den mensch en niet omgekeerd de mensch voor den Zondag is. Ralioneele beperking van Zondagsdienst, wie is daar tegenwoordig niet vóór ? Rationeele d. i., het spreekt van zelf, ook billijke beperking. Maar wie zou het nu billijk kunnen achten, dat voor de Joden, die den Zaterdag aan hun gods dienst wijden, er des Zondags, a dat voor zooveel duizenden, geen bijkantoor geopend is ? Alsof de Christelijke heer Buning en de Christelijke Directeur wilden zeggen en toonen tevens: hoort eens: gij Joden moogt wel Joden zijn, zooveel gods dienstvrijheid gunnen wij u maar voor de Post zijt gij maar Caristenen. Of is de Post soms een Christelijke instelling, en van welke soort van Chris telijkheid dan ? Zeker, het voornaamste bijkantoor voor Israëlieten, in een sfad als Amsterdam,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl