Historisch Archief 1877-1940
r. 1331
DE AMSTERDAMMER
. 1902.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WAREKDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden . . ? . . . . ? 1.50, fr. p. post f 1.65
foor Indiëper jaar . mail 10.
Afconderujka Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0-121/»
Mt kUd k T«rkrijgb»»r Kiotk 10 Boulevard d«t Cmporinw tegenover het Grmnd Café, te Parvj».
Zondag 28 December.
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Ajrnouoe» uit Duitechland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen dot*
de firma K U DOLF AIÜSSE te Keulen en dooi alle fi ialen dezer firma.
I H H O V Di
, VAN YEBBE EN VAN NABIJ: Nog eens
Schipperswet, door Aqnariua. Plageiy door de
Postadministralie. De eerste Socialist in den
Baad. Het leven van den zeeman te
Amsterdam, door W. Bakker, beoordeeld door
M. J. Brasse. 80CULE AANGELEGEN
HEDEN : Arbeidswet en leerplichtwet, door S.
Op weg naar een nieuwe maatschappij, beoordeeld
door mr. dr. H 8 Velmann. - KUNST EN
LETTEBEtï: Parsifal, door G. H G. von Brnckeu
Fock. Monna Vanna uit Rotterdam, door mr. A.
Hijman. Twee beginners, door Garel Scharten.
Maurice Maeterlinck, Wijsheid en Levenslot, ver
taling van mevr. G. M. van der Wissel-Herderschee.
Manrice Maeterlinck, De bedolven tempel, door
P. H. Hngenhohz Jr. Drinkwatervoorziening
ten plattelande, door G. W. B. FEUILLETON:
Spookhuizen te Rotterdam, door Justns van Maorik,
J. BECLAME8 VOOB DAMES .?
Tentoon8telling van kunstvoorwerpen door dames vervaar
digd, te Para's, door H. Vervroegde
winkelsluiting I Allerlei, door Caprice. Ingezonden*.
UIT DE NATUTJB, door F. J. van Uildriks.
BOEKVEBSIEBING EN ILLÜSTBAIE : De Kunst
der Verlnchiing, door H. Walenkamp. KUNST :
In het Rijkmuseum, door L. LacombléGrond
beginselen van het teekenen, door A F. G.
Signalementen uit Utrecht, door Jan van 't Sticht,
(met portrret.) Mr. Treub over dereformkleeding,
door M. J. Bouman-de Lange. CHAAKSPEL.
FINANCIEELE EN" OECONOMI8CHE KBONIEK,
door D. Stigter. Trein schetsen I V, door A.
INGEZONDEN. ADVERTENTIES.
Nog eens Schipperswet..
Eindelijk! dacht ik toen ik in de Groene
van 2 November 1.1. het artikel,
Schipperswet las. Eindelijk is er dan toch iemand
gekomen, die toont te beseffen dat er een
zekere categorie van menschen en zaken
bestaat, waarop w«l voor eenige
oogenblikken de aandacht gevestigd mag worden.
Het artikel Schipperswet vestigt, zij 't dan
ook maar in beknopten vorm, de aandacht
op een der eigenaardige toestanden aan de
betrekking van kapitein en stuurman ter
koopvaardij verbonden.
Beschouwingen over den zeemansstand
in het algemeen worden slechts nu en dan
gegeven en dan veelal in feuilleton of
romanvorm, hoofdzakelijk dienende om de
ruwheden en de gevaren van het beroep
te doen uitkomen. In die verhaaltjes ot
beschouwingen wordt echter voornamelijk
de aandacht gevestigd op den onderge
schikten zeeman, den matroos, Janmaat,
Jan trek aan 't touw, of hoe men hem
noemen wil. De goede gevolgen daarvan
zijn ook wel merkbaar, daar in de laatste
jaren het leven aan boord aanmerkelijk
verbeterd is, de loonen verhoogd zijn, en zelfs
in enkele gevallen voor de toekomst werd
gezorgd. (Prins Hendrikstiehtmg e. d. g.)
En wie zal het die kerels misgunnen ? Men
brenge slechts een bezoek aan de P. H.
stichting en aanschouwe de verweerde en
van diepe voren doorploegde gezichten van
de oude zeerobben, dan behoeft men niet
te vragen of zij vroeger hun geld en thans
hunne verpleging verdiend hebben. Hulde
dan ook aan allen, die voor dergelijk doel
hunne beste krachten gaven en nog geven.
Wat echter betreft den meerdere in rang,
den kapitein of stuurman van een
koopvaardijschip, aan hem wordt zoo goed als
nooit de aandacht geschonken.
Of dat dan wel noodig is, vraagt de
leek, die dagelijks de couranten gevuld
ziet met voorgestelde en verkregen lots
verbeteringen van onderwijzers, diamant
slijpers, bootwerkers enz. enz., doch nooit
iets leest van gezagvoerders of stuurlieden,
dus in de veronderstelling leeft dat die
eoort van menschelijke wezens zoo onge
veer het ideale bereikt hebben.
Nu, zoo volkomen ideaal is hun toestand
juist niet; er valt waarlijk nog wel iets aan
te verbeteren. Dat men er zoo weinig van
hoort, komt misschien doordat de zeeman,
zelf, uit den aard van zijn beroep, vrijwel
den tijd, de gelegenheid of ook wel den lust
mist om zich eens uit te laten, en als dat
nog eens gebeurt is het gewoonlijk in een
vakblad, dus in eigen kring. En hoewel er
toch veel, heel veel van de scheepvaart
afhangt, schijnt overigens niemand zich
veel er voor te interesseeren. Het is daarom
een gelukkig verschijnsel te noemen, dat
Nautulus de kwestie aan 't roeren gebracht
heeft, misschien heeft dat meerdere publi
citeit ten gevolge, zoodat de verkeerde be
grippen over de scheepvaart in 't algemeen,
en over gezagvoerders en stuurlieden in
het bijzonder, bij het groote publiek ver
dwijnen.
Zeer terecht merkt N. dan ook op, dat
het volk zich nog steeds een eigenaardige
voorstelling maakt van een schipper en een
stuurman, doch ook het meer ontwikkelde
publiek en zelfs zij, die in de havensteden
wonen en uit den aard hunner betrekking
dagelijks met gezagvoerders en officieren
omgaan, kunnen zich feitelijk geen goed
denkbeeld vormen van den aard van der
gelijke betrekking.
Tenminste men moet zich vaak verwon
deren over de zonderlinge v/agen, die blijk
geven dat men zich niet de minste voor
stelling kan maken of tracht te maken
van wat er met een gchip en op een schip
kan voorvallen.
Weinigen toch kunnen zich voorstellen
welke groote verantwoording en zorg er
rust op de schouders van een gezagvoerder
van af het oogenblik dat de trossen zijn
losgegooid en hij met zijn schip zee kiest.
Behalve dat hij tegenover zijne reederij
verplicht is zijn schip door alle mogelijke
omstandigheden heen veilig en wel en
liefst zoo spoedig en goedkoop mogelijk op
de bestemmingsplaats te brengen, heeft hij
ook zijne verplichtingen tegenover de
eigenaars en ontvangers der lading, welke
zich in zijn schip bevindt. Bovendien is
hij nog geroepen van af het oogenblik van
vertrek een wereld in het klein te bestu
ren. Klein wel is waar, (hoewel tegen
woordig ook al weer van honderden, ja
zelfs over 1000 personen!) doch in ieder
geval toch een wereld waarin zich alles
kan voordoen. Gevallen van overlijden,
geboorte, ziekte en ongelukken komen in
dat wereldje evengoed voor, en de gezag
voerder treedt dan op als notaris, ambte
naar van den Burgerlijken Stand, dokter,
heelmeester al naar 't zoo uitkomt, terwijl
de wet hem wél weet te vinden wanneer
hij in al die gevallen niet gezorgd heeft
de noodige maatregelen te nemen.
Maar bovenal drukt hem een zware
verantwoordelijkheid, waar het erop aan
komt, de orde te handhaven op zijn schip.
Natuurlijk vindt hij in dit opzicht veel
steun bij de Nederlandsche wetgeving, daar
anders zijn positie aan boord geheel on
houdbaar zou zijn; maar toch men kan
het hem nog o zoo lastig maken, zoodat
er vaak een groote massa zelf beheersching
van hem wordt gevorderd, wil hij zich niet
vergaloppeeren en zichzelven en zijn huis
gezin voor altijd ongelukkig maken.
In al deze gevallen staat zijn eerste of
ficier hem getrouw ter zijde tenminste dat
behoort zoo te wezen terwijl hem boven
dien een of meer jongere officieren ten
dienste staan, die den dagelijkechen dienst
helpen verlichten, en die tevens in alle
gevallen van aanbelang hem een grooten
steun kunnen en moeten wezen. Ook zij
hebben vaak een zeer groote verantwoor
ding op hunne schouders, bijvoorbeeld
wanneer hun de wacht op de brug is toe
vertrouwd, en dus het behoud van ettelijke
menschenlevens en kostbare waarden van
hunne zorg en oplettendheid afhankelijk
is. Men kan dus veilig aannemen dat het
bedje van den gezagvoerder van onrust en
verantwoording is gespreid, zoolang hij een
schip onder zijne bevelen heeft. Natuurlijk
is in iedere betrekking een volledige plichts
betrachting een eerste vereischte; is dat
niet het geval dan heeft een patroon het
volste recht zijn bediende te ontslaan, en
zulks gebeuit natuurlijk ook bij den gezag
voerder door zijnen reeder.
Wat echter niet in iedere betrekking
voorkomt is de groote verantwoordelijkheid
tegenover de wet, zooals dat bij den gezag
voerder het geval is en ik in het voorgaande
heb trachten aan te toonen. Trouwens, men
leze slechts het Wetboek van Koophandel
en van Strafrecht na, om een goed inzicht
daarin te krijgen.
Was het dus wonder, dat a gezagvoer
ders n officieren, welke laatsten toch ook
hunne groote verantwoordelijkheid hebben
en trouwens gezagvoerders iii den dop zijn,
met groote vreugde vernamen van de be
handeling der schipperswet en met neg
grooter vreugde, dat die wet »er door" was?
Want mét Nautulus waren zij allen over
tuigd, dat het tot dusverre aan ieder
koekenbakker of wie dan ook vergund was gezag
over een schip te voeren, 't geen op de
vereischte veiligheid voor passagiers, lading
en bemanning nu juist geen voordeeligen
invloed kon hebben. Want al moge het
waar zijn dat onze groote maatschappijen
hunne passagiers etc. niet aan gevaar zullen
blootstellen, zoolang op de kleinere schepen
niet alles in orde is, zal het groote passa
giersschip ook niet volkomen veilig zijn.
Immers men behoeft dat niet ondervonden
te hebben, of zelfs geen vakman te zijn
om dat te begrijpen: het is voor iederen
leek duidelijk dat bij eventueele ontmoe
tingen op zee de gezag- of wachthebbenden
van beide schepen goed doordrongen moeten
zijn van hunne plichten, ten einde groote
onheilen te voorkomen. Dat het in werking
treden der schipperswet dus een veiligheids
maatregel zou zijn staat volkomen vast,
en evenzeer is een gezagvoerder meer ge
baat met een stuurman die de bewijzen
kan toonen van intellectueel ontwikkeld
te zijn, daar dit toch met de eischen van
den tijd strookt.
Domme en onvoorzichtige handelingen
zullen natuurlijk bij geëxamineerden altijd
blijven bestaan; evenzeer zullen er onder
de ongeëxamineerden wel mannen gevonden
wordtn die goed ontwikkeld en voor den
stuurmansdienst in den tegen woord igen tijd
en op de tegenwoordige schepen berekend
zijn, doch eerst wanneer dfi verplichte exa
mens worden ingevoerd bestaat er een
waarborg dat er op alle Nederlandsche
schepen goed genavigeerd en gemanoeu
vreerd kan worden, zoodat onheilen voor
komen kunnen worden.
Dat de positie van gezagvoerders en
stuurlieden bij het in werking treden der
wet gebaat zou zijn, is een vs aarheid voor
ieder, die weet dat er schepen varen onder
Nederlandgche vlag, waarop buitenlanders
gezagvoeren, terwijl er geëxamineerde
hollandsche stuurlieden rondloopen, welke die
betrekking even goed konden waarnemen.
Waarom duurt het toch zoo lang d at die
menschen, die toch hun tijd en geld hebben
besteed om de verschillende diploma's te
verkrifgen, door de Echippeiswet gesteund
worden, zoodat hunne moeite en groote
geldelijke onkosten beloond worden?
Zooals ik hiervoren eenigszins uiteenzette,
hebben zij last genoeg van de Nederl. wet
geving wanneer zij het eenmaal tot een
positie gebracht hebben; het is daarom
waarlijk niet te veel gevergd dat zij van
diezelfde wetgeving ook een weinig plezier
en steun hebben om tot een positie te
geraken. Dat buitenlanders op onze
hollandsche schepen verantwoordelijke betrek
kingen bekleeden kan er mede door, wan
neer ze tenminste aan dezelfde eischen
voldoen als de Nederlander zelf', dien het
vaak groote moeite kost, en die in ieder
geval zijn geld op Hollandsche scholen en
in Hollandsche plaatsen besteed heeft om
zijne diploma's te verwerven. Het kan toch
met zooveel bezwaren hebben otn die 'wet
in werking te doen treden; men behoeft
toch niet bevreesd te zijn dat de
Nederlandsehe scheepvaart zal gaan stilliggen ?
Stuurlieden zijn er waarlijk wel te krijgen,
want sedert ettelijke jaren bestaan er overal
in Nederland uitstekende zeevaartscholen,
en eveneens een doo>- dr--« Nederl. Hiaat
ingestelde commissie tot oxa.uiueering van
stuurlieden.
Waar dan opgewacht wordt? Wij, Neder
landsche geëxamineerde stuurlieden,
bagrijpen het niet, terwijl het ons evenmin
duidelijk is waartoe dan de beraadslagingen
in 's lands vergaderzaal dienen. Bij ons
aan boord hebben we de gewoonte iets
goed te keuren, of we keuren 't af, een
van beiden. Is het goed gekeurd, welnu,
dan gebruiken we 't, doch bergen 't niet
op. Maar 't is waar, wij zeelui zijn EU
eenmaal vreemde menschen, amfibieën
noemen ze ons wel eens, dus het zal wel
aan ons liggen dat we zoo onbevattelijk
zijn. Ik meende echter bescheidenlijk deze
mijne meening niet achter te mogen houden
en dank u, geachte redactie, voor de ver
leende plaatsruimte. Ik heb nog wel iets,
doch duif niet meer van uwe gastvrijheid
vergen. Mi schien mag ik later nog eens
bij u aankloppen.
AQUAEIUS.
Plagery door de
Postadniinistratie."
In ons No. van 14 Dec. schreven wij
een artikel onder dit opschrift, waarin wij
aan een abonnéhet woord gaven, om een
paar klachten over de handelingen der
postadrtiinistratie te Amsterdam te uiten.
Die klachten betroffen twee zaken:
la. »vroeger ontving ik geregeld Zondags mijn
brieven aan mijn woonhuis, totdat een nood
zakelijke verplaatsing van mijn kantoor den
directeur aanleiding gaf, mij te doen weten dat
zulks niet meer kon geschieden.''
Ik bleef zwijgen, totdat ik een zekeren
Maandagmorgen voor zaken vroeg op reis gaande,
groote schade ondervond doordat een monster
en een brief niet iu mijn bezit waren gekomen.
//D t gevoegd bij de wetenschap dat de zorg
voor die geheftle afwijking alteen aan bestellers
wordt overgelaten, die er absoluut geen Jast of
oponthoud door ondervinden, noopte mij tot
klagen en zoo wendde ik mij tevens tot het
bestuur te 's-Hage. Het gevolg was dat eeu
commies en een hoofdbesteller mij kwam zeggen,
dat liet den directeur zeer bpeet, maar dat hij
geen verandering in het besluit kon brenger.
De Handel had reeds zooveel voorrechten. Alleen
wanneer ik voor ?3.75 per kwartaal
busrechthouder werd dan kon het wel.
«rik wird busrechthouder, maar mijn arg
waan werd opgewekt doordat de directeur het
tweede kwartaal van het busrecht reeds 14
dagen vroeger liet halen dan zulks volgens voor
schrift moet worden betaald, namelijk 3 maanden
vooruit.
Persoonlijk was ik afwezig, mijn personeel
betaalde, maar ik vrotg de direciie u;'l g
onmiddellijk teen mij tiet feit ter oore kwam.
Ilït ontwijkende antwoord kwam hierop neer,
dat ik, wanneer ik geen busreclithouder wenschte
te blijven, h t geld terug kon krijgen. Daarop
antwuordde ik, dat ik geen busrechthuuder
wenschte te zijp, maar wanneer hierin opge
sloten l g j-, dat ik buitfül:e' *>:.?? r i t bleef vin
correspondentie op Zondag, ik gt noodzaakt was
mij dat geld te laten afpersen.
,0p miJQ schrijven volgde getn antwoord.
Het bleef zooals het was. Intusschen vertelt
mij een zaakkundig persoon dat de directie Ut
dien maatregel niet bevoegd is, dat zelfs
paiticuliereu aanspraak mogen maken dat nota ge
nomen wordt van een ander adres op Zondag.
Zeer terecht werd ik er opgewezen.dat watneer
iemand woonachtig in 'b Hage, ZoLdags io
Scheveningen vertoevende, buiten het bericht
zcu blijven dat bijv. een bloedverwant stervende
wae, en dat de wereld om wraak zou roej ea
waaneer dit aan den onwil lag van den post
directeur.
»Ik bedankte voor het busrecht en de
bebtellers kregen onmiddellijk last Zondags de
brieven in de bus te werpen van een gesloten
Luis, Een brief aan de hoofd-directie te 's Hage
nocb een aan den heer Havelaar gericht, bracht
verandering ten gunste, zij werden geheel gene
geerd."
2o. dat het bijkantoor Amsteletraat ge
sloten bleef op Zondag ondanks gedaan
verzoek van belanghebbenden ofschoon
andere bijkantoren geopend waren gedurende
zekeren tijd ; wij noemden.dit plagerij.
Naar aanleiding hiervan ontvingen wij
onderstaand schrijven van den heer J. F.
J. Buning, Commies der Posterijen 3e klasse.
»In het nummer van U December komt eene
klacht van een uwer abom e".", o\er de
uitvoeiiog van den posdientt op Z'Jiidag bier ter
sttde.
»Ware die klacht geplaatst als ingezonden
stuk, dan zou haar de oelaugstellmg ten deel
gevallen zijn, die ze verdiende: n.l. een
medelijdeed schouderophalen. De redactie echter vond
het nooiifr, door een iiileiding, en een instem
mend slotwoord, 's klagers ontboezeming tot een
artikel''1 te verin ff ;i>, met den uitdagenden
titel: flafffrij t/oor de Potl administratie.
Nu kan ik eeu woord van wterlegging niet
den lezers onthouder.
»In hoeverre de maatregel omtrent de
bestelliug lastig is voor den man van zaken, laat ik daar;
het zwaartepunt van de redeneeriDp, die ons in
het omstandig verhaal gegeven wordt, ligt toc'j in
het feit, dat de klager niet van dien algemeenin
maatregel werd uitgesloten. Dit maakt 's mans
woidj tegen den heer Pos',dirtct'ur gaande, rij
geen u tzonderiEg wilde nuken, welke tot vele
van die verzoeken aaule d.ag zou kuuueu gever."
Wij hebben ons niet weinig verbaasd
over den toon en den inhoud van dit
antwoord van een commies der posterijen.
In hoever de maatregel lastig is, laat hij
daar!...
De maatregel is er en als iemand
klaagt over het willekeurige, het onnoodige,
het schadelijke van den maatregel, dan
zegt de commies eenvoudig: hoor eens,
de maatregel bestaat nu eenmaal en in
hoever gij u terecht daarover beklaagt
dat gaat ons niet aan. Zoo zijn nij,
postmenscheu, en zoudt gij, of wie ook, nu
ontevreden zijn op den directeur, die krach
tens zijn oppermachtig welbehagen den
willekeurigen, onnoodigen en schadelijken
maatregel geformeerd heeft, dan is deze
directeur genoeg om zich daarvan niets
aan te trekken en vindt hij mij gereed,
als commies 3e klasse, u nog een standje
te geven op den koop toe.
Dit is nu toch wel wat heel erg; en
het ergste is zeker, dat een post-commies
in zulk een sfeer schijnt te leven, dat het
zelfs niet bij hem opkomt te bedenken,
hoe de Rijkspost als eerste plicht heeft te
beschouwen, zooveel mogelijk het publiek
te gerieven ; en dus alleen maatregelen
te verdedigen, die zonder nog hoogere be
langen te schaden, daaraan bevorderlijk
zijn.
2o. het gesloten zijn van het bijkantoor
Amstelstraat.
,De grief is nu mede, zoo vervolgt de beer
Bun:ng, dat alle oijkactoren 's Zondags voor
bet, publiek geopend zijn behalce lut bijkantoor
Amstelstraat.
u.nl is eeu besliste onwaarheid. De waarheid
is dat sedert vele maanden geen enkel bijkan
toor op Zondag opeii is.
*Dat kan touii iedereen welen; en behoorde
iemand te wtten, die in 'c opsnbaar klaagt, als
mede de Redactie, die de klacht overneemt, en
steunt maar vroeger, ja, toen waren enkele bij
kantoren open, (lang niet alle) en het kantoor
in de Amstelstraat niet. Dit kwam, (o vreemd
spel van l et toeval), omdat bij het verhuren
van die lokalen, dezelfde conditie werd ge
maakt, die de klagende abonnémoest
accepteeren, toen hij zijn nieuwe kantoorlokalen huurde.
Het gebouw in de Ametelstraat moest Zondags
gesloten blijver, om den congierge vrijaf te
geven. Da*, de Postadmirnstratie niettemin de
buur aanvaardde zal ieder billijken, die begrijpt,
boe moeilijk het is, iu htt centrum geschikte
lokalen te vinder!. Zeer zeker kan dus ook de
klagende abuncé, die zelf over dit bezwaar
heenstapte, dit der plagende administratie niet
euvel duiden.
»Wat het geval nog curkuzer maalt is, als
ik wel ben ingflicdt, dan zou het de Isra
liet de heer A, C. Wertheim geweest zijn, die
deze voorwaarde stelde, en die daardoor blijk
gegeven zou hebben, zuiverder begrip van gods
dienstigheid te bezitten, dan de aboniéen de
Redactie.
»De Redactie schreef D.l. »Wat echter alleen
,niet moeilijk te begrijpen, maar haast
ongelooflijk schijnt, is, wel, dat uien, in een stad met
»eeu bevolking van 80.000 Israëlieten, waarvan
j de me'sten om geloofsredesen des Zaterdcc/s geen
licno'fl kunnen Jrijn'» of irerk terrii-li'i'n, ju:st
,bet voornaamste bijkantoor voor de Israëlieten
gesloten houd»."
»En nu zou de Redactie Christenen op hun
Zondag, aan 't werk willen zet ter, om di?80.000
Israëlieten afdoende iu de gelegenheid te stelleu.
bun z^ken te drijven.
»En waar, in dft geval die Chistenen ambte
naren zijr, die zich tkt kunnen of mogen ver
zetten tegen de diensten, die hun op Zondag
worden opgelegd, meen ik met te met r nadruk
van de Redactie van een vrijheidslieverd, voor
uitstrevend blad, een nadere verklaring vau haie
opvatting te mogen vorderen".
Inderdaad zijn sedert »eenige" maanden
ook de andere bijkantoren gesloten. De
inzender had dit blijkbaar nog niet ver
nomen, en wij hebben geen oogenblik er
aan getwijfeld, dat wat hij ons schreef
geheel en al juist zou zijn. En een redac
teur, die van een geachte firma een der
gelijke mededeeling ontvangt, zal wel niet
beginnen met te zeggen: laat ons eerst
eens persoonlijk onderzoeken of andere
bijkantoren die een half jaar geleden nog
open waren, nog open zijn.
Toch was het jammer dat onze inzender
thans, onwillekeurig natuurlijk, een ver
keerde voorstelling aangaande dit punt
van de zaak heeft gegeven.
Maar na deze rectificatie nu de zaak
zelve.
Er blijkt alzoo uit het schrijven van
den heer Buning, dat tot \óór ongeveer
een half jaar de plagerij, het op Zondag
gesloten houden van het bijkantoor in de
Israi'lietische wijk, terwijl elders bijkantoren
geopend waren, bestaan hetft.
Vervolgens zou men uit ditzelfde schrij
ven moeten afleiden, dat reeds in 1804
of 18S5 de postadministratie, die eenige
bijkantoren des Zondags open hield, juist
voor de Jodenbuurt zich vergenoegde met
een bijkantoor, dat des Zondags gesloten
zou moeien zijn.
Intusschen wij betwijfelen zeer
dejuistheid dezer mededeeling, die voor het
Postbestuur van destijds nog al bezwarend
zou wezen.
Immers de heerer^Wertheim enGomperts
hadden hua kantoorgebouw, waar wij zelf
wel eens den heer Wertheim op Zondag
ontmoet hebben, niet steeds op dien dag
gesloten. Wij meenen te weten, dat da
heeren W. en G het zelf aangenaam
zouden gevonden hebben, indien het post
kantoor ook des Zondags voor het publiek
open ware geweest; en het is eigenlijk
wel wat heel gek van hen, die wijlen A.
C. Wertheim gekend hebben, om aan te
nemen, dat het christelijk streven van den
heer Wertheim oorzaak zou zijn geweest,
dat de Israëlieten geen gebruik konden
maken van het postkantoor in
eAmsulstraat!
Doch, moest men den heer Buning als
»wel-ingelicht" beschouwen welk een
voorstelling zou men zich dan moeten
vormen van het Postbestuur, d<tt in de
groote Israëlieten-wijk reeds bijna twintig
jaar geleden 3e belangen van het publiek
heeft geofferd aan de rust van ... a con
ciërge. Alsof de heer Weitheim een te
weinig welwillend man was, om bij aan
drang van bet Poftbestuur aan zulk een
soort van quaestie ten bate van het
Joodsche publiek een eind te maken.
Intusschen de heer Buning vraagt
een nadere verklaring van onze opvatting
van het «begrip van godsdienstvrijheid".
Welnu, wij meenen, dat men evenzeer
de godsdienstvrijheid voor den Israëliet
behoort te bevorderen, als voorden Christen,
en dat de Christenen evengoed voor de
Joden moeten werken op Zondag, als de
Joden op Zaterdag voor de Christenen ...
in den postdienst. Te dezen opzichte
gelijkerechten en plichten bij »godsdienstvrijheid'\
Natuurlijk, Christenen of Joden, die zonde
zien in Zondags- of Zaterdags-arbeid,
behooren bij den postdienst niet thuis, want
Zondags of Zaterdags zullen er, hoe men
ook beperke, postbestellingen en
postverrichtingen zijn. En nu is het zeker
gelukkig voor de Christenen, dat de Sabbath,
dus ook hun Sabbath, anders gezegd de
Zondag, voor den mensch en niet omgekeerd
de mensch voor den Zondag is.
Ralioneele beperking van Zondagsdienst,
wie is daar tegenwoordig niet vóór ?
Rationeele d. i., het spreekt van zelf,
ook billijke beperking. Maar wie zou het
nu billijk kunnen achten, dat voor de
Joden, die den Zaterdag aan hun gods
dienst wijden, er des Zondags, a dat voor
zooveel duizenden, geen bijkantoor geopend
is ? Alsof de Christelijke heer Buning en
de Christelijke Directeur wilden zeggen
en toonen tevens: hoort eens: gij Joden
moogt wel Joden zijn, zooveel gods
dienstvrijheid gunnen wij u maar voor
de Post zijt gij maar Caristenen.
Of is de Post soms een Christelijke
instelling, en van welke soort van Chris
telijkheid dan ?
Zeker, het voornaamste bijkantoor voor
Israëlieten, in een sfad als Amsterdam,