De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 28 december pagina 3

28 december 1902 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No.1331 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ? HU doet een beroep op de actie om een eiade te maken aan het eg<'isme. Hijeischt de bevrijding van het geheele menscbengealaebt van alle droefheid en alle ellende, V»B alle ver&edering en alle verdrukking wellw bij de zorg voor de eerste materieele behoeften wordt geboren, maar tevens zegt hvj, dat dit alle« zieh slechts kan voltrekken in den loop der eeawer. Ea dit is een roote waa»h«id. Et«t wil mij voorkomen, at de communistische maatchappij, hoe goed ook bedoeld en met hoeveel liefde ook gekoesterd, nooit star. d kan houden, zoolang de mentenen blijven wat zij ijjn. Sehep eerst ideaal- met schen en geef hun dan de nieuwe maatschappij. Of .het boek van den heer Curi.elissen de menschen een Btap verder zal brengen tot den ideaaltoestand, durf ik niet te bevestigen. Maar daaïdoor mag niet te kort gedaan worden aan de waarde van het werk en ikwenssh het ook in vele banden. Het boek getuigt van veel studie en veel oadeukep, doch tevecs van eenzijdigheid en optimisme waar het geldt de werking der nieuwe maatschappij en juist dat op timisme meen ik niet te moeten deelen. Kampen. Mr. Dr. H. S. VELDMAN. Fmifal, Men vraagt mg' als oud MuziekkromekBChrijver in dit blad ter bespreking van. bover geroemd wei k in de plaats treden van den heer Averkamp, die door orgesteldheid verhinderd werd de uitvoering bg' te wonen. Gaarne wil ik aan dit verzoek voldoer, al ge voel ik dat de getrouwe lezers van den heer A ver kamp noode z$n indrukken zullen missen om de ttijr.e daarvoor in de plaats gesteld te zien. Ik begin met nog eens kortelgk de ge dachte van het wark te reenmteren. De «Graal" n.l. de beker, waaruit de Heiland vóór zijn Hjdwa met iftn jongeren heeft gedronken en waarin later (volgens d«ze, de beteekecis van dat bloed wei Gig rechtdoende, sag«0 Zijn bloed is epgwrangen ! r eze Graal dan k door engeietdientt ia bewaring gesteld van de kuiaehe Graalridder» g«en onreice vindt den weg tot den Giaal l welke door hem gelaafd en bekrachtigd worden tot bat verrichten van edel* ridderdaden op aarde. Tuurt!, het hoofd der Graalridders, heeft wegers ouderdom zijn MVflIUIMlHVIIIIIlllWUIHMMIIIIIWmm Spookhuizen (e Amsterdam, 1) DOOR JUSTUS VAN MAURIK. 't Is laat in den avond en donker bniïg weer, de straatlantarens branden niet, omdat de almanak lichte maan" aangeeft. Op een der smalle oudere Amsterdamsche grachtjes staat voor eea hoog, donker huis intt een trapgevel en een hooge stoep, een troepje meiischeu, meest lui uit de buurt." Zij kijken allen met ingespannen aandacht naar het huis, waarvan alle vensters donker zijn, behalve n klein raam op de derde verdieping. De meesten spreken op gedempten toon, enkelen zelfs fluisterend, sommigen met drukke gebaren, anderen ruet geheimzinnig vooruitgestoken hoofden en angstige bewegingen. Eensklaps dringen allen tegelijk naar het huis, tegen de hooge stoep, de onderhuis deur en de kelderramen aan. Verdikkeme!" vloekt een opgeschoten meid, halfluid. Zoo'n lamme viegelant zou je de kelder in duwe. ... zeg, koessier! kan je niet uitkijke? 'k zit nu't m'n eeuo been al in 't stoepie...." Het rijtuig, dat de menschcn zoo aan 't schrikken maakte, staat vlak voor de deur stil, de lantaarn werpt een schril licht op de gezichten der mannen en vrouwen, die plotseling hun aandacht verplaatsend, de vigilante aanstaren, alsof ze nooit eerder zoo'n voertuig hadden gezien. Mo'je hier weze, zal 'k voor je schelle, koessier?'' vraagt heesch een lange juffrouw met een omslagdoek en een muts met lint. Neen m'n goeie mensch ik ga zóó naar stal, maar ik wou ook 'reis eve uaar 't spook kijke. Is 't weer an de gang, net als gisterenavond?" Nou, zeg! mo'je ons daarom haast overrije? Ga met je rammelkast an de overzij staan, 't is hier veels te nauw," moppert een man, die een eind verder op de gracht een bierkelder heelt. ??Geef me liever een potje bier van je en zeur niet," lacht de koetsier, en tot een ander, dien hij ook schijnt te kennen: Heb jij al wa't gezien, Dorus?" Ik? geen steek!" antwoordt Dorus, de kruier uit de straat, ? maar ze zegge dat 't nooit voor tiene begint." Hij steekt kalm zijn neuswarmertje op. Gisterenavond was 't kwart er over, ik hoorde de Zuierkerk net slaan, toen het spiktakel begon ' snerpt een klein kereltje met een bult en kromme beenen, zijn best doende om vóór een paar stoere werkmans?yrouwen heen te dringen. Hé! zeg ereis kriek, blijf staan wanr je staat... wat voor spiktakel was d'r dun ? Wij ware d'r toch ook en \ve hcbbe niks gezien, w,at zag jij dan?.... Nou geef ereis antwoord, slakkehuis?" Heb jelui 't tege mijn, fijne dames?" Zeg! als jij ons. neme wil pas dan op boor, hoepelbecn! Als je begint te schelde kan je lekker op je ziel kiïjge .... maar wat gebeurt bier nou eigenlijk." 't Spookt in dat huis," zegt een jongen. Nou ja, dat wete we, maar we hebbe niks gezien." Niet? dan ben jelui zeker blind.'' Zoo! en wat zag jij dan?" Ik ? niemendal, maar andere zien witte en zwarte spoke en je hoort rommele nu t ktttings en akelige stemme me vader ambt overgedragen aan zgn zoon Ai» f or tas. Deze, go ad begonnen, is later bezweken voor de verleiding vun Kundiy, e ene vrouw, half in dienst van de ridders, half in dienst van Ktingtor, den boozen toovenaar, die uit nijd geen Graalridder te hebben, kunnen wordar, het Graalrgk op allerlei wijze ai'Oreuk tracht te doen. De H. speer waarmede indertijd 's Heilands zgie doorstoken werd, die het verlossend bloed deed vloeien en bg Atnfortas berustte, is door Kundry's verleiding in Kling&or's macht ge komen, en te.ens Amfortas zelven biermede eene wonde gemaakt, die niet heelen wil. Maar naar luid der profetie zal eenmaal de ->reine dwaas" komen, die Aoifortas genezen zal. De»e reine dwaas is Purffal. Als hg' ten tooneele verschgnt, heeft hij daar juist een groote ontroering teweeggebracht door het dooden van een zwaan, ongehoord feit in bet Graalgebied, waar al wat leeft heilig is ! Maar bg heeft het in zgn onnoozelheid gedaan. Zg'n onwetendheid op alle punten is zelfs oorzaak, dat n van Amfortas getrouwen Gumt mat s in hem dengeen gaat vermoeden van wien de profetie spreekt: den «reinen dwaas", op wiens komst Amfortas en al da Graalridders hopen. Om tot zekerheid omtrent hem te geraken neemt Gurnemanz Parsival mede naar den Grraaltempel en laat bem het Heilig Avondmaal der ridders bg wonen, in de verwachting, dat dan wal zal oitkaman wie Par si f al waarlijk is. Doch deze komt nog niet tot de erkentenis van zijn roeping en teleurgesteld wyst Garnemanz hem de dei"-. Vervolgens komt Parsifal in aanraking met den toovertnin vun Klingior. Hj bestrijdt en verslaat de ridieis, die hem daar teg«cstaan, maar nn moet zgn reinhei l op een zware proef gesteld worden. Door Klingttor wordt hem Kundiy toegezonden in de gedaante van een wonderschoone vrouw, die zal trachten Parsifal ten val te brengen. Zg' begint hem van zija moeder Herzeleide te spreken, die Parsifal in zjjn onnoozele zelfzucht heeft verlaten en ten slotte in eenzaamheid gestorven is. Wilde smart en berouw veroorzaken Parsifal deze mededeelingen. Maar Kundiy zal hem troosten door haar li«fde en z\j kust hem. Daar opeens gaan hem de «ogen open voor A m f ar t as woud. Hg h et f t de pyn daarvan al vroager bg bet Avondmaal der ridders gevoeld, maar niet zoo sterk als na. Hy ziet het zondige der eens klaps bg hem ontwaakte hartstochten. Ea het bloed des Heiland?, in bewaring gesteld b onwaardige ridders als Amfortas hg heeft het schandelgk vergeten op zijn zelfzuchtige omzwervingen. Maar nu verstaat hg' zy'n verlos singstaak en zal haar volbrengen. Schenk mg dan óók verlossing, zegt Kundy die een wilde lUfde voor hem is gaan opvatten, door mg toe te laten u n uur slecbs te beminnen Neei ! zegt Parsifal, gg zult ook verlossing vinden, maar niet op die wgse, maar door mg den weg tot Amfortas te wyien. De teleur iiiiuiiiiiuiiiiiiiuiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiimmiiMiiMitifiiiiiiiimiiiimi ze benne je wel kenne tege- ze benne hier dan bestierf d'r zoo gezeid van, want ie heit zelf gehoord dat er zwaar gezucht werd onder in de kelder".... de jongen bonst plotseling met do vuist op de onderhuisdeur en roept met zijn mond vlak voor de reet: Hei! zucht nou ereis? spook nou ereis, geest!" Och, beroerde jongen, schei uit! Allo ruk op! je maakt iemand akelig," een vrouw trekt den jongen hardhandig terug en zegt fluisterend tot den man naast haar: Die rakkers hebbe ook norges respek voor, ze zone je een oordeel op je hals bale ik ben as de dood voor spoke." As je d'r een ziet, ga je zelf dood, piept de bultenaar. ' Ga weg dat's bijgeloof', d'r bestaan geen spoke of geeste" bromt een oud man. Dadelijk antwoordt een stem, ernstig en waarschuwend: Bezondig je niet, man, want in de Schïift staat: Onderzoekt de geesten of zij uit God zijn.. .." Dat kan wel weze, daar strij ik niet tege, maar dat was in de ouwe tijd, nou benne d'r geen spoke afgeschaft." Nou maat dat zou slaan,' valt Dorus in, maar effetief bezig; tot 's nachts drie, vier uur staan der soms nog iiiensche na te kijke." Maar wat zien zo dan toch ? vraagt de juffrouw met den omslagdoek, nieuwsgierig haar muts vooruitstekend, vlak bij Dorus' hoofd. Zeg tante ga, 'n tikkio links af, je kietelt me met je lintjes. Ja wat ze zien weet ik ook niet, maar d'r benne der ge weest, die er rechlaf' beroerd van ware.'' Wel heere bedaar me, wie?' Dat kan ij; je niet zegge, 't ware geen buurtlui, maar ze waren zoo bleek as der an toe van schrik, zei de juffrouw, hierover, uit de garen-en-bandwinkel, die zag ze ... ." De spoke?" Wel nee, die mcnsc... ." O zóó." Wie woont er in dat huis?" vraagt een man met een pet op en een boezemen aan. Dorus, die de hcclc buurt kent, antwoordt dadelijk ; 6, heel fatsoenlijke mcnso: vader, zoon, twee dochters en een dienstmeid. De ouwe maakt van die krouemeters en kompasse voor de schepo, de zoons benne op 't Stadhuis." Kn is d'r geen vrouw ?" Die is al lang dood en begrave." Nou daar hei je 't al ... dat'3 duidelijk, dan spookt die een beetje bij d'r man." Ben je mal, dat was een door en door netto vrouw, een braaf, otterdoks mensch. Ja, die zal daar koinme spoke!.." Dorus geeft lachend den man n:\ast hem een ribbcstootje en zegt dan: Jij neemt er een loopie mc^, maar hcelcmaal pluis is 't er toch niet. Van do mense zeg i k niks, hoor!... maar". ..met vooruit gestoken onderlip en gefronste wenkbrauwen: 't huis zelf deugt niet... d'r gaan daar rare dingen om." Zoo! Ei! Och! -- wat is d'r da n?" vragen verschillende stemmen, om Dorus heen. Nou 't naadje van de kous weet ik ook niet, maar toen ik van de week een slokkic kocht, in de Koemer, daar" de kruier wijst met zijn duim over zijn schouder heen was d'r een metselaar, die in 't huis gewerkt had die doe d'r een boekic van open . . . nou !" Zoo! wat was er dan? Had ie d'r wat gc/.ien ; weet ie wie 't spook was?' De stemmen worden nog nieuwsgieriger. Wel nee, maar bij zei. . . ." Ssst, Dorus ! spreek een beetje zachter," j vermaant een oud heertje, het renteniertje van de gracht, op zijn pantoffels de deur gestelde Kundiy wgst dit voorstel van de hand, zij vervloekt Pirsifals we< en roept in haar woede Kltngsor te hulp Deze snelt toe en wil met de gewijde aan Amfortas ontvreemde, speer Parsifal tnffan, maar den mee treft tg niet, zij blijft bo?en zijn huöfd zweven, Parsifal grijpt haar, maakt er het teeken des kruises mede en Klingsor's tooirertnin en deze zelf verzinken in den grond. Partifil zoekt nu weder den weg raar den Graaltempel, ma*r door Kundty's vloek ge.trcffan, moet bg larg dolen vóór bij dien weg terug vindt en het Graalgebied wed«r batreedt. Hij vindt dan veel veranderd. Titurel is ge storven, daar de leven onderhouder de Graal den ridders niet meer onthuld wordt door Amfortas, die hoopt dat daardoor ook aan zgn Jgden spoedig een einde zal gemaakt worden. De Graalridders, nooit meer geroepen tot het verrichten van heiderdalen, lijd) n een kwgnend leven. Alleen Kur.d y beeft een ver andering ten goede ondergaan. Zoo goed als levenloos opgenomen door Gurnemar z, dezen zeifien morden van P<trsifal's weder-veischijning, is zg, tot bezinning gckomer, ttil aan het oeilige werk van «dienen" getogen. Parsifal ziet nu d-u ouden Gurneoaacz weder. Hy herkent hem en weet nu het doel van zgn tocht nabij te zg'n. Lirg heat bg gedoold en veel moeten strgden, waarfy' hij van de speer tot eigen lijfsbehoud geen gebruik mocht maken. Gurnemsnz ziet de speer en ook hg weet nu dat de lijderstijd voorbij is. Parsifal wordt gedoopt (slechts in wate ?), voeten en hoofd worden hem door Kundi y en Gurremana gezalfd, en EU trekt bg op naar den Graaltempel om (££? als kotirg van Amfortas het gezag over te nemen doch tiet dan nadat hg eerst Kundiy zelve gedoopt heeft, die nu weder voor het eerst ra langen tg'd heil in tranen vindt In den Graaltempel wil men middelerwyl Amfortas dwingen den Graal te onthuller, maar deze verzet zich daartegen met veitwyt'iliag. Op dit oogenblik nadert hem Parsifal, met de speer sluit hij Amfartas wonde, neemt zgn ambt over, en gilast den Graal te or,tbullen, die onder het gejubel van allen weer zg'n schitterend licht verspreidt. En zoo ein digt het werk. * * * uitgeloopen. Ssst, zachies, man ! 't Kan zóó tien uur slaan, laten we nou goed luiste ren, want 't begint altijd met zuchten." De liefde begint ook met zuchte, niewaar lekker dier?'' grinnikt een opge schoten slungel en pakt een naast hem staand dienstmeisje om haar middel, Ga weg leclijkerd, mispunt, nap!... Laat je me los. stuk-ar;t-r: ?>*.?!!. ellendigheid.'' Wees nou stil, asjeblief'!" vermaant de rentenier nog eens. Jelui wil 't zuchten en steunen toch hooren." Voor mijn part sleune ze de heele nacht" bromt Dorus, zachter spreken 1: die metselaar zei, dat er vroeger een klooster was geweest en dat ze daar nonne levendig inmetselde." O, Gossie !" komt verschrikt een vrouw met een 'kind op den arm. Hè, wat 'n ding! kon de pelisie daar geen stokkie voorstcke? En zuchte die nonnen nou nog?'' Dal's te zegge derlui geeste zuchte, de metselaar heit zelf aan 'tvenviufi (gewelf) gerippereerd onder in huis, ze hebbe u"r later een regebak van gemaakt. Nou zcit ie dat door die holle weerklank van zoo'n bak die zuchte zoo-hard kenne worde. . . ." Zeg, Dorus!"?'t renteniertje tik t hem op den arm behou je rede ereis... ik hoor wat,'1 en geheimzinnig rluisteiend tot de om standers: S j uu t! Sjuul! hooi-j el u i 't?" Allen houden den adem in, de koetsier zegt van den bok: D r komt licht boven in huis, ik zie wat; d'r loope zwarte schaduwe heen en weer." Jleert'jees! Zwarte schaduwe Licht bove iu huij. \Vat zal dat weze?". A. klinkt het gedempt uit verschillende mon den. Stootend en duwend dringen de nieuws gierige kijkers met cenpaiig geweld naai den walkant, op gevaar af van iu de gracht te vallen. Met de de hoofden in tk'u nek pogen ze naar boven te zien. Op den Zuiderkerktoren slaat het tien uur. Zie jelui vel, met klokslag begint 'et!" de rentenier grinnikt ervan, dat hij alles zoo precies weet, en zegt gewichtig: Nou allemaal stil wezen, dan zal je 't wel hooren, de schimmen binnen der al. Zie ie ze noir ' koetsier? Non !" Benne ze zwart of wit " vraagt de bochel angstig. 'k Zie /e niet .C'oe.l. O, daar is der een, daar voor 't Kiampie!" Waarzoo? Wijs ereis, waar!. ... Zeg as je dringt zal 'k je te water guoie. . . . koessier rij 'n end op, je, viegelant staat persies in de weg. Stil nou, maak geen leve!' verschillende stemmen dooreen, spreken moer of minder luid. De koetsier slaat: op den bok, iets of wat achterover on tracht omhoog te zien, naar het verlichte venster. Kijk er nou niet al 't moois aliénig af. koessierlje? Verte! 'ris watje ziet? ' vraagt een vrouw den koel>ier bij een broekspijp trekkend wat zie je nou?" ? 't Licht is heelemaal weggegaan.... mens laat me broek los. ... maar d'r is toch beweging in <Je gordijne.' Heerejees, 't licht weg eu toch beweging in de gordijne! Wat zou dat beduie?" vraagt hoofdschuddend de juffrouw met de lintmuts. D'r is beweging in de gordijne, dat's niet pluis," knerpt de bochel. Ken oud vrouwtje met een bruin kiepje op en zwart garen handschoenen aan, draait zich om, boft de handen als vermanend van'onder haar grijzen omslagdoek op, on terwijl zij weggaat teemt /ij uit tandcloozon mond : O Heere! d'r is beweging in de gordijne, daar moet ik niks van hebbe, hoor!" Of je gelijk hebt, mens, -- ik hou mo ook met dat onchristelijke dtiivelsspnl niet langer op." Een gezet man met een kuitenMen zou zoo oppervlakkig z^gen dat dit werk van beslist Christelijke allure is. Er komt van alleilei Christelps in voor: van des Heilands bloed, van zonde en bo«te, zelfs heeft Wagner zich iets herinnerd van dat verhaal aangaande de zond'ge vrrouw, die Jezus voeten met zalf ;a!fde en ze met haar haren afdroogde. Ei toch heeft het Christendom met dit werk weinig of niets temaken. In Wagner's werk is des Heilands bloed alleer'httujmb'jol der reine medeijderde lilfde, maar niets meer dan dat, geene werkelgkheifl, niet de bron waartoe wij allen waarachtig moeten komen om er uit te drinken, niet de stroom waarin wij ors allen moeten wasechen om gereinigd de gelukkig gemaakt te worden, of met andere woorden uitgedrukt: Christus zelf is niet in zg'n werk, wiens leven (èt is eigenlgk zijn bloed1) in htt onze moet (en wil!) overvloeien om OES gezond te maken. De zprde is 'bjj Wagner de zinnelijkheid. Maar ni«t dit is de zonde. Zonde is o»gehoo zaainhdd aan Gods wil, die in ieders hart persoonlijk'ir geschreven staat en voor ieder anders is, naar gelang van ieders reeping, maar dien wij allen van onze jeugd aan over treden hebber, vele malen E-nst nu moeten we dien wil van God met ons persoonlyk, in ors intiem leven, leeren gehoorzamen \odrdat we OES met de hervorming van anderen, laat staan der wereld ! kunnen bezighouden. Maar de meeste hervormers willen de wereld hervormtr, en hebben rdet eerst geleerd hun eigene diiften te beheerschec. Dit gaat niet! Nog een', de zinnelijkheid op zichzelve is de zonde niet. Door Gods wetten geregeld en geleid, zou zij het sociaal en persoonlijk geluk niet in den weg gestaan hebben, al zijn wg bestemd om er gradueel van gereinigd te worden. Het komt er maar op aan dat de wereld r^jp wo.-dt Gods wet, Gods staatsinricht'njr, te ontvangen, om gelukkig te worden. Nu hebben we zulk een algemeena sociale wet rog niet, zooals de Joden die eertgds hadden, Gods leidingen zijn nn van peraoonlgken aard, maar dat zal weer komen, en dan zal het sociaal gelok weer bloeien, onder het (antikapitalistiscb) Gadsbestnur, waarnaar de wereld uitziet! Maar na zal deze groote, algemeene ver lossing niet van órs uitgaan. Wie voelt niet dat n merscb, ja ook honderdduizend goedwiliige menschen daarvoor niet instaat zg'n ? Neer, zg zal van Godzelf uitgaan, van Christus, die wederkomt als Koning, om te lichten en te zuiveren en rechtvaardig te gaan besturen. Hij vormt hiertoe uit alle eeuwen en geslachten zyn medehelpers voor dit groote werk, waartoe geen engelen, maar alleen men schen ii staat zijnj die in alle nooden kunnen inkomen van hun medebroeders en waartoe ock Jazus mensch geworden is Ja, Jezus vormt Parsifals, naaar niet nit onwetenden en reinen, maar grootsche gedachte uit hen die hoe larg somt! van de wrarge vruchten van den boom des k er nis, des goeds en des kwaads gezeten hebben en zg'n gaan wtten on hun reinheid hebben verloren! maar die Hg toch roept om net Hem ter besteader tyd wie weet hoe tpoedig ? de wereldregeering te aanva&rden. Dit zijn hooge gedachter, maar zg zg zgn Bybelsch en naar ik meer, niet zonder eenige 'ogica ... De plaatsruimte en de tijd dien ik voor dit stuk maar beschikbaar htb, verbieden me nader op- dit ordeiwerp in te gaar, en moet ik me imiiiiiiiiiin dekker aan, witte das om, hooge hoed op en parapluie iu de hand, spreekt het oudje goedkeurend toe en gaat naast haar de gr-icbtfif, voortdurend instemmend knikkend als zij, de slapp°lippen smakkend bewegend, blijft voortbetoogeu, dat: spokerij toch allemaal uit den anti-christ is, eii dat 'n mensch, die z n belijdenis behoorlijk" gedaan heelt en z'n repetaa^je lief heit, den Heere verzoekt als ie z'n eige met geeste en spookverschijningc ophoud'. Inmiddels is do vigilante voortgereden, de koetsier bromt: dat ie z'n volle bekomst ervan heeft, want dat ie achter de gordijnen een zwart wezen zag, en dat ie de politie gaat waarschuwen, 't is hoog tijd dat die er zich mee bemoeit Nou maar dat 's ook 'n heel l cel ij k ies, 'n zwart we/,e, dat 's satans werk" beweert een vrouw achter Dorus op baar teenen staande Op de komedie speulen ze d'r immers ook van: De zw-arte dokter te Parijs." Dat 's ook de duvel met zoo'n stuk geheim." Hoor die nou'? dat heit er ommers niks mee te make.".... Wens, sta niet zoo tegi n mo an te hangen, je ziet toch niemendal." Wat zou die koessier dan voor een zwart spook hebbe gezien, Doivs" vraagt de bultenaar tusschen de a- dere menschen heen: 't Is anders geen bange vrijer." Nee, waarachtig niet!" O. Heere, nee: wat 'n astrante vent! Ik dien naast z'n stal ... ik weet er van mee te prate.'1 O, zoo! Truus! heb jij dat omlervomle, lieffie? Ja In j heit nog al durf, vooral bij tullemussies, snap je?'' Dorus knijpt liet dienst meisje in haar frissche wang. 'Och ga weg, malle ... O, stil!... Hè, daar word je nou edektief ellendig van... O, Hoor nou 'ris . . . brrrr! . . . God, wat akelig! Ik poets 'm, brrrr!..." zij maakt dat ze weg komf. Dom schaap ... 't is een hond die huilt, anders niks," beweert de kruier. Ja. maar 't komt daar uit die kelder! Eu een hond huilt alleen as er 'n dooie mot komme, of as ie een spook ziet" de mntsjudi'ouw wordt vaalbleek van angst torwij l /e dit zegt. Zoo-oo ! dat wist ik niet, jufi'rouw! ik dacht dat 't beessie opgeslote zat... hoor ereis hoe ie nou te keer gaat zou ie 't nou tegen een spook hebbe." Nee, dol d'r nou niet mee 'et mocht je later 'ros opbreke . . . hè... man, ik krijg d'r kippevel van. Hoor je die nou die lange uithaal? Dat's bepaald een dooie, dezer dage." Och zeur niet! d'r zit een hond in 't onderhuis," bromt Dorus eu meteen aanschellend, zegt hij: Nou zei jelui 't zelf hoore." Nogmaals moet de kruier schellen, vóór er op de tweede verdieping een venster wordt opgeschoven. Een mannenhoofd kijkt er uit en vraagt : Wie is daar?" D'r zit een bond in uw's kelder meneer: 't Beest gaat erbarmelijk te keer." We hebbeu hier geen hond!" klinkt het norse h terug en 't venster valt toe. Nou! hoe vin je me die!" roept het renteniertje dat inmiddels vóóraan is komen te staan, en iu de kcldervenstcrs tracht te zien ik hoor toch duidelijk dat jam merlijke huilen. 's Jongens, 's jongens, 't is daar niet in orde.... Hèik wordt er koud van. Sjutit! daar hoor ik weer wat. Hoor je wei? dat's duidelijk steunen en klagen ; ik heb er non we! van. God weet of d'r niet vroeger 'n moord is gepleegd in die kelder." Wat zcit ie? 'n Moord?" vraagt nieuws gierig vóórtdringend een pas aangekomen man met 'n kleine jongen aan de hand. Is daar in die kelder'u moord gebeurd... nu met de opvoering zelf een oogenblik bezig houden. Wat de muziek betreft, heeft na ij die van de Avondmaalssrëne in het eerste bedrgf het best voldaan. Deze geheele scène, vanaf den tocht van Parsifal en Gurnemanz naar den Graalstempe), met die beierende klokken, maakt veel indruk Hier en daar is de toon ze'fs aangrgpend, hetzg in de klacht van An.fortas over zg'n onheelbare wond, het-g' in koren als die «Nehmet hin mein Blut", »sehmet hin meinen Leib". Het tweede bedrg'f, althans het begin, bafiit door de fantastische en unheimliche gchildei ing van Kh'ngsorin zy'n tooverkasteel. Het blocc er;meiigeekoor haeft me niet xóo voldaan de stgl herinnert aan bat Rheir.!ü;hter Terzet! uit Siegfried de veelal zeer hooge sopraan?-ten daarin werden riet altgd gemakkelijk gezongep, het schreeuwde daar wel eens, ock klonk rry het orkest daar ter plaatse te Bteik, en werd bier vooral, dunkt me, de lage plaatsirg te Bayreuth gemist. Kundiy zelf overtchreed ook dikwgls de grenzen van het schjoro in de hooge tonen, die deze party in de lii f lascène tnsschsn haar en Parsifal bevat. H«t derde bedrg'f kon me in 't geheel n;et meer boeien, de handelirg kruipt hier slechts voort, en aan het slot wordt geen climax meer bfre'Sft, de klokken en koren brengen hier weii ig nieuws, en de triomf der lietde, die eindelijk de lijdende menschheid verlost, had, voor ^aar, hier andere tonen moeten laten hooren! De instrumentatie is natuurlgk overal maesterlg'k, ofschoon de opmerking te maken zou zgn, dat bg Wagner altg'd weer dezelfl», eennaal beproefd gebleken, klank-couibinaüc's terugkeeren, en van een zoeken naar steeds nieuwe uitdrukkingsmiddelen weinig sprake is. Maar vooral gaat mij het gezongen woord bg hem altijd veel te langzaam, 't is al l ei veel te omslachtig uitgedrukt, we schieten i iet op, en men verlangt dikwgls raar recitatii ven als die van Don Juar, of den Barbier de Séville. Ja. En dan een werk dat van 6 uur tot kwart voor 12 duurt. Te veel gevergd van ons opjjemicgevermogen. Wat de solisten bctrtft, breng ik onzen Messchaert my'n hulde voor de wg'ze waarop bg in het Ie bsdrg'f Aoifortas lijden uitdrukte dat was aargrgpend. Da party van Klingsor was eveneets in zeer goede har.der, ttrwy'l daarentegen de zarger, dia Gurnemanz vertolkte, door zijn keelgeluiden aan het repertoire der komische opera deed denken. De heer v. Duinen zong beschaafd de kleine jartg van Tituiel. Kundty was zeer goed in sommige lagere gedeelten van de liefdesscène Voor Partifal via», duiktae, een grooter geluid wenschelijk geweest, het orkest was hém ook soms eenigszics de baas. Koren en 01 keet vooral waren in 't algemeen uitste kend, den heer Mengelberg komt zondtrtwgfel alle lof toe zich te hebben gezet o r» bij zooveel andere nieuwe wei ken, die het Corcertgebouw eiscbt dat fcy irstudeert, ock dit groote iï=sa Goddeloos, hoe is 't mogelijk !. .. Jantje nou heb je wat om thuis aan moeder te vi rtelie. Wat 'n ding zoo midde in de stad; 't wordt hier een mooie boel daarvoor betaal je nou zooveel belasting." Nee, m'n goeie man, je bent abuis, d'r is geen kwetsie van 'n moord ten minste nou niet maar 't spookt er leelijk." O, vader la'vve dat 'ris kijke binne 't echte spoke, juffrouw?" Nou, eft'et&ve, zwarte en witte," de koessier, hier van de gracht, heit ze zoo passies nog gezien en de gordijne bewogc d'r van." Menschlief hou op ik z->.l d'r m'n ooge niet na draaie." - Hè! Toe vader, la'we ris zien! Toe assieblief?" Allo, vooruit! Ben je mooi dol?" De vader trekt den tegenspartelenden jongen aan een arm voort. Gauw, na huis, jijlui jongens wil overal met je neus bij. Vooruit dan! een ongeluk zit in een klein hoekie." * * * Nog ettelijke weken lang stonden er eiken avond troepjes mensehen voor het ouderwetsche huis, pratend over, kijkend naar en wachtend op het spook dat nooit ver scheen, maar dat toch zooals .,men" be weerde door honderden was gezien. In de buurt kreeg de woning van den ouden chronometermaker, die niemand over last aandeed, den naam van Spookhuis" en toen de bewoner kort daarna plotseling stierf en zijn ge/Ju elders ging wonen, ver telden de buren elkander, en aan iedereen, die het maar hooren wilde: dat de ouwe man op een nacht door het spook was gemold, dat de familie daardoor de stuipen op haar lijf kreeg en een andere woning had gezocht, want dat het in huis reëel niet uit te houwen was." Geeste, nakende geraamtes en duvels vieren d'r Sabbat, achter in een kamer, waar nooit zon of' maan komt. en in de kelder rammele de doodsbeendere en kettings elke nacht xóó verschrikkelijk, dat geen schepsel er in durft, want dat 's een teeke, zegge ze, dat zoo'n luns ineens boven je hoofd kan instorte" vertelde de kleermaker van den overkant, en zijn vrouw voegde erbij: Je mot wete, als m'n man op z'n tafel xit, heit ie persies een kijkio op de ruïne van de tweede verdieping, die komme nooit open, niewaar Bart? Nooit zie je d'r iemand voor." Nooit! bevestigde de snijer n oog dichtknijpend om de draad iu een naald te kunnen steken altijd alles potdicht. Dat's toch ook verdacht zou ik meene . . .." Do eigenaar van het plotseling berucht geworden huis, die buiten woonde, verwon derde zieh, dat zijn perceel onverluiurd bleet' e n dat zelfs voor aanmerkelijk lager huur prijs geen liefhebber gevonden werd. Hoc langer het huis leeg stond, hoeakeliger en geheimzinniger de verhalen iu den volks mond weiden. Ken ingesteld, nauwkeurig. onderzoek door polilie, timmerlieden en metselaars, bracht echter niet anders aan het licht dan dat het perceel wél oud, maar in volkomen goeden staat was. Toch bleef het onverhuurd. De glasruiten werden, de een na de andere, door de spelende straatjeugd ingegooid en gaven het percef-1 een ellendig uiterlijk. Op de deur stond met krijt gekrast Spokehuis". De verhalen van moorden en gruwelen, die daarin gebeurd zouden zijn, groeiden voortdurend in lengte en akcligheid, en eerst toen de eigenaar liet verkocht en de kooper het had' laten ver timmeren, was het oude grachtje zijn geheim zinnig spookhuis, waarvan niemand wist hoe het eigenlijk dien naam had gekiegen, kwijt. (Wordt Wi-volijd.}

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl