Historisch Archief 1877-1940
No.1331
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
? HU doet een beroep op de actie om een
eiade te maken aan het eg<'isme. Hijeischt
de bevrijding van het geheele
menscbengealaebt van alle droefheid en alle ellende,
V»B alle ver&edering en alle verdrukking
wellw bij de zorg voor de eerste materieele
behoeften wordt geboren, maar tevens zegt
hvj, dat dit alle« zieh slechts kan voltrekken
in den loop der eeawer. Ea dit is een
roote waa»h«id. Et«t wil mij voorkomen,
at de communistische maatchappij, hoe
goed ook bedoeld en met hoeveel liefde
ook gekoesterd, nooit star. d kan houden,
zoolang de mentenen blijven wat zij ijjn.
Sehep eerst ideaal- met schen en geef hun
dan de nieuwe maatschappij. Of .het boek
van den heer Curi.elissen de menschen een
Btap verder zal brengen tot den
ideaaltoestand, durf ik niet te bevestigen. Maar
daaïdoor mag niet te kort gedaan worden
aan de waarde van het werk en ikwenssh
het ook in vele banden.
Het boek getuigt van veel studie en veel
oadeukep, doch tevecs van eenzijdigheid
en optimisme waar het geldt de werking
der nieuwe maatschappij en juist dat op
timisme meen ik niet te moeten deelen.
Kampen. Mr. Dr. H. S. VELDMAN.
Fmifal,
Men vraagt mg' als oud
MuziekkromekBChrijver in dit blad ter bespreking van.
bover geroemd wei k in de plaats treden van
den heer Averkamp, die door orgesteldheid
verhinderd werd de uitvoering bg' te wonen.
Gaarne wil ik aan dit verzoek voldoer, al ge
voel ik dat de getrouwe lezers van den heer
A ver kamp noode z$n indrukken zullen missen
om de ttijr.e daarvoor in de plaats gesteld te
zien. Ik begin met nog eens kortelgk de ge
dachte van het wark te reenmteren. De «Graal"
n.l. de beker, waaruit de Heiland vóór zijn
Hjdwa met iftn jongeren heeft gedronken en
waarin later (volgens d«ze, de beteekecis van
dat bloed wei Gig rechtdoende, sag«0 Zijn bloed
is epgwrangen ! r eze Graal dan k door
engeietdientt ia bewaring gesteld van de kuiaehe
Graalridder» g«en onreice vindt den weg
tot den Giaal l welke door hem gelaafd
en bekrachtigd worden tot bat verrichten van
edel* ridderdaden op aarde. Tuurt!, het hoofd
der Graalridders, heeft wegers ouderdom zijn
MVflIUIMlHVIIIIIlllWUIHMMIIIIIWmm
Spookhuizen (e Amsterdam,
1) DOOR
JUSTUS VAN MAURIK.
't Is laat in den avond en donker bniïg
weer, de straatlantarens branden niet, omdat
de almanak lichte maan" aangeeft. Op
een der smalle oudere Amsterdamsche
grachtjes staat voor eea hoog, donker huis
intt een trapgevel en een hooge stoep, een
troepje meiischeu, meest lui uit de buurt."
Zij kijken allen met ingespannen aandacht
naar het huis, waarvan alle vensters donker
zijn, behalve n klein raam op de derde
verdieping. De meesten spreken op
gedempten toon, enkelen zelfs fluisterend,
sommigen met drukke gebaren, anderen
ruet geheimzinnig vooruitgestoken hoofden
en angstige bewegingen.
Eensklaps dringen allen tegelijk naar het
huis, tegen de hooge stoep, de onderhuis
deur en de kelderramen aan.
Verdikkeme!" vloekt een opgeschoten
meid, halfluid. Zoo'n lamme viegelant
zou je de kelder in duwe. ... zeg, koessier!
kan je niet uitkijke? 'k zit nu't m'n eeuo
been al in 't stoepie...."
Het rijtuig, dat de menschcn zoo aan
't schrikken maakte, staat vlak voor de deur
stil, de lantaarn werpt een schril licht op
de gezichten der mannen en vrouwen, die
plotseling hun aandacht verplaatsend, de
vigilante aanstaren, alsof ze nooit eerder
zoo'n voertuig hadden gezien.
Mo'je hier weze, zal 'k voor je schelle,
koessier?'' vraagt heesch een lange juffrouw
met een omslagdoek en een muts met lint.
Neen m'n goeie mensch ik ga zóó
naar stal, maar ik wou ook 'reis eve uaar
't spook kijke. Is 't weer an de gang, net
als gisterenavond?"
Nou, zeg! mo'je ons daarom haast
overrije? Ga met je rammelkast an de
overzij staan, 't is hier veels te nauw,"
moppert een man, die een eind verder op
de gracht een bierkelder heelt.
??Geef me liever een potje bier van je
en zeur niet," lacht de koetsier, en tot een
ander, dien hij ook schijnt te kennen: Heb
jij al wa't gezien, Dorus?"
Ik? geen steek!" antwoordt Dorus, de
kruier uit de straat, ? maar ze zegge dat
't nooit voor tiene begint." Hij steekt kalm
zijn neuswarmertje op.
Gisterenavond was 't kwart er over, ik
hoorde de Zuierkerk net slaan, toen het
spiktakel begon ' snerpt een klein kereltje
met een bult en kromme beenen, zijn best
doende om vóór een paar stoere
werkmans?yrouwen heen te dringen.
Hé! zeg ereis kriek, blijf staan wanr
je staat... wat voor spiktakel was d'r dun ?
Wij ware d'r toch ook en \ve hcbbe niks
gezien, w,at zag jij dan?.... Nou geef ereis
antwoord, slakkehuis?"
Heb jelui 't tege mijn, fijne dames?"
Zeg! als jij ons. neme wil pas dan op
boor, hoepelbecn! Als je begint te schelde
kan je lekker op je ziel kiïjge .... maar wat
gebeurt bier nou eigenlijk."
't Spookt in dat huis," zegt een jongen.
Nou ja, dat wete we, maar we hebbe
niks gezien."
Niet? dan ben jelui zeker blind.''
Zoo! en wat zag jij dan?"
Ik ? niemendal, maar andere zien witte
en zwarte spoke en je hoort rommele nu t
ktttings en akelige stemme me vader
ambt overgedragen aan zgn zoon Ai» f or tas.
Deze, go ad begonnen, is later bezweken voor
de verleiding vun Kundiy, e ene vrouw, half
in dienst van de ridders, half in dienst van
Ktingtor, den boozen toovenaar, die uit nijd
geen Graalridder te hebben, kunnen wordar,
het Graalrgk op allerlei wijze ai'Oreuk tracht
te doen.
De H. speer waarmede indertijd 's Heilands
zgie doorstoken werd, die het verlossend bloed
deed vloeien en bg Atnfortas berustte, is door
Kundry's verleiding in Kling&or's macht ge
komen, en te.ens Amfortas zelven biermede
eene wonde gemaakt, die niet heelen wil. Maar
naar luid der profetie zal eenmaal de ->reine
dwaas" komen, die Aoifortas genezen zal. De»e
reine dwaas is Purffal.
Als hg' ten tooneele verschgnt, heeft hij daar
juist een groote ontroering teweeggebracht door
het dooden van een zwaan, ongehoord feit in
bet Graalgebied, waar al wat leeft heilig is !
Maar bg heeft het in zgn onnoozelheid gedaan.
Zg'n onwetendheid op alle punten is zelfs
oorzaak, dat n van Amfortas getrouwen
Gumt mat s in hem dengeen gaat vermoeden
van wien de profetie spreekt: den «reinen
dwaas", op wiens komst Amfortas en al da
Graalridders hopen. Om tot zekerheid omtrent
hem te geraken neemt Gurnemanz Parsival
mede naar den Grraaltempel en laat bem
het Heilig Avondmaal der ridders bg wonen,
in de verwachting, dat dan wal zal oitkaman
wie Par si f al waarlijk is. Doch deze komt nog
niet tot de erkentenis van zijn roeping en
teleurgesteld wyst Garnemanz hem de dei"-.
Vervolgens komt Parsifal in aanraking met
den toovertnin vun Klingior. Hj bestrijdt en
verslaat de ridieis, die hem daar teg«cstaan,
maar nn moet zgn reinhei l op een zware proef
gesteld worden. Door Klingttor wordt hem
Kundiy toegezonden in de gedaante van een
wonderschoone vrouw, die zal trachten Parsifal
ten val te brengen. Zg' begint hem van zija
moeder Herzeleide te spreken, die Parsifal in
zjjn onnoozele zelfzucht heeft verlaten en ten
slotte in eenzaamheid gestorven is. Wilde
smart en berouw veroorzaken Parsifal deze
mededeelingen. Maar Kundiy zal hem troosten
door haar li«fde en z\j kust hem. Daar opeens
gaan hem de «ogen open voor A m f ar t as woud.
Hg h et f t de pyn daarvan al vroager bg bet
Avondmaal der ridders gevoeld, maar niet zoo
sterk als na. Hy ziet het zondige der eens
klaps bg hem ontwaakte hartstochten. Ea het
bloed des Heiland?, in bewaring gesteld b
onwaardige ridders als Amfortas hg heeft
het schandelgk vergeten op zijn zelfzuchtige
omzwervingen. Maar nu verstaat hg' zy'n verlos
singstaak en zal haar volbrengen. Schenk mg
dan óók verlossing, zegt Kundy die een wilde
lUfde voor hem is gaan opvatten, door mg toe
te laten u n uur slecbs te beminnen
Neei ! zegt Parsifal, gg zult ook verlossing
vinden, maar niet op die wgse, maar door
mg den weg tot Amfortas te wyien. De teleur
iiiiuiiiiiuiiiiiiiuiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiimmiiMiiMitifiiiiiiiimiiiimi
ze benne
je wel kenne
tege- ze benne hier dan
bestierf d'r zoo gezeid van, want ie heit zelf
gehoord dat er zwaar gezucht werd onder in
de kelder".... de jongen bonst plotseling
met do vuist op de onderhuisdeur en roept
met zijn mond vlak voor de reet: Hei!
zucht nou ereis? spook nou ereis, geest!"
Och, beroerde jongen, schei uit! Allo
ruk op! je maakt iemand akelig," een vrouw
trekt den jongen hardhandig terug en zegt
fluisterend tot den man naast haar: Die
rakkers hebbe ook norges respek voor, ze
zone je een oordeel op je hals bale ik
ben as de dood voor spoke."
As je d'r een ziet, ga je zelf dood,
piept de bultenaar. '
Ga weg dat's bijgeloof', d'r bestaan geen
spoke of geeste" bromt een oud man.
Dadelijk antwoordt een stem, ernstig en
waarschuwend: Bezondig je niet, man,
want in de Schïift staat: Onderzoekt de
geesten of zij uit God zijn.. .."
Dat kan wel weze, daar strij ik niet
tege, maar dat was in de ouwe tijd, nou
benne d'r geen spoke
afgeschaft."
Nou maat dat zou
slaan,' valt Dorus in,
maar effetief bezig; tot 's nachts drie, vier
uur staan der soms nog iiiensche na
te kijke."
Maar wat zien zo dan toch ? vraagt de
juffrouw met den omslagdoek, nieuwsgierig
haar muts vooruitstekend, vlak bij Dorus'
hoofd.
Zeg tante ga, 'n tikkio links af, je
kietelt me met je lintjes. Ja wat ze zien
weet ik ook niet, maar d'r benne der ge
weest, die er rechlaf' beroerd van ware.''
Wel heere bedaar me, wie?'
Dat kan ij; je niet zegge, 't ware geen
buurtlui, maar ze waren zoo bleek as der
an toe van schrik, zei de juffrouw, hierover,
uit de garen-en-bandwinkel, die zag ze ... ."
De spoke?"
Wel nee, die mcnsc... ."
O zóó."
Wie woont er in dat huis?" vraagt een
man met een pet op en een boezemen aan.
Dorus, die de hcclc buurt kent, antwoordt
dadelijk ;
6, heel fatsoenlijke mcnso: vader, zoon,
twee dochters en een dienstmeid. De ouwe
maakt van die krouemeters en kompasse
voor de schepo, de zoons benne op 't
Stadhuis."
Kn is d'r geen vrouw ?"
Die is al lang dood en begrave."
Nou daar hei je 't al ... dat'3 duidelijk,
dan spookt die een beetje bij d'r man."
Ben je mal, dat was een door en door
netto vrouw, een braaf, otterdoks mensch.
Ja, die zal daar koinme spoke!.." Dorus
geeft lachend den man n:\ast hem een
ribbcstootje en zegt dan:
Jij neemt er een loopie mc^, maar
hcelcmaal pluis is 't er toch niet. Van do
mense zeg i k niks, hoor!... maar". ..met vooruit
gestoken onderlip en gefronste wenkbrauwen:
't huis zelf deugt niet... d'r gaan daar
rare dingen om."
Zoo! Ei! Och! -- wat is d'r da n?"
vragen verschillende stemmen, om Dorus
heen.
Nou 't naadje van de kous weet ik
ook niet, maar toen ik van de week een
slokkic kocht, in de Koemer, daar" de
kruier wijst met zijn duim over zijn schouder
heen was d'r een metselaar, die in 't
huis gewerkt had die doe d'r een boekic
van open . . . nou !"
Zoo! wat was er dan? Had ie d'r
wat gc/.ien ; weet ie wie 't spook was?' De
stemmen worden nog nieuwsgieriger.
Wel nee, maar bij zei. . . ."
Ssst, Dorus ! spreek een beetje zachter,"
j vermaant een oud heertje, het renteniertje
van de gracht, op zijn pantoffels de deur
gestelde Kundiy wgst dit voorstel van de hand,
zij vervloekt Pirsifals we< en roept in haar
woede Kltngsor te hulp Deze snelt toe en wil
met de gewijde aan Amfortas ontvreemde, speer
Parsifal tnffan, maar den mee treft tg niet,
zij blijft bo?en zijn huöfd zweven, Parsifal
grijpt haar, maakt er het teeken des kruises
mede en Klingsor's tooirertnin en deze zelf
verzinken in den grond.
Partifil zoekt nu weder den weg raar den
Graaltempel, ma*r door Kundty's vloek
ge.trcffan, moet bg larg dolen vóór bij dien weg
terug vindt en het Graalgebied wed«r batreedt.
Hij vindt dan veel veranderd. Titurel is ge
storven, daar de leven onderhouder de Graal
den ridders niet meer onthuld wordt door
Amfortas, die hoopt dat daardoor ook aan zgn
Jgden spoedig een einde zal gemaakt worden.
De Graalridders, nooit meer geroepen tot het
verrichten van heiderdalen, lijd) n een
kwgnend leven. Alleen Kur.d y beeft een ver
andering ten goede ondergaan. Zoo goed als
levenloos opgenomen door Gurnemar z, dezen
zeifien morden van P<trsifal's
weder-veischijning, is zg, tot bezinning gckomer, ttil aan
het oeilige werk van «dienen" getogen.
Parsifal ziet nu d-u ouden Gurneoaacz
weder. Hy herkent hem en weet nu het doel
van zgn tocht nabij te zg'n. Lirg heat bg
gedoold en veel moeten strgden, waarfy' hij
van de speer tot eigen lijfsbehoud geen gebruik
mocht maken. Gurnemsnz ziet de speer en
ook hg weet nu dat de lijderstijd voorbij is.
Parsifal wordt gedoopt (slechts in wate ?), voeten
en hoofd worden hem door Kundi y en
Gurremana gezalfd, en EU trekt bg op naar den
Graaltempel om (££? als kotirg van Amfortas
het gezag over te nemen doch tiet dan
nadat hg eerst Kundiy zelve gedoopt heeft,
die nu weder voor het eerst ra langen tg'd
heil in tranen vindt
In den Graaltempel wil men middelerwyl
Amfortas dwingen den Graal te onthuller,
maar deze verzet zich daartegen met
veitwyt'iliag. Op dit oogenblik nadert hem Parsifal,
met de speer sluit hij Amfartas wonde, neemt
zgn ambt over, en gilast den Graal te
or,tbullen, die onder het gejubel van allen weer
zg'n schitterend licht verspreidt. En zoo ein
digt het werk.
* *
*
uitgeloopen. Ssst, zachies, man ! 't Kan
zóó tien uur slaan, laten we nou goed luiste
ren, want 't begint altijd met zuchten."
De liefde begint ook met zuchte,
niewaar lekker dier?'' grinnikt een opge
schoten slungel en pakt een naast hem
staand dienstmeisje om haar middel,
Ga weg leclijkerd, mispunt, nap!...
Laat je me los. stuk-ar;t-r: ?>*.?!!. ellendigheid.''
Wees nou stil, asjeblief'!" vermaant
de rentenier nog eens. Jelui wil 't zuchten
en steunen toch hooren."
Voor mijn part sleune ze de heele
nacht" bromt Dorus, zachter spreken 1: die
metselaar zei, dat er vroeger een klooster
was geweest en dat ze daar nonne levendig
inmetselde."
O, Gossie !" komt verschrikt een vrouw
met een 'kind op den arm. Hè, wat
'n ding! kon de pelisie daar geen stokkie
voorstcke? En zuchte die nonnen nou nog?''
Dal's te zegge derlui geeste zuchte,
de metselaar heit zelf aan 'tvenviufi (gewelf)
gerippereerd onder in huis, ze hebbe u"r
later een regebak van gemaakt. Nou zcit
ie dat door die holle weerklank van zoo'n
bak die zuchte zoo-hard kenne worde. . . ."
Zeg, Dorus!"?'t renteniertje tik t hem op
den arm behou je rede ereis... ik hoor
wat,'1 en geheimzinnig rluisteiend tot de om
standers: S j uu t! Sjuul! hooi-j el u i 't?"
Allen houden den adem in, de koetsier
zegt van den bok: D r komt licht boven
in huis, ik zie wat; d'r loope zwarte schaduwe
heen en weer."
Jleert'jees! Zwarte schaduwe Licht
bove iu huij. \Vat zal dat weze?". A.
klinkt het gedempt uit verschillende mon
den. Stootend en duwend dringen de nieuws
gierige kijkers met cenpaiig geweld naai
den walkant, op gevaar af van iu de gracht
te vallen. Met de de hoofden in tk'u nek
pogen ze naar boven te zien.
Op den Zuiderkerktoren slaat het tien uur.
Zie jelui vel, met klokslag begint 'et!"
de rentenier grinnikt ervan, dat hij alles
zoo precies weet, en zegt gewichtig: Nou
allemaal stil wezen, dan zal je 't wel hooren,
de schimmen binnen der al. Zie ie ze noir
'
koetsier?
Non !"
Benne ze zwart of wit " vraagt de bochel
angstig.
'k Zie /e niet .C'oe.l. O, daar is der
een, daar voor 't Kiampie!"
Waarzoo? Wijs ereis, waar!. ... Zeg
as je dringt zal 'k je te water guoie. . . .
koessier rij 'n end op, je, viegelant staat
persies in de weg. Stil nou, maak geen
leve!' verschillende stemmen dooreen,
spreken moer of minder luid. De koetsier
slaat: op den bok, iets of wat achterover on
tracht omhoog te zien, naar het verlichte
venster.
Kijk er nou niet al 't moois aliénig
af. koessierlje? Verte! 'ris watje ziet? ' vraagt
een vrouw den koel>ier bij een broekspijp
trekkend wat zie je nou?"
? 't Licht is heelemaal weggegaan....
mens laat me broek los. ... maar d'r is toch
beweging in <Je gordijne.'
Heerejees, 't licht weg eu toch beweging
in de gordijne! Wat zou dat beduie?" vraagt
hoofdschuddend de juffrouw met de
lintmuts.
D'r is beweging in de gordijne, dat's
niet pluis," knerpt de bochel.
Ken oud vrouwtje met een bruin kiepje op
en zwart garen handschoenen aan, draait zich
om, boft de handen als vermanend van'onder
haar grijzen omslagdoek op, on terwijl zij
weggaat teemt /ij uit tandcloozon mond :
O Heere! d'r is beweging in de gordijne,
daar moet ik niks van hebbe, hoor!"
Of je gelijk hebt, mens, -- ik hou mo
ook met dat onchristelijke dtiivelsspnl niet
langer op." Een gezet man met een
kuitenMen zou zoo oppervlakkig z^gen dat dit
werk van beslist Christelijke allure is. Er
komt van alleilei Christelps in voor: van
des Heilands bloed, van zonde en bo«te, zelfs
heeft Wagner zich iets herinnerd van dat
verhaal aangaande de zond'ge vrrouw, die Jezus
voeten met zalf ;a!fde en ze met haar haren
afdroogde. Ei toch heeft het Christendom met
dit werk weinig of niets temaken. In Wagner's
werk is des Heilands bloed alleer'httujmb'jol
der reine medeijderde lilfde, maar niets meer
dan dat, geene werkelgkheifl, niet de bron
waartoe wij allen waarachtig moeten komen
om er uit te drinken, niet de stroom waarin
wij ors allen moeten wasechen om gereinigd
de gelukkig gemaakt te worden, of met andere
woorden uitgedrukt: Christus zelf is niet in
zg'n werk, wiens leven (èt is eigenlgk zijn
bloed1) in htt onze moet (en wil!) overvloeien
om OES gezond te maken.
De zprde is 'bjj Wagner de zinnelijkheid.
Maar ni«t dit is de zonde. Zonde is
o»gehoo zaainhdd aan Gods wil, die in ieders hart
persoonlijk'ir geschreven staat en voor ieder
anders is, naar gelang van ieders reeping,
maar dien wij allen van onze jeugd aan over
treden hebber, vele malen E-nst nu moeten
we dien wil van God met ons persoonlyk, in
ors intiem leven, leeren gehoorzamen
\odrdat we OES met de hervorming van anderen,
laat staan der wereld ! kunnen bezighouden.
Maar de meeste hervormers willen de wereld
hervormtr, en hebben rdet eerst geleerd hun
eigene diiften te beheerschec. Dit gaat
niet!
Nog een', de zinnelijkheid op zichzelve is de
zonde niet. Door Gods wetten geregeld en
geleid, zou zij het sociaal en persoonlijk geluk
niet in den weg gestaan hebben, al zijn wg
bestemd om er gradueel van gereinigd te
worden. Het komt er maar op aan dat de
wereld r^jp wo.-dt Gods wet, Gods
staatsinricht'njr, te ontvangen, om gelukkig te worden.
Nu hebben we zulk een algemeena sociale wet
rog niet, zooals de Joden die eertgds hadden,
Gods leidingen zijn nn van peraoonlgken aard,
maar dat zal weer komen, en dan zal het
sociaal gelok weer bloeien, onder het
(antikapitalistiscb) Gadsbestnur, waarnaar de wereld
uitziet!
Maar na zal deze groote, algemeene ver
lossing niet van órs uitgaan. Wie voelt niet
dat n merscb, ja ook honderdduizend
goedwiliige menschen daarvoor niet instaat
zg'n ? Neer, zg zal van Godzelf uitgaan, van
Christus, die wederkomt als Koning, om te
lichten en te zuiveren en rechtvaardig te gaan
besturen. Hij vormt hiertoe uit alle eeuwen
en geslachten zyn medehelpers voor dit groote
werk, waartoe geen engelen, maar alleen men
schen ii staat zijnj die in alle nooden kunnen
inkomen van hun medebroeders en waartoe
ock Jazus mensch geworden is Ja, Jezus vormt
Parsifals, naaar niet nit onwetenden en reinen,
maar grootsche gedachte uit hen die
hoe larg somt! van de wrarge vruchten van
den boom des k er nis, des goeds en des kwaads
gezeten hebben en zg'n gaan wtten on hun
reinheid hebben verloren! maar die Hg toch
roept om net Hem ter besteader tyd wie
weet hoe tpoedig ? de wereldregeering te
aanva&rden. Dit zijn hooge gedachter, maar zg
zg zgn Bybelsch en naar ik meer, niet
zonder eenige 'ogica ...
De plaatsruimte en de tijd dien ik voor dit
stuk maar beschikbaar htb, verbieden me nader
op- dit ordeiwerp in te gaar, en moet ik me
imiiiiiiiiiin
dekker aan, witte das om, hooge hoed op
en parapluie iu de hand, spreekt het oudje
goedkeurend toe en gaat naast haar de
gr-icbtfif, voortdurend instemmend knikkend
als zij, de slapp°lippen smakkend bewegend,
blijft voortbetoogeu, dat: spokerij toch
allemaal uit den anti-christ is, eii dat 'n
mensch, die z n belijdenis behoorlijk" gedaan
heelt en z'n repetaa^je lief heit, den Heere
verzoekt als ie z'n eige met geeste en
spookverschijningc ophoud'.
Inmiddels is do vigilante voortgereden,
de koetsier bromt: dat ie z'n volle bekomst
ervan heeft, want dat ie achter de gordijnen
een zwart wezen zag, en dat ie de politie
gaat waarschuwen, 't is hoog tijd dat die
er zich mee bemoeit
Nou maar dat 's ook 'n heel l cel ij k
ies, 'n zwart we/,e, dat 's satans werk" beweert
een vrouw achter Dorus op baar teenen
staande Op de komedie speulen ze d'r
immers ook van: De zw-arte dokter te
Parijs." Dat 's ook de duvel met zoo'n stuk
geheim."
Hoor die nou'? dat heit er ommers niks
mee te make.".... Wens, sta niet zoo
tegi n mo an te hangen, je ziet toch
niemendal."
Wat zou die koessier dan voor een
zwart spook hebbe gezien, Doivs" vraagt
de bultenaar tusschen de a- dere menschen
heen: 't Is anders geen bange vrijer."
Nee, waarachtig niet!"
O. Heere, nee: wat 'n astrante vent!
Ik dien naast z'n stal ... ik weet er van mee
te prate.'1
O, zoo! Truus! heb jij dat omlervomle,
lieffie? Ja In j heit nog al durf, vooral bij
tullemussies, snap je?'' Dorus knijpt liet dienst
meisje in haar frissche wang.
'Och ga weg, malle ... O, stil!... Hè, daar
word je nou edektief ellendig van... O,
Hoor nou 'ris . . . brrrr! . . . God, wat akelig!
Ik poets 'm, brrrr!..." zij maakt dat ze weg
komf.
Dom schaap ... 't is een hond die huilt,
anders niks," beweert de kruier.
Ja. maar 't komt daar uit die kelder!
Eu een hond huilt alleen as er 'n dooie
mot komme, of as ie een spook ziet" de
mntsjudi'ouw wordt vaalbleek van angst
torwij l /e dit zegt.
Zoo-oo ! dat wist ik niet, jufi'rouw! ik
dacht dat 't beessie opgeslote zat... hoor
ereis hoe ie nou te keer gaat zou ie 't
nou tegen een spook hebbe."
Nee, dol d'r nou niet mee 'et mocht
je later 'ros opbreke . . . hè... man, ik krijg
d'r kippevel van. Hoor je die nou die
lange uithaal? Dat's bepaald een dooie,
dezer dage."
Och zeur niet! d'r zit een hond in 't
onderhuis," bromt Dorus eu meteen
aanschellend, zegt hij: Nou zei jelui 't zelf
hoore." Nogmaals moet de kruier schellen,
vóór er op de tweede verdieping een venster
wordt opgeschoven. Een mannenhoofd kijkt
er uit en vraagt : Wie is daar?"
D'r zit een bond in uw's kelder meneer:
't Beest gaat erbarmelijk te keer."
We hebbeu hier geen hond!" klinkt
het norse h terug en 't venster valt toe.
Nou! hoe vin je me die!" roept het
renteniertje dat inmiddels vóóraan is komen
te staan, en iu de kcldervenstcrs tracht
te zien ik hoor toch duidelijk dat jam
merlijke huilen. 's Jongens, 's jongens,
't is daar niet in orde.... Hèik wordt er
koud van. Sjutit! daar hoor ik weer wat.
Hoor je wei? dat's duidelijk steunen en
klagen ; ik heb er non we! van. God
weet of d'r niet vroeger 'n moord is gepleegd
in die kelder."
Wat zcit ie? 'n Moord?" vraagt nieuws
gierig vóórtdringend een pas aangekomen
man met 'n kleine jongen aan de hand.
Is daar in die kelder'u moord gebeurd...
nu met de opvoering zelf een oogenblik bezig
houden.
Wat de muziek betreft, heeft na ij die van
de Avondmaalssrëne in het eerste bedrgf het
best voldaan. Deze geheele scène, vanaf den
tocht van Parsifal en Gurnemanz naar den
Graalstempe), met die beierende klokken, maakt
veel indruk Hier en daar is de toon ze'fs
aangrgpend, hetzg in de klacht van An.fortas
over zg'n onheelbare wond, het-g' in koren
als die «Nehmet hin mein Blut", »sehmet hin
meinen Leib".
Het tweede bedrg'f, althans het begin, bafiit
door de fantastische en unheimliche gchildei ing
van Kh'ngsorin zy'n tooverkasteel. Het blocc
er;meiigeekoor haeft me niet xóo voldaan de
stgl herinnert aan bat Rheir.!ü;hter Terzet! uit
Siegfried de veelal zeer hooge sopraan?-ten
daarin werden riet altgd gemakkelijk gezongep,
het schreeuwde daar wel eens, ock klonk rry
het orkest daar ter plaatse te Bteik, en werd
bier vooral, dunkt me, de lage plaatsirg te
Bayreuth gemist. Kundiy zelf overtchreed
ook dikwgls de grenzen van het schjoro in
de hooge tonen, die deze party in de lii f
lascène tnsschsn haar en Parsifal bevat. H«t
derde bedrg'f kon me in 't geheel n;et meer
boeien, de handelirg kruipt hier slechts voort,
en aan het slot wordt geen climax meer bfre'Sft,
de klokken en koren brengen hier weii ig
nieuws, en de triomf der lietde, die eindelijk
de lijdende menschheid verlost, had, voor ^aar,
hier andere tonen moeten laten hooren!
De instrumentatie is natuurlgk overal
maesterlg'k, ofschoon de opmerking te maken zou
zgn, dat bg Wagner altg'd weer dezelfl»,
eennaal beproefd gebleken, klank-couibinaüc's
terugkeeren, en van een zoeken naar steeds
nieuwe uitdrukkingsmiddelen weinig sprake is.
Maar vooral gaat mij het gezongen woord bg
hem altijd veel te langzaam, 't is al l ei veel
te omslachtig uitgedrukt, we schieten i iet op,
en men verlangt dikwgls raar recitatii ven als
die van Don Juar, of den Barbier de Séville.
Ja. En dan een werk dat van 6 uur tot kwart
voor 12 duurt. Te veel gevergd van ons
opjjemicgevermogen. Wat de solisten bctrtft,
breng ik onzen Messchaert my'n hulde voor
de wg'ze waarop bg in het Ie bsdrg'f Aoifortas
lijden uitdrukte dat was aargrgpend. Da
party van Klingsor was eveneets in zeer goede
har.der, ttrwy'l daarentegen de zarger, dia
Gurnemanz vertolkte, door zijn keelgeluiden
aan het repertoire der komische opera deed
denken. De heer v. Duinen zong beschaafd
de kleine jartg van Tituiel. Kundty was zeer
goed in sommige lagere gedeelten van de
liefdesscène Voor Partifal via», duiktae, een
grooter geluid wenschelijk geweest, het orkest
was hém ook soms eenigszics de baas. Koren
en 01 keet vooral waren in 't algemeen uitste
kend, den heer Mengelberg komt
zondtrtwgfel alle lof toe zich te hebben gezet o r» bij
zooveel andere nieuwe wei ken, die het
Corcertgebouw eiscbt dat fcy irstudeert, ock dit groote
iï=sa
Goddeloos, hoe is 't mogelijk !. .. Jantje nou
heb je wat om thuis aan moeder te vi rtelie.
Wat 'n ding zoo midde in de stad; 't wordt
hier een mooie boel daarvoor betaal je nou
zooveel belasting."
Nee, m'n goeie man, je bent abuis,
d'r is geen kwetsie van 'n moord ten
minste nou niet maar 't spookt er leelijk."
O, vader la'vve dat 'ris kijke binne
't echte spoke, juffrouw?"
Nou, eft'et&ve, zwarte en witte," de
koessier, hier van de gracht, heit ze zoo
passies nog gezien en de gordijne
bewogc d'r van."
Menschlief hou op ik z->.l d'r
m'n ooge niet na draaie."
- Hè! Toe vader, la'we ris zien! Toe
assieblief?"
Allo, vooruit! Ben je mooi dol?" De
vader trekt den tegenspartelenden jongen
aan een arm voort. Gauw, na huis,
jijlui jongens wil overal met je neus bij.
Vooruit dan! een ongeluk zit in een klein
hoekie."
* *
*
Nog ettelijke weken lang stonden er eiken
avond troepjes mensehen voor het
ouderwetsche huis, pratend over, kijkend naar
en wachtend op het spook dat nooit ver
scheen, maar dat toch zooals .,men" be
weerde door honderden was gezien.
In de buurt kreeg de woning van den
ouden chronometermaker, die niemand over
last aandeed, den naam van Spookhuis"
en toen de bewoner kort daarna plotseling
stierf en zijn ge/Ju elders ging wonen, ver
telden de buren elkander, en aan iedereen,
die het maar hooren wilde: dat de ouwe
man op een nacht door het spook was
gemold, dat de familie daardoor de stuipen
op haar lijf kreeg en een andere woning
had gezocht, want dat het in huis reëel
niet uit te houwen was."
Geeste, nakende geraamtes en duvels
vieren d'r Sabbat, achter in een kamer,
waar nooit zon of' maan komt. en in de
kelder rammele de doodsbeendere en
kettings elke nacht xóó verschrikkelijk, dat
geen schepsel er in durft, want dat 's een
teeke, zegge ze, dat zoo'n luns ineens
boven je hoofd kan instorte" vertelde de
kleermaker van den overkant, en zijn vrouw
voegde erbij: Je mot wete, als m'n man
op z'n tafel xit, heit ie persies een kijkio
op de ruïne van de tweede verdieping, die
komme nooit open, niewaar Bart? Nooit
zie je d'r iemand voor."
Nooit! bevestigde de snijer n oog
dichtknijpend om de draad iu een naald te
kunnen steken altijd alles potdicht. Dat's
toch ook verdacht zou ik meene . . .."
Do eigenaar van het plotseling berucht
geworden huis, die buiten woonde, verwon
derde zieh, dat zijn perceel onverluiurd bleet'
e n dat zelfs voor aanmerkelijk lager huur
prijs geen liefhebber gevonden werd.
Hoc langer het huis leeg stond, hoeakeliger
en geheimzinniger de verhalen iu den volks
mond weiden. Ken ingesteld, nauwkeurig.
onderzoek door polilie, timmerlieden en
metselaars, bracht echter niet anders aan
het licht dan dat het perceel wél oud, maar
in volkomen goeden staat was.
Toch bleef het onverhuurd. De glasruiten
werden, de een na de andere, door de spelende
straatjeugd ingegooid en gaven het percef-1
een ellendig uiterlijk. Op de deur stond met
krijt gekrast Spokehuis". De verhalen van
moorden en gruwelen, die daarin gebeurd
zouden zijn, groeiden voortdurend in lengte
en akcligheid, en eerst toen de eigenaar liet
verkocht en de kooper het had' laten ver
timmeren, was het oude grachtje zijn geheim
zinnig spookhuis, waarvan niemand wist hoe
het eigenlijk dien naam had gekiegen, kwijt.
(Wordt Wi-volijd.}