De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 28 december pagina 4

28 december 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. NQ. 1331 werk in zich op te nemen en uit te voeren, dat tot nogtoe slechts betrekkelijk weinigen ver gund is te leeren kennen, en zasr velea met my waarschynlyk nu voor het eerst gehoord ?hebben. G H. G. VON BKDCKEH FOCK. A'dam, 22 Dec. '02. Moia fauna nit Rotterdam. Het verschijnen, het opvoeren en het in 'haast alle groote steden van Europa populair ?worden van Monna Vanna, moeten wel een seker gevoel van teleurstelling en lichte spijt ?hebben gebracht aan de, zich honderden wanende, tienduizenden, die gelooven te behooren tot de kleice groep van verfijnden, ?van aristocraten van het Intellect Och! tot voor korten tgd nog was het in een galon gedempt en bewonderend uitspreken van Maeterlinck's naam voldoende om zich als Intellectsedelman te legitimeeren, en nu! De naam van den dichter is op de lippen van elk in alle gezelschappen. De tienduizenden, die niet vermoeden dat zy zoo velea zjjn, Ijjden onder dezelfde ergenis als die, welke het genot bederft van het dragen van een nieuwen hoed, voor nog-zeldzaam gekocht, maar dien men al heel gauw, zy het ook in ?finder edele kwaliteiten, de hoofden ziet dek?ken van Jan-ea-Alleman. Haar de dichter heeft het nu eenmaal vol bracht 'en door middel van enkele, wellicht toevallige fiaesses, door het kiezen van een 'historische plaats, van een historischen tyd van handeling, door dezen laaten te doen rus ten op een militair-politieke intrige, door het omhangen zy'ner figuren met de bekende kleedy' uit dat niet onbekende tijdperk, niet het minst door het doen verrichten van een daad, zóó door de metigte meevoelbaar als het verraad en de eisoh van Prinzivalle door betrek kelijke kleinigheden dus, want wat zou er in het wezen meer mystiek zyn in Sé.'ysette's liefde dan in die van Prinzivalle, meer in die van Mélisande dan in de liefde van Mono a Vanna ? de tot dusverre onmachtig geble ven fantasie der menigte weten te prikkelen j'begin vai begrijpen. Waarom daarover te 'uren, als er blykt niets te zijn verloren ? had heel veel kunnen gewonnen worden, al» de Vereen i ^d e Tooneelisten van Rotterdam .gerfpegzame kracht en piëteit hadden bezeten, om de bemiddelaars te kunnen zy'n tussehen den Dichter en het Volk. Da door dat gezelschap f egeren voorstellingen hebben echter slechts hen bevredigd, die, van te voren door het .gerucht gewaarschuwd, enkel waren gekomen om met wtemoed te schatten, wat eene actrice ?on hebben kannen geven, zoo een fijn voelende en tevens hardhandige regisseur haar hadde .geleid en anderen verjaagd en door meer waardigen vervangen. Georgette Leblanc is een mindere actrice dan mevronw Tartand, en toch heeft gene, die heeft mogen gtïispireerd worden door den dichter zelven, die het voorrecht had te mogen spelen met een vry' goeden Fiinzivalle, met LugnéPuëals Marco Colonna, met een, althans hartstochtelyken, Gaido, dóirdoor een juistere uitbeelding kannen ge ren dan deze, die het moest stellen met lieden, die in deze rollen respectievelijk ; middelmatig, onvoldoende en ridicuul-im potent waren. Mevronw Tartand heeft bier en daar, lykt het my, niet de juistste opvatting. B. v. in het eerste bedry'f aan het slot, by het eerste eoüflict tnsschen Gaido en Vanna, vertoont haar aangezicht een te sterke uitdrukking van smart. Wanneer een volkomen kuische vrouw er toe gekomen is, de daad te verrichten, die de ieftigete verloochening is van wat zy in haar zelf het Angstigst lief heeft, dan is het juist ?een verkleining van de hoogheid en den ernst dezer daad, de smart als zoo weinig overwonnen voor te stellen, dat deze haar zichtbare weer spiegeling vindt in de gelaatstrekken. Met uit zondering van een enkel oogenblik, wanneer niet de smart van hare, immers door deze daad niet teloor gaande knischheid, maar het ?medelijden met den van jaloezie razenden echt genoot, haar dreigen zwak te maken, mag Vanna de kinderlijke rust van hare schoon heid bewaren. De stem der Rotterdamsche kunstenares kon niet overal eene algeheele ongereptheid behouden, althans niet in het .slottooneel hoezeer mevrouw Tartand bovenal hulde verdient om de buitengewoon vaardige, en toch magnifieke, wijze, waarop zy Vanna's list en het gelukken daarvan wist aannemelijk te maken. In het tweede, het verreweg voor naamste, bedry'f, waren hare standen niet alty'd zoo heel mooi. Maar toch er waren, voor wie het stuk kende, oogenblikken, dat by, zich dwingend niet te luisteren en niet te zien naar het haast komisch gepoog der anderen, starend alleen naar haar gelaat, dat schoon leek in den zedigen val van het weelderig-donker haar, een lichte herinnering kon terugvoelen aan de sterke ontroering, die het lezen, in een stille kamer, van het drama in hem had gewekt. Het verluidt, dat de Monna Vanna-opvoe ringen gestaakt zyn. Gelukkig ! R1 d a m, 22 Dec.'02. Mr. A. HUMAN. iiinimiiiii Twee beginners. Godshonger, door Run. FEENSTRA Rz , N. Veenstra, den H»ag. Gedichten, door VAN ELEING. v. d. Haar & v. Ketel, den Haag. Een beste pngen en een knappe jongen, zoo zou ik die twee willen karak te meeren. Van Rud hen ik, dat is een warm-voelende en veel nadenkende, flike, brave kerel. Ik wou. dat ?Rud mijn vrind was, want z'a boek-van-nietsnog, Godshonger, is inderdaad een heerlijke schat van eerlijkheid, die uit ferme en toch niet brutale oogen je aankijkt, van de natuurlijkheid van een gezond frisch lichaam, van de schoon.heid van een gezonde ziel, en ook van de innemende onbeholpenheid en overdrevenheid van wie heel jong het leven toch al ernstig inziet. Van Elrinp, die zich zonder voornaam voorstelt, wijl bij mij met stijven strek-hand-neep onze kennismaking aangenaam verklaart, van Elring is een vervelende knaap, dien je niet eens bij zijn naam zou villen noemen, meneer van Elring is een knappe gymnasiast. Ik wil van Elrmg nu maar dadelijk eerst af handelen, dan kan ik met mijn Godshonger man besluiten, dat is prettiger. De koude poëet moge aldus, door den ander voorafgegaan en gevolgd, voor dezen, den bloed-warmen prozaiat, vergeten worden. Niet dat van Elring niet vél geleden en geschreid zon hebben! Zou men zonder dat wel een bensche dichter kunnen zijn P Nee, nee, van Elring heeft ds paar ongelukk'ge liefden, die men dan toch ook eischen mag, achter den rug: Dat ik uw liefde moest verliezen, Het is mijn foltrend ziele leed; Dat gij die roekloos hebt vergeven, Ik noem het erger, aaamloos wreed. Maar 't geen, waarmee gij onherstelbaar Mij hebt gegriefd als minnend man, Het is, mijn schoon, hoovaardig meisje, Bat ik u niet meer achten kan. De jeugd is toch onweerstaanbaar! Zelfs van dezen jongeheer is de linksche boosheid eigenlijk aanbiddelijk. Maar het versje, dat op dit volgt, is antipathieker. 't L;efst zie ik van zoo'n blauw-schenigen vlegel felle doodelijke haat-omveriaai in de smart-van-het-hart; ook kan ik nog hebben die snikkende edelmoedigheid, die de ontrouwe zegent; maar dit hier is vervelend: Elrirg rekent uit, hoe hij plezier zou hebben, als zij óók eens in den steek werd gelaten: Dan echter is uw zoete plaats vergeven In mijn warm hart. Voor mij genezing, u een schandlik leven In ijs eu smart." Dit is naar, en dit ganscbe gedeelte van het boekp is dan ook de aanstellerij van een onechtvoelenden, knappen jonger. Zoo knap, dat hij allerlei versmaten nadoet en veraint en soms vlekkeloos schrijft; niet zoo knap echter, dat al die verzen ook maar een oortje waarde zouden hebben: kil gerijmei, anders niet», want men voelt, dat al die aandoenlijke en sc'ioone din gen, waarover hij 't heeft, hem feitelijk koud laten, als 't vers maar fraai klinkt. Doch zóó knap is iiij toch weer wél, dat, zoodra iedereen weten ma-', dat zijn onderwerp hem niet ontroert, hij heel aardige dingen kan maker. Dan staat hij vrij, hij behoeft niets voor te geven, bij mag dansen om te dansen, zoo mooi hij kan. Ea werkelijk, dia amuseert hij me, zooals bijwijlen een cifé-chantant me kan vermaken. »De Sater" (te lang om af te schrij ven) is hél grarp?, en TamWrijnendaas" geeft in een sterk-gecadanseerd schok-rhytbme en een af en toe triffelijk geluid, ondanks de weinig-beduidende woorden, ik zou bijna zeggen plastisch weer wat het wil doen zien. Ik kan er moeilijk iets uit overschrijven, ik zou het u willen voorlezen. Beter gaat dit met Brand" Hoort gij der schuif ren romm'lende trommen Rueren, roeren met hol aerof, Hoort gij de klokken beieren, bommen In de stille dar w'jken, bang en dof. De eerste beide regels zijn werkelijk heel knap, en in den laatsten is iets moois: het woord »wijken", niet om hst rijm, maar spon taan gebruikt. Hier komt iets van gevotl, waarde lezer; let op, hier i; gevoel van de realiteit: niet »straten" staat er, maar «wijken," dat is verlatener en eentoniger; de leege, ang stige nacbr, bij brand sein, van een hopeloosholle nieuwe s'ad is er perfect in uitgedrukt. Als hij zich dus maar vau zijn lieve zelf, den knappen »ik", van E ring weet u, afwendt, dan, blijkt het, komt vanzelf zijn ware gevoel voor den daf, en, door een helderen geest heen, gaaf bovendien. Va a Elring is van nature bestemd, niet vorr lyricus, maar voor realist, voor pla?ticus, plasticus door rake woorden of door niet minder rake rhythmen. Beschrijvend proza of verzen-om-'t-geluid makend, zal bij kunnen beelden da*, wat zijn echt gevoel is: het gevoel in hem opgewekt door kijken en luisteren zóó ingespannen, dat bij zichzelf vergeet. Dat hij dan zelfs wel eens dieper zien zal dan tot den uiterlijken schijn alleen, bewijst bv. Rondgang, een zot slecht versje, maar waar heuscb een echt voorgevoel van mysterie in schuilt, en er zelfs in het zoo terecht eentonig-wentelend rhythme uit te voorschijn treedt ook. Vsn Elrin» is nog jong, zóó jong! In ,Eens Grijsaards Dood" staat daar ineens: Grijsaard, gij zijt d'allereerste Dien ik ooit zag nederliggen Op het doodsbed uitgestrekt.'* De Van A'phensche kinder-regeltjes zijn roerend van overrastbeid.... Dat vindt hij nitts p'ettig; meneer van Elring is er zoo een, d'e bijv. een lorgnet van zeer zuiver vensterglas zal dragen, om er wat ouder uit te zien. Ea daar hij dan zoo jong is, laten we dan maar hoop hebben op wat de werkelijk rijke oogst van knappe trekjes, uit OplccAt, Seraphine, Kroon aan de geliefde, en nog een paar andere te verf aren, belooft. Wij zija allemaal wel eens malle kwibussen geweest, en wie weet, wat er nog eeis met hem gebaurt! Van Elring uitgelaten zijnde, en de deur achter de scheiding in z'n achterhoofd onder het bru:ne dcpj», dichtgevallen, haa' ik R id uit de spreekkamer en vlieg hem voor, de trappen op, twee treden te gelijk, naar mijn ,.kast." Ik word zoowaar studentikoos in m'a uitdrukkin gen door 'm! Hij is aanstekelijk, die leuke kerel! Nu gaan we gezellig wat praten, niemand stoort ons nu verder. »Zfg Rud, dat boek van je is zeker al van lang geleden?" Natuurlijk kerel, chot, hoe oud was ik toen?" (Die vraag van me, was een laaghartige val strik, want ik wist van te voren dat, ofschoon het boek pas een half jaar uit is, de schrijver zich alweer jaren en jaren ouder zou voelen: op mijn 18e herdacht ook ik mijn 17e met wereldwijzen lach, en op mijn 191 mijn 18 ?.... Van deze wetenschap nu misbruik makende, heb ik mijn man gevangen, en zal hij me alles toegeven, wat ik al lachend van zijn »(iodshonger" zeg). «Verheel je, dat, boek waar je toii weer aan bazig ben, dat zal aiders worden! Heere! dat van toen, wat een compositie zeg I nee, wat een compositie! drie romans door mekaar g flikkerd eigenlijk, die van den fikschen Dolf en van den diepen Frederik en van den wonderlijken oom; niet dat je geen drie fi;uren in n roman zou mogen hebben, natuurlijk zeg, re r wel! maar dat die drie figuren heelemaal afzonderlijk hun leven verder-leven zonder in eigenlijk contact met elkaar te komen, d;V, was het zotte. Eerst dacht ik niet anders of die beste Dolf was de hoofdpersoon, f n om die paar stevige mokken," waarmee b). 25 besluit, had ik plezier. Dat waren nu eens een stuk of wat lekker-gezonde 'bladzijden over liefde geweest schaars in dezen tijd" zooals Kloos zei. Maar daar begin je me ineens hoofdstuk IV Erederik van der Heuvel sloeg ..." hei! wie is Frederik van der Heuvel? O wachteris, dat is broer Fred., die we op bl. 2 door een raam hadden gezien, juist! Nee, die wordt geen hoofdpersoon, l krijgt nog geen 10 blz. Hoofdstuk V: Doctor Herman van den Heuvel" (heeft die naamsver andering wel in de Staats Courant Beslaan ? wie is dat nu? je bent in zoo'n boek maar niet dadelijk zoo thuis als de schrijver zè'.f, moet je denken, en toen verbeeldde ik ms eerst, dit die Dolf, die op bl. 14 luchtkasteelen bouwt: ie vrouw van Doctor A (olf van den Heuvel!" dat die nou, jaren verloopen, doctor was geworden. Met dat indecente minnebrief je daar vlak na, dacht ik niet aan dien ouden oom met grijze leeuwenmanen, dat snap je toch zeg, en dan dat flikje, dat bij met vooruitgestoken lipp'n naar binnen hapt,, ik dacht niet anders.... en, stik non, een blz. daarna zie ik ineens een oude heer, die er voor zijn zestig jaar nog kranig utiiet! Maar ei.fi i, toen kwam die heele geschiedenis met die getrouwde Louiss, en ik waïer: de neven waren maar bijwerk.... O jee nee, de neven komen weerom, ieder voor zichi bun geschieienis voltrekkend, die arme Fred en die beste Dolf, en dan fl osofeert oom weer een hoofdstuk vol pnnE-tusschenruimten, en eindelijk staat Fred. met zijn hoed in de hand na een slapeloozen nacht, die op een roeitocht met oom en Dolf volgde, en voelt de geluks belofte van het Leven aan hem," en het boek is uit, en van oom en Dolf hoor je niks meer. Nee, zeg nou zelf Rud., 't was toch eigenlijk nog zot hè? wat zou je dat nu anders doen! Ea nee, wat ik zoo vreeselijk goeiig heb gevonden? die fl nke hartelijke Dolf, die, als hij denkt ten gevolge van een avondje in de Nes ziek te zijn in somber denken, van zelf rijmen gaat, 103 poëtisch van-D*ysselsch, je weet wel, of net als in Bazel van Ciuperus met die bruischende, ruischende, tuisende en steunende, kreunende, dreunende klachten dit goddelijke passagetje: uWant vér over de aarde, eeuwig ruischt bezielde levende klany. En al het geluiden-beweeg van bosschen en zeeën is zang. En dat van meuschlijke wezens is valsch, is schrik-jagend bang. O, als ik eens sterf mijn Vader laat men niet dragen mijn lijk unar een kerkhof! Sterf' ik in bosch, zoo diep, dat nimmer mensehen komen. Sterf' \\ op zee, waar eeuwig Idots'rend gulven droomen. Verga mijn lijf, waai' Gods dat is Natures! stem, mij zacht ia slaap zal loomen. Maar sterf' ik niet in huis, dat men mijn lijk gaat tooien, dat vrienden vrienden, ha! mijn stof bezien, en voor 't bekijken de meid een gulden fooien. O! sterf ik niet in huis: ligg' nooit mijn lijk in fraai-geëtste kist op scliraytn . . . dat zwarte zilver kwast-behangen scheerders mijn stuf met flikkendzoete smoelen ongevoelig draden . . . dat vieze glibbe kerkhofpieven aan mijn weefsels knaf/en . .. .'' Toe, laat me ]i daarvoor nu nog eers... kom, niet sip kijker, ben ]°, dwaas*, kerel, lach mee, trek nou zoo'n zuur-zoet gezicht niet!... laat me je voor die uitgelezen poëten-koddigheid nog eens op j3 schouder kloppen! Ea ik heb i b^ wat onderstreept.: weefsels. Dat is zoo goed. Elders (blz. 99), spreek je, in een avondluchtimpressie, van een srraphiet-grauw praecipitiat." Dit is kostelijk! T en ik zestien jaar was, 4a klasse H. B. S. maakte ik een groot poëem Liefde-gloren," en dat begon: Zwart en koud, ia 't strak-gespannen t/asvolit/im, Waarin ik sta." Dat zijn van die dingen, van school of collegebat k kers-versch in vers of andere .kunst" verzeild.... R id, je was zoo'n uitmuntende jongen, toen je dat verrukkelijke boek schreef! Ja, waarlijk een verrukkelijk boek van allerzuiverste j«;ugd-ziel, open en blcot met a zijn half-kinderlijk, ha f al prachtig jong mannelijk denken zich gevend.,, een boek als een bloem, rtie al zoo'n een beeije half, scheef, losgefrutseld zit, maar nog niet heelemaal uit is: een paar stuursche blad-lipjes pieken al zot uit de nog ineengefronselde knop prop, maar op die eenlijke blaadjes toocen reeds verinnigende donkerder lintten naar het blceme-bart toe, hoe de ont bloeide chrysant gloeien zal! Er is a woord in dit bot k, dat, dezea als vochtigen ochtend-staat van tot man-zijn ontwakende ingenuïeit in zich saamvat; ik zag het 't eerst op blz. 95, mïar later kwaai ik het telkens weer tegen, en op de laatste blz. staat het LÖ^ eens in volle jeugd-schoonheid : Ea ie voelde den gekken hoogmoedigen tril in 'm op, over hem been...." Zojals ik, een kind van zeven jaar, niet laten kon te lachen, toen ik voor de eerste maal uit een leesboekje van Leopold rmest op-spreken het ontzettende, vreemde woord, waarover ik mij schaamde voor de andere jongers, het bijna niet u\t te stuiten woor l: God want het was zoo gek van hoogte, zóó, als deze pracht-jorgen het wonder voelt, het ontzaglijke, ondoorgrondelijke, dat, allereerst den jeugdige bevreemdt, dan brengt hij uit, om die wonderlijke ontroering te zeggen: gek. Rud, je zult een goed mensch worden, en misschien wel een goed schrijver ook, want wat j s voelt, staat af en toe wel eens plots, als een necht en echt woord buiten je. P ar ij P, 12 Nov. '02. CAREL ?CHARTEN. MAURICE MAETEHLINCK, Wysheid en Le venslot. Met inleidend woord van dr. D. J. BIERKNS DE HAAN Tweede herziene druk. Vertaling van mevrouw G M. VAK DER WISSEL-HEBDEBSCHEK. Amsterdam, C. L G. Veldt. MAURICE MAETEBLINCK, De bedolven tempel. Vertaling van mevrouw G. M. VAN DER WISSEL - HBREEBSCHEÊ. Amsterdam, O. L G. Veldt. Een boek van Maeterlinck te lezen en aan te kondigen is altijd een genot. Want de fijngevoelige en diepzinnige kunstenaar zegt gewoonlijk dingen die men moge 't al of niet met hem eens zyn stof tot denken geven en langen tijd naklinken in de ziel. Dat is ook 't geval met de beide geschriften hierboven genoemd. «Wijsheid en Levenslot" is een oude bekende die zyn weg vond in de wereld, blijkens den tweeden herzienen druk van Mevr. van der Wissel's verdienstelijke vertaling. Hier treden wrj uit de nevelen der mystieke contemplatie die in «Der kleenen schat" ons omringen in het licht van 't werkelijk leven, met al zyn moeite en stiyd. Hier worden wy verlost uit de boeien van een beklemmend fatalisme en wordt het vermogen van den geestelijk ry'ken mensch om aan het lot 't hoofd te bieden en het tot op zekere hoogte te beheerschen in 't licht gesteld, 't Is een calmeerend, verzoenend, ver heffend geschrift, Een andere toon wordt aangeslagen in zyn jongste boek »De bedolven tempel", een scepti sche en droefgeestige toon. 't Verheugt me daarom dat de vertaalster in haar woord vooraf ons doet gevoelen dat deze toon haar niet bevredigt. Toch kan het ook voor meer posi tiever naturen heilzaam wezen te luisteren naar deze stem. >0ok voor hen, zegt zy, die kracht putten uit hun geloof aan een persoonlijke gerechtigheid, aan een God, dien zy leeren kennen, niet alleen uit de ervaringen van hun innerlyk leven, maar ook uit de zedelyke orde daarbuiten, voor hen die dus in dit boek niet dezelfde bevrediging zullen vinden als in de Levensleer van Wysheid en Levenslot, kan my'ns inziens het toetsen hunner eigen denk beelden aai die van den dichter-philosoof niet anders dan heilzaam werken." Hier tracht Maeterlinck door te dringen tot den grondslag waarop de hoogste levenswijsheid steunt. Hy vindt dien in 't geloof aan de eeuwige gerechtigheid. Wy hebben haar, volgens hem, niet buiten ons te zoeken. Uitvoerig tracht hij aan te toonen dat b.v. de wet der erfelykheid noch op natuurlijk, noch op zedelyk gebied kan worden aangevoerd als een bewijs voor het bestaan eener zedelyke wereld orde. >In 't algemeen zou de rechtvaardigheid der erfelijkheid byna uitsluitend twee soorten van fouten strtff jn: het alcoholisme en den wellust. Maar is het alcaholiune een weerzinwek kende en dikwyls zeer schuldige ondeugd, vaak is 't pok eer een zwakheid dan een misdaad en in sommige gevallen zou 't moeilijk zyn een fout te bedenken die minder kwaad willigheid, minder verdorvenheid onderstelde. Men begrypt dus niet waarom de moraal van het heelal op een zoo bijzondere, zoo vreeselyk en, om zoo te zeggen, eeuwige wys een betrekkelijk onschuldige font zou straffen, terwyl zy zich n'et bekommert, b.v. om den vadermoorder, den gifmenger of den schulde naar. En op sexueel gebiej zyn er vergrijpen die in het oog der koude en hooge rede, die de opperste gerechtigheid zou moeten bezitten, onvergelijkelijk minder schuldig zyn dan heel wat lage gedachten en slechte gevoelens die onopgemerkt in ons hart wonen. Neen, de hoogste gerechtigheid is alleen de inwendige, 's Menschen geest en karakter, heel zyn zedelyk wezen kan niet Ie/en en hande len dan in de gerechtigheid. Heel ons zedelyk organisme is er op gemaakt om in de gerech tigheid te leren, gely'k ons pbysiek organisme er op gemaakt is om te leven in den damp kring van onzen aardbol. Al onze vermogens rekenen op haar veel vaster dan op de wetten van de zwaartekracht, van de warmte of van het licht en dompelt men ze in de ongerechtigheid, dan geeft men ze wreed ilyk prijs aan een onbekende en vijandige macht. Alles in ons ia gemaakt met het oog op de gerechtigheid; alles gaat daarheen, alles wyst er op en komt er op uit." Zoo is voor Maeterlinck de innerlijke ge rechtigheid, de rots waarop hy bouwt. Is zy onwrikbaar, zoo zonden wy willen vragen moet dan niet het geheel der dingen op haar zyn aangelegd en wyst biet de Gjd in ons op den God buiten ons ? De inwendige en uit wendige w ar el d laten zich immers niet van elkaar scheiden. Als in my'zelf een onweer staanbare drang ten goede woont, dan moet die drang gegrond zy'n in 't geheel der dingen, dan moet zy door de natuur of door God my in de ziel zijn gelegd, dan wijst de inwendige gerechtigheid op een uitwendige. Doch al zyn wy geenszins blind voor de schaduwzijde van Maeterlinck's deels scepti sche, deels mystieke moraal, al worden wy soms bedwelmd en verbijsterd door de geheim zinnige nevelen waarin hy ons doet rondtasten, toch vangen wy dankbaar de lichtstralen op die ook uit dit geniale boek ons tegenstralen. Hy is ten nauwste verwant aan de Rayabroeck's, de Eckarts, de Taulers die hy met zoo groote voorliefde geteekend heeft; hy is een der j ingste, niet der minste, vertegenwoordigers van het mystiek pantheïsme. P. H. HUGENHOLTZ Jr. Drinkwatervoorziening te plattelande, be werkt door dr. CH A. ALI COHEN, C. GULDENSTEEDEN EGELING, dr. H. P. KAPTEYN en P. E RIJK, in opdracht van het Nederlandsen Congres voor Openbare Gezondheidsregeling. De toename der bevolking in het algemeen, maar vooral hare ophooping in bepaalde centra is oorzaak dat op vele plaatsen gebrek aan voldoend en goed drinkwater is ontstaan. Vooral in de groote steden wekt dit meer en meer de be zorgdheid der Overheden. Niet alleen zyn de openbare wateren ver in den omtrek reeds sedert lang geheel en al ongeschikt om, zooals in vroegere tijden toch algemeen gebruikelijk was, thans nog als bron vnor drinkwater te dienen, maar ook de bodem is tot in zeer diepe lagen in zulk eene mate verontreinigd, dat putten en wellen slechts by uitzondering goed drinkwater opleveren. Door kostbare in richtingen tot zuivering of aanvoer uit veraf gelegen, onbewoonde streken moet daarom tegenwoordig in de behoefte der stedelingen aan drinkwater worden voorzien. Doch ook het platteland heeft langzamer hand zyn natuurlyke en zuivere drinkwater bronnen zien verontreinigen; de industrie en de groote menschenmassa's aan de oevers der rivieren en beeken opgehoopt hebben zulke groote hoeveelheden vuil en afval daarin ge worpen, dat de zelfreiniging door lucht en licht ook op verren afstand niet meer bij machte is gebleken de oorspronkelijke zuiver heid te herstellen. Vandaar dat het noodig is geworden ook voor de plattelandsbewoners rond te zien naar eene betere wyze van drinkwater voorziening; want al moge het waar zyn, dat somwijlen het beschikbare water het meest om aesthetische gronden minder gewenscht is en een deel der bevolking voor het walglyke daarvan minder gevoelig is, dit neemt niet weg, dat bepaalde ziektekiemen, zooals van cholera, typhus en dy^enterie zich by voorkeur door het water voortplanten. De bovengenoemde verhandeling geeft een leiddraad om in dit geval het platteland te hulp te komen; daarbij, zooals aan het slot uitdrukkelijk gezegd wordt, ter zyde latende de mogelijkheid om misschien ook daar water leidingen aan te leggen, waarbij b.v. rivier water door ozon wordt gezuiverd. In een vijftigtal bladzijden worden verschil lende methoden aangegeven om doelmatige regenbakken en putten aau te leggen, waarbij door tal van duidelijke teekeningen wordt aanschouwelijk gemaakt hoe door de nabyheid van speelplaatsen, riolen, beerputten en mest vaalten het zuivere water uit den bodem kan worden bedorven en op welke wyze aan dit ongerief te gemoet gekomen kan worden. Dui delijk wordt in het licht gesteld, dat en waarom alleen het water uit diepere lagen vertrouwbaar is en door welke middelen dit kan worden bevryd van de onaangename eigen schappen die het somwijlen bezit. >;_?, Vooral n bestanddeel maakt dit water op zeer vele plaatsen onbruikbaar, namelijk het yzer, dat in opgelosten toestand daarin aan wezig, en aan de oppervlakte komende, neer slaat en het eerst heldere water, troebel, vuil en bruin maakt. Door welke eenvoudige flltreertoestellen in bakken en putten dit euvel te verhelpen is op * groote en kleine schaal wordt tot in vele bijzonderheden uiteengezet. Om praevatief te werken meent het rapport dat plaatselijke verordeningen omtrent het houden van varkens, het aanleggen van mestvaalten, het loozenj van afvalwater enz. noodig zyn en verwacht* daarby veel hulp van de nieuwe gezondheidsen wpningwetten. Het maken van groote goedingerichte centrale regenbakken voor bet verzamelen van het water van grootere ge bouwen, gemeentehuis, scholen en kerken wordt -mede wenschelyk geacht. Bovendien meenen de schry'vers, dat van gemeentewege in ieder dorp, waar nog geen voldoende drink watervoorziening bestaat, door een deskundige een proef boring moet worden verricht, om een nauwkeurig onderzoek te doen naar de diepere grondlagen en de aanwezigheid en de kwali teit van het water in de diepte. Al deze gegevens zonden ter kennis moeten worden gebracht van het Staatstoezicht op de Volks gezondheid, hetwelk daarmede rekening zou kunnen honden by toepassing van art. 3e der Woningwet. ^ G. W. B. NIEUWE UITGAVEN. Bobert Fruw's vertpreide geschriften. Afl 36. 's- Gravenhage, Martinus Nyhoff. De Vlaam-che primitieven op de tentoonstel ling te Brugge, door dr. W. MARTIN, met 29 afbeeldingen, waarvaan een in photogravnre. Winter-nummer van «Elsevier's maandschrift". Amsterdam, uilgevers-maatschapp «Elsevier". De drie Nachten Liefdesliederen van MARIE MADELKINE, naar het Duitscb, vertaald door HENBI BOEEL. Bussnm, C. J. W. Grentzebacb. Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard, No. 52: De Ritterdamsche J uit'ir, historisch verhaal uit het midden der 17e eeuw, door F. A Bais (Slot). Een Nederlandsche automobielenfabriek, door E. D. P., met afb. Lucy's Kerstfeest, naar het Engelsen, van Mary E. Wilkins-Freeman. (Slot) De Nederlandsche kantwerkschool, door G Heuvelmarj, met afb. (Slot). Toebereidselen, door A. T. Costa. Verschei denheid. Feuilleton. Hulp te Appclscba. Voor het gezin te Appelscha, waarvoor ik d.d. 14 Aug. 11. een oproep om steun aan dit blad toezond, ontving ik onder vriendelijke dankkzegging aan de milde gevers, behalve 10 pakken met kleeren enz : Poststempel Rotter dam / l aan het zegel, Postbewys 's Graven hage ? l, H. te Den Haag / 5, d. B P. aldaar / 2, X aldaar /10, M. A. aldaar f l 50, mevr. Cr aldaar/2 50, H A v. R. aldaar/2, mevr. de Wed. L. aldaar / 150, C S aldaar/l, G K. te Amsterdam / 10, G. W. de J. aldaar / 2 50, H. M. aldaar / 3, 'n Amsterdammer /250, Poststempel Seheveniogen / 20, C. W. te Deven ter ? 5, A Th R te Hilversum / 50, A. X. te Zandvoort f5, N. N. te Biarn /l (post zegels), X. te Havelange 60 frs., Postwissel Helder / 2 50, E L te Galdrop / 2 50, A. v. O. te Dordrecht / 2 50, A C M te Assen / 2 50, H. J. H G. te Oldenzaal /10, W H. A T. te Haarlem f2 J. G. v. I. te Belk /2, D. D. te Haarlem / 8, tamilie C. te St. J oostland /1 85, Dr. R. te Rotterdam ? 3, terwyl aan andere gevers, van wien het adres bekend was, terstond rechtstreeks bericht is gezonden en de heer G. A. Koens Jr. te 's Gravenhage van de by hem ingekomen giften verantwoording dfed in No. 572 van De Nieuwe Courant. Het ontvangen bedrag was toereikend om het daklooze gezin, ec een, dat dakloos dreigde te worden, behalve proviand, ieder een nieuwe woning op l H A heidegrond te verschaffen en dien grond ten deele te ontginnen. Zy zyn zoodoende zooveel mogelijk voor armlastig heid gevrijwaard. Heerenveen, P. VAN DER MEULBN, 5 Dec. 1902. Inspect. bij's Rijksbelastingen. 40 cents per regel. TRADEMARK NlARTEiL's COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle Wijnhandelaars en bij de vertegenwoordigers KOOPMANS <& Illtri,\IRR, Wjjnhandelaars te Amsterdam. Hoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORI8, NoFfflaal-Wolartilelei, E. F. DKUSCHLB-BBNGim, Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in den artikelen in geheel Nederl. Voor Bloedarmoede Verkrijgbaar by apothekers en drogisten. Piano-, Orpl- en Muzietauel MJETBOOS «t KALSHOVJEIV, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANENO'S in Koop en in Enw. Kepareeren Stemmen Ruiten,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl