De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 28 december pagina 5

28 december 1902 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

lp si' ' Na. DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. TeBtoonxtelliDir yan IranstYoorwerpen Hoor iaies rerTaanliii, te Parijs. Niet ver van de Opéra in de Galeries George Peut heeft voor een paar dagen de expositie plaats gehad welke, door het dagblad Le Oaulois onder haar abonnees op touw gecet, zich op ruim vierduizend inzendingen kon beroemen. Ik ben er met niet veel vertrouwen heen ge gaan. De kranten doen hier de wonderlijkste sprongen om reclame te maken comedievooratellingen geven ze, hun renpaarden hebben ze op de courees ik dacht: dat zsl z\jn om de damni als abonée te winnen. Maar ik had buiten de Gaulois gerekend. Dit toch is het blad der conservatieve kringen: de adel, de katholieken. En in die kringen heeft men tijd, men heeft er geld, men heeft er tradities. Nn dat heb ik kannen merken. . De tradities zag ik in de voorliefde voor style Louis XV en XVI, in de navolging van den Btyle Empire: heel e canapé's door de handen van een amatrice gemaakt! >Jéna" stond er met gouden letters op. En dan de katholieke traditie: Gebeden boeken, r\jk gebonden, zijn geïllustreerd, «ver lucht" zeggen de vaklui, door vrouwenhanden. Dit is het werk dat men monnikenwerk kan dpopen. Mooi was het niet. En tyd, ja die is hier te over geweest l Zie dat haakwerk eens aan, zoo fijn, dat het op oude kant lijkt. Vrome spreuken staan er in gewerkt en aan de hoeken «Concours Ganlois". Dat is dus niet gemaakt vroeger eens. en nu ingezonden, neen ' dat is speciaal voor deze tentoonstelling gehaakt. Maar, dit alles is het niet, waarom ik eigenlek aan 't schrijven ben gegaan, neen, er waren op deze tentoonstelling dingen, die me deden denken dat ze navolgenswaard konden zqn voor hollandsche handen, dingen die een jonge vrouw niet dadelijk aandurft an die toch dunkt me binnen haar bereik vallen. Het meest trof me een tafeltje, waarvan het bied uit dat fijne hopt bestond hetwelk men voor figuursnijden bezigt. De smaakvolle Pari sienne bad er enkele takjes kersen met blaren en al op geteekend, den rand voorzien van een krans naar binnen puntende blaren, en, toen ze de tusschenruimte met een gloeiende pin licht-bruin gebrand had, de passende kleuren aangebracht op die blaren, stoeltjes en vruch ten. De tinten had ze stil gehouden, het geheel goed gevernist. Dit was nu zoo prettig om te zien, zoo echt vriendelijk, dat ik er een recht gezellig gevoel door kfèeg en dadelijk dacht aan een hollandsch interim». Er was nog iets dat me opviel. Men schijnt hier minder dan in ons land op bordjes en albums bloemen te schilderen. Daarentegen schildert men hier mér: met de naald. Op een strakgespannen doek, waar een teekening op is overgebracht, zoekt de vlugge hand met naald en floszy de kleuren van een oorspronkelijk schilderijtje weer te geven. Men neemt daarvoor ook graag verschoten zijde: die heeft soms zoo 'n gedistingeerde kleur. Tochtschermen worden er mee versierd, kus- j sens minder, ?? in het heele fijne nog wel eens een waaier. En men beeft zich in dit werk niet te be palen tot het copieeren van landschappen of genrestukjes, men kan best een motief maken van pauweveeren bijv., ik heb er zoo een gezien ... en wat mooi l Als motto stond erbij: »Je ne crains que ce que j'aime". De motto's waren nu en dan heel lief. Denk ook eens aan: ruim 4000 meisjes-breinen hebben er ieder een moeten vinden. H. Verwoede wi Het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid schrijft ons: Hoe zeer het gewenscht is, dat de wetgever de regeling eener vervroegde winkelsluiting met kracht ter hand neemt, blijkt opnieuw uit allerlei mededeelingen, ons van verschillende i zijden gedaan. Telkens weer zien wüdaaruit, hoe gemis aan nheid en vaste samenwerking, hoe bovenal de onverschilligheid of de onwil van enkelen telkenmale weer in duigen doen j vallen, wat door 't particulier initiatief reeds | tot stand werd gebracht. In een onzer grootere provinciesteden b.v. vormde reeds 2 jaar ge leden zich een vrij sterke vereeniging uit het winkelpersoneel in verschillende branches, dat ijverig propaganda maakte voor Zondagsrust en vervroegde winkelsluiting bij publiek en patroons. Een aantal bijeenkomsten werd gehonden waarbij de patroons trouw werden nitgenoodigd, maar niet verschenen. Toen ging men hen persoonlijk bezoeken ten einde hun medewerking te verkrijgen voor eene 9 uur sluiting (onder zekere door hen goedgekeurde voorwaarden). Patroon A. wilde wél, maar alleen als patroon B. het ook deed; deze verwees op zijn beurt naar C., enz.; het resul taat was nihil. Het gevolg lag voor de hand: gevoel van onmacht by de vereeniging van winkelbedienden, wier aantal van 40 op 10 daalde, en geleidelijke ontmoediging van de goedgezinden. In een onzer hoofdsteden was het mede een comitéuit de winkelbedienden dat de zaak ter hand nam en dat den steun en de mede werking van een der Kamers van Arbeid wist te verkrijgen. Niet minder dan 170 firma's beloofden haar medewerking en op het publiek werd een dringend beroep gedaan, om geen inkoopen n k 9 uur te doen en de goedgezinde firma's te steunen. Zoo liet zich dus alles gunstig aanzien, maar ook hier zou weer blijken hoe, zoolang geen algemeene maatregelen getroffen zijn, de enkelen, die onwillig of onverschillig zijn, de velen kunnen dwingen. Niet alleen dat eenige firma's, toen 't op handelen aankwam zich terugtrokken, maar vela anderen gaven hun goede voor- j nemens op, toen zij gewaar werden dat bij een concurrent, die niet mede wilde werken, na 9 uur nog klanten kwamen, m. a. w. hoe 't publiek zich weinig aan de zaak liet gelegen liggen. Gevolg alweer: teleurstelling voor de comitéleden, verslapping van de reeds gedane pogingen, ofschoon enkele firma's zich geheel of geheel of gedeeltelijk bleven honden aan de afspraak. En zoo gaat het ook elders. Toch mogen wij niet te zeer klagen over den aldus verloren tijd en de kracht, wijl juist op deze wijze duidelijk aan 't licht komt, dat het dringend noodig is de hulp der wetgeving in te roepen voor een zaak, waarbij de belangen der patroons (getuige too menige verklaring hunnerzijds en de medewerking van verscheidene hunner) niet minder dan die der bedienden betrok ken zijn. Intnsschen blijft krachtige propaganda, ook onder 't publiek, als voorbereiding hoog noodig en we zonden haast zeggen ook als opvoe dingsmiddel, want wat b.v. te denken van bestuursleden eener vereeniging voor Zondags rust, die vrij geregeld op Zondag koopen ? De bewustheid dient te worden verscherpt, het verantwoordelijkheidsgevoel ontwikkeld. Het is jammer, dat bij de beweging voor vervroegde winkelsluiting in verschillende andere steden niet, evenals te 's-Gravenhage, directe samenwerking is gezocht en een vaste organisatie in 't leven geroepen van de drie factoren: patroons, bedienden en publiek; daar heeft de Vereeniging van Vervroegde Winkelsluiting haar 'vastgesteld programma, waarmede zij langzaam maar zeker voorwaarts hoopt te gaan, aanwerkende op het «verkrijgen van de wettelijke regeling van het sluitingsuur voor winkels, kantoren en magazijnen, gepaard met begrenzing van den arbeidsdag en beper king van den arbeidstijd". iiliMiiliiiiiiiliimiHiini Modes. Toch een paartje. In Parijs is het dragen van fluweelen japon nen aan de orde van den dag. Overlading van garneersels treedt op den achtergrond. De grondstof is zoo kostbaar, dat soberheid het kleedingstuk releveert, ter wijl veelvuldige versiersels de aandacht van het materiaal zouden aftrekken. Voor gekleede japonnen blijven sleep en zér wijde mouwen op het programma. Zoo schitterend zijn de avondmantels, dat de Parisienne er niet meer aan denkt, dit kleedingstuk in haar theater loge van de schouders te laten glippen. Man tels van wit laken, lange, losse gewaden met breede, platte kragen van kostbaar hermelijn, een rand hermelyn omzoomend den geheelen mantel en de wy'de zeer wijde mouwen, het geheel gevoerd met zware gebrocheerde zijde; voorwaar zulke artikelen zijn niet onder het bereik van bescheiden beurzen; vorstelijk staan deze omhulsels zonder eenigen twijfel. De robe d'intérieur, steeds als »tea-gown" vermeld, wordt in helle tinten en van zeer kostbare stof gemaakt. Voor het thee-schenken wordt de manche pagode een beetje gevaarlijk. Om ongelukken te voorkomen moet men zeer behoedzaam manoeuvreeren. Voar diners, bah en avondtoiletten blijven de geplisseerde rokken en voarue Tabliers, ronde en puntige ziet men veelvuldig aange bracht op mode-platen. Hél veel verder zijn ze nog niet gevorderd. De lage kapsels zyn er nog niet; de chapeau Laruballe wél. Natuur lijk. Die flatteert; de lage kapsels doen dit hy uitzondering. De mode der gekleede blouses zonder boord, word vooral door Engelsche dames gehuldigd. Vreemd. Il faut qu'une robe soit décolletée ou montante, even goed als een deur open of dicht moet zijn. Het schip peren tusschen half-hoog en half-laag doet noch hals noch japon of blouse gunstig uit komen. Er ontstaat voor den toeschouwer iets benepens, iets gedrukts, een verwarde massa, in plaats van het rustig, zuiver doorzetten van Innen. * * * Toen Fritz Reuter het laatste deel van zyn roman >Ut mine Stromtid" onder handen had, kreeg hy het by'na te kwaad met zijne talryke vriendinnen en bewonderaarsters. De dames smeekten hem, om Franz von Bambow en Luise Hawermann toch een paartje te laten worden. Reuter verzette zich heftig. De dames hielden vol. Als het er op aankomt zijn wij vrouwen, allemaal een tikje koppelaarsters (natuurlijk in den goeden zin; de gr ace ! ne vous alarmez pas, Mesdamesl) Reuter wist er niet meer uit te komen. Al mopperend bracht hy het huwelijk tot stand, maar herhaalde steeds aan zy'n dank bare vriendinnen: >Wat en richtigen Mecklenborgschen Eddelmann is, de friegt nich de Dochter von sin' Entspekter." CAPRICE. IIMIIHIIMmillH Aan Elise A. Haighton. Uit uw schrijven >0ok Homerus slaapt wel eens", blijkt weer hoe gevaarlijk het is als léeken zich op medisch terrein begeven. U beweert n.l. dat n de schouders, n de borst kast 't grootste gewicht der reform-kleeding dragen, en vergelijkt hiermede (en dat is juist uw groote fout) het dragen van zware winter jassen door de schouders bij ons mannen. Bij deze winterjassen hadt u trouwens nog gerust kunnen voegen: jas, vest, overhemd, hemd, flanel en dikwijls ook nog broek. Uw vergelijking nu, gaat niet op, omdat de mannen »buik-'' en de vrouwen »borstademhaling" hebben, d. w. z. wij trekken het diaphragma (scheiding tusschen borst- en buikholte) samen waardoor de borstholte vergroot en aldus lucht binnen gezogen wordt, terwijl gij de ribben en dus de borstkas heft, waardoor de borstholte vergroot wordt en de inademing plaats grijpt. Wanneer men dus het gewicht der kleeren bq de vrouw door de borstkast doet dragen, zal dit belemmerend op de ademhaling wer ken. In hoeverre dit nadeelig is zon de practijk moeten leeren. Wenschelijk ware bet dus dat reform-dragende vrouwen zich debuik-respiratie eigen maakten, daar volgens eenige onderzoe kers dit de natuurlijke is; zij gronden dit op het feit dat deze bij' Indianen-vrouwen de ademhaling is, zoodat zij die met de borst ah gevolg van het corset beschouwen. Dat omtrent het corset niet ieder het met den heer Treub eens is blijkt wel, dat een der Utrechtsche hoogleeraren verklaarde, nadat hy voor een bepaald geval het eerst wensche lijk had geacht: >sonst sin d wir gegen das Corset". Nu de heer Treub ons echter op 't verkeerde van de reform-kleeding gewezen heeft, moeten we dit onder de oogen zien en of de buikrespiratie leeren (wat het rationeelste is) of de kleeren volgens andere en betere methode dragen. H. S. UIT DE NATUUR. Eerbied yoor 't «ter onzer bloemen. Eerbied voor het levend materiaal in de tuinkunst, door GEEHTKTJIDA CARELSEN. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink en Zoon. Dat men in het natuurleven buiten de mnren onzer huizen nog wel eens de natuurlijkheid verwaarloost en niet genoeg rekening houdt met der dingen aard, dat is ons dezer dagen overtuigend aangetoond door de schrijfster van bovengenoemde brochure. Wanneer het in zijn onderwerp zich thuis gevoelen voorwaarden van succes mag heeten voor een auteur, dan heeft voorzeker dit geschriftje groote kans op welslagen, want is de schrijfster niet als met de tuinknnst opgegroeid; gingen niet reeds jaren en jaren geleden haar sympathieën naar de dingen uit, die zij uu hier weer in een nieuwen vorm op haar gewone prettige manier heeft onderhanden genomen? Haar Brieven van een Landmeisje, haar vele bijdragen in het tijdschrift Eigen Haard en menig hoofdartikel van het Zondagsblad van 't Nieuws zijn enkele stapjes maar op 't bloemenpad, dat zij gegaan is, 3Q ?.'is baar op die schreden luisterend volgde, ontmoet op vele bladzijden van deze vrienlijke brochure bekende trekjes, hier tot een degelijk flink geheel te zaam gevoegd. 't Pleidooi voor meer natuurlijkheid bij onzen tuinaanleg leidt de schrijfster in met een korte, zich tot slechts enkele hoofdpunten bepalende beschouwing van de historische ontwikkeling, die ons heeft doen aanlanden bij de tegenwoor dige tuinkunst. En 't eigenlijke doel, dat haar voor oogen staat is ons te doordringen van de waarheid, dat het artistieke element bij onzen tuinaanleg niet tot zijn recht komt en dat die verwaarloozing der artistieke zijde zich doet gelden over de geheele beschaafde wereld, ter wijl ze trachten wil belangstelling te wekken voor een bepaalden factor, dien men hier en elders over 't hoofd ziet tot schade van de schoonheid onzer tuinen. Bedoelde factor is de aard van 't levend materiaal, waarmee de tuinknnst heeft te wer ken. En meer bepaald heeft zij hier 't bloemenmateriaal op 't oog, het kleurrijk, mooi product van onze kweekerskunst. Dat materiaal is eerst in 't midden van de vorige eeuw bij tuinaanleg begonnen krachtig zich te doen gelden, 't Was in de vroegere perioden van den Italiaanschen en den daaraan zich vasl knoopenden Hollandschen en Franschen tuinstijl punt van onder geschikt belang; 't had ook op het gewichtig keerpunt, toen de [Engelsche parkstijl zijn blijden tocht door heel Europa aanving, nog maar weinig in te brengen. Toen plantte men wel mooie boomgroepen, liet af van stijf figuurgeknutsel met de heesters en de heggen, ver hoogde de terreinen met een zachte glooiing naar de waterkanten en trok er paden door in lange, weinig in het oog vallende lijnen tusschen mooie, groote, grazige vlakten; maar om de bloemerjcultuur bekommerde men zich niet al te zeer. De parkstijl, met de grootste vegeta tieve schatten begonnen, liet 't kleiner bloeiend goedje vrijwel buiten zijn beschouwing. O ja, er waren wel bloemen, en ze werden ook wel aangekweekt; maar hoe ze naar den eisch van den Engelschenstijl moesten gearrangeerd wor den, werd in het midden gelaten. Hoeveel verder, zegt de schrijfster, zouden wij thans wezen, als op dit kleine materiaal ook dadelijk het groepeeringsbeginsel ware toegepast, met uitsluiting van alle figuurtjesleggerij. Want die figuurtjesleggerij, die is het, waar aan onze tuinkunst is gaan lijden; zij bederft elk streven naar natuurlijkheid in bloemgroepeering, houdt geen rekening met den aard der planten en tegen haar richt zich het boekje, dat ons eerbied leeren wil voor 't levend ma teriaal, gebezigd in de tuinkunst. De kunst van kweeken is verbazend sterk vooruitgaan in de laatste halve eeuw, maar met de nieuwe bloemenmassa wist men inder daad niet dadelijk weg. 't Beginsel van den Engelschen parkslijl was maar niet zoo a bout portant op kleine planten toe te passen, en om alvast vrij veel te kunnen bergen, maakte men in 't gras de ronde of halfronde of lang. werpig ronde perkjes en zaaide en pootte er naar hartelust, doch zondei aan de eischen van het enkele planten-individu ook maar de minste aandacht te verleenen. Maar zoo dan het beginsel van den Engel schen parkstijl over de bloemen is gestruikeld, dan waren de bloemen toch niet zelden mee schuldig aan de minder goede behandeling, hun weervaren. Ze kregen geen behoorlijke, geen gracieuse plaatsing, maar hadden zij 't er niet een weinig naar gemaakt? Men kwam den toegang vragen voor bloemen, ja maar bloemen van gekweekte en veredelde planten. En bij die kweeking en veredeling had het natuurlijk bloemkarakter veel geleden. De schrijfster toont dat in bijzonderheden aan bij onze gevulde dahlia's en akeleien en anemo nen en nog andere gekweekte soorten en vari teiten, bij rozen ook, maar daar heeft men toch het gracieuse weten te behouden. Men schikte nu 't gekweekte materiaal bin nen vooraf uitgestoken vakken en dekte de stijve tapijtbeddenmethode tusschen losse boomen heestergroepen met den naam van den «gemengden stijl.1' Zelfs al zullen velen inzien, dat de buitensporigheden, als daar waren,'t schikken van de bloemen niet enkel (tot mo zaïeken, maar zelfs tot een lier, een harp, een medaillon, tot Wapens, letters enz. wel zeker uit den booze zijn, toch kan men zeggen, dat wij thans nog rustig onder dat bewind van den gemengden stijl leven. Dat doet men in Duitschland, waar leelijkheden als kogelacacia's en andere kweekkunstproducten worden goedgepraat in naam van den gemengden stijl; in Frankrijk, vanwaar de eerste stoot tot de mozaïekleggerij is uitge gaan; in Engeland en zelfs in 't noorsche fjordenland, waar de toeristenhötels aan den voet van reuzenrotsen en bruisende watervallen mo derne tuintjes aanleggen met alle door de mode gedicteerde stijf heden. Zal er verandering komen, dan moet de tuin knnst met frisch artistiek leven worden bezield; zij, die met levend plantaardig materiaal werkt, moet aan de eischeu van dat materiaal zich houden, niet zich laten influenceeren door voor waarden, die bouwkunst of welke andere kunst ook haar zouden willen stellen. En niet juist van den professioneelen tuinbonw verwacht de schrijfster heil in dezen. Neen, ieder moet hier meewerken, die iets van een kunstenaar in zich voelt, door zich reken schap te geven van wat hij mooi vindt aan zijn planten en ze naar die bevinding op te leiden en te schikken. Laat ons niet blindelings aan nemen wat de kweekindustrie ons als mooi wil opdringen en laat ons bij de beoordeeling van kweekerij-nieuwigheden geen anderen maat staf gebruiken dan die door het materiaal zelf wordt aan de hand gedaan. Daarom geen bewondering voor abnormale bloemenvergrooting, verdubbeling en vulling; maar de gezonde smaak geraadpleegd, dan, zegt de schrijfster, wordt vanzelf de weg gewezen voor hetgeen wenschelijk is bij schikking van het materiaal. Veel van wat zij bedoelt meent zij, dat zich laat samenvatten in het woord groepeeren in tegenstelling met figurenleggen. En altijd dan maar weer van binnen uit met het karakter van het materiaal te rade gaan en naar zijn levende hoedanigheden het plaatsen en rangschikken. Groepeeren met de gratie van de planten mee, geen vinger uitsteken, zonder die te raadplegen, dat zij en blijve het parool! 't Moet heerlijk zijn zoo'n leiddraad bij den aanleg van een tuintje of tuin te volgen, maar toch als men tot de bijzonderheden afdaalt, zullen er nog tal van vragen overblijven en menigeen zal met den besten wil en met de meest volkomen vrijheid nog al eens verlegen staan. Als men altijd groepeert, dan vervallen vanzelf de lijnen, die tot nog toe vakjes en bedjes en perkjes en randjes vooraf bepaalden en de figuurtjesleggerij houdt dan vanzelf op." Dit zoo positieve woord van de schrijfster zou iemand doen wenschen, dat een vriende lijke genius aan deze leidsvrouw, die wij gaarne volgen, de beschikking over een terrem tot tuinaanleg beschoor, opdat wij konden zien, wat zij precies bedoelde, zooals we op de Veluwe aan 't Schoberianum zagen wat de boomcultuur vermag, naar de heer Schober die wist toe te passen. Het blijft nu ondanks alles 1och nog vaag en onbeslist, zelfs voor wie zich wel van den diepsten eerbied voor het levend plantenmateriaal doordrongen voelt. Maar mogelijk moeten wij maar zelf aan het probeeren gaan. Elk, die een nieuwe groepee ring bedenkt, verrijkt ons vaderlandsche tuinwezen. lezen we ook in de brochure, evenals dat de proefnemingen op particulier terrein dienen plaats te hebber. Dus aan den arbe'd! Zeer zeker is de kern van waarheid in dit boekje klaar en duidelijk te zien, want heeft ons allen niet de zeurige eentonigheid en 't eeuwig eentrlei van onze tuinen vaak gehin derd? Maar dan, voor perken, natuurlijk geen mo zaïeken, maar elk toch binnen bepaalde lijnen liggend, zou ik nog wel even een goed woordje willen doen. Die kunnen toch zeer zeker gra cieus en welgevallig zijn voor 't oog en niet te veel kunnen daarbij de eischen der natuur van de plant op den voorgrond gesteld. Onze bloemen in den tuin, zoo vaak uit Mexico en Peru, uit Zuid-Europa en het Oosten en de Kaap afkomstig, die zijn hier kunstproducten inderdaad, vemeemd reeds van wat zij daar ginder waren, en nog veel minder met ons wilde floragoedje op n lijn te stellen, en ge voeglijk zet men hen in een groene omlijsting vele bij elkaar, zoo bij hun kleurenspel dat past. In onze wilde natuur kunnen wij ze niet vinden, om daar met hunnen aard te rade te gaan en dus moet hun wel iets kunstmatigs in ons oog eigen zijn, 'tgeen evenwel niet weg neemt, dat wij allen stellig ons voordeel kun nen doen met dien nadrukkelijken raad der schrijfster, om steeds 't karakter van de plant voor oogen te houden en daarnaar ons te rich ten, 't karakter, dat bij elke vreemdelinge, hoe veranderd ook door kweeking, toch ten slotte te herkennen is. Leifling büeen peil en prettig werfcje. Kamerplanten in school en huis. Hand boekje tot het kweeken en verzorgen van gemakkelijk te behandelen bloem en bladplanten, voor de hoogste klassen der lagere school en voor het huisgezin, door B. BOON. Amsterdam, W. Versluys. Prys ?0.60. Voor bloemenvrienden is dit goedkoope, eenvoudige boekje een groote aanwinst. Ook zij, die zich niet tot kamerplanten bepalen, maar die in den tuin, misschien wel in een klein stadstnintje, graag zelf hun planten kweeken, vinden hier allerlei geriefelijke en prettige aanwijzingen en veel nuttige wenken worden gegeven, die men in zoo'n klein ge makkelijk bestek niet bij een Witte en een Fiet, een Bndde, Bleeker, Meyer of wien ook, bijeen vindt. In 't woord vooraf wijst de schryver op de beteekenis, die bloemen vóór de schooolramen kannen hebben, op hun opvoedende kracht, die nawerkt en zich uitbreidt tot in 't huis gezin, waar 't op de school geleerde in toe passing gebracht kan worden. Hij is van oordeel, dat het zaaien en het stekken van gemakkelijk te kweeken planten 't uitgangspunt van alle onderwijs in botanie moet zijn, omdat men de plant nooit beter leert kennen dan door het nagaan van haar levenswijze en van de levensvoorwaarden, waaraan bij haar ontwik- _ keling moet worden voldaan. Na die beide bladzijden vooraf is echter in de vijf vellen druks, die dit werkje beslaat, de pedagoog niet weer aan het woord. Over verdeeling van de leerstof, gewenschte volgorde van behandeling in de school, noodzakelijke hulpmiddelen by het klassikaal onderwijs en meer van dien aard kry'gt de onderwijzer hier geen inlichtingen. De kweeker spreekt, de vriendelijke leidsman voor hen, die met of zonder leergierige kleinen, graag hun kamer planten fleurig willen zien en gezond, en die zich moeite willen geven, om hun eens ver worven schatten te vermenigvuldigen door zaaien, stekken of op welke andere manier dat bij elke plant op de meest geschikte wijze geschieden kan. De keuze van de bloemen en bladplanten houdt toch wel zeer goed rekening met wat beginners noodig hebben, en de algemeene regels in het eerste hoofdstukje veronderstellen bij den lezer onbekendheid met de allereerste eischen van het planten kweeken. En dan vervolgens wordt de behandeling van bol- en knolgewassen gedemonstreerd aan tulp en hyacint, narcis, sneeuwklokje, crocus en de druifjeshyacint; het stekken aan klimop, fuchsia en pelargonium, aan maagdepalm en penningkruid, begonia, oleander en nog ver scheiden andere algemeen bekende planten; het marcotteeren aan aralia en dracaena; het zaaien aan de knolbegonia, aan goudsbloem, ridderspoor en balsemien, aan reseda, petnnia en anjer, aan zinnia's en asters, afrikaantjes en nog meer, terwijl weer algemeene opmer kingen voorafgaan over 't zaaien en de daarbij noodige ingrediënten. fTen slotte wordt aan het balkon een hoofdstukje gewijd, en als versie rende elementen worden hop en lathyrus, oostindische kers, pronkboonen en ipomaea vermeld; terwijl met enkele zeer geschikte wenken over de bemesting van de kamerplanten en hun zuivering van schadelijke insecten 't boekje wordt besloten. Aardige afbeeldingen verduidelijken den tekst en verscheiden welgeslaagden dragen de initialen van den schrijver, die zijn zei f ge kweekte plantjes en zy'n stekken vaak aldus vereeuwigde, ten genoege en ten bate van een, naar wij hopen, zeer groot aantal jonge en oude leerlingen. F. J. VAN UILDBIKS. Booóscliapper met allerlei Biems. De Veldbode, geïllustreerd weekblad voor land- en tuinbouw, pluimvee- en konijnenfokkerij en byenteelt, onder redactie van A. A. TEE HAAK, te Goes. Uitgave Leiter?Nypels, Maastricht. De heer Ter Haar heeft zich met vele mederedacteurs verbonden voor de verschil lende rubrieken van 't veelzijdig blad, dat in een eerste proefnommer dezer dagen is ver schenen. De heeren Thomassen van Utrecht, Teunissen van Amsterdam, de Graaft' van Frederiksoord, Xavier von Wersch van ScharnMaastricht en Hootsen van Hoevelaken nemen respectievelijk onder hunne hoede, de eerste gezondheidsleer van het vee, paardenfokkerij en hoefbeslag; de beide daarna genoemde samen den tuinbouw; de heer Von Wersch de pluimvee- en konynenfokkery en de heer Hootsen byenteelt, terwijl de hoofdredactie voor den landbouw en de veehouderij opkomt. Men ziet dus, dat het goed kan worden en de zeer lage prijs van ? 1.90 voor den ganschen jaargang met zy'n 52 nummers mag wel iets heel bijzonders heeten, in aanmerking genomen dat men met een blad van zestien kwartobladzijden te doen heeft. Het proefnummer geeft reeds artikelen over paarden, over veevoeder, over boomgaarden, over de komma-schildinis als een vijand onzer vruchtboomen en over Brusselsen lof, naast marktberichten en een marktkalender, een stukje over Wyandottes en iets over pluimvee en konijnen in het algemeen, een artikeltje over de positie van de zuivelconsnlenten, berichten onder de rubriek Van week tot week en kleine mededeelingen. Dus stof genoeg in goeden vorm en door der zake kumligen gegeven. Voor wie voor zy'n speciale vakken van belangstelling het tuinbouwblad en het daarmee weldra te vereenigen Sempervirens leest of de Plnimgraaf of het Weekblad voor zuivelbereiding en veeteelt, of het Nederlandsche landbouwweekblad of de bladen voor de byenteelt en andere onderdeelen van het wyd gebied der Veldbode, kan dit blaadje zeker een aanwinst zy'n, omdat het in de verwante vakken actueele kijkjes geeft. F. J. v. U.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl