De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 28 december pagina 7

28 december 1902 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Na 1331 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. EN De Kunst der Verluchting. ;: .Woorden wekken, Voor-beelden trekken". i Wanneer men vraagt, welke takken van kunst in de toekomst het meest zullen be oefend Worden en den grootsten invloed vu. zullen uitoefenen op de menacheljjke ont wikkeling, en welke andere daarentegen in verval zullen geraken en sterven, dan behoeft men geen profeet te wezen, om met zekerheid te kunnen antwoorden, dat de'tkunst der verluchting, d. w. z. de kunst van de versiering en de illustratie van het boek, tot de eerste categorie be hoort. De verluchtings kunst zal ongetwijfeld een der invloedrijkste kunstenVan de toekomst zijn. Want even onsterfelijk als de spraak is, van een menschelijk standpunt uit gesproken, even onsterfe lijk zijn de teekens, waarin zij voor de vergetelijkheid wordt bewaard. De ont wikkeling van het geschre ven, evenals die van het gesproken woord, houdt gelijken tred met de ont wikkeling der menschheid. Er ligt een lange weg van de naïeve beeldtaal, door oervolken gegrift in de rotsen, tot de gecon denseerde teekentaai, die stenografie wordt ge noemd; een lange weg tusschen die eenvoudige beelden op de bergen, waarin de oermensch zijn verlangens en helden daden zong, en de wonderlijke teekens waarin rjT moderne journalisten ons het laatste nieuws ver tellen komen. Van het primitieve rotsbeeld tot de hieroglyphen, van de hieroglyphen tot het spij kerschrift, van het spijkerschrift tot de wastablet, van dit tot de geschreven, rol, van de schrijfrol tot het geschreven boek, en van dit laatste tot ons modern drukwerk, ligt een lange weg. En dat we, na ai deze wisselingen in de uitbeelding van de spraak, nu einde lijk aan het eindpunt van haar ontwikke ling zijn gekomen zal wel niemand gelooven; wie weet welke verrassingen wij of de volgers, ook op dit gebied, te wachten hebben! Maar de kunst! Hoe ging het der Kunst ontwikkeling van het letterteeken bij dit alles ? Verhoogde zich het kunstgehalte der letterteekens tegelijk met hunne weten schappelijke en technische volmaking? Het kan helaas niet worden gezegd, dat gedurende deze technische evolutie hun kunstgehalte er in gelijke mate op is vooruit gegaan. Of ons modern drukwerk, hoe technisch knap en praktisch bruik baar ook, getuigt van even groote schoonheid als de zooveel ingewik kelder en wetenschappelijk-onvolmaakter wijzen van het bewaren van 't vergankelijk woord; of hunne schoonheid gelijk is aan die van de oerbeelden op de rotsen, aan die der hieroglyphen die tempels sieren, of aan het middeleeuwsche door monniken geschreven en gesierde boek is 'n vraag die niet behoeft te worden be antwoord, omdat iedereen het nega tieve antwoord kent. Neen! sprekend van deze ontwikkeling zou men van een omgekeerde rede kunnen getuigen. Om daarvan overtuigd te zqn be hoeven we niet ver in het verleden af te dalen, en daartoe slechts het oude drukwerk va.a «enige eeuwen her te vergelijken met de producten waarmede moderne typografen ons verrukken. Welk een technische vol making tegenwoordig! Maar ook, wat een banaliteit! En als men zou vragen: wat acht ge een der merk waardigste en meest zonderlinge ver schijnsels voor dezen tijd, dan zou het antwoord luiden: De meer en meer xich voltrekkende afscheiding van Techniek en Kunst. Hoe verder we terugblikken in de tijden, hoe grooter eenheid we zullen ontmoeten in techniek en kunst; oor spronkelijk was het n, onafscheide lijk, slechts twee aanzichten van de zelfde werkzaamheid; alles wat tech nisch knap was, was kunstvol tevens geen verschil was daartusschen te ont waren. En als er van eenig verschil al sprake ware, dan was dit in om gekeerde rede tot het tegenwoordig werk. Want hoe primitief en onvol maakt (van ons modern standpunt uit bekeken) déoude werken soms schijnen; steeds blijven zij, ondanks alles, door hunne innige schoonheid ons onuitsprekelijk aantrekkelijk. Wat zou een oude, als hij oprees uit de verre oudheid, verstomd staan over zooveel tegenstrijdigheid! En hoe belangrijk zou 't zijn zijn oordeel te vernemen o?er de oorzaak van dit zonderling verschijnsel. Om bij de Boekdrukkunst te blijven: het heeft er met deze kunst in de laatste eeuw droevig uitgezien. Met de versiering van boeken en bladen was het treurig gesteld; om van den letterdruk maar niet te spreken. Op de illustratie, in verband met den tekst, samen het blad vullend, de bladen gebonden tot een, vormend het Boek, als eenheid ('n ding uit n stuk) werd niet gelet. Hoe gril liger en onsamsnhangender, doe mooier. Alle regelen van regelmaat en fatsoen werden over boord gezet. Dat ging in 't laatst zoo vér, dat de letters, hoe onregel matiger zij in verschillende standen het zoogenaamd versierde blad be dekten, des te schoDner bevonden werden. Het ging vaak zelfs tot het onleesbare toe. Wie bad zulke letter raadsels nooit te ontwarren! Doch, aan alle onzin komt een eind! Zoo ook aan deze eigenaardige liefhebberijen. Voor eenige jaren terug begonnen enkele kunstenaars (en niet de minsten), doordrongen van het ge wicht der drukkunst voor de ont wikkeling, te trachten in deze wan orde eenigen regelmaat te brengen. William Morris, Crane, Burne Jones, waren, als we ons niet vergissen (what's is a name!) de eersten die krachtige pogingen daartoe deden. Vooral de eerste; want hij legde zich niet alleen toe op de illustratie en de versiering van het boek, doch ook deed hij nieuwe lettertypen snijden, en wijdde hij eveneens zijn aandacht aan den tekst, het formaat en het uiterlijk van het boek. Kortom hij trachtte het weder zijn ouden luister te hergeven. En zoo zijn er in den vreemde, doch vooral in Engeland, in de laatste jaren kunstenaars geweest, die wederom de oude tradities der boekdrukkunst, versierd met alle hulpmiddelen en ontdekkingen der moderne techniek, deden herleven; door dit streven blijk gevend van hun verren blik in de toekomst. Zij hebben de beteekenis en de kracht die van de drukkunst, ook als kunst, kan uitgaan begrepen en door dien stommen mond gesproken. Ook in ons land zijn de laatste jaren schoone pogingen gedaan ter verbetering van de boekdrukkunst. Wel is, jammer genoeg, de beteeke nis van den tekst en van de letter typen als kunstwerken, hier nog slechts tot enkelen doorgedrongen, en zijn er weinig fatsoenlijke boeken verschenen, wat den eigenlijken tekst betreft (ik ken er L geen enkele); de illustratie en. de versiering van het boek maakten echter ook hier reeds groote vorderingen. Om enkelen der pionniers te noemen: Der Kinderen (zijn Gysbrécht van Amstel), Nieuwenhuis, Cachet en Dijsselhof, Wenckebach, Molijn, Toorop, Van Hoytema, Nieuwenkamp, welke namen we noemen, als het eerst in onze ge dachte tredend; wie weet, hoevelen die nog respectabeler werk geleverd hebben, we vergeten. Dit zijn allen kunstenaars die zich op de illustra tie van het boek hebben toegelegd, en wier werk het naast dat der Bui tenlanders uitstekend uithoudt; terwijl het zelfs in menig opzicht uitblinkt boven dit laatste door grootere doorwerktheid, ernst, fijnheid en natuur lijkheid. Deze fraaie kunst der ver luchting,, die elk kunst- en letterminnende zoo vaak schoone oogenblikken deed doorleven, bezit onge twijfeld ieders belangstelling en bewondering; we hopen dikwijls in de gelegenheid te zijn er hier op terug te komen en afbeeldingen van het werk der besten te kunnen geven; gedachtig hetgeen hierboven met betrekking tot de toekomst van deze kunstuiting werd gezegd. Want even onsterfelijk als de spreektaal en de schrijftaal zijn, even onvergankelijk is de beeldtaal; zij is zelfs universeeler dan deze, en veel meer onmiddellijk sprekend tot het hart. Het schrift verklaart en verhandelt; het redeneert; maar het beeld toont; het werkt onmid dellijk; het leeft meer, zij het, juist daarom, misschien een vluchtiger leven. De schrijftaal en de teekentaai vullen elkaar aan; te zamen geven zij het schoonste en helderste beeld van het gekristalleerde leven. «Teekenen is tegelijk spreken en schrijven." Een taal moet worden geleerd om te worden verstaan; een afbeelding echter verstaat ieder. Van daar dat de Teekenkunst is de Wereldtaal bij uitnemendheid. Tot degenen die in den laatsten tijd zich op de kunst der illustratie hebben toegelegd behooren ook De Bazel en Lauweriks. En als we over hun werk hier op de eerste plaats spreken, dan is dit niet alleen omdat zij deze kunst beoefend hebben in haar meest eenvoudigen en oorspronkelijken vorm, nam. »de houtsnede", doch vooral ook omdat zij het in deze werkwijze tot een groote volmaakt heid van uitvoering en een klare. krachtige uitdrukkings wijze hebben gebracht. .,'De Houtsnede is de eenvoudigste vorm van drukkunst. De eerste letters tempels waren, gelijk men weet, uit hout gesneden, ook de eerste illu straties en boekversieringen waren uitgevoerd in deze techniek. Ieder kent de bekende verklaring van de wijze waarop de boekdrukkunst werd uitgevonden en de manier waardoor de eerste drukwerken werden verkregen. Door de volmaking dezer kunsttechniek raakte echter al spoedig deze wijze van werken op den achtergrond en begon men duurzamer materialen te bezigen, die een zuiverder en scherper druk opleverden en minder aan slijting onderhevig waren. Zoo ontstonden de drukstempels in me taal, in staal, in koper enz. Deze technisch betere wijzen van werken verloren echter al spoedig het eigenaardig oorspronkelijk karak ter dan aan het eerste drukwerk eigen was. Merkwaardig steeds zal men dat zelfde verschijnsel waarnemen, hoe makkelijker eenig resultaat te verkrijgen is en hoe minder moeite het kost een of ander werk te voor schijn te roepen, hoe oppervlakkiger meestal ook de resultaten zijn, uit een kunstoogpunt beschouwd. »Nul bien sans peine", «Niets goeds zonder moeite", wat is dit toch 'n tegelijk diepzinnige als simpele spreuk i Van een aesthetisch standpunt uit beschouwd, zou men kunnen zeg gen, dat het er niet op aankomt, op welke wijze een of ander schoon effect te voorschijn wordt geroepen, toch zal men echter altijd kunnen waarnemen dat, hoe gemakkelijker een werk tot stand komt, hoe spoe diger ook het zijn waarde en aan trekkelijkheid verliest. We zouden hierover nog lang kunnen uitwijden [ Wat echter een zeer eigenaardig verschijnsel is, het is dat, na al die technische volmaking der boek drukkunst der laatste eeuwen, nu enkele onzer knapste kunstenaars op het gebied der boekversiering, wederom die oude en oorspronke lijke techniek der houtsnede zijn gaan beoefenen. Het kan niet in de bedoeling dezer schets liggen, te onderzoeken waarom zij dit deden. Bewust of onbewust, in elk geval schijnen zij, zoodoende, het »nul bien sans peine" te hebben begre pen. Of zij daarin verstandig deden, in het wederom toepassen van deze primitieve techniek, en of het betere dan het gewone werk wel dient te worden gezocht' in het toepassen van primitieve en den tijd ontgroeide technieken, blijven hier buiten beschou wing. Wel mogen we echter wijzen- op het magnifieke resultaat. ,; De eerste die hier in ons land wederom hou t sneden voor boekversiering maakte was IV. Dysselhof, en wel voor het boek «Kunst en Samenleving" van Walter Crane, ver taald door Jan Veth; dit waren echter meest louter decoratieve versieringen en geen illustraties. Hem volgden Cachet, Theo Moikenboer (de laatste met groote VIII. houtsnedeu voor affiches; dezen kunstenaar zij terloops de bezichtiging van dit z\jn eerste werk aanbevolen). Vele anderen volgden. Die echter het fraaiste, en ook technisch het hoogststaande werk geleverd hebben zijn, ons inziens, de Bazel en Lauweriks geweest. VI. Bij dit artikel zijn eenige oorspronkelijke houtsneden gevoegd van dezen laatste; eenigen der lezers zeker welbekend. N.B. De cijfers onder de houtsneden geven de volgorde weer van hun ontstaan. H. WALENKAMP.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl