Historisch Archief 1877-1940
Na 1331
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
EN
De Kunst der Verluchting.
;: .Woorden wekken, Voor-beelden trekken".
i Wanneer men vraagt, welke takken van
kunst in de toekomst het meest zullen be
oefend Worden en den grootsten invloed
vu.
zullen uitoefenen op de menacheljjke ont
wikkeling, en welke andere daarentegen
in verval zullen geraken en sterven, dan
behoeft men geen profeet te wezen, om
met zekerheid te kunnen antwoorden, dat
de'tkunst der verluchting, d. w. z. de kunst
van de versiering en de
illustratie van het boek,
tot de eerste categorie be
hoort. De verluchtings
kunst zal ongetwijfeld een
der invloedrijkste
kunstenVan de toekomst zijn.
Want even onsterfelijk
als de spraak is, van een
menschelijk standpunt uit
gesproken, even onsterfe
lijk zijn de teekens, waarin
zij voor de vergetelijkheid
wordt bewaard. De ont
wikkeling van het geschre
ven, evenals die van het
gesproken woord, houdt
gelijken tred met de ont
wikkeling der menschheid.
Er ligt een lange weg
van de naïeve beeldtaal,
door oervolken gegrift in
de rotsen, tot de gecon
denseerde teekentaai, die
stenografie wordt ge
noemd; een lange weg
tusschen die eenvoudige
beelden op de bergen,
waarin de oermensch zijn
verlangens en helden
daden zong, en de
wonderlijke teekens waarin
rjT moderne journalisten ons
het laatste nieuws ver
tellen komen. Van het
primitieve rotsbeeld tot de
hieroglyphen, van de hieroglyphen tot het spij
kerschrift, van het spijkerschrift tot de
wastablet, van dit tot de geschreven,
rol, van de schrijfrol tot het geschreven
boek, en van dit laatste tot ons modern
drukwerk, ligt een lange weg.
En dat we, na ai deze wisselingen in
de uitbeelding van de spraak, nu einde
lijk aan het eindpunt van haar ontwikke
ling zijn gekomen zal wel niemand
gelooven; wie weet welke verrassingen wij of
de volgers, ook op dit gebied, te wachten
hebben!
Maar de kunst! Hoe ging het der Kunst
ontwikkeling van het letterteeken bij dit
alles ? Verhoogde zich het kunstgehalte der
letterteekens tegelijk met hunne weten
schappelijke en technische volmaking?
Het kan helaas niet worden gezegd, dat
gedurende deze technische evolutie hun
kunstgehalte er in gelijke mate op is vooruit
gegaan. Of ons modern drukwerk, hoe
technisch knap en praktisch bruik
baar ook, getuigt van even groote
schoonheid als de zooveel ingewik
kelder en
wetenschappelijk-onvolmaakter wijzen van het bewaren van
't vergankelijk woord; of hunne
schoonheid gelijk is aan die van de
oerbeelden op de rotsen, aan die der
hieroglyphen die tempels sieren, of aan
het middeleeuwsche door monniken
geschreven en gesierde boek is 'n
vraag die niet behoeft te worden be
antwoord, omdat iedereen het nega
tieve antwoord kent. Neen! sprekend
van deze ontwikkeling zou men van
een omgekeerde rede kunnen getuigen.
Om daarvan overtuigd te zqn be
hoeven we niet ver in het verleden
af te dalen, en daartoe slechts het
oude drukwerk va.a «enige eeuwen
her te vergelijken met de producten
waarmede moderne typografen ons
verrukken. Welk een technische vol
making tegenwoordig! Maar ook,
wat een banaliteit! En als men zou
vragen: wat acht ge een der merk
waardigste en meest zonderlinge ver
schijnsels voor dezen tijd, dan zou
het antwoord luiden: De meer en
meer xich voltrekkende afscheiding van
Techniek en Kunst.
Hoe verder we terugblikken in de
tijden, hoe grooter eenheid we zullen
ontmoeten in techniek en kunst; oor
spronkelijk was het n, onafscheide
lijk, slechts twee aanzichten van de
zelfde werkzaamheid; alles wat tech
nisch knap was, was kunstvol tevens
geen verschil was daartusschen te ont
waren. En als er van eenig verschil
al sprake ware, dan was dit in om
gekeerde rede tot het tegenwoordig
werk. Want hoe primitief en onvol
maakt (van ons modern standpunt
uit bekeken) déoude werken soms
schijnen; steeds blijven zij, ondanks
alles, door hunne innige schoonheid
ons onuitsprekelijk aantrekkelijk.
Wat zou een oude, als hij oprees
uit de verre oudheid, verstomd staan
over zooveel tegenstrijdigheid! En
hoe belangrijk zou 't zijn zijn oordeel
te vernemen o?er de oorzaak van
dit zonderling verschijnsel.
Om bij de Boekdrukkunst te blijven:
het heeft er met deze kunst in de
laatste eeuw droevig uitgezien. Met
de versiering van boeken en bladen
was het treurig gesteld; om van den
letterdruk maar niet te spreken. Op
de illustratie, in verband met den
tekst, samen het blad vullend, de
bladen gebonden tot een, vormend
het Boek, als eenheid ('n ding uit
n stuk) werd niet gelet. Hoe gril
liger en onsamsnhangender, doe mooier.
Alle regelen van regelmaat en fatsoen
werden over boord gezet. Dat ging in 't
laatst zoo vér, dat de letters, hoe onregel
matiger zij in verschillende standen
het zoogenaamd versierde blad be
dekten, des te schoDner bevonden
werden. Het ging vaak zelfs tot het
onleesbare toe. Wie bad zulke letter
raadsels nooit te ontwarren!
Doch, aan alle onzin komt een
eind! Zoo ook aan deze eigenaardige
liefhebberijen.
Voor eenige jaren terug begonnen
enkele kunstenaars (en niet de
minsten), doordrongen van het ge
wicht der drukkunst voor de ont
wikkeling, te trachten in deze wan
orde eenigen regelmaat te brengen.
William Morris, Crane, Burne Jones,
waren, als we ons niet vergissen
(what's is a name!) de eersten die
krachtige pogingen daartoe deden.
Vooral de eerste; want hij legde
zich niet alleen toe op de illustratie
en de versiering van het boek, doch
ook deed hij nieuwe lettertypen
snijden, en wijdde hij eveneens zijn
aandacht aan den tekst, het formaat
en het uiterlijk van het boek. Kortom
hij trachtte het weder zijn ouden
luister te hergeven.
En zoo zijn er in den vreemde,
doch vooral in Engeland, in de
laatste jaren kunstenaars geweest,
die wederom de oude tradities der
boekdrukkunst, versierd met alle
hulpmiddelen en ontdekkingen der
moderne techniek, deden herleven;
door dit streven blijk gevend van
hun verren blik in de toekomst. Zij
hebben de beteekenis en de kracht
die van de drukkunst, ook als kunst,
kan uitgaan begrepen en door dien
stommen mond gesproken.
Ook in ons land zijn de laatste
jaren schoone pogingen gedaan ter
verbetering van de boekdrukkunst.
Wel is, jammer genoeg, de beteeke
nis van den tekst en van de letter
typen als kunstwerken, hier nog
slechts tot enkelen doorgedrongen, en zijn
er weinig fatsoenlijke boeken verschenen,
wat den eigenlijken tekst betreft (ik ken er
L
geen enkele); de illustratie en. de versiering
van het boek maakten echter ook hier
reeds groote vorderingen.
Om enkelen der pionniers te noemen:
Der Kinderen (zijn Gysbrécht van Amstel),
Nieuwenhuis, Cachet en Dijsselhof,
Wenckebach, Molijn, Toorop, Van Hoytema,
Nieuwenkamp, welke namen we
noemen, als het eerst in onze ge
dachte tredend; wie weet, hoevelen
die nog respectabeler werk geleverd
hebben, we vergeten. Dit zijn allen
kunstenaars die zich op de illustra
tie van het boek hebben toegelegd,
en wier werk het naast dat der Bui
tenlanders uitstekend uithoudt; terwijl
het zelfs in menig opzicht uitblinkt
boven dit laatste door grootere
doorwerktheid, ernst, fijnheid en natuur
lijkheid.
Deze fraaie kunst der ver
luchting,, die elk kunst- en
letterminnende zoo vaak schoone
oogenblikken deed doorleven, bezit onge
twijfeld ieders belangstelling en
bewondering; we hopen dikwijls in
de gelegenheid te zijn er hier op
terug te komen en afbeeldingen
van het werk der besten te kunnen
geven; gedachtig hetgeen hierboven
met betrekking tot de toekomst van
deze kunstuiting werd gezegd.
Want even onsterfelijk als de
spreektaal en de schrijftaal zijn, even
onvergankelijk is de beeldtaal; zij
is zelfs universeeler dan deze, en
veel meer onmiddellijk sprekend tot
het hart. Het schrift verklaart en
verhandelt; het redeneert; maar
het beeld toont; het werkt onmid
dellijk; het leeft meer, zij het, juist
daarom, misschien een vluchtiger
leven. De schrijftaal en de teekentaai
vullen elkaar aan; te zamen geven
zij het schoonste en helderste beeld
van het gekristalleerde leven.
«Teekenen is tegelijk spreken en
schrijven." Een taal moet worden
geleerd om te worden verstaan; een
afbeelding echter verstaat ieder. Van
daar dat de Teekenkunst is de
Wereldtaal bij uitnemendheid.
Tot degenen die in den laatsten
tijd zich op de kunst der illustratie
hebben toegelegd behooren ook De
Bazel en Lauweriks. En als we over
hun werk hier op de eerste plaats
spreken, dan is dit niet alleen omdat
zij deze kunst beoefend hebben in
haar meest eenvoudigen en
oorspronkelijken vorm, nam. »de houtsnede",
doch vooral ook omdat zij het in deze
werkwijze tot een groote volmaakt
heid van uitvoering en een klare.
krachtige uitdrukkings wijze hebben
gebracht.
.,'De Houtsnede is de eenvoudigste
vorm van drukkunst. De eerste
letters tempels waren, gelijk men weet,
uit hout gesneden, ook de eerste illu
straties en boekversieringen waren
uitgevoerd in deze techniek. Ieder
kent de bekende verklaring van de
wijze waarop de boekdrukkunst
werd uitgevonden en de manier
waardoor de eerste drukwerken werden
verkregen. Door de volmaking dezer
kunsttechniek raakte echter al spoedig
deze wijze van werken op den achtergrond
en begon men duurzamer materialen
te bezigen, die een zuiverder en
scherper druk opleverden en minder
aan slijting onderhevig waren. Zoo
ontstonden de drukstempels in me
taal, in staal, in koper enz.
Deze technisch betere wijzen van
werken verloren echter al spoedig
het eigenaardig oorspronkelijk karak
ter dan aan het eerste drukwerk eigen
was. Merkwaardig steeds zal men
dat zelfde verschijnsel waarnemen,
hoe makkelijker eenig resultaat te
verkrijgen is en hoe minder moeite
het kost een of ander werk te voor
schijn te roepen, hoe oppervlakkiger
meestal ook de resultaten zijn, uit
een kunstoogpunt beschouwd. »Nul
bien sans peine", «Niets goeds zonder
moeite", wat is dit toch 'n tegelijk
diepzinnige als simpele spreuk i
Van een aesthetisch standpunt
uit beschouwd, zou men kunnen zeg
gen, dat het er niet op aankomt, op
welke wijze een of ander schoon
effect te voorschijn wordt geroepen,
toch zal men echter altijd kunnen
waarnemen dat, hoe gemakkelijker
een werk tot stand komt, hoe spoe
diger ook het zijn waarde en aan
trekkelijkheid verliest.
We zouden hierover nog lang
kunnen uitwijden [
Wat echter een zeer eigenaardig
verschijnsel is, het is dat, na al
die technische volmaking der boek
drukkunst der laatste eeuwen, nu
enkele onzer knapste kunstenaars
op het gebied der boekversiering,
wederom die oude en oorspronke
lijke techniek der houtsnede zijn
gaan beoefenen. Het kan niet in
de bedoeling dezer schets liggen,
te onderzoeken waarom zij dit deden.
Bewust of onbewust, in elk geval
schijnen zij, zoodoende, het »nul
bien sans peine" te hebben begre
pen. Of zij daarin verstandig deden,
in het wederom toepassen van deze
primitieve techniek, en of het betere
dan het gewone werk wel dient te
worden gezocht' in het toepassen
van primitieve en den tijd ontgroeide
technieken, blijven hier buiten beschou
wing. Wel mogen we echter wijzen- op
het magnifieke resultaat. ,;
De eerste die hier in ons land wederom
hou t sneden voor boekversiering maakte was
IV.
Dysselhof, en wel voor het boek «Kunst
en Samenleving" van Walter Crane, ver
taald door Jan Veth; dit waren echter
meest louter decoratieve versieringen en
geen illustraties. Hem volgden Cachet,
Theo Moikenboer (de laatste met groote
VIII.
houtsnedeu voor affiches; dezen kunstenaar
zij terloops de bezichtiging van dit z\jn
eerste werk aanbevolen). Vele anderen
volgden. Die echter het fraaiste, en ook
technisch het hoogststaande werk geleverd
hebben zijn, ons inziens, de Bazel en
Lauweriks geweest.
VI.
Bij dit artikel zijn eenige oorspronkelijke
houtsneden gevoegd van dezen laatste;
eenigen der lezers zeker welbekend.
N.B. De cijfers onder de houtsneden
geven de volgorde weer van hun ontstaan.
H. WALENKAMP.