De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 4 januari pagina 1

4 januari 1903 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N*. 1332 DE AMSTERDAMMER A°. 1903 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JüSTÜS YAN MAURIK Jr. Dit nummer bevat een lijvoagsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, Ir. p. post f 1.05 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Cayuciues tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 4 Januari. Advertentiön van 1?5 regels / 1.10, elke regel meer f 0.20 Keclames per regel ; O.iO Amioiices uit Diritschlaml, Oostenrijk en Zwitserland worden n tsliritend nnnijenomen door de firma KUJtOLÏMÜSüB te Keulen en door alle filialen dezer firma. . ' r i ir H o v DI VAN VEBBE EN VAN NABIJ; Nog een woordje orer de nienwerwetsehe slavernij, door H. E. Bookmaaker. Moreele politiek.?Over misbruiken by Onze Koopvaardijvloot, door Nautnlns. Over de overlading bij het onderwijs, door G. Mager. Een merkwaardige bekentenis. SOCIALE iANGELEGENHEDEN : Een woningonderzoek te Bot-, terdam, door S. Gids voor werklieden tot de Ongevallen- en Beroepswet, door mr. dr. J. E. Millard, beoordeeld, door 8. KUNST EN LET TEREN: Mazïek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. De Parsifaluitvoermg te Amsterdam, door mr. H. Louis Israëls. Nationaal Leven, door J. H. Bössing. Aesculapins-romanticus, door Otto Knaap. '. Het Leven een Zegen van Ralph Walde Trine. Met een voorrede van P. H. Hngenholtz Jr., beoprdeeld door W. Zaalbeig. Blanus f, door Jnstus van Maurik. FEUILLE TON: Spookhuizen te Amsterdam, door Justos van Maurik, II. BECLA.ME3. VOOB DAMES: Corsèt 'of reform, door O. van Weele. De Vegetarische keuken, door A.M. v. A. Allerlei, door Caprice. Ingezonden. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. KUNSTNIJVER HEID : De Porceleyne Fles, I, door J. H. W. Leliman B. I. Hans Kijk-in-de-lncht, door H. L. FINANCTEELE EN OECONOMISCHE KBONIEK, door D. Stigter. De stiijd over refórmkleeding, door F. J. van Uildriks. INGE ZONDEN. ADVEKTENTIEN. umimiHiiuiuimuim Dog een. woordje over denieuwerwetsche slaverng. Het is geschied gelijk te verwachten was. De koelie-ordonnanties werken redelijk goed, zijn in den grond van de zaak be schouwd eigenlijk een zegen te rekenen voor de werknemers. De heer mr. v. d. Brand heeft het mis in zijn brochure of zegt halve waarheden, erger dan heele onwaarheden. Het effect van die brochure is zoo goed als weggenomen en men kan, ten minste wat betreft deze ons Indisch beheer van de laatste tijden op bedenkelijke wijze ontsierende instelling, weer gerust zijn! Doodzwijgen ging niet. De niet belanghebbende menigte neemt wel nu en dan jiennis van door de koelie ordonnanties geschapen ergerlijke feiten en toestanden met een vloek of een woord van verachting op de lippen of met een uitroep van verbazing dat zulke toestan den in onzen tijd nog mogelijk zijn, ver oordeelt in haar verlichting en beschaving koloniale-ordonnanties die de menschelijke vrijheid beperken of geheel wegnemen, maar'acht zich onbekwaam of niet geroe pen om haar stem te verheffen tegen een ontoonbaar euvel; zwijgt dus, het woord latende aan hen die belang hebben bij de instandhouding ervan. En deze zijn het, die gedachtig aan het »tua ree agitur" in den laatsten tijd voornamelijk het woord hebben genomen om te verdedigen een instelling, waarover zij objectief bezwaarlijk anders kunnen denken dan de niet-belang hebbenden, wijl ze met hen kinderen zijn van nzelfde beschavingsperiode. Ter wille van de politieke rust derge nen, die door lezing van de brochure van den heer Van den Brand en al het vele, vaak niet minder ergerlijke, dat vóór hem over de werking der koelie-ordonnanties is geschreven, de zaak niet meer vertrou wen, kunnen we aanraden de lezing van een artikel in De Indische Mereuur van 9 December jl. Als men dat leest bekomt men geheel van zijn rilling en huivering en geschoktzijn en dergelijke onaangename gewaarwordingen en krijgt men weer vrede met de toestanden op Deli en met de koelie-ordonnanties; kan men zelfs tot de meening komen dat die ordonnanties in alle opzichten, hoe men ze ook beschouwt en van welken kant men ze ook bekijkt, nuttige' instellingen zijn, die heilzaam en zegenrijk werken en die men w el zal doen in eere te houden. Die overtuiging had ik die niet met dat soort instellingen dweep óók bijna gekregen na lezing van dat artikel, dat zoo raisonnabel voortgaat en zoo punt voor punt bijlichtende, den lezer als 't ware van de lippen dwingt: ja, ja, dat is zoo; dat laat zich wel hooren, of »hier hebben we te doen met een ernstige en verstan dige redeneering." In 't belang van menschelijkheid en van recht te spreken, dat wordt altijd zoo schreeuwerig. Hier hebben we den halmen toon waarop men over zaken spreekt, den toon... die aan Mercurius past, als hij het woord neemt Droogstoppel zaliger óók een zaken man redeneerde en "oordeelde eenigszins op die wijze, ietwat hard en streng, maar serieus. Ik meende zijn redeneertrant te herkennen; misschien neb ik het mis. In de Vereeniging «Moederland en Ko loniën" werd op 22 dezer de werking van de koelie-ordonnantie ter Sumatra's Oost kust (die een zusje is van al de overige koelie ordonnanties op onze Buiten bezittin gen) en ook de zooveel sensatie gemaakt hebbende brochure van den heer Van den Brand besproken. * . De voorzitter, de heer Van der Kemp, zeide vooraf, dat bespreking in die Ver eeniging van dat onderwerp wenschelijk was geacht en de heer Kooreman leidde het onderwerp in met een rede, die een pleidooi was ten gunste der koelie ordon nantie. Buiten de belanghebbende partij staande, naar ik meen, ware de moeite die de heer Kooreman zich heeft gegeven allicht een betere zaak waardig geweest, doch hoe dat ook zij, competent tot spreken was hij zeker. De vergadering, bestaande goeddeels uit kenners van koloniale toestanden, had dien avond zelfs het voorrecht twee oud residenten van Sumatra's Oostkust over het onderwerp te hooren spreken; de heeren Kooreman en Scherer, beide mannen van meer beteekenis dan alleen het oud resident zijn geeft. De een een koloniaal studieman, de andere bekend als een der scherpzinnigste Indische ambtenaren, tevens bekwaam organisator, wien het gegeven is geweest door aandringen op eenige nieuwe bepalingen het lot der verdrukten althans ietwat te kunnen verbeteren. Wat hij zeide was minder dan loge op Delische toestanden. Als reddende engel van een door de publieke meening reeds lang veroordeelde instelling stond daar de heer Kooreman en als »der verneinende Geist" voor hen, die een oordeel wenschten te vernemen over Van den Brand's geschrift, doch tel kens en telkens weer, schier na elk verdedigingspunt der ordonnantie of afkeuring van iets uit dat geschrift, moest hij toe geven dat dan dit dan dat toch eigenlijk niet zoo erg best was; soms faute de mieux negatieve waarden lovende. Daar door kon de verdediging der ordon nantie en haar werking niet sterk zijn, gelijk eene waarbij men een schoone zaak verdedigt. Als anderen die dezer dagen de K. O. verdedigd hebben, wees hij op het feit dat vóór dat zij bestond de toestanden in 't Delische nog veel slechter waren; haalde hij met zekeren triumf de ware, doch om het vele misbruik dat er van gemaakt is, onzalige woorden aan, die onlangs door den heer Van Kol in de Tweede Kamer werden gesproken (dat de toestand op de groote ondernemingen in 't Delische, behoudens 't gemis van vrij heid voor de arbeiders, redelijk voldoende is te achten) en wees hij, als ware 't iets dat al tot tevredenheid moet stemmen, op de mededeeling van den Minister van Koloniën dat thans met den stok slechts spaarzaam wordt omgegaan. Ook het bestaan in Europa van daar door niemand verdedigde, wel krachtig tegengegaan wordende handel in blanke slavinnen, moest dienst doen om het oor deel over dit Indisch kwaad te verzachten. Dat alles is vergoelijken van toestan den, maar geen bewijzen dat ze zijn zooals ze zijn konden en zooals ze behoorden te zijn. Zoo kan men ook de »ouderwetsche" slavernij verdedigen of ten minste ver goelijken ! Leggen we naast bovenstaande mededeeling van den heer Van Kol eens wat de laatste mail uit Indiëons bracht, we zien dan (in 't Soerabajaasch Handelsblad) zij 't ook buiten Deli, de slachtoffers van de koelie-ordonnantie opgesloten achter een pagger van scherp stekeldraad met zes centen loon daags en we hooren weer van het pogen der arbeiders om door ont vluchtingen een eind te maken aan een hard slavenlot. Dan zijn we weer op het terrein der werkelijkheid, niet op dat der vergoelij king; dan zien we weer den werkgever, wien het officieel weder-in voeren van de rotting (de geeseling) een lief droombeeld is; dan: zien we in gedachten weer het vaak schandelijk misbruik, dat de blanke fortuinzoeker in het Oosten maakt van de macht, die het Indisch Gouvernement hem geeft over den van zijn vrijheid be roofden, feitelijk onbeschermden contract arbeider. Misschien is die droomer van zooeven een zeldzame verschijning en geen veel vuldig voorkomend type van den contract werkgever. Kenners der praktijk kunnen die vraag beantwoorden, en ook de vraag, of het den ondernemers op de BuitenbejHLttingen onwelkom zou zijn bijaldien het '?Gouvernement, in stede van door hem ge creëerde halve slavernij, flink weg de volle slavernij, zooals die vroeger b.v. in de West bestond, invoerde. Men versta mij niet verkeerd een in Indiëzeer hardvochtig werkgever kan overigens een rechtschapen mensch zijn en de zachten van hart laat ik in hun waarde, maar waar men in afgelegen, tropische oorden zit om geld te verdienen, zoo mogelijk fortuin te maken, is het wel zijn van raturellen bijzaak, rekent men dat meestal voor nul en geener waarde. De humaniteit laat men dan gaarne over voor vergaderingen, voor de boekjes, voor het papier, voor het w-.ord en voor later als het doel bereikt is. Daarom mag de Regeering niet den vinger geven aan die fortuinzoekers, om dien uit te steken naar lieden die zij heeft te beschermen, en vooral dan niet wanneer haar de kracht ontbreekt om te beletten, dat ze met den vinger de heele hand nemen. En dat zij die kracht mist, de heer Kooreman en zij die met mij van gevoelen verschillen, geven het toe. Doch er zijn veel krachtiger argumenten, op grond waarvan de ten bate van Euro peesche kapitalisten geschapen en in stand gehouden koelie ordonnanties worden ver oordeeld. (Oulangs in het Kamerdebat erkende ook de Minister van Koloniën, blijkens zijn toen uitgesproken meening over mogelijke afschaffing, de klemmende kracht ervan.) Daar ze bekend genoeg zijo, zal ik ze hier zelfs niet eens kortelijk aanstippen; eigenlijk is hét toch wel te gek, dat men hier in den jare 1902 nog slavernij :?zij het dan ook in nieuwerwetschen vorm moet staan afkeuren en veroordeelen. Kwam nu dit eigenaardig soort hulp aan het Europeesch kapitaal Indiëen zijn bevolking nog maar ten goede, maar zij hebben weinig of niets dan last en nadeel van al wat op 't stuk van land bouw en nijverheid ondernemer is op de Buitenbezittingen. 't Kon anders en beter zijn, maar het is zoo. Vroeger toonde ik dit aan, o. a. in De Jonge Gids van Augustus 1901. Het bombardement op de koelie-ordon nantie^) en derzelver werking door het grof geschut van den heer Van den Brand kan zoo langzamerhand als geëindigd worden beschouwd en vél kwaad heeft het er, naar 't schijnt, niet aan gedaan. Het gebouw waarop het gericht was en waarop al zoo vaak geschoten is, staat nog en zal, hoe zwak zijn grondvesten ook zijn, vooreerst nog wel kunnen blijven staan, dank zij de materialen waarmede de verdedigers het stutten. Het sta dan als een zonderling monu ment uit onze tijden! Misschien zullen we het onze kinderen en kinds-kinderen nalaten als een deel hunner koloniale erfenis en dan zullen zij, het opschrift lezende: Humaniteit. Vrijheidsberooving. V r ij h e i d. Dwang: Vooruitgang en Verlichting. S l a v e r n ij. M o l e s t, dat met hun handen uitwisscben, omdat ze den zin ervan niet weten te rijmen. zooals sommigen in onze dagen dat wisten te doen. Ik voor mij kan mij niet begrijpen dat zij, die zelfs maar een partikeltje hebben aanschouwd van al het vele leed en de ellende, die ik in verschillende oorden der Buitenbezittingen door de koelie-ordon nanties heb zien gewrocht of ten minste veroorzaakt, den zwaren, zeer taaien strijd tegen de opheffing niet medestrijden. Ik zou hun haast zij 't ook met meer deferentie dan men gemeenlijk voor Chinesche politici heeft kunnen verge lijken met die mandarijnen, van wie we in Heine lezen : Es sagten die edelsten Mandsju, Wir wollen kein Constitution, Wir wollen den STOCK, den Kantsju... H. R. ROOKMAAKER. 'sGravenhage, 28 Dec. 1902. Moreele politiek. De Tijd tracht de houding der minder heden te verdedigen, die, na zelf door het billijkheidsbeginsel bij de gemeenteraads verkiezingen getriomfeerd te hebben, de sterkste aller minderheden, de socialisten, gelijk recht op vertegenwoordiging willen onthouden. Waarom mogen katholieken en anti-revolutionnairen dit zedelijk beginsel, dat jarenlang hier de gemeenteraadsverkie zingen bij hun spreken en handelen heette te beheerschen, in den steek laten als het deze tegenstanders hunner politiek geldt? De Tijd antwoordt als volgt: Dit beginsel zou van kracht zijn «indien werkelijk de socialistische partij een partij ware gelijksoortig met de overige politieke partijen in den Lande; indien de socialistische groep, welke aanspraken wil doen gelden op haar aandeel in wetgeving en bestuur, dit deed op gelijke wijze en met gelijke bedoelingen 1) als de overige partijen. ,Is dit echter het geval? Is de socialistische partij, icoals wij die tot dusver hier te Lande kennen, een partij ala andere partijen? »0p deze vragen behoort o. i. het antwoord te luiden beslist ontkennend. 1) Wij cursiveere". //Slechts zoodanige partijen in den Staat kun nen gelijke aanspraken bezitten, welke zich plaatsen op ei n gemeenscbappelijken bodem ven hel recht en verbetering, niet omverwerping van de tegenwoordige maatschappij in haar vaandel schreven; welke, hoeveel grieven zij ook tegen de bestaande maatschappelijke en staatsrechte lijke instellingen mogen hebber, toch die instel lingen als bestaande niet alleen, maar als tcttlig bestaande erkennen. Dit een en ander nu doet het socialisme stellig niet en daardoor ook verbeurt het alle recht, om zich met andere partijen op n lijn te zien stellen. rDeiAen wij ons Staal en maatschappij onder het beeld eener groote Vennootschap. Nu kan wel ieder belanghebbende begeeren personen in hel bestuur gekozen te zien, welke daar voor zijne denkbeelden bet krachtigst zullen opkomen altijd echter onder ne voorwaarde; en d,e is, dat bij hen het welzijn en de verbetering der zaak zelve op den voorgrond zal staan. , Wat zou men zeggen evenwel van den eisch, personen in bet bestuur op te nemen, welke er voor uitkomen, met geen andere bedoeling zit ting te nemer, dan om in den kortst mogelijken tijd de Reheele zaak een beslisten en defiuitieven ondergang t?gemot t te voeren ? En dat, zonder tenig va4 plan, zonder eenig vast denkbeeld zelfs omtrent de wijze, waarop naderhand belang hebbenden en aandeelhouders in dergelijke zaak moeten geholpen en voor armoede bewaard moe ten worden! Zou men niet vragen, of degenen, welke met dergelijk plan bezield, zitting in het bestuur eischten, krankzinnig waren ? En met hen degenen, die zelven het voortbestaan en de geleidelijke verbetering der zaak begeerende, hen in hun dwa zen en volstrekt onrecbtmatigeu eisch steunden? /l'och is het geval der socialisten, wanneer zij vcor zich zelven toegang vorderen tot wet gevende en administreerènde coliegiën, en daar bij den steun inroepen van christelijk gezinde kiezers, in hoofdzaak geheel hetzelfde. »Wat het socialit me in werkelijkheid verlangt, wat het zich als einddoel voorstelt, is niet de geleidelijke verbetering, maar de omverwerping der tfgcnwoordige maatschappij. Wat voor deze, als zij eenmaal zal vernietigd zijn, in depluats moet komen; of en hoe daarna nog het leven op deze aarde mogelijk zal wezen, zijn vragen, dip, volgens de socialisten met te pas komen. Dat moet men afwachten." Waarop komt nu deze geheele redenee ring neer ? In den Nederlandschen Staat mogen, naar het zedelijk beginsel, alleen zij als rechthebbende staatsburgers worden be schouwd en behandeld, die de oude maat schappij, naar hunne meening, willen ver beteren, en niet zij, die eene nieuwe, naar hunne meening, betere maatschappij willen stichten. Waarom ? Spreekt dat soms van zelf, omdat de Staat de Staat is en de Maatschappij de Maatschappij ? Neen... zegt De Tijd: ik zal het u dui delijk maken. Denk u Staat en Maat schappij samen als een Vennootschap, op aandeelen. Nu zijn de socialisten in die Vennootschap aandeelhouders, die de zaak willen liquideeren. Wel, dat komt meer voor. Maar waarom zouden die aandeelhouders, naar het zedelijk beginsel minder recht moeten hebben dan de anderen, die er hun voordeel in zien déaffaire voort te zetten op den bestaanden voet? Zoo blijven we in een cirkelt je rondloopen. Maar daar komt dan eindelijk het argument. Bij die liquidatie denken die ongelukkigen alleen er aan, om zoo spoedig mogelijk den dtfinitieven ondergang van de zaak te bereiken, en dan te zien of er misschien ook nog iets te doen is, om »belanghebbenden en aandeelhouders'' te helpen en voor armoe te bewarer>.... dit wachten ze maar af. Is dit nu, zoo zou men willen vragen, de door het Episcopaat goedgekeurde voor stelling van de groote, steeds en overal aanwassende partij, die de geloovige en ongeloovige wereld in beweging zet en van haar streven vervult ? We zullen hierop niet verder ingaan. Voor de zaak, die ons bezighoudt, kunnen wij volstaan met te constateeren, dat De Tijd het zedelijk beginsel: »het gelijk recht der minderheden op evenredige vertegen woordiging," buiten werking wil gesteld zien, omdat de socialisten in een gevaar lijke dwaling verkeeren, zoodat dezen en De Tijd samen wel »krankiinnig" zouden moeten zijn, om bij raadsverkiezingen nog op dat zedelijk beginsel zich te beroepen of er zich aan gebonden te achten. Hoe nu dwaling, van welken aard ook, ooit een motief zal mogen zijn om tegen over den dwalende ontrouw te worden aan een zedelijk beginsel, en dat nogal om zichzelf voor schade te behoeden, wij be grijpen het niet; allerminst, waar we zulk een stelling verdedigd zien in het chris telijk kamp. En vooral treft het ons, dat juist dwaling ten opzichte van de »Maat- j schappij', met zulk een monsterachtige straf wordt bezocht. Nietwaar, de katholieken en anti-revolutionnairen, ook de ChristelijkHistorischen van allerlei slag, hebben niet afgezien van een verbond met de »Godloochenaars", om te samen tot hun recht te komen bij gemeenteraadsverkiezingen. En toch werden de liberalen, de radicalen en socialisten door de kerkelijken steeds afgeschilderd als familieleden met n en denzelfdeu stamboom. Zij ondermijnden allen te samen den Christelijken Staat en de Christelijke maatschappij. Het was bij de laatste staatkundige verkiezing immers tegenover hen om Oods eer, om Oods naam te doen ; de hoogere goederen werden door de atheïst h che richtingen in gevaar ge bracht. En wat zien we nu? Dit dwalen ten opzichte van het heiligste het hei ligste, waaromtrent we zoo dikwijls ver nemen, dat het 't allerhoogste is, wij], wie daar naar streeft, het stoffelijke zal wor den toegevoegd, was voor de kerkelijken geen reden om de toepassing van het zedelijk beginsel der vertegenwoordiging der minderheden voor de liberalen of radicalen onmogelijk te verklaren, eerst als er een dwaling nopens de stoffelijke inrichting der maatschappij zich voordoet, zoodat men vreest, dat de .«aandeelhou ders" niet voor »armcêbewaard zouden worden", wordt de zedelijke verplichting om den dwalenden toch een evenredig deel der raadszetels te gunnen, voor »krankzinnigheid" uitgemaakt. Nog opmerkelijker wordt het betoog van De Tijd, als we haar bovendien hooren verklaren, dat het socialisme zelf haar niet zou dwingen de moreele politiek op zij te zetten, wanneer de Nederlandeche socia listen?gelijk »Bernsteinen vanVolmar" het einddoel van hunne leer in een onaf zienbare toekomst verschoven en zich uit sluitend toelegden op het langs wettelijken weg tot stand brengen van maatschappe lijke hervormingen in democratische rich ting. .." Nu echter, »zoo als nog onlangs in de zitting der Tweede Kamer van 9 December jl. minister Kuyper constateerde, de socialisten hier te lande zonder .uit zondering tot een geheel andere soort bahooren en wel bepaaldelijk tot die groep, wier streven het is, in den kortst mogelijken tijd en me| gebruikmaking van alle middelen in wetgevende vergaderingen een meerderheid te verkrijgen, tenejnde daarna, zonder uitstel, met den sloopingsarbeid der tegenwoordige maatschappij een aanvang te maken," kan er voor De lijd van het recht op evenredige vertegenwoor diging derzulken geen sprake zijn. Ge moogt dus wel socialist zijn mits f ij er maar niet naar streeft binnen den ortst mogelijken tijd meerderheid te worden in de wetgevende lichamen en dus langs wettelijken weg uw ideaal te verwezenlijken; een pogen, zou men zeggen, dat tot dusver elke partij, zoowel die der roomschen en anti-revolutionnairen, als die der radicalen en liberalen zich tot eer, ja tot plicht heeft gerekend. Waarop moet dus de uitzondering voor de socialisten gemaakt, steunen ?.... Eenvoudig op de woorden: »de sloopingsarbeid der tegenwoordige maatschappij. Maar wat bedoelt de sloopingseucbeid der socialisten werkelijk te zijn ? Het stichten van een h. i. ?;e/ere maatschappij En waar door zou die h. i. betere maatschappij zich in den grend onderscheiden van de tegen woordige, dan door een andere formuleering. van het bezitsrecht? Ge moogt libertijn, athtïst en theoretisch socialist zijn; het staat u vrij zelfs met den duivel uit wan ? deleu te gaan... en gij behoudt uw recht. dit eindigt eerst, zoodra gij raakt aan het bezit en de daaraan verbonden voor rechten. Een bezits quaestie dus; tast gij te dien opzichte de oude maatschappij aan, al ware ook uw hart vervuld van de edelste bedoelingen, al offerdet gij ook uw rust en uw voordeel, heel of half uw leven, aan deze dwaling... ge verliest als Staats burger bij De Tijd uw recht, Waarlijk, hoe zeer van katholiek stand punt de afkeer van socialisme en socia listen verklaarbaar moge zijn dit stand punt achten wij den katholieken onwaardig. Maar de zonderlinge, d. i. volstrekt onge rijmde, en, wat erger is, de in strijd met alle billijkheidsgevoel en dus ook met het Christendom verkeerende leer van De Tijd brengt eene consequentie mede, welke haar tot nadenken behoort te stem men. Ieder man, geboren in den Staat en in de Maatschappij, heeft het recht zich in te spannen, naar zijn inzicht, Staat en maatschappij te hervormen. Elke partij beschouwt de andere als een dwalende en het beginsel voor de vertegenwoordi ging der minderheden is algemeen erkend als een zedelijk beginsel, omdat het al len dwalenden zonder onderscheid het recht toebedeelt om binnen de grenzen der wet, ook daar waar de wet gegeven of toege past moet worden, te strijden voor wat zjj de waarheid achten. Moeten nu de socialisten van de regeerings-, raads- en bestuurs-colleges worden uitgesloten zijn zij zoo... zedelijk en verstandelijk ontaard*,' dat tegenover hen zelfs het zedelykheids beginsel ophoudt van kracht te zijn hoe kandan De Tijd gedoogen, dat zulk een soort van in dividuen nog stemrecht behoudt? Behoort het

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl