De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 11 januari pagina 10

11 januari 1903 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

19 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1333 zondun de aandeelhouders ook de daarby vastge stelde bonus van 1% pGt. ontvangen. De Groene beeft steeds de houders van deze spoorwegwaardan en van die der Z. A. 8. M gewaar schuwd hun papier niet tegen de oorlog-lage noreering te verkoopen. Van Engeland zelfs mag niet verwacht worden dat het privaatrecht nie^zal geëerbiedigd worden. Het volkenrecht, de sottrereinheit, ja, dat zijn heel andere onderwerpen. In de petroleumhoek werd wat leven gemaakt door de nieuwe aandeelen der Perlakrnpy. My dunkt de lezers behoeven zich nog niet te haasten. Ten slolte de ontvangstcyfers van de Madoera Stoom tram. 1901 1902 Januari /'23.fOO Februari .... 20.000. Maart 20500 April 18.500 Mei 20 500. Juni 20000-Jnli ?18000?22000 Augustus .... 17500.,- 23000. September ... 17000.?24000 October .... 2<)500?26500. November . . . 20 000 23.000. December ... 20500 Be bedroefde aandeelhouders en obligatie houders kunnen dus een heel klein beetje vooruitgang zien. Maar niet genoeg is deze. De Januari- en Juliconpons worden betaald uit de opgenomen gelden. Naar ik hoor zou er eenige kans bestaan op het verkrijgen ook van petroleum- en suikervervoer. Zou ook voor deze onderneming ten slotte nog van toepassing worden de Zeeuwsche wapenspreuk: Lnctor et Emergo ? Hopen doe ik het graag maar gelooven durf ik nog niet. Amst, Marnixstr. 409 Bassum, Borneo". 8. 1. '03. D.STIGTEB. fiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiii II1IIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIHI bun. Be reforafcleediE Nu de aanval van Prof. Trenb op de reformkleediüg zoo uitstekend weerlegd is door personen, die niet alleen in theorie, maar ook in praktyk bekend z\jn met de voor- en nadeelen der reformkleeding, behoefde ik daar «igenlyk niets meer aan toe te voeger, ware bet niet dat ik al sedert lang iets op het hart heb over dit onderwerp, iets dat zich met het tegenwoordige slechte weer steeds meer op den voorgrond dringt. Laat ik vooraf zeggen dat ik pertoonlijk zeer weinig voel voor de reformkleedirg het corset heeft my nooit gehinderd en ik was nooit dwaas genoeg het my zelve benauwd te maken in nauwsluitende Weeren. Voor anderen echter zie ik het goede in van eene beweging, die veel vrouwen er toe gebracht heeft, na te denken over een betere en gezondere kleedirg, en die bezig is het beepottelyk idee uit de wereld te helpen, dat een wespentaille mooi en gracieus ie. Voor my' zelve, wacht ik echter r.og steeds op het eene r.oodige, op verbetering van het eenige wat my op sommige dagen zooals b.v.: tegenwoordig het uitgaan tot een last maakt en dat is: het afachi ll'^n van de rokken en het model van een nette broek. DiWrroor is samenwerking noodzakelijk. Want is men ook al 'vrij al of niet een corset te dragen en de snit zyner kleederen in te richten zooals men wil, eene vrouw die het wagen zou in een broek gekleed over straat te gaan kwam er heusch niet zonder kleerscheuren e f; en al zou »y ook liet op de manier van de Duitsche politie opgebracht worden, zy zou toch niet ?WIIIIKIUJIHIIIIH Muis PrnUelman Broiiinioijcr. Ziezoo, al die gewichtige dagen heb ik weer ach ter den rug, en zij zijn mij goed geweest, beter, dunkt me, dan ik ze in tijden be leefd heb. Vooral de Kerstdagen waren ditmaal ge zegend. Ik weet wel, veel hangt er af van de stem ming waarin je verkeert, als je ze ziet naderen ; want voor de lui, die zelf geen vrede in 't hart dragen, zijn je mooiste Kerstda gen niet gemaakt; zoo iemand kan je niet met zoo'n feest op n -toon stemmen, net zoo min als een bromtol met een zangerigen leeuwerik of een nachtegaal. Maar zoo was het met mij nu niet. Trouwen-e ook vroeger, onder de beroerdste omstandigheden, zoodat het vloeken me heel wat nader dan het jubelen stond, kwam er toch altoos wel een oogenblik van stichtelijke verpoozing, waarin ik met den hemel en de hemel niet mij afreken de, zoodat mijn ziel zachtkens uit den Kerst nacht schoof door het oude in het nieuwe jaar. Zeker, ik heb menigmaal juist op zulke tijdstippen toestanden beleefd, die brein en gemoed met pijnlijke raadsels tot berstens toe bezwaarden, zoodat ook mij, Brommeijer, het moeilijk scheen, de laatste bladzijde van de wereldgeschiedenis met een loflied te bezingen; maar al zeg ik het zelf, altijd ben ik toch nog die moei lijkheid te boven gekomen en heb ik het ' plekje weten te vinden, de oase, waar ik, bij de bron onder de palmboomen gezeten, zoo wonderlijk vanzelf het dons me op de schouders voelde groeien, en zuchtte: laat het zco zijn en zoo blij vet; het is mij goed! Maar wat doen de meesten? In plaats van tot zichzelf in te keeren, halen ze de heele wereld er bij om daarover te filosofeeacders, dan door de politie beschermd en begeleid eene wandeling door de stad kunnen ondernemen. En toch, wat is dwazer en onhygiënischer dan juist onze rokken ? In dezen ty'd waarin geleerden en leeken redeneereu over de gezondheid der vrouw hoe >de vrouw" zich moet voeden en kleeden, hoe »de vrouw" voelt en denkt welk werk passend is voor »de vrouw", vergeet men dat de eerste vereischte voor een goede spyaverteering, een opgeruimd humeur, en de mogelijkheid om het voor »ïe vrouw ' passende werk goed te verrichten is : flink en gemakkelijk te kunnen loópen. En hoe kan men dit zoolang de beenen in een soort van zak gehuld zyn, die de vrye beweging belemmert ? Wy vrouwen zijn er nu eenmaal aan gewend, zoo goed en zoo kwaad het gaat te loop en met die lap of zak om de beenen doch zou het niet veel praktischer zy'n om de beenen, die evenals de armen twee a/zonderlijfee ledenmaten zyn, die zich onafhankelyk van elkaar moeten kunnen bewegen, ook met twee afzonderlijke mouwen te be dekken ? Wy steken onze armen toch ook niet in n wijde mouw, waarom doen wy het dan de beenen wél? Algemeen hoor ik ny toeroepen : 'Ja maar een broek staat zoo leely'k en men kan evengoed korte rokken dragen". Mooi zal het waarschijnlijk niet staan, maar een vrouw die ovlt de straat loopt, in de een e hand een parapluie en met de andere hand de japon ophoudend, waaronder een bespatte onderrok te voorschy'n komt, is ook geen elegante verschy'ning. Hoe mooi ik de sleey japon ook in huis vind, wanneer ze bij het werk, dat men te doen heeff, E iet hinderlijk ie, of op een souper of diner, wanneer men zich in een salon beweegt, even leelijk vind ik rokken op straat, waar ze hinderlijk, morsig en onpraktisch zy'n. En de kerte rok evengoed als de sleep. Met droog weer en schoone straten loopt men er gemakkelijker mee dan met een lange japon, doch telkens is, by' my' ten miüste, stootkant en veterband gesleten ; en met nat weer moet men ze evengoed opnemen als de lange japon. In huis zyn rokken, korte of lange, even hinderlijk om een trap op, als om een trap af te loópen. Als men met beide handen iets naar boven wil dragen, struikelt men de trap op; gaat men naar beneden dan vegen onze rokken het stof van de tiap en loopt men gevaar van te blijven haken en te vallen. Ziet eens op straat naar de rokken der arme vrouwen, die met een kind op den arm en een boodschapmandje in de andere hand, de rokken in vredesnaam maar laten hangen l Met die zelfde morsige rokken struikelen zij in huig de trap weer op (loópen kan men het niet noemen), maken haar kamertje vuil en kurnen als extra werk haar rokken schoon maken en verstellen, Denkt eens aan alle gelegenheden waarby de rokken meer of minder lastig zy'n : aan een bergtocht aan het den trap opdragen van meubel i j es, of het ophangen van schilderyen in den verhuistyd aan bet naloopen of afspringen van den tram etz, enz., en laat 01 s dan hopen dat de retV-rmbewegirg ons eindelyk van den rok zal bevrijden en een model van broek zal bedenken, die niet al te leelijk ip, waarmee wy al het voorkomende werk dat wy wenschen te doen, goed kunnen verrichten, en waarmee wy met regen en sneeuw, als gewone menschen over straat kannen gaan, in plaats van zooals nu, gedwoigen te zyn een parapluie boven het hoofd en een japon op te houder, n of meer pakjes te dragen en als het waait den hoed vast te houder; alles met 2 harden ! Veel vrouwen blypen met slecht weer thuis ij-n de rokken veel vrouwen maken geen groote wandelingen on de rokken allerlei werk kan een vrcuw minder goed of in 't geheel niet doen on haar rokken is het dan niet te begryper, dat veel vrouwen wenschen, waar ren, met hetnoodlottiggevolg, natuurlijk, dat ze zichzelf zoo goed als vergeten. Jui^thet tegendeel is noodig, om in een goede Kerst stemming te geraken. Beperk je in je gezichtskring, draai het slot van de deur om, sluit je- zelf af. Probeer het maar eens. Ik weet het bij ervaring. Als ik mijn oogen dicht doe en ik merk niets van al de herrie daarbuiten, dan toevallig een enkel windstootje tegen de vensters en wat regengekletter, sla ik hier vanbin nen vanzelf' de maat voor den engelenzang, en al is het dan niet ver en wijd over velden en wegen, boven bosschen en bergen, van de eene ster tot de andere, hier, zoo tueschen mijn fauteuil, mijn knappend haardvuurtje en mijn brandkast, begint het te suizen, te mischen en eindelijk tébruisen: Vrede... vrede op aarde! Vroeger heb ik daar ouk met Böhringer wel eens over gesproken, die mij dat blijkbaar niet weinig benijdde. Mijn waarde heer Brommeijer, zei hij dan, wat is u toch een bevoorrecht man. Altijd weer vind ik u in dezen tijd van het jaar zoo blijmoedig ernstig ; hoe komt u toch aan die zachte gelatenheid en die zoete bezieling? Leer mij dat ge heim. 't Zou me zooveel waard zijn nu ik over dat Vrede! Vrede! elk jaar opnieuw preeken moet, ta het niet anders kan dan met een ge vod, als oreerde ik midden op een slagveld, zoodat geen schepsel er iets van verstaat. Me lieve domiré, ant woordde ik dan: doe je oogend?ch<; waarach tig kerel, dat alleen ontbreekt er aan. En nu zul je vragen, waarom deden dat dan ook de engelen niet? Maar als ik voor n keer ook eens theoloog moet wezen, ik zal het je zeggen: dat was voor hen niet noodig die zongen in den nacht. . . , Hoe jammer dat Böhringernu zijn ambt niet meer vervult; want dit jaar had hij zijn werk kunnen verrichten zonder geprangd te worden door de tegenstrijdig heden, die hem zoo menigmaal te machtig waren. Ik althans weet niet, o< it een Kersttijd en oudejaarsavond te hebben beleefd, met een zoo sterk geprononceerd vredeskarakter. Nergens haast meer een troebeltje in de wereld. Terwijl je, de toestanden beoordeelende op de oudtrwettche manier, zou kunnen denken dat er voor de natiën alle reden bestond elkander aan te vliegen vind je niets anders dan een vriendschap van Oost tot West, van Noord het noodig is, die rokken te kunnen verwisselen tegen een gezonder en zindelyker kleeding? Men versta my' goed ik verlang volstrekt niet alle elegance, in de vrouwenkleedirg, af te scbsffen en zal zeker wel alty'd in huis m\jn sleepjapon blyven dragen, die mij in mijn dagelyksch werk volstrekt niet hindert. Wat ik verlang ia vry' te zy'n om, evenals ik my met een parapluie en overschoenen wapen tegen den regen, ook met slecht weer óp straat of bij sommig werk in huis, in een woord, waar ik vind dat het passend is, een praktisch kleedingstuk te kannen aantrekken, waarmse ik mij vrij kan bewegen, dat ik niet in de hand behoef te dragen en waarmee ik niet bespat en bemodderd thuis koin. H. C. VAN LOENEN DB BOBDES. De Post. At n de Reiactie van het Weekblad De Amsterdammer. Geachte Redacteur, Het bestuur van de afdeeling Amsterdam van de Ned. Band van Post en Telegraaf eambten verzoekt beleefd eenige plaatsruimte voor het volgende: Het betreft n. 1. het schrjjven van S. en dr. Eringaard inzake het niet erkennen van onze organisatie door den directeur van het post kantoor te Amsterdam. Het bestuur acht het bepaald noodig voor hen die in deze zaak belangstellen, het bloote geval in enkele woorden mede te deeler, over tuigd zijnde dat vooral zy die buiten het vak staan niet alleen de zaak beter zullen begrypen, doch ook dan eerst een oordeel kunnen vellen. Men is altijd geneigd zelfs de eenvou digste gevallen zoo ingewikkeld mogehjk te maken, zoo ook weer S. De kwestie is ontstaan door een in Novem ber j 1. uitgevaardigde order waarin de directuur bepaalde, dat voortaan de geldboeten aan de bestellers opgelegd, zouden veranderd worden in straf dien sten te verrichten op de vry'a Zondagen en wel naar den volgenden maatstaf: beliepen de boeten een hooger bedrag' dan 50 cent per maand dan moest de gestraite daar n Zondag strafdiecst voor doen, beliepen de boeten meer dan ? 1.?per maand, dan deed de gestrafte 2 Zondagen fxtra cisnst. Als men nu bedenkt dat hulpbestellers voor een Zondagsdienst ? l 50 ontvangen zy'nde ongeveer het minimum der verstrekte salarisser, dan kan men begrypen hoe deze order werd ontvangen door menschen die slechts om den anderen Zondag vry zyn. Er werd dan ook spoedig door een combinatie van eenige be stellers eene protestvergadericg belegd, buiten den bond om. Hat afdeelingsbestuur ontving intusschen óók van tal van leden het verzoek om tegen deze order te protesteeren. Indachtig aan de woorden door tal van superieuren by' vorige gelegenheden zoo dikwyls geuit, dat men toch eerst zich tot de bevoegde autoriteiten moeat wenden alvorens te gaan protesteeren besloot, door eenige leden van haar bestuur den directeur een onderhoud te verzoeken, om te vernemen: 1. of deze order was van den directeur, of van het hoofdbestuur (wy wisten hieromtrent niets zeker) en 2. was het eerste het geval, den directeur te verzoeken deze order in te trekken, c f althans de streffen in betere overeenstemming met de boeten te willen brengen. Het was wel is waar van onze zy'de verzuimd het doel waarvoor het onderhoud werd aange vraagd te vermelden, ofschoon met een bee'j? goeden wil, wel te begrypen was waarvoor we het vro?gen. Was het nu zoo een onoverkomelijk bezwaar voor den directeur, óók al meende h\j geldige rederen te hebben om onze organisatie niet te eikennen, die commissieleden toch te ont MWIIIIIIIHIHIIrtlHIIIMIIIIMIUtlllllMMMIHMHMmmllWIlHMWIII tot Zuid.... als hadden ze r,u wezenlijk gezworen, allen te samen elkailr lief te hebben, ten minste te dulden en te dragen. Misschien is dit nu nog niet voor goed het eind van 't gekrakeel en het geklauw .. . maar je ziet dan toch waar het heen gaat. 't Is waarlijk bijzonder opmerkeJijk. Als je de Venezolanen wil meerekenen, dan dien je te constateeren, dat onder de Christenen nog wel krijg wordt gevoerd, maar op ongekend humane wijze. De lui verliezen en winnen hun veldslagen voortdurend tegelijk en beiden partijen behalen onveranderlijk vic tories. Zoo worden op den duur, en dat is de meest rationeele weg om het oorlogvoeren zijn barbaartchen kant te doen verliezen, de veldslagen zelt tot vredesmanoeuvres. En als het nu onder dat Zuid-Arnerikaansche heel- en haif'bloed al zoo toegaat, wat moest je dan niet van de groote Europcërs verwachten ? Wtlriu die zijn bij deze gelegenheid,om hun superioriteit te bewijzen, uitgekomen met een wedelicvenJe hlokkndc". Was ik uitleen beetje te ver op jaren, eu hadden ze me hier niet te zeer noodig ik zou naar Cura<;ao willen reizen om van daar uit eens .... een kijkje te nemen van Mars' tronie, nu Lij met een vredespalmpje wuift. Maar dat is zeker, overal elders schijnt hij onder de Christenen te hebben afgedaan. Wil je hem nog ontmoeten, dan dien je naar de Arabieren, de Papoea's, de Hottentotten, naar de Mohamedanen en de Heidenen te gaan. En dit niet alleen, over de gcheele maatschappij schijnt een zachtere wind te waaien, en vooral hier in ons goede land. Weik ernstig geschilpunt, welk vinnig debat verdeelt en verbittert de geesten in de politiek? Houdt Kuyper zich niet, alsof hij zeggen wou, ik gei f de brui van alle ruzie, en deden wij nog onlangs hier hetzelfde niet, toen wij Bijleveld hielpen veikiezen onder de leuze: Wilhelmus van Nassauen, of de, eenheid van geloof en ongeloof ter et-re van Let Kapitaal en het Lam. Waarachtig, verzoeningen van felle opposanten, als in deze laatsts tijden, wie zag ze vroeger ooit,! Eu zou dat niet het begin van een algemeene pacificatie be duiden? Buigt en duikt alles niet bij de onweerstaanbare macht van den vredeswind, die elke hoovaardij ternederdrukt. Het eenige, waarbij de natie zich vangen ? Had hy dan deze redenen eenvoudig medegedeeld dan was er tenminste van eenige welwillendhei i sprake geweest waarvan altijd zoo hoog wordt opgegeven. Nu bepaalde de directeur zich er toe schriftelyk te antwoorden dat bij in de samenitelling van zyjn personeel geen organisatie erkende. En hiertegen is en wordt door ons geprotesteerd. Werkelyk, het is alty'd het streven van den bond geweest, langs ordeiyken en wettigen weg de belangen van zy'n leien te behartigen, liefst zonder ooi fl eten ; w\j stelden de onmis bare medewerking van onze superieuren altijd op hoogen pry's, of het ons Joor zulke voor vallen gemakkelijk wordt gemaakt laten we aan het oordeel van ieder onbevooroordeelde over. Men dient echter te begrypen dat zich zelfbewuste arbeiders (hier beambten) niet naar welgevallen met zich laten handelen, die ty'd is voorby. Aan Dr. E slechts dit. Liat h\j zich toch niet er over verwotderen dat de directeur in deze zaak nosf een verdediger vond. ledere directeur zal in iedere zaak wel honderd pleit bezorgers vinden, als zy het maar even op een niet te in 't oogloopende wy'ze kunnen bybrergen. Zoo zy'n by' ons nu eenmaal de manieren. Het Be&tv.ur. De heer dr. Leoni vraagt in uw blad van 3 Januari hoe ik by de Anti- Suikerakzqns Bond kom ! wel die zaak kan ik spoedig ophelderei. Liat me eerst zeggen dat ik my' met het betoog van dr. L, wat de suiker- kwestie aangaat, geheel vereenigen kan. Maar deze zaak heeft- nog een kant, die my heeft doen be sluiten mede te werken n 1. die der akzyns, het bestrijden der indirecte belastingen. Deze middeleeuwse ? instellingen moeten verdwijnen, ieder die in die richting werkt wil ik steunen, dat dit in dit geval aan de suiker gekoppeld was, speet me wel, maar ik meende toch niet, hierom my'n stem te mogen onthouden. Daarenboven, zolang de akzyns op de suiker rust, zullen de bei aald schadelike chemiese zoetstcff^n (saccbarine erz) meer kans hebben gebruikt te worden dan zonder akzy'ns en in de tweede plaats zal de kans dat naast de fabriekssuifcer, ook goedkoope Indiese natuur-boomsuiker tot redeliken prys te krij gen is, door het wegnemen der akzyns groter worden. Ik zal op de zaak niet verder ingaan, het was my er alleen om te doen, my'n standpunt tegenover dr. L. te rechtvaardigen. We leven in een tijd van coalietsies en we weten allen dat dat, geven en r,emen is ! Moge het resultaat zy'n: een schrede voorwaarts, Bloemendaal. D. DE CLEECQ. Rotterdam, 7 Jan. '03. Hooggeachte Redactie. In Di Amsterdammer van den 41en dezer, schry'ft de heer Averkamp naar aanleiding van een bespreking van Liszt's «Heilige Elisabeth": »Na een rust van 20 jiren heeft de zangvereeniging »Arti et R^ligioni" het werk we derom ter aitvoerirg gebracht." Indien de schry'ver hiermede bedoelt, dat de «Heilige Elisabeth" in geen 20 jaar is uitge voerd, meen ik te moeten opmerken, dat dit onjuist is. In den winter van 1897 is het be doelde werk door de Afdeeling Utrecht van de Maatschappy' t. b. v. Toonkunst uitgevoerd. Ondergeteekende was daarby tegenwoordig. Met de meeste hoogachting. Uw dw. H. G. VAN HAHKEVELT. 11 llllllllllllllinillllllMlltllllllMIMIIIIIIIIIIIIIIIII neg tot een tikje van hartstochtelijkheid liet meesleepen, het was de strijd over de Reform-kleeding. Maar toch, als je na gaat welke ontzaglijke hooge belangen hierbij betrokken waren, met hoeveel ze!fbedwang en ingetogenheid werd dan ook deze kamp niet gevoerd ! Mij gaf hij het voordeel, helaas, maar al te spoedig me een nadeel gebleken, kennis te maken met Hector Treub, die misschien minder nog mij dan TLéièse wilde raad plegen. Toch had ook mijn oordeel voor hem waarde, daar ik hem opmerkzaam maakte op een zij van de kwestie, waaraan hij blijkbaar zijn aandacht nog niet had gewijd. Ojk nu trof rne weer hoe de kamergeleerden altoos buiten het werkelijke leven staan. Och, zei ik. je hebt het over het te veel belasten van de schouders door het dragen van het vrouwelijk kleed. En daarin moet ik je, geloof ik, gelijk geven nl. voor de vrouw in het huwelijk. Nu hebben de getrouwde vrouwen, zooals rnijn Julia en jou Andromachéen wie je verder maar wilt noemen, met hun jawoord al zooveel op haar schouders geladen, dat je met je verdere belasting zoo voorzichtig mogelijk moet zijn. Treub knikte niet zonder verrassing te verraden. Nu ben jij er op uit, als ik je goed bsgrijp, ze het een beeije meer op hun heupen te geven, maar mijn waarde, ook het draagvermogen van dat deel bij de dames mag je niet overschatten. Ze kunnen i het toch, zonder dat je door je theorie er i toe zoudt meewerken, al meer op haar heupen hebben dan goed voor haar is-; zelfs al zijn ze nog niet getrouwd. Dat j je nu het corset op maat wil laten maken, een echt model-corser, ik prijs het. Daar aan zie ik, dat je een nadenkend man bent. Een knellend keurslijf is een beeld van wat je in je bewegingen stoort, maar moet de vrouw niet de vruchtbare icijnntok zijn, wier ranken je tafel omrin gen, en heeft zij als zoodanig niet behoefte aan een steuntje in den rug, omdat de natuur dat heeft verordineerd? Ik begrijp niet Jat je daarop zoo weinig den nadruk hebt gelegd. Toch kan ;k niet anders zeggen, dan dat je pleidooi afdoend was; je hebt je zaak gewonnen en dat is het voornaamste. Maar had ja eigenlijk wel zoo'n heele redeneering noodig? Was je dan niet professor'' Wat weerga, het spree-kt toch vanzelf, dat, als jij ergens 't woord ow neemt, je alles ten grondigste hebt nagegaan, en dat het voor die meifjes en vrouwen genoeg moet zijn te weten, dat jij het hebt gezegd. Maar wat doe je? Jij, Treub, de groote vroedmeester, gaat met ze disputeeren, en stelt je aan alsof je zelf nog meent, dat een professor iets bewijzen moet. Hoe kan je je-zelf zoo vernederen, je zelf niet alleen, maar de hèele faculteit? Uit je slotwoord merk ik, hoe je nu ook tot de ervaring bent ge komen, dat ze voor het meerendeel »onzin" hebben gesproken. Mijn beste kerel, alsof je iets anders bad mogen verwachten .... een vrouw dte redeneert!! Maar hij sfheen dat niet te kunnen laten, misschien wel als een gevolg van zijn »practijk"; want toen even later Ttéièse binnentrad, deed hij alle moeite om ook haar een oordeel te ontlokken over zijn betoog. En Tté=e, die natuurlijk wel begrepen had, dat er voor haar ook iets te halen viel, nu zoo'n geleerde bij papa op audiëntie was, hield een pakje onder den arm, waar uit 'il spoedig drie corsetten te voorschijn kwamen, waarover zij met Treub schijn baar heel ernstig ging redeneeren. Het was een lust hem nu te hooren antwoorden op al de kwesties, die hem werden gesteld; en voor mij als vader kon het niet anders dan hoogst aangenaam zijn, te vernemen, dat mijn dochter zoo be wonderenswaardig door de natuur met taille en boezem was bedeeld, dat zij werkelijk beter dan ieder ander dienst zou kunnen doen als een model, ter aanbeveling van het echte corset.... Bij zulk een lichaamsbouw, sei Treab, gchijrit de Natuur zich gtïnppireerd te hebben op de Kunst, en komt nu nog de Kunst in harmonische samenwerking de Natuur vervolledigen ... dan heb je, hoe kan het anders, het ideaalcorset.,.. Zou u, zoo ging hij voort na zich aan zijn bewondering, die ik zeer verklaar baar vond, nog even te hebben overgege ven ten bate van zoovele dwalende zusters mij niet een poos uw hulp willen verleenen ? Ik beleg een vergadering, waartoe ik de opponeerende dames noodig.... en demonstreer hun mijn theorie op aanschouwelijke wijs zooals ik dat gewoon ben ... met u al» levend phantoom. Maar Thésa had daar geen zin in. Om u de waarheid te zeggen, antwoordde zij, daartoe fchijnt mij de kwestie riet ernstig genoeg. Zij interesseerde mij maar matig, als niet meer dan een voorposten gevecht. Hoe bedoelt u dat, vroeg Treub. Och, hernam zij, nét een corset of zonder een corset blijft de vrouw toch altijd het mishandeld wezen, dat u en uws gelijken maar 't liefst naar een modeplaat geschapen zouden zien. Er is een andere tijd in aantocht, hoop ik en geloof ik, waarin u nog eenmaal de Lelietjes zult moeten onderrichten over de vrouwenkleediug in verband met de gezondheids- en de schoonheidsleer. Een corset! en zij trok verachtelijk haar neusje op dat is nog het onschuldigste, waarmee een vrouw zich optooit, of zich mismaakt als zij mooi is. Die drie daar, waarover u zoo wijs heeft staan praten.... ik draag ze nooit. Maar <r is iets ergers, professor, en opeens be gonnen baar oogen te flikkeren en greep zij, zooals ik het nog nimmer een jonge dame had zien doen, rechts en links met haar handen haar rokken beet en schudde die heen en weer, als wilde zij in presentie van den hoogleeraar en van haar vader ze zich van 't lijf scheuren. Ja, riep zij uit, dat is de vloek van ons vrouwenbestaan . .. en u zal eerst den naam van hygiënist, aestheticus en filantroop verdienen, als u ons van oat, in de stof en viezigheid slepende, dat drukkende, bungelende, flapperende, dat om je beenen slaande tuig verlost. .! Ah, u is een man, om alleen over het corset te praten, over buik- en borstademhaling, over longtoppen en zulk eoort van dingen, en u heeft er nog nooit over nag( dacht, dat de vrouwen in een lappenkorf wandelen, van dtr jeugd af als gestrafte boosdoensters ... En waarom ? Eenvoudig om dat ze, allesbehalve op haar eigen verzoek, maar uit een rib van A'lam zijn voort gebracht. .. . Hector zag mij aan... en Tté:èse ver dween met een buiging voor mijn gast. Ik schaamde me dirp. Om mij een houding te geven, zei ik: Ja, nu zie je eer s ... professor, wat ik hier in huis heb. Treub schudde het hoofd. Toch was zij mooi in haar wcede! riep hij uit. Met die woorden trachtte hij mijn vaderlijken trots te streelen, om mij het pijnlijke oogenblik dragelijk te maken. »Zoo mooi zag ik nog nooit een vrouw zonder corset...." Ach, zuchtte ik, dat zijn nu de gevolgen van die slechte lectuur. Wat kun je tegen woordig vertrouwen, zelfs je dagbiad niet. Neen, zei Treub, als u tenminste het Handckblad leest. Ook Charles is besmet. Maar hij is er voor gestraft. [leeft hij nu niet tijdelijk ?.ijn »pala<iyns-jas niet een ref» mjapon moeten verwisselen ?' Hierop repliceerde ik een beeije giftig: dat is nu c iet kiesch van je, professor. Iemand die je niet kan antwoorden, houd j o niet voor den mal. Maar het bleek me Treub had die woorden gebruikt zonder eenige bedoeling... Och, mijnheer Brommeijer, zei hij duidt het mij niet ten kwade ; dat is het gevolg van een kwaal, die me al last genoeg heeft bezorgd . .. een overmaat van geest, zoodat ik ze met den besten wil niet in toornen kan. Wij scheidden vriendschappelijk. Hij drong er op aan, dat ik hem in't vervolg' steeds Hector zou noemen en bood zich bescheiden aan voor een herhaald bezoek. Iets wat ik hem heb toegestaan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl