Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLADVOOR NEDERLAND.
No. 1333
den zelfden voet worden voortgezet. Da
wacht voor het railitairistische kamp ver
wisselt slechts van commandant, de con
signes blijven onveranderd.
Om nu toch geen oogenblik te doen
twijfelen aan Spcclator's on ver valscht con
servatisme, geeft de nieuwe redacteur in
het eerste nummer, waarop zijn naam prijkt,
l et woord aan den heer K. Het stuk is
getiteld: hel ijzeren Regiment. Alsjeblieft,
je weet nu zoo dadelijk, waar je aan toe
bent, en voor je verbeelding zie je dan de
snorrebaarden van het een of ander
keurkorps, kerels van staal, die nooit van wijken
konden hooren, allemaal Blüchers in een
pruisisch grena'lieruniform of een ruiter
kuras. Het ijzeren regiment! Een stuk
historie: zoo is het eens geweest. ... Neen,
waarachtig niet, zoo moet het weer worden.
En zoo niet goedschiks dan kwaadschiks.
Brave Nederlanders; gij
grootwaardigheidsbekleeders in ruste, die klaagt, dat
het respect de wereld uitgaat; en gij,
? kalm levende renteniers, die het socia
lisme gruwt als den Booze; vooral gij,
gepensioneerde admiraals en generaals en
kolonelien, en majoors met den rang
van.... nu ja, kiest maar uit, die titels
zijn goedkoop; en dan, gij allen, allen
hoog of laag in de ranglijst, die nog niet
geabonneerd zijt op den Militairen Spectator,
zet u reder aan de voeten van K. en
luistert. Luistert naar hetgeen de zetter
hier zal zetten in vette letters, opdat het
ook kome onder de oogen van de duizenden
en duizenden Nederlanders, die hebben te
weten, wat hunne zot en en broeders wacht,
wanneer deze soms vermochten te denken,
dat zelfs het leger besmet kan worden
met liberaïistische ideeën-.
Luistert, ja, luistert. Het woord ia aan K.
Het zou ia i j zelfs niet
onwensehelijk voorkomen, ook iu
ons vredesleger T oor zeer zware
m i M <1 ml c ii tegen de krijgstuchi de
doodstraf weder in te voeren.
Zij zon slechts hoogst zelden
worden toegepast, maar u het
feit, dat zij beslaat als een be
dreiging tegen de ondevinijiiers
van het gezag, u het voorbeeld
dat gesteld wordt door eene
execiitie,:zoit zeer heilzaam werken."
(bl. 871).
Wat blief!
Dat is nog iets anders dan 4 dagen cachot
om den anderen dag te water en te brood
en gesloten, geboeid als een
comedie-misdadiger, maar dan meenens, in een vunzig
hol, zóó dat je op staanden voet wordt
verbeterd. Als halve ondermijner van het
gezag ga je de cachot in en als militairist
van goeden huize kom je er weer uit,
teiizij je als galgebrok, onverbeterlijk bent
alles zonder een enkel woordje, want
dat is juist het groote, altijd nog
onverklare wonder van den militairen rok: je
disciplineert ze uniform, ja straft ze uniform,
je zet ze uniform in geestdrift, en wie niet
dadelijk met de paradepas meemarcheert,
toont zich aspirant-ondermijner van het
gezag, slechts polit:ekamer, provoost en
cachot kunnen dergelijke afgedooldenheelen,
zoo niet. ... »Tamboer ! Executie parade."
De doodstraf ook als bedreiging: we dienen
bij het Ijzeren Regiment!
Nooit iets door de vingers zien! Nooit
zwak schijnen, want die anti-militaristen,
mochten eens denken, dat je bang waart
voor die ellendigen, die God betere 't
zich vereenigden in een koninklijk
goedgekeurden bond. De ellende begint al bij
het groeten, zegt K. terecht, en nu je dat
er niet meer behoorlijk in moogt vloeken,
moet dat er maar eens in-gepolitiekamerd
worden. Pruisisch stram, dat is zoo echt
hollandsch, en we likken in onze
Hollands«ne serviliteit duim en vinger naar
een heusche Fliegenden Blïtter
verroilitairing. Een onderofficier met een kind
op den arm ! Natuurlijk in uniform de
onderofficier wel te weten want de man
Etaat in uniform op en gaat in uniform
naar bed, steeds met een sabel op zij, en
ZOO'H m*n begrijpt niet de kooge beteekenis
van de uniform: draagt zijn kind op den arm,
die is gestoken in een militaire mouw, draagt
dat kind misschien aan de zelfde zijde,
waaraan zijn sabel hangt!... en het
legerbestuur komt niet tusschenbeiden, geeft niet
zooals het bij het huwelijk een
tweemansriachtleger in bruikleen gaf bij de ge
boorte van den eersten telg een kinderwagen
met een kindermeisje daarachter, gelast
niet dat alle sergeants en
sergeantenmsjoorskinderen nooit tijdens de wandeling
lastig zullen zijn, of door vader willen ge
dragen worden, neen, het legerbestuur geeft
aldus gelegenheid om het gezag te onder
mijnen !
»Het Duitsehe leger kan aan ieder
ander tot voorbeeld worden gesteld, waarom
zullen wij dat voorbeeld niet trachten te
volgen, zooveel als in ons vermogen is,'1
(blz. 873).
Dat is het eiereten ; we moeten volgens
de heeren militairisten, hebben een pruisisch
leger. Iets eeht hollandsch is natuurlijk
niet goei ; wij moeten gemasxregelt worden,
alsof niet juis't de ingeboren haat aan
dat maszregeln een van die karakter
eigenschappen vormt, waardoor wij ons
nooit kunnen bukken voor vreemd gezag.
We hebbeu toch waarachtig geen veertig
millioen 'sjaars uit te geven om pruisisch
gedrild te worden: dan zijn we met
een bondgenootschap goedkooper af!
Wat wil uien ? Zoete jongens, die men
desnoods met den stok, en als het niet
anckrs kar, met een doodstrafexempel den
mond kan snoeren, die opzitten en poot
jes geven, militairistisch geschoold, zóó
dat ze op den eersten tromslag van de
reveille als a man uniform opstaan, in
drie of vier tempo's, en met den parade
pas naar bed gaan, n, twé;
hollandsche jongens, die als machines txerceeren
en theorieën, die met devotie elk meerdere
groeten en als het hoogste en edelste in
de wereld beschouwen das Mili'ü-.
De discipline moet ingeranseld worden ;
tucht is alleen gegrond op vrees voor be
straffing opvoeden is iets voor school
meesters, en de heeren van de ijzeren
discipline kunnen maar niet begrijpen,
hoe allerlei nuttelooze bepalingen en voor
schriften nog ergerlijker vaak door de
ouoordeelkundige toepassing en door een
allerbelachelijkste uniformiseering, gegrond
op een noodlottige centralisatie tot over
treding dwingen. Maar een troep miliciens
is nueenmaalgeen bezending machines, geen
verzameling automaten, waarin men 's mor
gens een ration brood stopt, om ze
in beweging te brengen en uniform te
laten werken. Elk van die jongelingen is
een mensch, min of meer afwijkende van
het normaal-lype, en met die afwijkingen
heeft men rekening te nouden. Vooral in
onze dagen, moet de militaire opvoeding
en de zeer zeker onmisbare tucht gebaseerd
zijn op de gezonde ontwikkeling van het
individu, van het denkende wezen, dat
zich moet leeren voegen in het geheel, en
toch blijft een eenling.
Initiatief! Kom nu! Een machine en
initiatief l
Een der grootste gebreken in het
militairistisch streven van onze dagen is zeker
wel het dooden van alle liefde in den
soldaat voor de roeping van de
landsverdediger, van den man, die voor de ge
meenschap werkt. Men wekt de minderen
niet op, tracht het militaire leven zonnig
te doen zijn, maar vergrauwt alles, ver
bittert menig jong leven zoo, dat het zich
uit in snel neergeschreven ontboezemingen
als: nog maar zooveel dagen dienen, en
dan met een loop pas naar huis !
En dat gebeurt niet alleen in de lagere
regionen, neen, ook in de oifieiersgeledereu,
waar luitenants gedwongen worden om
als apprenti's de theoriën bij te wonen,
die de compagnies-comrrandanten met de
minderen houden.
»Vox" constateerde eenige maanden ge
leden in het Handelsblad, dat bij «ons
kranig korps officieren de fut er is uitge
haald" o.m. als een gevolg van «den
onvolledigen rechtstoestand en de zeer on
billijke wijze van beoordeeling als maatstaf
voor bevordering," en de Hoofdredactie
van dat blad achtte de beschouwingen
van Vos zóó belangrijk, dat zij zich ge
dwongen voelde daarop te laten volgen:
»Wat de schrijver zegt is waar. Wij
kunnen na onderzoek er niet a woord
tegen inbrengen. Het leger roept om
hervorming."
Die hervorming zal EU komen door de
invoering der doodstraf, niet voor moord
en dergelijke misdaden, neen. voor
iusubordinatie.
En wie moeten nu aan den beul worden
overgeleverd ? De onderufti :ieren en kor
poraals, of de enkele zoogenaamd vrijwillig
dienende soldaten, grootendeels bestaande
uit jonge mannen, die op 1~> jarigen leeftijd
door de landsregeering werden gelokt om
gedurende tien jaren onafgebroken soldaat
te zijn, kinderen dus nog iiiet wetende
wat het leven is de beste tien jaren
van dit leven schenkende aan den Slaat.
De lust tot officier wo den vermindert
met den dag, en het incompleet zou tot
ercstige nadeelen moeien ieiden, ware
het niet, dat K's opstel aantoont hos de
schemering van een betere toekomst gloort.
Slechts tirannen, die zich in hun grootheid
bedreigd weten, die eiken dag banger
worden voor de naaste toekomst, roepen
in hun angst den beul ter hulp en be
proeven het verzet tegen hun tirannie in
bloed te smoren.
Zoo is dit artikel in den Militairen
Spectator een gelukkig teeken des tijds.
O. J.
Rotterdamsche Armenzorg.
In den winter van 1901?1902 heerschte
er te Rotterdam schrikkelijk veel werke
loosheid. De malaise in het scheepvaart
bedrijf had den geheelen zomer voortge
duurd, en duizenden bootwerkers en indus
trie-arbeiders, onder de laatsten vooral de
metaalbewerkers, hadden gedurende de
zomermaanden reeds onder gebrek aan
voldoende verdiensten te lijden geha'l.
De winter kwam dit alles nog verergeren.
Honderden werklieden kwamen zonder ar
beid, en hunne gezinnen zonder brood, en
honger en ellende teekende zich af op het
uiterlijk der talloozeu, die eiken morgen
weer de deur uitgingen, in de hoop iets te
zullen vinden, maar ook eiken avond even
troosteloos en teleurgesteld weer terugkeer
den. Zooals het altijd gaat in tijden van
induetrieelen crisis ? het waren vooral de
arbeiders, die daaronder in de eerste plaats
te lijden hadden !
In December, toen de nood reeds hoig
gestegen was, hield de Rotterdamsche
Bostuurdersbond een telling van werkeloozen,
die, hoewel slechts een gedeelte der be
trokkenen omvattende, toch reeds een
schrikbarend gebrek blootlegde. Met deze
resultaten, feiten en gegevens, zelfs met
namen en adressen van werkeloozen, ge
wapend, wendde de Bestuurdersbond zich
tot de.i Raad, om hulp voor deze nood
lijdenden, wijl tot dien tijd van particuliere
zijde geen de geringste poging was gedaan
om den buitengewonen nood met buiten
gewone middelen te lenigen. In den Raad
werd er uitvoerig over de zaak gediscus
sieerd, werd ook erkend dat er buitenge
wone nood aanwezig was en werden vrome
zuchten daarover geslaakt, maar . .. het
verzoek om steun van Gemeentewege met
op l na algenieene stemmen afgewezen.
Midden Februari, toen reeds vele maan
den de nood had voortgeduurd, en de
winter ten einde spoedde, vormde zich
eindelijk eene Commissie 1) van «gegoede
en welwillende stadgenooten" die nog
wel, trots de crisis, het een en ander te
missen hadden om in den nood hunner
hulpbehoevende medemenschen te voorzien.
Van de werkzaamheden dezer commissie,
van den aard en den omvang harer be
moeiingen, werd niets vernomen, totdat in
het Decembernummer van de
«Mededeelingen der Vereenigiug tot verbetering van
Armenzorg" een verslag dezer commissie
verscheen.
En dit verslag komt mij interessant ge
noeg voor, er eenige aandacht aan te
schenken, a o:n de cijfers, o.i wijl er be
schouwingen aan zijn vastgeknoopt, die een
merkwaardig licht werpen op iie opvatting
die de Rotterdamsche kapitalisten hebben
van hunne moreele verplichtingen jegens
de onschuldig door nood en gebrek ge
troffen werklieden.
* *
*
Het eerste gedeelte van het verslag zal
ik maar zonder commentaar voorbij gaan.
Daarin wordt geschetst de moeiten die de
heeren zich moeten getroosten om de bokken
van de schapen te onderscheiden, d, w.z. zij die
vel, en zij die geen recht hebben op onder
stand. Aan de feitelijke gegevens ontleen
ik, dat de wekelijksche onderstand wisselde
van fi'i tot /O, en werd nu eens enkele,
dan weer vele weken voortgezet. Langer
dan 19 weken heeft die niet geduurd.
»... De hulp moest eenmaal een einde
»nemen, ook al was oogenschijnlijk (!!) het
»hoofd van het ge-zin nog niet in staat, in
«eigen onderhoud te voorzien; men had
»daar te doen met een chronisch gebrek
»aan werk, dat tijdelijk meer intens was
»was geweest door de buitengewone
ma«laise." Zulke c^rom'seA-gebreklijdenden te
helpen, dat gaat lojh niet. In het geheel
werd f C) 150 uitgegeven voor ondersteuning.
Het verslag deelt vervolgens mee:
«De Veieeniging heeft 15 Februari
»voor het eerst bij advertentie melding
«gemaakt van enkele groote giften, om
»3e aandacht van het publiek te trekken.
»D<3 aanvragen aan haar kantoor gaven
»tot vroeger optreden geen aanleiding.
»Het is zeker aan te nemen, dat reeds
»vooraf menig gezin onder werkeloosheid
»had geleden. Maar wij hebben er bij
«herhaling op gewezen, dat aan een te
«haastig optreden niet te miskennen
«bezwaren zijn verbonden. Soms blijkt
«de toestand niet zoo ernstig als men
«zich had voorgesteld, en intusschen zijn
«buitengewone maatregelen genomen en
«fondsen bijeengebracht, die niet
even«redig zijn aan de behoeften."
Beste lezer, bedenk nu even, dat de
buitengewone werkeloosheid niet intrad in
Februari, maar reeds vanaf October en
November duurde ; dat in December reeds
op den oproep van den Bjstuurdersbond
zich op a werkdag 3000 personen aan
meldden. . .. Eu lees uil i nog eens wat
daar staal: »De aanvragen aan haar kan
toor gaven voor vroeger optreden geen
aanleiding!" Men vraagt zicii met verba
zing af: maar goedertieren heeren, moeten
dan de werkeloozen eerst crepaeren van
den honger, moeten zij en hun gezin dan
eerst in lompen gehuld gaan, vóór het tijd
is om hulp;1 Verdient dan in gewonen
tijd het arbeidersgezin zóó ;eel, dat het kan
sparen om in tijd van werkeloosheid vele
weken zonder arbeid te leven ?
En dan: wat helpt het, of de com
missie al publiceert in de .A'. Holt. Cl.,
dat er ?1000.?is ingekomen, en er niet
bij publiceert, dat en «a:ir de werkeloozen
zich kunnen aanmelden ? Of zijn wellicht
de werkeloazen in den regel lezers of
abonnee's van de A\ Itott. Ct. ?
Blijkbaar gevoelen de heeren zelf het
harde en zonderlinge van hun handelwijze,
want vervolgens deelen zij mede, het niet
wenschelijk te hebben geacht, de werke
loozen op te roepen, »wijl dan wél de
»gepauperiseerden en gedeclasseerden, die
«van ieder gunstig oogenblik gebruik weten
«te maken om hunne inkomsten uit liefde
sgiften te versterken", opkomen, maar met
degenen, die men op het oog heeft. EQ
er wordt aan toegevoegd, dat vooral om
die reden de werkeloozen niet werden
opgeroepen,
«omdat de zaak algemeene bekendheid
«had gekregen; in openbare vergade
ringen was zij besproken en men mocht
«aannemen, dat de belanghebbenden,
»die hulp van de Vereeniging wenschten,
«genoegzaam waren voorgelicht. Daarom
«is het opmerkelijk dat slechts 3S(j
aan«vragen in behandeling kwamen. Tot
»een aantal werkgevers, particuliere
ver«eenigingen en werklieien was het
«verzoek gericht, om de namen van
«hulpbehoevenden op te geven; aan dit
«verzoek werd soms het minst gevolg
«gegeven door hen, van wien men het
»'(, eerst had mogen verwachten.'1
Hoe moet die verwondering, dat zich
slechts 380 personen aanmeldden, worden
opgevat ? Als een verschooning van eigen
handelwijze of als twijfel, of de nood inder
daad wel zoo erg was ?
In het laatste geval zou het een gewone
brutaliteit zijn! Immers: de Vereen, tot
verbetering (.'.') van Armenzorg, aan wien de
verdeeling der gelden was opgedragen, hield
slechts rekening met degenen die zich aan
meldden, of die waren opgegeven. Aan tcie
is dat kantoor bekend'r1 Wél aan de
«gepauperiseerden en gedeclasseerden," die
ook in gewone tijden hulp krijgen of
1) L).; comrrrs.-irf Iristoud uit de htcr n Mr.
S. L. J. van Aaiteii, J. J. Bal, S. v. d. 13erg!i
J,-., M'. L. C. Dritbaek, C. M. IH-jouk-ver
Fortuiju, (J. 11. IIuiUc 11, l!, Il-Kvkaa* J r., H. J.
Klüsscuer, ilr. \Y. A. Mees*, K l'. d'Mocc'iy,
A. .1. I'onUer, i', v. itossuui, U. F. 'i lomseu,
L. W. Veder, J. V sier .Uoin. eu l'. J. , van
Vucht.
vragen; maar niet aan de paar duizend
werklieden, die zich gelukkig kunnen achten,
nooit de hand voor een gift te behoeven
uit te steken. En die had men immers
juist op 't oog! En ik constateer, dat niet
nmaal, r.osh in openbare vergaderingen,
coch in bladen die door de arbeiders ge
lezen worden, eenigerlei adres waar zij
zich om steun konden vervoegen, is ge
publiceerd. Van vereenigingen zijn de
meesten hunner ook geen lid, en wat de
patroons aangaat de meeste werkeloozen
waren bootwerkers. En in het verslag wordt
in den aanhef uitdrukkelijk geconstateerd :
«Ondanks zorgvuldig en voortgezet
«onderzoek waren de werkgevers niet
«uit te vinden."
Ik vraag: wat helpt het dan, wanneer
men zich om inlichtingen tot de patroons
wendt, indien dezen zooals het in het
havenbedrijf het geval is hun eigen
werklieden nimmer kennen ?
Ea ik wil er wel bijvoegen, dat de
manier waarop de «Vereen, tot verbetering
enz." haar onderzoek instelt, en de maat
staf die zij aanneemt, zeer vele werklieden
tegen de borst stuit!
Om al deze reden hebben de heeren
geen recht, zich verwonderd te toonen, dat
zich slcclils 38G personen aanmeldden ; want
ze legt het zélf er op toe, dat óat aantal
wel zoo klein mogelijk moet blijven!
En daaruit is ook te verklaren het feit,
wat wel het meest sprekerd is in deze
zaak, dat terwijl er f 10,000 aan giften
bij de Commissie inkwamen zij maar f GlöO
aan steun heeft uitgekeerd. De behoeften
bleken haar.... niet evenredig aan het
ingekomen geil!
* *
*
Het zou mij lusten mér van de interes
sante beschouwingen uit dit merkwaardige
verslag op te nemen; maar het boven
staande is reeds voldoende, om te
karakter!seeren de opvatting die mea hier heeft
omtrent de moreele verplichting der rijke
klasse tegenover den socialen no >d. De
werklieden die honger en gebrek lijdea
door buitergewone, sociale oorzaken, moeten
geholpen worden niet omdat ze daarop
eenig recht zouden hebben (beware!], nÖ3h
om de gezinnen te verhoeden, weg te zinken
in het pauperisme, maar als minder
waardige wezens, wien nu eenmaal de be
schaving verbiedt, ze te laten crepseren,
en die een brok wordt toegeworpen van
uit de hoogte, als... hun gedrag onbe
rispelijk, en hun spaarzaamheid gebleken is!
Ea zóó goed werkt dit Rotterdam;ehe
stelsel, dat in den gedenkwaardigen, droeven
winter van 1901?'02, toen groote nood
ea biltere ellende heerschte, van f 10,000
nog ?4000 in kas bleef! Commentaar
overbodig!
Rotterdam. H. SPIKKMA^.
De Dnitiche regeering ea de
partjjen in den Rijksdag.
Het gerucht is dezer dagen door een
Duitsch blad verspreid, dat keizer Wilhelm
voornemens zou zijn maatregelen te nemen,
of althans te laten voorstellen, tot
b3perking van het. kiesrecht voor den Rijks
dag. Kei'.er Wilhelm, heeft aan de wereld
in 't algemeen en aan zijn getrouwe onder
danen in 't bijzonder reeds menig-a ver
rassing b?reid, gelukkig mér nog in
woorden dan in daden, maar het lijkt ons
bijzonder onwaarschijnlijk tos, dat hij
ernstige pogingen zou willen doen tot be
perking van het kiesrecht. Z^ker, als er
kans op was, alleen de sociaal-democraten
uit te sluiten, zou Z. M. daartoe niet on
geneigd zijn. De door hem nog onlangs
te Essen en, kort daarna, te Breslau ge
houden redevoeringen leveren hiervoor een
onwedersprekelijk bewijs. Maar keizer
Wilhelm neemt aan, dat de arbeiders
huos ondanks door socialistische leiders
worden gedreven in eene richting, die hun
eigenlijk niet sympathiek is; hij heeft
slechts woorden van scherpe afkeuring
voor die leiders, die de aibeiders volgens
hem terroriseeren; maar tevens doet hij
een beroep op de goede gezindheid dier
arbeiders, en verklaart uitdrukkelijk, dat
het hem welkom zal zijn, als zij «vrienden
en kameraden uit hun midden, den
eenvoudigen en eerlijken man uit de werk
plaats, naar de volksvertegenwoordiging
afvaardigen." Dit wijst allerminst op eene
beperking van algemeen kiesrecht en alge
meene verkiesbaarheid. Immers de wet
kan geen onderscheid maken tusschen
sociaal democratische en andere arbeiders,
en waar de keizer de eersten als mis
leiden en verdoolden, de laatsten als ge
trouwen en betrouwbaren voorstelt, kan
hij de eersten niet uitsluiten zonder ook de
laatsten te treffen.
Iritussehen is het begrijpelijk, dat de
keizer eri zijne raadslieden zich roet be
zorgdheid afvragen, bij welke partijen
van den Rijksdag zij den onmïsbaren
steun der meerderheid zullen vinden.
Voor het oogenblik laat de verhouding
met de machtige Centrum-partij niets
te wenschen over: 't is als boter tot den
boom. Haast al te mooi en te liefelijk.
Men oordeele naar het volgende curieuse
citaat door het, llcrliner Tayeblalt ontleend
aan een clericaal blad, l.a rcra- l'.oma,
waarin de Fransche minister-president
Gom bes wordt afgeschilderd als een
apostaat, een vervolger van den christelijken
godsdienst, erger dan Julianus, Nero,
Diocletianus en ... Dioiy=ius van Syracuse,
om dan bij wijze van tegenstelling, te
komen tot eeue uitbui dige verheerlijking
van keizer Wilhelm. «Gelukkig de
FranEchen, die in 1^70 met Elzas-Lotharingen
onder Duitsche heerschappij kwamen!
Alles liever dan revanche! Deze verstan
dige en dappere keizer, die tegenwoordig
nauwelijks in ja-m meer Protestant is,
begunstigt de Katholieke martelaars, die
door de sans culottes van de Seine in den
ban zijn gedaan. Elzas en Lotharingen
vullen zich met verjaagde orde-broeders
en vrome zusters en zelfs de oude
Franschen uit die landen vo_elen zich geneigd
om hun vaderland ontrouw te worden en
hun veroveraar te zegenen. Onlangs heeft
keizer Wilhelm bij den Heiligen Vader
aangedrongen op de stichting eener Katho
lieke theologische faculteit aan de keizer
lijke Universiteit te Straatsburg, en aan
dien aandrang is gevolg gegeven. De
voor deze inrichting voorgeschreven en
door Duitschland goedgekeurde voorwaar
den dragen den zuiversten A
postolisehRoomsch-Katholieken stempel. Wij deelen
daaromtrent later nadere bijzonderheden
mede. Roept intusschen uit volle borst:
i Leve Wilhelm II!"
In keizer Wilhelm zal natuurlijk ieder
het goede streven waardeeren, om ook aan
zijne Katholieke onderdanen recht en ge
rechtigheid te laten wedervaren. Of het
hem, den summus episcopus der Pruisische
Kerk, aangenaam zal zijn dit streven be
loond te zien door de verklaring, dat hij
«nauwelijks in naam meer Protestant is",
ineenen wij te mogen betwijfelen. En wij
zijn er zeker van, dat hij deze uiterst
warme vereering niet als een blijvende zal
beschouwen. Hij weet beter dan iemand
anders Bismarck misschien uitgezonderd
dat de politiek van het Centrum geheel
wordt beheerscht door do ut des en d.at
de steun, door deze partij aan de regeering
verleend, telkens opnieuw door concessiën
moet worden verkregen.
Deze politiek van «gelijk oversteken",
in welke de oude Windthorst zulk een
meester was, is zeker niet hartverheflPjnd
en voor de regeering eer onrustbarend dan
gerustellend, maar zij heeft ten minste een
doel, dat in de oogen van velen een ideaal
doel kan genoemd worden: de vermeerde
ring en versterking van de rechten en de
voorrechten der Kerk. En als zoodanig
staat zij zeker hooger dan de politiek der
conservatieve agrariërs, die door het meest
bekrompen eigenbelang wordt geïnspireerd.
Wanneer de liberale partijen in den
Duitschen Rijksdag weinig of geen gewicht
in de schaal leggen, hebben zij dit in de
eerste plaats te wijten aan haar hopelooze
verdeeldheid, een kwaal waaraan het libera
lisme in de meeste landen met parlemen
tairen regeringsvorm schijnt te sukkelen.
Maar terwijl die verdeeldheid elders vragen
van groot gewicht betreft men denke aan
het imperialisme, den Zuid-Afrikaanschen
oorlog, de Home-Rule quaestie, die de
Engelsche liberalen verdeelen en verdeeld
houden is het in Duitschland hoofd
zakelijk een quaestie van wat meer of
wat minder, en terecht vraagt bijv. de
Temps, waarom in een zoo belangrijken
strijd als die over de nieuwe tariefwetten
mannen als Barth en Richter niet konden
samen gaan. Naast dat «aaeer of minder''
en eigenlijk onafscheidelijk daarmede ver
bonden, komt de q laestie van de uitzetting
der partijgrejizen. Dat hier hulp geschafc
moet worden is duidelijk, en aan raad
gevers ontbreekt het niet.
Professor Mommsen heeft in zijn ge
ruchtmakend manifest geconcludeerd tot
vereeniging van de beide liberale fractiën
de Volkspartij onder Richter en de
Vrijzinnige Vereeniging onder Birth
met de sociaal-democraten, waarbij dan
de nationaal-Hberalen verwezen zouden
worden naar hun eigenlijke geestverwanten,
de conservatieven. Prof. Von Liszt geeft
in de Vossische Z°Mung aan de liberalen
een ander advies. Hij stelt in de
natiouaalliberalen evenmin vertrouwen als zijn
collega Mommsen, maar wil, inplaats van
de sociaal-democraten in een partij ver
band op te nemen, hun als het ware den
wind uit de zeilen nemen, door een aan
tal eischen van hun program, die de ver
betering van het lot der proletariörs ten
doel hebben, in het liberale program op
te nemen. Intusschen erkent hij, en terecht,
dat de regeering op het oogenblik onmo
gelijk steun kan zoeken bij de verzwakte
en verdeelde liberale partij.
Z )o blijft voor de regeering niet veel
anders over, dan voort te sukkelen met
eene coalitie van conservatievenen
centrummannen. Jammer dat deze
regeeringsmeerderheid slechts denkbaar is, wanneer
het Centrum, met zijn bekende strenge
discipline, aan zija eigen democratische
elementen het zwijgen oplegt.
i
cciait
Wsltelijfce regeling van den rechtstoestand der
handels- tn
Sedert al te langen tijd ligt op mijn tafel
het bescheiden boekske van den lieer M.
Rubens : We.ltelijke regeling van den rechts
toestand der handels- en kantoorbedienden, een
in druk gegeven rede, door den auteur voor
«Mercurius" in April 1.1. gehouden.
De schrijver maakt ?een aanepraak op
juridische juistheid van zijn formuleerin
gen, en ook, voegen wij er aanstonds bij,
is zyn brochure niet bedoeld als proeve van
taal of stijl, waar hu het overbodig acht,
bij eenig p«nt in den brcede STIL te staan »van
deze plaats" waar «Neptuuus' zwaarste
stormen" zelfs dreigen, waar hij den
slerkere, die beter toegerust is, wijl 't schip
in nood is, zich laat meester maken van
reddingsmiddelen om in veilige haven te
kunnen landen, en niet bedenkt dat de
zwakke matrozen toch op 't zelfde schip
zitten en dan snel geholpen moeten wor
den, of hun zwakheid wil of n et . . . enz.
i Noch taal of' stijl kantoorstijl noch
juridische houdbaarheid of juistheid van 't
meegedeelde zal ik daarom aan een oordeel
onderwerpen. Eene uitzondering moet ik